Book Chapter: Verse
1 Gen 2:21 | 21 Toen deed de HEERE God een diepen
2 Gen 6:22 | 22 En Noach deed het; naar al wat God hem
3 Gen 6:22 | God hem geboden had, zo deed hij. ~
4 Gen 7:5 | 5 En Noach deed, naar al wat de HEERE hem
5 Gen 8:1 | hem in de ark was; en God deed een wind over de aarde doorgaan,
6 Gen 8:13 | van boven de aarde; toen deed Noach het deksel der ark
7 Gen 12:16 | 16 En hij deed Abram goed, om harentwil;
8 Gen 18:24 | 24 Toen deed de HEERE zwavel en vuur
9 Gen 19:13 | mij uit mijns vaders huis deed dwalen, zo sprak ik tot
10 Gen 20:1 | gezegd had; en de HEERE deed aan Sara gelijk als Hij
11 Gen 23:11 | 11 En hij deed de kemelen nederknielen
12 Gen 27:28 | 28 En Jakob deed alzo; en hij vervulde de
13 Gen 29:23 | 23 En hij nam ze, en deed hen over die beek trekken;
14 Gen 29:23 | die beek trekken; en hij deed overtrekken hetgeen hij
15 Gen 35:10 | des HEEREN ogen, wat hij deed; daarom doodde Hij hem ook. ~
16 Gen 36:3 | dat de HEERE al wat hij deed, door zijn hand voorspoedig
17 Gen 36:22 | en al wat zij daar deden, deed hij. ~
18 Gen 36:23 | met hem was; en wat hij deed, dat deed de HEERE wel gedijen. ~ ~ ~ ~
19 Gen 36:23 | was; en wat hij deed, dat deed de HEERE wel gedijen. ~ ~ ~ ~
20 Gen 36:44 | 21 En hij deed den overste der schenkers
21 Gen 37:42 | ring van zijn hand af, en deed hem aan Jozefs hand, en
22 Gen 37:43 | 43 En hij deed hem rijden op den tweeden
23 Gen 37:48 | die in Egypteland was, en deed de spijze in de steden;
24 Gen 37:48 | hetwelk rondom haar was, deed hij daarbinnen. ~
25 Gen 38:25 | gave tot den weg; en men deed hun alzo. ~
26 Gen 39:17 | 17 De man nu deed, gelijk Jozef gezegd had;
27 Gen 40:2 | geld van zijn koren. En hij deed naar Jozefs woord, hetwelk
28 Gen 44:10 | hij kon niet zien; en hij deed hen naderen tot zich; toen
29 Gen 44:12 | 12 Toen deed hen Jozef uitgaan van zijn
30 Gen 44:13 | Israels rechterhand, en hij deed hen naderen tot hem. ~
31 Gen 46:20 | goede gedacht; opdat Hij deed, gelijk het te dezen dage
32 Gen 46:25 | 25 En Jozef deed de zonen van Israel zweren,
33 Exo 1:20 | 20 Daarom deed God aan de vroedvrouwen
34 Exo 2:6 | 6 Toen zij het open deed, zo zag zij dat knechtje;
35 Exo 4:30 | Mozes gesproken had; en hij deed de tekenen voor de ogen
36 Exo 7:6 | 6 Toen deed Mozes en Aaron, als hun
37 Exo 8:13 | 13 En de HEERE deed naar het woord van Mozes;
38 Exo 8:24 | 24 En de HEERE deed alzo; en er kwam een zware
39 Exo 8:31 | 31 En de HEERE deed naar het woord van Mozes,
40 Exo 9:6 | 6 En de HEERE deed deze zaak des anderen daags;
41 Exo 9:20 | HEEREN woord vreesde, die deed zijn knechten en zijn vee
42 Exo 14:21 | uitstrekte over de zee, zo deed de HEERE de zee weggaan,
43 Exo 14:25 | raderen hunner wagenen weg, en deed ze zwaarlijk voortvaren.
44 Exo 15:22 | 22 Hierna deed Mozes de Israelieten voortreizen
45 Exo 17:3 | en mijn vee, van dorst deed sterven? ~
46 Exo 17:6 | het volk drinke. Mozes nu deed alzo voor de ogen der oudsten
47 Exo 17:10 | 10 Jozua nu deed, als Mozes hem gezegd had,
48 Exo 18:14 | alles zag, wat hij het volk deed, zo zeide hij: Wat ding
49 Exo 18:24 | zijn schoonvader, en hij deed alles, wat hij gezegd had. ~
50 Exo 32:20 | strooide het op het water, en deed het den kinderen Israels
51 Exo 33:20 | strooide het op het water, en deed het den kinderen Israels
52 Exo 34:4 | leed; en niemand van hen deed zijn versiersel aan zich. ~
53 Exo 34:58 | Mozes glinsterde; derhalve deed Mozes het deksel weder op
54 Exo 35:1 | 1 Toen deed Mozes de ganse vergadering
55 Exo 36:11 | in de samenvoeging; hij deed het ook aan den uitersten
56 Exo 36:29 | samengevoegd met een ring; alzo deed hij met die beide, aan de
57 Exo 38:7 | 7 En hij deed de handbomen in de ringen,
58 Exo 40:16 | 16 Mozes nu deed het naar alles, wat hem
59 Exo 40:16 | HEERE geboden had; alzo deed hij. ~
60 Exo 40:20 | getuigenis in de ark, en deed de handbomen aan de ark,
61 Exo 40:30 | tussen het altaar; en hij deed water daarin om te wassen. ~
62 Lev 7:35 | HEEREN; ten dage als Hij hen deed naderen, om het priesterdom
63 Lev 8:4 | 4 Mozes nu deed, gelijk als de HEERE hem
64 Lev 8:6 | 6 En Mozes deed Aaron en zijn zonen naderen,
65 Lev 8:7 | 7 Daar deed hij hem den rok aan, en
66 Lev 8:7 | trok hem den mantel aan; en deed hij hem den efod aan, en
67 Lev 8:8 | 8 Voorts deed hij hem den borstlap aan,
68 Lev 8:13 | 13 Ook deed Mozes de zonen van Aaron
69 Lev 8:14 | 14 Toen deed hij den var des zondoffers
70 Lev 8:15 | Mozes nam het bloed, en deed het met zijn vinger rondom
71 Lev 8:18 | 18 Daarna deed hij den ram des brandoffers
72 Lev 8:22 | 22 Daarna deed hij den anderen ram, den
73 Lev 8:23 | Mozes nam van zijn bloed, en deed het op het lapje van Aarons
74 Lev 8:24 | 24 Hij deed ook de zonen van Aaron naderen;
75 Lev 8:24 | Aaron naderen; en Mozes deed van dat bloed op het lapje
76 Lev 9:9 | vinger in dat bloed, en deed het op de hoornen des altaars;
77 Lev 9:15 | 15 Daarna deed hij de offerande des volks
78 Lev 9:16 | 16 Verder deed hij het brandoffer toebrengen,
79 Lev 9:17 | 17 En hij deed het spijsoffer toebrengen,
80 Lev 16:34 | verzoening te doen. En men deed, gelijk als de HEERE Mozes
81 Num 8:3 | 3 En Aaron deed alzo: tegenover vooraan
82 Num 8:20 | 20 En Mozes deed, en Aaron, en de ganse vergadering
83 Num 8:21 | aangezicht des HEEREN; en Aaron deed verzoening over hen, om
84 Num 16:19 | 19 En Korach deed de ganse vergadering tegen
85 Num 16:47 | legde reukwerk daarin, en deed verzoening over het volk. ~
86 Num 17:11 | 11 En Mozes deed het; gelijk als de HEERE
87 Num 17:11 | HEERE hem geboden had, alzo deed hij. ~
88 Num 18:11 | 11 En Mozes deed het; gelijk als de HEERE
89 Num 18:11 | HEERE hem geboden had, alzo deed hij. ~
90 Num 20:27 | 27 Mozes nu deed, gelijk als de HEERE geboden
91 Num 23:2 | 2 Balak nu deed, gelijk als Bileam gesproken
92 Num 23:30 | 30 Balak nu deed, gelijk als Bileam gezegd
93 Num 27:22 | 22 En Mozes deed, gelijk als de HEERE hem
94 Num 31:66 | toorn tegen Israel, en Hij deed hen omzwerven in de woestijn,
95 Deu 5:22 | met een grote stem, en deed daar niets toe; en Hij schreef
96 Deu 11:4 | Schelfzee boven hun aangezicht deed overzwemmen, als zij ulieden
97 Deu 32:13 | 13 Hij deed hem rijden op de hoogten
98 Deu 32:13 | inkomsten des velds; en Hij deed hem honig zuigen uit de
99 Joz 5:15 | staat, is heilig. En Jozua deed alzo. ~ ~
100 Joz 6:11 | 11 En hij deed de ark des HEEREN rondom
101 Joz 7:16 | des morgens vroeg op, en deed Israel aankomen naar zijn
102 Joz 7:17 | hij het geslacht van Juda deed aankomen, zo raakte hij
103 Joz 7:17 | het geslacht van Zarchi deed aankomen, man voor man,
104 Joz 7:18 | Welks huisgezin als hij deed aankomen, man voor man,
105 Joz 9:26 | 26 Zo deed hij hun alzo, en hij verloste
106 Joz 10:28 | overigen overblijven; en hij deed den koning van Makkeda,
107 Joz 10:30 | overigen overblijven; en hij deed derzelver koning, gelijk
108 Joz 10:39 | Hebron gedaan had, alzo deed hij aan Debir en haar koning,
109 Joz 11:9 | 9 Jozua nu deed hun, gelijk hem de HEERE
110 Joz 11:15 | Mozes aan Jozua; en alzo deed Jozua; hij deed er niet
111 Joz 11:15 | en alzo deed Jozua; hij deed er niet een woord af van
112 Joz 25:3 | gene zijde der rivier, en deed hem wandelen door het ganse
113 Joz 25:9 | Israel; en hij zond heen, en deed Bileam, den zoon van Beor,
114 Ric 3:23 | opperzaal voor zich toe, en deed ze in het slot. ~
115 Ric 4:37 | 13 Toen deed Hij de overgeblevenen heersen
116 Ric 5:19 | in een korf, en het sop deed hij in een pot; en hij bracht
117 Ric 5:20 | giet het sop uit; en hij deed alzo. ~
118 Ric 5:27 | mannen uit zijn knechten, en deed, gelijk als de HEERE tot
119 Ric 5:27 | doen bij dag, dat hij het deed bij nacht. ~
120 Ric 5:40 | 40 En God deed alzo in denzelven nacht;
121 Ric 6:5 | 5 En hij deed het volk afgaan naar het
122 Ric 7:16 | woestijn, en distelen, en deed het den lieden van Sukkoth
123 Ric 8:56 | 56 Alzo deed God wederkeren heet kwaad
124 Ric 8:57 | kwaad der lieden van Sichem deed God wederkeren op hun hoofd;
125 Ric 14:4 | keerde staart aan staart, en deed een fakkel tussen twee staarten
126 Ric 15:19 | 19 Toen deed zij hem slapen op haar knieen,
127 Ric 16:6 | in Israel; een iegelijk deed, wat recht was in zijn ogen. ~
128 Ric 20:25 | in Israel; een iegelijk deed, wat recht was in zijn ogen. ~
129 Rut 3:6 | af naar den dorsvloer, en deed naar alles, wat haar schoonmoeder
130 1Sa 1:7 | 7 En alzo deed hij jaar op jaar; van dat
131 1Sa 3:15 | tot aan den morgen; toen deed hij de deuren van het huis
132 1Sa 10:21 | hij den stam van Benjamin deed aankomen naar zijn geslachten,
133 1Sa 16:4 | 4 Samuel nu deed, hetgeen de HEERE gesproken
134 1Sa 16:8 | riep Isai Abinadab, en hij deed hem voorbij het aangezicht
135 1Sa 18:4 | 4 En Jonathan deed zijn mantel af, dien hij
136 1Sa 18:13 | 13 Daarom deed hem Saul van zich weg, en
137 1Sa 20:36 | schoot een pijl, dien hij deed over hem vliegen. ~
138 2Sa 1:24 | die u sieraad van goud deed dragen over uw kleding. ~
139 2Sa 2:3 | 3 Ook deed David zijn mannen optrekken,
140 2Sa 5:25 | 25 En David deed alzo, gelijk als de HEERE
141 2Sa 6:10 | stad Davids; maar David deed ze afwijken in het huis
142 2Sa 8:15 | over gans Israel, en David deed aan zijn ganse volk recht
143 2Sa 10:16 | Hadad-ezer zond heen, en deed de Syriers uitkomen, die
144 2Sa 12:31 | onder ijzeren bijlen, en deed hen door den ticheloven
145 2Sa 12:31 | ticheloven doorgaan; en alzo deed hij aan alle steden der
146 2Sa 15:6 | 6 En naar die wijze deed Absalom aan gans Israel,
147 2Sa 20:3 | het huis te bewaren, en deed ze in een huis van bewaring,
148 2Sa 20:12 | het volk staan bleef, zo deed hij Amasa weg van de straat
149 2Sa 23:22 | 22 Die dingen deed Benaja, de zoon van Jojada;
150 1Kon 2:19| zat hij op zijn troon, en deed een stoel voor de moeder
151 1Kon 5:13| 13 En de koning Salomo deed een uitschot opkomen uit
152 1Kon 5:16| het volk, hetwelk dat werk deed. ~
153 1Kon 7:18| waren, te bedekken; alzo deed hij ook aan het andere kapiteel. ~
154 1Kon 9:15| uitschot, dat de koning Salomo deed opkomen, om het huis des
155 1Kon 11:6 | 6 Alzo deed Salomo dat kwaad was in
156 1Kon 11:8 | 8 En alzo deed hij voor al zijn vreemde
157 1Kon 11:25| benevens het kwaad, dat Hadad deed; want hij had een afkeer
158 1Kon 12:32| het altaar; van gelijken deed hij te Beth-El, offerende
159 1Kon 14:4 | 4 En Jerobeams huisvrouw deed alzo, en maakte zich op,
160 1Kon 14:22| 22 En Juda deed wat kwaad was in de ogen
161 1Kon 15:11| 11 En Asa deed wat recht was in de ogen
162 1Kon 15:12| schandjongens uit het land, en deed weg al de drekgoden, die
163 1Kon 15:26| 26 En hij deed wat kwaad was in de ogen
164 1Kon 15:30| en die Israel zondigen deed, en om zijn terging, waarmede
165 1Kon 15:34| 34 En hij deed wat kwaad was in de ogen
166 1Kon 16:25| 25 En Omri deed wat kwaad was in de ogen
167 1Kon 16:25| ogen des HEEREN; ja, hij deed erger dan allen, die voor
168 1Kon 16:30| Achab, den zoon van Omri, deed wat kwaad was in de ogen
169 1Kon 16:33| bos, zodat Achab nog meer deed, om den HEERE, den God Israels,
170 1Kon 17:5 | 5 Hij ging dan heen, en deed naar het woord des HEEREN;
171 1Kon 17:15| 15 En zij ging heen, en deed naar het woord van Elia;
172 1Kon 20:25| hoorde naar hun stem, en deed alzo. ~
173 1Kon 20:33| Benhadad tot hem uit, en hij deed hem op den wagen klimmen. ~
174 1Kon 20:41| Toen haastte hij zich, en deed de as af van zijn ogen;
175 1Kon 21:26| 26 En hij deed zeer gruwelijk, wandelende
176 1Kon 22:47| 47 Ook deed hij uit het land weg de
177 1Kon 22:53| 53 En hij deed dat kwaad was in de ogen
178 1Kon 22:53| Nebat, die Israel zondigen deed. ~
179 2Kon 3:2 | 2 En hij deed dat kwaad was in de ogen
180 2Kon 3:2 | gelijk zijn moeder; want hij deed dag opgerichte beeld van
181 2Kon 3:3 | van Nebat, aan, die Israel deed zondigen; hij week daarvan
182 2Kon 4:35| tot zevenmaal toe; daarna deed de jongen zijn ogen open. ~
183 2Kon 6:6 | wierp het daarhenen, en deed het ijzer boven zwemmen. ~
184 2Kon 8:18| gelijk als het huis van Achab deed; want de dochter van Achab
185 2Kon 8:18| ter vrouw geworden; en hij deed dat kwaad was in de ogen
186 2Kon 8:27| van het huis van Achab, en deed dat kwaad was in de ogen
187 2Kon 9:10| die haar begrave. Toen deed hij de deur open en vlood. ~
188 2Kon 10:15| hij gaf zijn hand, en hij deed hem tot zich op den wagen
189 2Kon 10:19| zal niet leven. Doch Jehu deed dat door listigheid, opdat
190 2Kon 10:29| Nebat, die Israel zondigen deed, na te volgen, week Jehu
191 2Kon 10:31| Jerobeam, die Israel zondigen deed. ~
192 2Kon 12:2 | 2 En Joas deed dat recht was in de ogen
193 2Kon 13:2 | 2 En Joas deed dat recht was in de ogen
194 2Kon 14:2 | 2 En hij deed dat kwaad was in de ogen
195 2Kon 14:2 | Nebat, die Israel zondigen deed; hij week daarvan niet af. ~
196 2Kon 14:6 | Jerobeam, die Israel zondigen deed; maar hij wandelde daarin;
197 2Kon 14:11| 11 En hij deed dat kwaad was in de ogen
198 2Kon 14:11| Nebat, die Israel zondigen deed, maar hij wandelde daarin. ~
199 2Kon 14:17| tegen het oosten. En hij deed het open. Toen zeide Elisa:
200 2Kon 15:3 | 3 En hij deed dat recht was in de ogen
201 2Kon 15:3 | als zijn vader David; hij deed naar alles, wat zijn vader
202 2Kon 15:24| 24 En hij deed dat kwaad was in de ogen
203 2Kon 15:24| Nebat, die Israel zondigen deed. ~
204 2Kon 16:3 | 3 En hij deed dat recht was in de ogen
205 2Kon 16:9 | 9 En hij deed dat kwaad was in de ogen
206 2Kon 16:9 | Nebat, die Israel zondigen deed. ~
207 2Kon 16:18| 18 En hij deed dat kwaad was in de ogen
208 2Kon 16:18| Nebat, die Israel zondigen deed. ~
209 2Kon 16:24| 24 En hij deed dat kwaad was in de ogen
210 2Kon 16:24| Nebat, die Israel zondigen deed. ~
211 2Kon 16:28| 28 En hij deed dat kwaad was in de ogen
212 2Kon 16:28| Nebat, die Israel zondigen deed. ~
213 2Kon 16:34| 34 En hij deed dat recht was in de ogen
214 2Kon 16:34| vader Uzzia gedaan had, deed hij. ~
215 2Kon 17:2 | jaren te Jeruzalem; en hij deed niet dat recht was in de
216 2Kon 17:3 | koningen van Israel; ja, hij deed ook zijn zoon door het vuur
217 2Kon 17:11| Damaskus ontboden had; alzo deed de priester Uria, tegen
218 2Kon 17:16| 16 En Uria, de priester, deed naar alles, wat de koning
219 2Kon 17:17| boven het wasvat weg, en deed de zee af van de koperen
220 2Kon 18:2 | jaren te Jeruzalem; en hij deed niet dat recht was in de
221 2Kon 18:3 | koningen van Israel; ja, hij deed ook zijn zoon door het vuur
222 2Kon 18:11| Damaskus ontboden had; alzo deed de priester Uria, tegen
223 2Kon 18:16| 16 En Uria, de priester, deed naar alles, wat de koning
224 2Kon 18:17| boven het wasvat weg, en deed de zee af van de koperen
225 2Kon 19:2 | 2 En hij deed dat kwaad was in de ogen
226 2Kon 19:6 | Israel weg in Assyrie, en deed ze wonen in Halah, en in
227 2Kon 19:21| achter den HEERE, en hij deed ze een grote zonde zondigen. ~
228 2Kon 19:24| Hamath, en Sefarvaim, en deed hen wonen in de steden van
229 2Kon 20:3 | 3 En hij deed dat recht was in de ogen
230 2Kon 20:11| Israel weg naar Assyrie, en deed hen leiden in Halah, en
231 2Kon 22:11| riep den HEERE aan; en Hij deed de schaduw tien graden achterwaarts
232 2Kon 23:2 | 2 En hij deed dat kwaad was in de ogen
233 2Kon 23:6 | 6 Ja, hij deed zijn zoon door het vuur
234 2Kon 23:6 | duivelskunstenaren; hij deed zeer veel kwaads in de ogen
235 2Kon 23:9 | hoorden niet; want Manasse deed hen dwalen, dat zij erger
236 2Kon 23:16| zonde, die hij Juda zondigen deed, doende wat kwaad was in
237 2Kon 23:20| 20 En hij deed dat kwaad was in de ogen
238 2Kon 24:2 | 2 En hij deed dat recht was in de ogen
239 2Kon 25:10| den Molech door het vuur deed gaan. ~
240 2Kon 25:15| dewelke Israel zondigen deed, gemaakt had; te zamen dat
241 2Kon 25:19| toorn te verwekken; en hij deed dezelve naar al de daden,
242 2Kon 25:24| 24 En ook deed Josia weg de waarzeggers,
243 2Kon 25:32| 32 En hij deed dat kwaad was in de ogen
244 2Kon 25:37| 37 En hij deed dat kwaad was in de ogen
245 2Kon 26:9 | 9 En hij deed dat kwaad was in de ogen
246 2Kon 26:19| 19 En hij deed dat kwaad was in de ogen
247 2Kon 27:14| daar men den dienst mede deed. ~
248 1Kro 11:24| 24 Deze dingen deed Benaja, de zoon van Jojada;
249 1Kro 13:13| in de stad Davids, maar deed ze afwijken in het huis
250 1Kro 14:16| 16 David nu deed, gelijk als hem God geboden
251 1Kro 18:14| over gans Israel, en hij deed zijn gansen volke recht
252 1Kro 19:14| over gans Israel, en hij deed zijn gansen volke recht
253 1Kro 21:3 | en met bijlen; en alzo deed David aan al de steden derkinderen
254 2Kro 9:2 | kinderen Israels aldaar deed wonen. ~
255 2Kro 9:11| 11 Salomo nu deed de dochter van Farao opkomen
256 2Kro 13:14| 14 En hij deed dat kwaad was, dewijl hij
257 2Kro 14:13| 13 Maar Jerobeam deed een achterlage omwenden,
258 2Kro 15:2 | 2 En Asa deed dat goed en dat recht was
259 2Kro 16:8 | sterkte hij zich, en hij deed weg de verfoeiselen uit
260 2Kro 19:34| en de koning van Israel deed zich met den wagen staande
261 2Kro 20:4 | gebergte van Efraim toe, en deed hen wederkeren tot den HEERE,
262 2Kro 21:34| Hanani, die men hem optekenen deed in het boek der koningen
263 2Kro 22:6 | gelijk als het huis van Achab deed; want hij had de dochter
264 2Kro 22:6 | Achab tot een vrouw; en hij deed dat kwaad was in de ogen
265 2Kro 22:11| bergen van Juda; en hij deed de inwoners van Jeruzalem
266 2Kro 22:26| gelijk als het huis van Achab deed; want hij had de dochter
267 2Kro 22:26| Achab tot een vrouw; en hij deed dat kwaad was in de ogen
268 2Kro 22:31| bergen van Juda; en hij deed de inwoners van Jeruzalem
269 2Kro 23:4 | 4 En hij deed dat kwaad was in de ogen
270 2Kro 24:2 | 2 En Joas deed dat recht was in de ogen
271 2Kro 24:9 | 9 En men deed uitroeping in Juda en in
272 2Kro 25:2 | 2 En hij deed dat recht was in de ogen
273 2Kro 25:4 | doodde hij niet, maar hij deed, gelijk in de wet, in het
274 2Kro 26:4 | 4 En hij deed dat recht was in de ogen
275 2Kro 27:2 | 2En hij deed dat recht was in de ogen
276 2Kro 28:1 | jaren te Jeruzalem; en hij deed niet dat recht was in de
277 2Kro 29:2 | 2 En hij deed dat recht was in de ogen
278 2Kro 29:3 | 3 Dezelve deed in het eerste jaar zijner
279 2Kro 31:20| 20 En alzo deed Jehizkia in geheel Juda;
280 2Kro 31:20| Jehizkia in geheel Juda; en hij deed dat goed, en recht, en waarachtig
281 2Kro 31:21| om zijn God te zoeken, deed hij met zijn ganse hart,
282 2Kro 32:25| 25 Maar Jehizkia deed gene vergelding, naar de
283 2Kro 33:2 | 2 En hij deed dat kwaad was in de ogen
284 2Kro 33:6 | 6 En hij deed zijn zonen door het vuur
285 2Kro 33:6 | duivelskunstenaren; en hij deed zeer veel kwaads in de ogen
286 2Kro 33:9 | 9 Zo deed Manasse Juda en de inwoners
287 2Kro 33:22| 22 En hij deed dat kwaad was in de ogen
288 2Kro 34:2 | 2 En hij deed dat recht was in de ogen
289 2Kro 34:32| 32 En hij deed allen, die te Jeruzalem
290 2Kro 34:33| 33 Josia dan deed alle gruwelen weg uit alle
291 2Kro 37:5 | jaren te Jeruzalem; en hij deed dat kwaad was in de ogen
292 2Kro 37:8 | en zijn gruwelen, die hij deed, en wat aan hem gevonden
293 2Kro 37:9 | tien dagen te Jeruzalem, en deed dat kwaad was in de ogen
294 2Kro 37:12| 12 En hij deed dat kwaad was in de ogen
295 2Kro 37:17| 17 Want Hij deed tegen hen opkomen den koning
296 Ezra 10:1 | als hij deze belijdenis deed, wenende en zich voor Gods
297 Ezra 10:5 | 5 Toen stond Ezra op, en deed de oversten der priesteren,
298 Neh 2:16 | heengegaan was, en wat ik deed; want ik had tot nog toe
299 Neh 5:12 | ik riep de priesteren, en deed hen zweren, dat zij doen
300 Neh 5:13 | prezen de HEERE. En het volk deed naar dit woord. ~
301 Neh 12:31 | 31 Toen deed ik de vorsten van Juda opgaan
302 Neh 13:25 | hun het haar uit; en ik deed hen zweren bij God: Indien
303 Est 1:21 | der vorsten; en de koning deed naar het woord van Memuchan. ~
304 Est 2:4 | ogen des konings, en hij deed alzo. ~
305 Est 29:2 | dacht Haman goed, en hij deed de galg maken. ~ ~ ~ ~ ~
306 Est 30:11 | kleed Mordechai aan, en deed hem rijden door de straten
307 Job 1:5 | hun hart gezegend. Alzo deed Job al die dagen. ~
308 Job 4:15 | aangezicht een geest; hij deed het haar mijns vleses te
309 Job 29:3 | 3 Toen Hij Zijn lamp deed schijnen over mijn hoofd,
310 Job 29:13 | en het hart der weduwe deed ik vrolijk zingen. ~
311 Job 31:14 | opstond? En als Hij bezoeking deed, wat zou ik Hem antwoorden? ~
312 Psa 18:23 | mij, en Zijn inzettingen deed ik niet van mij weg. ~
313 Psa 78:13 | 13 Hij kliefde de zee, en deed er hen doorgaan; en de wateren
314 Psa 78:13 | doorgaan; en de wateren deed Hij staan als een hoop. ~
315 Psa 78:16 | voort uit de steenrots, en deed de wateren afdalen als rivieren. ~
316 Psa 78:28 | 28 En deed het vallen in het midden
317 Psa 78:33 | 33 Dies deed Hij hun dagen vergaan in
318 Psa 78:55 | aangezicht de heidenen, en deed hen vallen in het snoer
319 Psa 78:55 | snoer hunner erfenis, en deed de stammen Israels in hun
320 Psa 78:66 | wederpartijders aan het achterste; Hij deed hun eeuwige smaadheid aan. ~
321 Psa 78:71 | achter de zogende schapen deed Hij hem komen, om te weiden
322 Psa 105:20 | 20 De koning zond, en deed hem ontslaan; de heerser
323 Psa 105:24 | 24 En Hij deed Zijn volk zeer wassen, en
324 Psa 105:40 | 40 Zij baden, en Hij deed kwakkelen komen, en Hij
325 Psa 106:9 | zodat zij verdroogde, en Hij deed hen wandelen door de afgronden,
326 Psa 106:17 | 17 De aarde deed zich open, en verslond Dathan,
327 Psa 106:29 | plaag een inbreuk onder hen deed. ~
328 Hoo 5:6 | 6 Ik deed mijn Liefste open, maar
329 Jes 14:16 | beroerde, die de koninkrijken deed beven? ~
330 Jes 20:2 | van uw voeten. En hij deed alzo, gaande naakt en barrevoets. ~
331 Jes 48:21 | de woeste plaatsen; Hij deed hun water uit den rotssteen
332 Jes 53:7 | werd Hij verdrukt; doch Hij deed Zijn mond niet open; als
333 Jes 53:7 | zijner scheerders, alzo deed Hij Zijn mond niet open. ~
334 Jes 60:17 | aan tot kleding, en Hij deed den ijver aan als een
335 Jer 13:2 | woord des HEEREN, en ik deed dien aan mijn lenden. ~
336 Jer 16:19 | toch niets was, dat nut deed. ~
337 Jer 24:1 | 1 De HEERE deed mij zien, en ziet, er waren
338 Jer 32:10 | brief en verzegelde dien, en deed het getuigen betuigen, als
339 Jer 36:8 | Baruch, de zoon van Nerija, deed naar alles, wat hem de profeet
340 Jer 38:12 | aan de zelen. En Jeremia deed alzo. ~
341 Jer 52:2 | 2 En hij deed dat kwaad was in de ogen
342 Jer 52:18 | waar men den dienst mede deed. ~
343 Eze 12:7 | 7 En ik deed alzo, gelijk als mij bevolen
344 Eze 16:11 | versierde Ik u met sieraad, en deed armringen aan uw handen,
345 Eze 16:12 | 12 Desgelijks deed Ik een voorhoofdsiersel
346 Eze 16:50 | Mijn aangezicht; daarom deed Ik ze weg, nadat Ik het
347 Eze 20:9 | 9 Doch Ik deed het om Mijns Naams wil,
348 Eze 20:14 | 14 Maar Ik deed het om Mijns Naams wil,
349 Eze 20:22 | keerde Mijn hand af, en deed het om Mijns Naams wil,
350 Eze 23:14 | 14 Ja, zij deed tot haar hoererijen nog
351 Eze 24:18 | stierf in den avond; en ik deed in den morgenstond, gelijk
352 Eze 26:3 | Ik de zee met haar golven deed opkomen. ~
353 Eze 31:16 | Van het geluid zijns vals deed Ik de heidenen beven, als
354 Eze 31:16 | beven, als Ik hem ter helle deed nederdalen, met degenen,
355 Eze 37:2 | 2 En Hij deed mij bij dezelve voorbijgaan
356 Eze 44:1 | 1 Toen deed hij mij wederkeren den weg
357 Eze 47:3 | hij mat duizend ellen, en deed mij door de wateren doorgaan,
358 Eze 47:4 | hij nog duizend ellen, en deed mij door de wateren doorgaan,
359 Eze 47:4 | hij mat nog duizend, en deed mij doorgaan, en de wateren
360 Dan 6:11 | zijn knieen, en hij bad, en deed belijdenis voor zijn God,
361 Dan 8:4 | hand verloste; maar hij deed naar zijn welgevallen, en
362 Dan 8:12 | de waarheid ter aarde; en deed het, en het gelukte wel. ~
363 Dan 8:27 | daarna stond ik op, en deed des konings werk; en ik
364 Dan 9:4 | den HEERE, mijn God, en deed belijdenis, en zeide: Och
365 Dan 10:16 | raakte mijn lippen aan, toen deed ik mijn mond open, en ik
366 Amos 7:1 | 1 De Heere HEERE deed mij aldus zien; en ziet,
367 Amos 7:4 | 4 Wijders deed mij de Heere HEERE aldus
368 Amos 7:7 | 7 Nog deed Hij mij aldus zien; en ziet,
369 Amos 8:1 | 1 De Heere HEERE deed mij aldus zien; en ziet,
370 Jona 3:6 | stond op van zijn troon, en deed zijn heerlijk overkleed
371 Jona 3:10| hun te zullen doen, en Hij deed het niet. ~ ~
372 Jona 4:6 | beschikte een wonderboom, en deed hem opschieten boven Jona,
373 Matt 1:24| opgewekt zijnde van den slaap, deed, gelijk de engel des Heeren
374 Matt 20:5 | de zesde en negende ure, deed hij desgelijks. ~
375 Matt 21:15| de wonderheden, die Hij deed, en de kinderen, roepende
376 Mark 1:43| strengelijk verboden had, deed Hij hem terstond van Zich
377 Mark 3:8 | hebbende, hoe grote dingen Hij deed, kwamen tot Hem. ~
378 Mark 6:20| en als hij hem hoorde, deed hij vele dingen, en hoorde
379 Mark 8:25| wederom op zijn ogen, en deed hem opzien. En hij werd
380 Mark 15:8 | begon te begeren, dat hij deed, gelijk hij hun altijd gedaan
381 Luk 1:72 | Opdat Hij barmhartigheid deed aan onze vaderen, en gedachtig
382 Luk 3:19 | boze stukken, die Herodes deed, ~
383 Luk 6:3 | niet gelezen, hetwelk David deed, wanneer hem hongerde, en
384 Luk 6:10 | Strek uw hand uit. En hij deed alzo; en zijn hand werd
385 Luk 23:11 | veracht en bespot hebbende, deed Hem een blinkend kleed aan,
386 Joha 2:23| ziende Zijn tekenen, die Hij deed. ~
387 Joha 5:16| deze dingen op den sabbat deed. ~
388 Joha 6:2 | Zijn tekenen zagen, die Hij deed aan de kranken. ~
389 Joha 8:40| van God gehoord heb. Dat deed Abraham niet. ~
390 Joha 10:41| Hem, en zeiden: Johannes deed wel geen teken; maar alles,
391 Hand 2:47| ganse volk. En de Heere deed dagelijks tot de Gemeente,
392 Hand 6:38| schoenzolen aan. En hij deed alzo. En hij zeide tot hem:
393 Hand 6:44| stem van Petrus bekennende, deed van blijdschap de voorpoort
394 Hand 6:51| rechterstoel gezeten zijnde, deed een rede tot hen. ~
395 Hand 10:18| 18 En dit deed zij vele dagen lang. Maar
396 Hand 13:11| 11 En God deed ongewone krachten door de
397 Hand 21:6 | Alexandrie, dat naar Italie voer, deed ons in hetzelve overgaan. ~
398 Heb 4:2 | het woord der prediking deed hun geen nut, dewijl het
399 Heb 6:13 | God aan Abraham de belofte deed, dewijl Hij bij niemand,
|