Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
gadieten 15
gaetam 2
gaetham 1
gaf 390
gaffelen 6
gaham 1
gahar 2
Frequency    [«  »]
401 komt
399 deed
399 zeven
390 gaf
389 knechten
389 werden
388 wil

Bijbel

IntraText - Concordances

gaf

    Book Chapter: Verse
1 Gen 3:6 | zijn vrucht en at; en zij gaf ook haar man met haar, en 2 Gen 7:21 | zich op de aarde roerde, gaf den geest, van het gevogelte, 3 Gen 9:22 | vaders naaktheid, en hij gaf het zijn beiden broederen 4 Gen 14:20 | hand geleverd heeft! En hij gaf hem de tiende van alles. ~ 5 Gen 15:3 | Kanaan gewoond had, en zij gaf haar aan Abram, haar man, 6 Gen 17:7 | kalf, teder en goed, en hij gaf het aan den knecht, die 7 Gen 19:14 | dienstknechten en dienstmaagden, en gaf dezelve aan Abraham; en 8 Gen 19:14 | dezelve aan Abraham; en hij gaf hem Sara zijn huisvrouw 9 Gen 20:14 | brood, en een fles water, en gaf ze aan Hagar, die leggende 10 Gen 20:14 | leggende op haar schouder; ook gaf hij haar het kind, en zond 11 Gen 20:19 | vulde de fles met water, en gaf den jongen te drinken. ~ 12 Gen 20:27 | schapen en runderen, en gaf die aan Abimelech; en die 13 Gen 23:18 | kruik neder op haar hand, en gaf hem te drinken. ~ 14 Gen 23:28 | die jonge dochter liep, en gaf ten huize harer moeder te 15 Gen 23:32 | ontgordde de kemelen, en men gaf den kemelen stro en voeder; 16 Gen 23:53 | kleinoden, en klederen, en hij gaf die aan Rebekka; hij gaf 17 Gen 23:53 | gaf die aan Rebekka; hij gaf ook aan haar broeder en 18 Gen 23:72 | 5 Doch Abraham gaf aan Izak al wat hij had. ~ 19 Gen 23:73 | bijwijven, die Abraham had, gaf Abraham geschenken; en zond 20 Gen 23:75 | 8 En Abraham gaf den geest en stierf, in 21 Gen 23:84 | en dertig jaren; en hij gaf den geest, en stierf, en 22 Gen 23:101| 34 En Jakob gaf aan Ezau brood, en het linzenkooksel; 23 Gen 25:17 | 17 En zij gaf de smakelijke spijzen, en 24 Gen 27:12 | 12 En Jakob gaf Rachel te kennen, dat hij 25 Gen 27:12 | Toen liep zij heen, en gaf het aan haar vader te kennen. ~ 26 Gen 27:24 | 24 En Laban gaf haar Zilpa, zijn dienstmaagd, 27 Gen 27:28 | vervulde de week van deze. Toen gaf hij hem Rachel, zijn dochter, 28 Gen 27:29 | 29 En Laban gaf aan zijn dochter Rachel 29 Gen 27:39 | 4 Zo gaf zij hem haar dienstmaagd 30 Gen 27:44 | haar dienstmaagd Zilpa, en gaf die aan Jakob tot een vrouw. ~ 31 Gen 27:70 | onder de lammeren; en hij gaf dezelve in de hand zijner 32 Gen 28:20 | overmits hij hem niet te kennen gaf, dat hij vlood. ~ 33 Gen 29:16 | 16 En hij gaf die in de hand zijner knechten, 34 Gen 32:29 | 29 En Izak gaf den geest en stierf, en 35 Gen 35:13 | 13 En men gaf Thamar te kennen, zeggende: 36 Gen 35:18 | hand is; hetwelk hij haar gaf, en ging tot haar in; en 37 Gen 35:24 | dat men Juda te kennen gaf, zeggende: Thamar, uw schoondochter, 38 Gen 36:4 | huis; en al wat hij had, gaf hij in zijn hand. ~ 39 Gen 36:21 | goedertierenheid tot hem; en gaf hem genade in de ogen van 40 Gen 36:22 | overste van het gevangenhuis gaf al de gevangenen, die in 41 Gen 36:34 | in Farao's beker, en ik gaf den beker op Farao's hand. ~ 42 Gen 36:44 | den beker op Farao's hand gaf. ~ 43 Gen 37:45 | naam Zafnath Paaneah, en gaf hem Asnath, de dochter van 44 Gen 39:24 | het huis van Jozef, en hij gaf water; en zij wiesen hun 45 Gen 39:24 | zij wiesen hun voeten; hij gaf ook aan hun ezelen voeder. ~ 46 Gen 41:21 | van Israel deden alzo. Zo gaf Jozef hun wagenen, naar 47 Gen 41:21 | naar Farao's bevel; ook gaf hij hun teerkost op den 48 Gen 41:22 | 22 Hij gaf hun allen, iedereen, wisselklederen; 49 Gen 41:22 | wisselklederen; maar Benjamin gaf hij driehonderd zilverlingen, 50 Gen 43:11 | broederen woningen, en hij gaf hun een bezitting in Egypteland, 51 Gen 43:17 | vee tot Jozef; en Jozef gaf hun brood voor paarden en 52 Gen 45:33 | samen op het bed, en hij gaf den geest, en hij werd verzameld 53 Exo 2:21 | den man te wonen; en hij gaf Mozes zijn dochter Zippora; ~ 54 Exo 4:28 | 28 En Mozes gaf Aaron te kennen al de woorden 55 Exo 6:12 | tot Mozes en tot Aaron, en gaf hun bevel aan de kinderen 56 Exo 9:23 | naar den hemel; en de HEERE gaf donder en hagel, en het 57 Exo 11:3 | 3 En de HEERE gaf het volk genade in de ogen 58 Exo 31:18 | 18 En Hij gaf aan Mozes, als Hij met hem 59 Lev 8:27 | 27 En hij gaf dat alles in de handen van 60 Num 3:51 | 51 En Mozes gaf dat geld der gelosten aan 61 Num 7:6 | wagens, en die runderen, en gaf dezelve den Levieten. ~ 62 Num 7:7 | wagens en vier runderen gaf hij den zonen van Gerson, 63 Num 7:8 | wagens en acht runderen gaf hij den zonen van Merari, 64 Num 7:9 | Maar de zonen van Kohath gaf hij niet; want de dienst 65 Num 21:3 | verhoorde de stem van Israel, en gaf de Kanaanieten over; en 66 Num 27:23 | legde zijn handen op hem, en gaf hem bevel; gelijk als de 67 Num 31:41 | 41 En Mozes gaf Eleazar, den priester, de 68 Num 31:47 | mensen en van beesten; en hij gaf ze aan de Levieten, die 69 Num 31:86 | 33 Alzo gaf Mozes hunlieden, den kinderen 70 Num 31:93 | 40 Zo gaf Mozes Gilead aan Machir, 71 Deu 2:33 | 33 En de HEERE, onze God, gaf hem voor ons aangezicht; 72 Deu 2:36 | was; de HEERE, onze God, gaf dat alles voor ons aangezicht. ~ 73 Deu 3:3 | 3 En de HEERE, onze God, gaf ook Og, den koning van Bazan, 74 Deu 3:12 | de steden van hetzelve, gaf ik aan de Rubenieten en 75 Deu 3:13 | het koninkrijk van Og, gaf ik aan den halven stam van 76 Deu 3:15 | 15 En aan Machir gaf ik Gilead. ~ 77 Deu 3:16 | de Rubenieten en Gadieten gaf ik van Gilead af tot aan 78 Deu 5:22 | twee stenen tafelen, en gaf ze mij. ~ 79 Deu 6:22 | 22 En de HEERE gaf tekenen, en grote en kwade 80 Deu 9:10 | 10 En de HEERE gaf mij de twee stenen tafelen, 81 Deu 9:11 | de tafelen des verbonds, gaf, 82 Deu 10:4 | gesproken had; en de HEERE gaf ze mij. ~ 83 Deu 31:9 | Mozes schreef deze wet, en gaf ze aan de priesteren, de 84 Joz 9:27 | 27 Alzo gaf Jozua hen over ten zelven 85 Joz 10:30 | 30 En de HEERE gaf dezelve ook in de hand van 86 Joz 10:32 | 32 En de HEERE gaf Lachis in de hand van Israel; 87 Joz 11:8 | 8 En de HEERE gaf hen in de hand van Israel, 88 Joz 11:23 | gesproken had; en Jozua gaf het Israel ten erve, naar 89 Joz 12:6 | Mozes, de knecht des HEEREN, gaf aan de Rubenieten en aan 90 Joz 12:7 | naar Seir opgaat; en Jozua gaf het aan de stammen Israels 91 Joz 13:8 | dewelke Mozes hunlieden gaf aan gene zijde van de Jordaan 92 Joz 13:14 | 14 Alleenlijk gaf hij den stam Levi geen erfenis. 93 Joz 13:15 | 15 Alzo gaf Mozes aan den stam der kinderen 94 Joz 13:24 | naar hun huisgezinnen, gaf Mozes, ~ 95 Joz 13:33 | Maar aan den stam van Levi gaf Mozes geen erfdeel; de HEERE, 96 Joz 14:13 | zegende hem Jozua, en hij gaf Kaleb, den zoon van Jefunne, 97 Joz 15:17 | Kaleb, nam haar in; en hij gaf hem Achsa, zijn dochter, 98 Joz 15:19 | ook waterwellingen. Toen gaf hij haar hoge waterwellingen 99 Joz 17:4 | onzer broederen. Daarom gaf hij haar, naar den mond 100 Joz 22:16 | 43 Alzo gaf de HEERE aan Israel het 101 Joz 22:17 | 44 En de HEERE gaf hun rust rondom, naar alles, 102 Joz 22:17 | aangezicht; al hun vijanden gaf de HEERE in hun hand. ~ 103 Joz 23:7 | andere helft van denzelven gaf Jozua een erfdeel bij hun 104 Joz 25:3 | vermeerderde ook zijn zaad en gaf hem Izak. ~ 105 Joz 25:4 | 4 En aan Izak gaf Ik Jakob en Ezau; en Ik 106 Joz 25:4 | Ik Jakob en Ezau; en Ik gaf aan Ezau het gebergte Seir, 107 Joz 25:8 | streden tegen u; maar Ik gaf hen in uw hand, en gij bezat 108 Joz 25:11 | en de Jebusieten; doch Ik gaf hen in ulieder hand. ~ 109 Ric 1:4 | Juda toog op, en de HEERE gaf de Kanaanieten en de Ferezieten 110 Ric 1:13 | jonger was dan hij; en Kaleb gaf hem Achsa, zijn dochter, 111 Ric 1:15 | ook waterwellingen. Toen gaf Kaleb haar hoge wellingen 112 Ric 2:14 | toorn tegen Israel, en Hij gaf hen in de hand der rovers, 113 Ric 3:10 | ten strijde; en de HEERE gaf Cuschan Rischataim, den 114 Ric 4:19 | opende zij een melkfles, en gaf hem te drinken, en dekte 115 Ric 4:49 | 25 Water eiste hij, melk gaf zij; in een herenschaal 116 Ric 5:1 | in de ogen des HEEREN; zo gaf hen de HEERE in de hand 117 Ric 6:16 | man in drie hopen; en hij gaf een iegelijk een bazuin 118 Ric 10:17 | de koning der Edomieten gaf geen gehoor. En hij zond 119 Ric 10:21 | de HEERE, de God Israels, gaf Sihon met al zijn volk in 120 Ric 10:32 | te strijden; en de HEERE gaf hen in zijn hand. ~ 121 Ric 11:3 | kinderen Ammons, en de HEERE gaf hen in mijn hand; waarom 122 Ric 12:1 | in de ogen des HEEREN; zo gaf de HEERE hen in de hand 123 Ric 12:6 | waar Hij was, en Zijn naam gaf Hij mij niet te kennen. ~ 124 Ric 12:10 | haastte de vrouw, en liep, en gaf het haar man te kennen; 125 Ric 13:2 | Zo ging hij opwaarts, en gaf het zijn vader en zijn moeder 126 Ric 13:6 | niets in zijn hand; doch hij gaf zijn vader en zijn moeder 127 Ric 13:9 | vader en tot zijn moeder, en gaf hun daarvan, en zij aten; 128 Ric 13:9 | daarvan, en zij aten; doch hij gaf hun niet te kennen, dat 129 Ric 13:19 | en hij nam hun gewaad, en gaf de wisselklederen aan degenen, 130 Ric 16:3 | 3 Alzo gaf hij aan zijn moeder de duizend 131 Ric 16:4 | 4 Maar hij gaf dat geld aan zijn moeder 132 Ric 16:4 | tweehonderd zilverlingen, en gaf ze den goudsmid, die maakte 133 Ric 18:21 | bracht hem in zijn huis, en gaf aan de ezelen voeder; en 134 Rut 2:18 | ook bracht zij voort, en gaf haar, wat zij van haar verzadiging 135 Rut 4:7 | de man zijn schoen uit en gaf die aan zijn naaste; en 136 Rut 4:13 | tot haar in; en de HEERE gaf haar, dat zij zwanger werd 137 1Sa 1:4 | als Elkana offerde, zo gaf hij aan Peninna, zijn huisvrouw, 138 1Sa 1:5 | 5 Maar aan Hanna gaf hij een aanzienlijk deel, 139 1Sa 1:12 | aangezicht des HEEREN, zo gaf Eli acht op haar mond. ~ 140 1Sa 3:18 | 18 Toen gaf hem Samuel te kennen al 141 1Sa 9:22 | bracht ze in de kamer; en hij gaf hun plaats aan het opperste 142 1Sa 10:16 | waarvan Samuel gezegd had, gaf hij hem niet te kennen. ~ 143 1Sa 12:18 | Samuel den HEERE aanriep, zo gaf de HEERE donder en regen 144 1Sa 14:1 | gene zijde is; doch hij gaf het zijn vader niet te kennen. ~ 145 1Sa 14:43 | wat gij gedaan hebt. Toen gaf het Jonathan hem te kennen, 146 1Sa 17:30 | achtervolgens dat woord; en het volk gaf hem weder antwoord, achtervolgens 147 1Sa 18:4 | af, dien hij aan had, en gaf hem aan David, ook zijn 148 1Sa 18:27 | konings worden zou. Toen gaf Saul hem zijn dochter Michal 149 1Sa 19:7 | riep David, en Jonathan gaf hem al deze woorden te kennen; 150 1Sa 19:11 | des morgens doodden. Dit gaf Michal, zijn huisvrouw, 151 1Sa 19:18 | tot Samuel te Rama, en hij gaf hem te kennen al wat Saul 152 1Sa 20:40 | 40 Toen gaf Jonathan zijn gereedschap 153 1Sa 21:6 | 6 Toen gaf de priester hem dat heilige, 154 1Sa 22:10 | HEERE voor hem vraagde, en gaf hem teerkost; hij gaf hem 155 1Sa 22:10 | en gaf hem teerkost; hij gaf hem ook het zwaard van Goliath, 156 1Sa 23:14 | hem alle dagen, doch God gaf hem niet over in zijn hand. ~ 157 1Sa 24:2 | achter de Filistijnen, zo gaf men hem te kennen, zeggende: 158 1Sa 25:19 | ulieden; doch haar man Nabal gaf zij het niet te kennen. ~ 159 1Sa 25:36 | was zeer dronken; daarom gaf zij hem niet een woord, 160 1Sa 25:37 | van Nabal gegaan was, zo gaf hem zijn huisvrouw die woorden 161 1Sa 27:6 | 6 Toen gaf Achis te dien dage Ziklag; 162 2Sa 10:10 | En het overige des volks gaf hij onder de hand van zijn 163 2Sa 11:22 | ging heen, en kwam in, en gaf David te kennen alles, waar 164 2Sa 15:31 | 31 Toen gaf men David te kennen, zeggende: 165 2Sa 17:23 | zijn huis in zijn stad, en gaf bevel aan zijn huis, en 166 2Sa 18:10 | Als dat een man zag, zo gaf hij het Joab te kennen, 167 2Sa 18:11 | man, die het hem te kennen gaf: Zie toch, gij hebt het 168 2Sa 21:9 | 9 En hij gaf hen in de hand der Gibeonieten, 169 2Sa 22:14 | hemel, en de Allerhoogste gaf Zijn stem. ~ 170 2Sa 22:21 | mijn gerechtigheid; Hij gaf mij weder naar de reinigheid 171 2Sa 22:25 | 25 Zo gaf mij de HEERE weder naar 172 2Sa 24:9 | 9 En Joab gaf de som van het getelde volk 173 2Sa 24:15 | 15 Toen gaf de HEERE een pestilentie 174 2Sa 24:23 | 23 Dit alles gaf Arauna, de koning, aan den 175 1Kon 2:39| koning van Gath; en men gaf het Simei te kennen, zeggende: 176 1Kon 4:29| 29 En God gaf Salomo wijsheid en zeer 177 1Kon 5:3 | hen onder zijn voetzolen gaf. ~ 178 1Kon 5:10| 10 Alzo gaf Hiram aan Salomo cederenhout 179 1Kon 5:11| 11 En Salomo gaf Hiram twintig duizend kor 180 1Kon 5:11| kor gestoten olie; zulks gaf Salomo aan Hiram jaar op 181 1Kon 5:12| 12 De HEERE dan gaf Salomo wijsheid, gelijk 182 1Kon 9:11| aan Hiram twintig steden gaf in het land van Galilea. ~ 183 1Kon 10:10| 10 En zij gaf den koning honderd en twintig 184 1Kon 10:10| Scheba den koning Salomo gaf, is er nooit meer in menigte 185 1Kon 10:13| 13 En de koning Salomo gaf de koningin van Scheba al 186 1Kon 10:13| begeerde; behalve dat hij haar gaf naar het vermogen van den 187 1Kon 11:18| Egypte, die hem een huis gaf, en hem voeding toezeide, 188 1Kon 11:18| toezeide, en hem een land gaf. ~ 189 1Kon 11:19| zodat hij hem tot een vrouw gaf de zuster zijner huisvrouw, 190 1Kon 12:16| naar hen niet hoorde, zo gaf het volk den koning weder 191 1Kon 13:3 | 3 En hij gaf ten zelfden dage een wonderteken, 192 1Kon 15:4 | 4 Maar om Davids wil, gaf de HEERE, zijn God, hem 193 1Kon 15:18| het huis des konings, en gaf ze in de hand zijner knechten; 194 1Kon 17:23| opperzaal in het huis, en gaf het aan zijn moeder; en 195 1Kon 19:21| hetwelk hij aan het volk gaf; en zij aten. Daarna stond 196 2Kon 4:7 | 7 Toen kwam zij, en gaf het den man Gods te kennen; 197 2Kon 5:4 | 4 Toen ging hij in en gaf het zijn heer te kennen, 198 2Kon 8:6 | zij vertelde het hem. Toen gaf de koning haar een kamerling, 199 2Kon 9:18| achter mij. En de wachter gaf het te kennen, zeggende: 200 2Kon 9:20| 20 En de wachter gaf dit te kennen, zeggende: 201 2Kon 10:15| is; geef uw hand. En hij gaf zijn hand, en hij deed hem 202 2Kon 11:10| 10 En de priester gaf aan de oversten van honderd 203 2Kon 11:12| zette hem de kroon op, en gaf hem de getuigenis; en zij 204 2Kon 14:3 | toorn tegen Israel; en Hij gaf hen in de hand van Hazael, 205 2Kon 14:5 | 5 (Zo gaf de HEERE Israel een verlosser, 206 2Kon 16:19| tegen het land; en Menahem gaf aan Pul duizend talenten 207 2Kon 19:3 | dat hij hem een geschenk gaf. ~ 208 2Kon 19:20| Israel, en bedrukte hen, en gaf ze in de hand der rovers, 209 2Kon 19:34| dien Hij den naam Israel gaf. ~ 210 2Kon 20:15| 15 Alzo gaf Hizkia al het zilver, dat 211 2Kon 20:16| had laten overtrekken, en gaf dat aan de koning van Assyrie. ~ 212 2Kon 23:6 | en pleegde guichelarij en gaf op vogelgeschrei acht; en 213 2Kon 24:8 | HEEREN gevonden; en Hilkia gaf dat boek aan Safan, die 214 2Kon 24:10| 10 Ook gaf Safan, de schrijver, den 215 2Kon 25:35| 35 En Jojakim gaf dat zilver en dat goud aan 216 1Kro 2:35| 35 Sesan nu gaf zijn dochter aan zijn knecht 217 1Kro 14:17| die landen; en de HEERE gaf Zijn verschrikking over 218 1Kro 16:7 | 7 Te dienzelven dage gaf David ten eerste dezen psalm, 219 1Kro 20:11| En het overige des volks gaf hij in de hand van zijn 220 1Kro 22:5 | 5 En Joab gaf David de som van het gestelde 221 1Kro 22:14| 14 De HEERE dan gaf pestilentie in Israel; en 222 1Kro 22:25| 25 En David gaf aan Ornan voor die plaats 223 1Kro 29:11| 11 En David gaf zijn zoon Salomo een voorbeeld 224 1Kro 29:14| 14 Het goud gaf hij naar het goudgewicht, 225 1Kro 29:16| 16 Ook gaf hij het goud naar het gewicht 226 1Kro 30:25| van gans Israel; en Hij gaf aan hem een koninklijke 227 2Kro 10:9 | 9 En zij gaf de koning honderd en twintig 228 2Kro 10:9 | Scheba den koning Salomo gaf, geen geweest. ~ 229 2Kro 10:12| 12 En de koning Salomo gaf de koningin van Scheba al 230 2Kro 12:23| verspreidde, denwelken hij spijze gaf in overvloed; en hij begeerde 231 2Kro 14:16| aangezicht van Juda; en God gaf hen in hun hand. ~ 232 2Kro 15:6 | dewijl de HEERE hem rust gaf. ~ 233 2Kro 16:15| hen gevonden, en de HEERE gaf hun rust rondom henen. ~ 234 2Kro 18:5 | zijn hand, en gans Juda gaf Josafat geschenken; en hij 235 2Kro 21:30| Josafat stil; en zijn God gaf hem rust rondom henen. ~ 236 2Kro 22:3 | Juda; maar het koninkrijk gaf hij Joram, omdat hij de 237 2Kro 22:23| Juda; maar het koninkrijk gaf hij Joram, omdat hij de 238 2Kro 23:22| 9 Verder gaf de priester Jojada aan de 239 2Kro 24:24| weinig mannen kwam, evenwel gaf de HEERE in hun hand een 240 2Kro 28:5 | 5 Daarom gaf hem de HEERE, zijn God, 241 2Kro 28:21| hij den koning van Assyrie gaf; maar hij hielp hem niet. ~ 242 2Kro 30:24| Jehizkia, de koning van Juda, gaf de gemeente duizend varren 243 2Kro 32:24| Die sprak tot hem, en Hij gaf hem een wonderteken. ~ 244 2Kro 32:29| runderen in menigte; want God gaf hem zeer grote have. ~ 245 2Kro 33:6 | pleegde guichelarij, en gaf op vogelgeschrei acht, en 246 2Kro 34:15| huis des HEEREN. En Hilkia gaf Safan dat boek. ~ 247 2Kro 34:18| 18 Voorts gaf Safan, de schrijver, den 248 2Kro 35:7 | 7 En Josia gaf voor het volk, van klein 249 2Kro 36:7 | 7 En Josia gaf voor het volk, van klein 250 2Kro 37:17| oudsten noch de stokouden; Hij gaf hen allen in zijn hand. ~ 251 Ezra 6:1 | 1 Toen gaf de koning Darius bevel; 252 Ezra 6:3 | jaar van den koning Kores, gaf de koning Kores dit bevel: 253 Ezra 7:6 | gegeven heeft; en de koning gaf hem, naar de hand des HEEREN, 254 Ezra 7:11| dien de koning Arthahsasta gaf aan Ezra, den priester, 255 Ezra 8:17| 17 En ik gaf hun bevel aan Iddo, het 256 Neh 2:1 | dat ik den wijn opnam, en gaf hem den koning; nu was ik 257 Neh 2:8 | intrekken zal. En de koning gaf ze mij, naar de goede hand 258 Neh 2:9 | gene zijde der rivier, en gaf hun de brieven des konings. 259 Neh 2:12 | weinig mannen met mij, en ik gaf geen mens te kennen, wat 260 Neh 2:18 | 18 En ik gaf hun te kennen de hand mijns 261 Neh 2:20 | 20 Toen gaf ik hun tot antwoord, en 262 Neh 7:2 | 2 En ik gaf bevel aan mijn broeder Hanani, 263 Neh 7:5 | 5 Zo gaf mijn God in mijn hart, dat 264 Neh 7:70 | tot het werk. Hattirsatha gaf tot den schat, aan goud, 265 Neh 12:47 | 47 Daarom gaf gans Israel, in de dagen 266 Neh 13:9 | 9 Voorts gaf ik bevel, en zij reinigden 267 Neh 13:19 | den sabbat, dat ik bevel gaf, en de deuren werden gesloten; 268 Est 1:7 | 7 En men gaf te drinken in vaten van 269 Est 11 | en hij gaf den landschappen rust, en 270 Est 11 | landschappen rust, en hij gaf geschenken naar des konings 271 Est 13:2 | Mordechai bekend gemaakt, en hij gaf ze de koningin ~ 272 Est 16:10 | ring van zijn hand, en hij gaf hem aan Haman, den zoon 273 Est 17:10 | ring van zijn hand, en hij gaf hem aan Haman, den zoon 274 Est 41:1 | 1 Te dienzelfden dage gaf de koning Ahasveros aan 275 Est 43:1 | van Haman genomen had, en gaf hem aan Mordechai; en ~ 276 Job 41:15 | dochteren van Job; en haar vader gaf haar erfdeel onder haar 277 Psa 18:14 | hemel, en de Allerhoogste gaf Zijn stem, hagel en vurige 278 Psa 18:21 | mijn gerechtigheid, Hij gaf mij weder naar de reinigheid 279 Psa 18:25 | 25 Zo gaf mij de HEERE weder naar 280 Psa 68:12 | 12 De HEERE gaf te spreken; der boodschappers 281 Psa 78:24 | hen het Man om te eten, en gaf hun hemels koren. ~ 282 Psa 78:46 | 46 En Hij gaf hun gewas den kruidworm, 283 Psa 78:48 | 48 Ook gaf Hij hun vee den hagel over, 284 Psa 78:50 | den dood; en hun gedierte gaf Hij aan de pestilentie over. ~ 285 Psa 78:61 | 61 En Hij gaf Zijn sterkte in de gevangenis, 286 Psa 105:44 | 44 En Hij gaf hun de landen der heidenen, 287 Psa 106:15 | 15 Toen gaf Hij hun hun begeerte; maar 288 Psa 106:41 | 41 En Hij gaf hen in de hand der heidenen, 289 Psa 106:46 | 46 Dies gaf Hij hun barmhartigheid voor 290 Psa 135:12 | 12 En Hij gaf hun land ten erve, ten erve 291 Psa 142:3 | voor Zijn aangezicht; ik gaf te kennen voor Zijn aangezicht 292 Hoo 8:7 | zouden ze niet verdrinken; al gaf iemand al het goed van zijn 293 Hoo 8:11 | wijngaard, te Baal-Hamon; hij gaf dezen wijngaard aan de hoeders, 294 Jes 47:6 | ontheiligde Mijn erve, en Ik gaf hen over in uw hand; doch 295 Jer 25:17 | van des HEEREN hand, en ik gaf te drinken al den volken, 296 Jer 32:12 | 12      En ik gaf den koopbrief aan Baruch, 297 Jer 36:32 | dan nam een andere rol, en gaf ze aan den schrijver Baruch, 298 Jer 37:21 | 21      Toen gaf de koning Zedekia bevel; 299 Jer 37:21 | voorhof der bewaring, en men gaf hem des daags een bol broods 300 Jer 39:10 | het land van Juda; en hij gaf hun te dien dage wijngaarden      301 Jer 40:5 | de overste der trawanten gaf hem reiskost en een geschenk, 302 Eze 3:2 | opende ik mijn mond, en Hij gaf mij die rol te eten. ~ 303 Eze 10:7 | cherubs, en nam daarvan, en gaf het in de vuisten desgenen, 304 Eze 16:19 | Mijn brood, hetwelk Ik u gaf, meelbloem en olie, en honig, 305 Eze 16:27 | uw bescheiden deel; en Ik gaf u over in den lust dergenen, 306 Eze 20:11 | 11      Daar gaf Ik hun Mijn inzettingen, 307 Eze 20:12 | 12      Daartoe ook gaf Ik hun Mijn sabbatten, om 308 Eze 20:25 | 25      Daarom gaf Ik hun ook besluitingen, 309 Eze 23:9 | 9      Daarom gaf Ik haar in de hand van haar 310 Eze 31:11 | 11      Daarom gaf Ik hem in de hand van den 311 Eze 41:7 | naar boven al wijder, en gaf zich rondom; want het huis 312 Dan 1:2 | 2      En de HEERE gaf Jojakim, den koning van 313 Dan 1:7 | overste der kamerlingen gaf hun andere namen, en Daniel 314 Dan 1:9 | 9      En God gaf Daniel genade en barmhartigheid 315 Dan 1:16 | wijn huns dranks, en hij gaf hun van het gezaaide. ~ 316 Dan 1:17 | deze vier jongelingen nu gaf God wetenschap en verstand 317 Dan 1:17 | en wijsheid; maar Daniel gaf Hij verstand in allerlei 318 Dan 2:15 | zo verhaast worden? Toen gaf Arioch aan Daniel de zaak 319 Dan 2:17 | Daniel naar zijn huis, en hij gaf de zaak zijn metgezellen, 320 Dan 2:48 | koning Daniel groot, en hij gaf hem vele grote geschenken, 321 Dan 5:12 | koning den naam van Beltsazar gaf; laat nu Daniel geroepen 322 Dan 5:21 | was bij de woudezelen; men gaf hem gras te smaken gelijk 323 Dan 7:16 | en hij zeide ze mij, en gaf mij de uitlegging dezer 324 Hos 13:11 | 11      Ik gaf u een koning in Mijn toorn 325 Jona 1:3 | gaande naar Tarsis, en hij gaf de vracht      daarvan, 326 Mal 2:5 | leven, en de vrede; en Ik gaf hem die tot een vreze; en 327 Matt 13:8 | viel in de goede aarde, en gaf vrucht, het een honderd-, 328 Matt 14:19| als Hij ze gebroken had, gaf Hij de broden den discipelen, 329 Matt 15:36| gedankt had, brak Hij ze, en gaf ze Zijn discipelen; en de 330 Matt 25:14| dienstknechten riep, en gaf hun zijn goederen over. ~ 331 Matt 25:15| 15 En den ene gaf hij vijf talenten, en den 332 Matt 26:26| hebbende, brak Hij het, en gaf het den discipelen, en zeide: 333 Matt 26:27| drinkbeker, en gedankt hebbende, gaf hun dien, zeggende: Drinkt 334 Matt 27:26| Jezus gegeseld hebbende, gaf hij Hem over om gekruisigd 335 Matt 27:48| stak ze op een rietstok, en gaf Hem te drinken. ~ 336 Matt 27:50| een grote stem roepende, gaf den geest. ~ 337 Mark 3:16| 16 En Simon gaf Hij den toe naam Petrus; ~ 338 Mark 3:17| broeder van Jakobus; en gaf hun toe namen, Boanerges, 339 Mark 4:7 | verstikten hetzelve, en het gaf geen vrucht. ~ 340 Mark 4:8 | viel in de goede aarde, en gaf vrucht, die opging en wies; 341 Mark 6:7 | zenden twee en twee, en gaf hun macht over de onreine 342 Mark 6:28| hoofd in een schotel, en gaf hetzelve het dochtertje, 343 Mark 6:28| dochtertje, en het dochtertje gaf hetzelve harer moeder. ~ 344 Mark 6:41| zegende en brak de broden, en gaf ze Zijn discipelen, opdat 345 Mark 8:6 | hebbende, brak Hij ze, en gaf ze Zijn discipelen, opdat 346 Mark 13:34| zijn dienstknechten macht gaf, en elk zijn werk, en den 347 Mark 14:22| gezegend had, brak Hij het, en gaf het hun, en zeide: Neemt, 348 Mark 14:23| drinkbeker, en gedankt hebbende, gaf hun dien; en zij dronken 349 Mark 15:15| Bar-abbas losgelaten, en gaf Jezus over, als hij Hem 350 Mark 15:36| stak ze op een rietstok, en gaf Hem te drinken, zeggende: 351 Mark 15:37| van Zich gegeven hebbende, gaf den geest. ~ 352 Luk 7:15 | begon te spreken. En Hij gaf hem aan zijn moeder. ~ 353 Luk 7:21 | geesten; en velen blinden gaf Hij het gezicht. ~ 354 Luk 9:1 | samengeroepen hebbende, gaf Hij hun kracht en macht 355 Luk 9:16 | zegende die, en brak ze, en gaf ze den discipelen, om der 356 Luk 9:42 | maakte het kind gezond, en gaf hem zijn vader weder. ~ 357 Luk 10:35 | hij twee penningen uit, en gaf ze den waard, en zeide tot 358 Luk 15:16 | zwijnen aten; en niemand gaf hem dien. ~ 359 Luk 18:43 | al het volk, dat ziende, gaf Gode lof. ~  ~ 360 Luk 19:13 | zijn tien dienstknechten, gaf hij hun tien ponden, en 361 Luk 22:19 | gedankt had, brak Hij het, en gaf het hun, zeggende: Dat is 362 Luk 23:25 | geeist hadden; maar Jezus gaf hij over tot hun wil. ~ 363 Luk 23:46 | als Hij dat gezegd had, gaf Hij den geest. ~ 364 Luk 24:30 | als Hij het gebroken had, gaf Hij het hun. ~ 365 Joha 4:5 | hetwelk Jakob zijn zoon Jozef gaf. ~ 366 Joha 6:31| gelijk geschreven is: Hij gaf hun het brood uit den hemel 367 Joha 13:26| Hij de bete ingedoopt had, gaf Hij ze Judas, Simons zoon, 368 Joha 18:22| 22 En als Hij dit zeide, gaf een van de dienaren, die 369 Joha 19:9 | waar zijt Gij? Maar Jezus gaf hem geen antwoord. ~ 370 Joha 19:16| 16 Toen gaf hij Hem dan hun over, opdat 371 Joha 19:30| En het hoofd buigende, gaf den geest. ~ 372 Joha 21:13| kwam, en nam het brood, en gaf het hun, en den vis desgelijks. ~ 373 Hand 2:4 | talen, zoals de Geest hun gaf uit te spreken. ~ 374 Hand 6:28| name Agabus, stond op, en gaf te kennen door den Geest, 375 Hand 6:34| de gevangenis zette, en gaf hem over aan vier wachten, 376 Hand 6:53| dat hij Gode de eer niet gaf; en hij werd van de wormen 377 Hand 6:53| van de wormen gegeten, en gaf den geest. ~ 378 Hand 7:20| vierhonderd en vijftig jaren, gaf Hij hun rechters, tot op 379 Hand 7:21| begeerden zij een koning; en God gaf hun Saul, den zoon van Kis, 380 Hand 7:22| denwelken Hij ook getuigenis gaf, en zeide: Ik heb gevonden 381 Hand 8:3 | den Heere, Die getuigenis gaf aan het Woord Zijner genade, 382 Hand 8:3 | Woord Zijner genade, en gaf, dat tekenen en wonderen 383 Hand 22:16| wij te Rome gekomen waren, gaf de hoofdman de gevangenen 384 Heb 11:4 | over zijn gave getuigenis gaf; en door hetzelve geloof 385 Heb 12:25 | aarde Goddelijke antwoorden gaf, veelmeer zullen wij niet 386 Jako 5:18| bad wederom, en de hemel gaf regen, en de aarde bracht 387 1Pet 2:23| leed, niet dreigde; maar gaf het over aan Dien, Die rechtvaardiglijk 388 Open 13:2 | eens leeuws; en de draak gaf hem zijn kracht, en zijn 389 Open 15:7 | 7En een van de vier dieren gaf den zeven engelen zeven 390 Open 20:13| 13 En de zee gaf de doden, die in haar waren;


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License