Book Chapter: Verse
1 Gen 8:21 | vervloeken om des mensen wil; want het gedichtsel van '
2 Gen 17:29 | niet doen om der veertigen wil. ~
3 Gen 17:31 | verderven om der twintigen wil. ~
4 Gen 17:32 | verderven om der tienen wil. ~
5 Gen 18:17 | behoud u om uws levens wil; zie niet achter u om, en
6 Gen 19:3 | zijt dood om der vrouwe wil, die gij weggenomen hebt;
7 Gen 19:11 | mij om mijner huisvrouw wil zullen doden. ~
8 Gen 22:8 | zeggende: Is het met uw wil, dat ik mijn dode begrave
9 Gen 23:8 | indien de vrouw u niet volgen wil, zo zult gij rein zijn van
10 Gen 24:24 | Abrahams, Mijns knechts, wil. ~
11 Gen 36:5 | huis zegende, om Jozefs wil; ja, de zegen des HEEREN
12 Exo 18:8 | Egyptenaren gedaan had, om Israels wil; al de moeite, die hun op
13 Exo 21:5 | en mijn kinderen lief, ik wil niet vrij uitgaan; ~
14 Lev 22:29 | HEERE zult slachten, naar uw wil zult gij het slachten. ~
15 Num 18:21 | gegeven, om der zalving wil, en aan uw zonen, tot een
16 Num 19:8 | gegeven, om der zalving wil, en aan uw zonen, tot een
17 Deu 15:10 | geeft; want om dezer zake wil zal u de HEERE, uw God,
18 Deu 18:12 | gruwel; en om dezer gruwelen wil verdrijft hen de HEERE,
19 Deu 25:7 | verwekken in Israel; hij wil mij den plicht van eens
20 Joz 9:20 | over ons zij, om des eeds wil, dien wij hun gezworen hebben. ~
21 1Sa 3:13 | om der ongerechtigheids wil, die hij geweten heeft;
22 1Sa 4:21 | schoonvaders en haars mans wil. ~
23 1Sa 12:22 | verlaten, om Zijns groten Naams wil, dewijl het den HEERE beliefd
24 2Sa 3:27 | hij stierf, om des bloeds wil van zijn broeder Asahel. ~
25 2Sa 5:12 | om Zijns volks Israels wil. ~
26 2Sa 6:12 | gezegend om der ark Gods wil; zo ging David heen en haalde
27 2Sa 7:21 | 21 Om Uws woords wil, en naar Uw hart hebt Gij
28 2Sa 9:1 | aan hem doe, om Jonathans wil? ~
29 2Sa 9:7 | om uws vaders Jonathans wil; en ik zal u alle akkers
30 2Sa 12:21 | hebt? Om des levenden kinds wil hebt gij gevast en geweend;
31 2Sa 12:25 | Jedid-Jah, om des HEEREN wil. ~
32 2Sa 13:2 | om zijner zuster Thamars wil; want zij was een maagd,
33 2Sa 21:1 | Saul en om des bloedhuizes wil, omdat hij de Gibeonieten
34 1Kon 5:8 | gezonden hebt; ik zal al uw wil doen met het cederenhout,
35 1Kon 5:9 | wegnemen; gij zult ook mijn wil doen, dat gij mijn huis
36 1Kon 5:10| dennenhout, naar al zijn wil. ~
37 1Kon 8:41| verren lande om Uws Naams wil komen zal; ~
38 1Kon 11:12| doen, om uws vaders Davids wil, van de hand uws zoons zal
39 1Kon 11:13| om Mijns knechts Davids wil, en om Jeruzalems wil, dat
40 1Kon 11:13| Davids wil, en om Jeruzalems wil, dat Ik verkoren heb. ~
41 1Kon 11:32| om Mijns knechts Davids wil, en om Jeruzalems wil, de
42 1Kon 11:32| Davids wil, en om Jeruzalems wil, de stad, die Ik verkoren
43 1Kon 11:34| om Mijns knechts Davids wil, dien Ik verkoren heb, die
44 1Kon 11:39| 39 En Ik zal om diens wil het zaad van David verootmoedigen;
45 1Kon 14:16| overgeven, om Jerobeams zonden wil, die gezondigd heeft, en
46 1Kon 15:4 | 4 Maar om Davids wil, gaf de HEERE, zijn God,
47 1Kon 19:3 | ging heen, om zijns levens wil, en kwam te Ber-seba, dat
48 2Kon 7:7 | gevloden om huns levens wil. ~
49 2Kon 8:19| om Davids Zijns knechts wil; gelijk als Hij hem gezegd
50 2Kon 9:15| Jehu zeide: Zo het ulieder wil is, laat niemand van de
51 2Kon 14:23| tot hen, om Zijns verbonds wil met Abraham, Izak en Jakob;
52 2Kon 21:34| om Davids, Mijns knechts wil. ~
53 2Kon 22:6 | om Mijns knechts Davids wil. ~
54 1Kro 9:1 | om hunner overtredingen wil. ~
55 1Kro 14:2 | om Zijns volks Israels wil. ~
56 1Kro 17:19| 19 HEERE, om Uws knechts wil, en naar Uw hart, hebt Gij
57 2Kro 7:32| en Uws uitgestrekten arms wil, komen zal; als zij komen,
58 2Kro 16:15| gezworen, en met hun gansen wil Hem gezocht; en Hij werd
59 2Kro 22:7 | verderven, om des verbonds wil, dat Hij met David gemaakt
60 2Kro 22:27| verderven, om des verbonds wil, dat Hij met David gemaakt
61 Ezra 10:14| onzes Gods, om dezer zaken wil. ~
62 Neh 5:15 | gedaan, om der vreze Gods wil. ~
63 Neh 9:37 | gesteld hebt, om onzer zonden wil; en zij heersen over onze
64 Est 1:8 | zij doen zouden naar den wil van een iegelijk. ~
65 Est 36 | mijn leven, om mijner bede wil, en mijn volk, om mijns
66 Est 36 | volk, om mijns verzoeks wil. ~
67 Job 14:16 | mij niet om mijner zonden wil. ~
68 Job 19:17 | der kinderen mijns buiks wil. ~
69 Job 34:36 | toe, om zijner antwoorden wil onder de ongerechtige lieden. ~
70 Psa 5:9 | gerechtigheid, om mijner verspieders wil; richt Uw weg voor mijn
71 Psa 6:5 | om Uwer goedertierenheid wil. ~
72 Psa 8:3 | gegrondvest, om Uwer tegenpartijen wil, om den vijand en wraakgierige
73 Psa 23:3 | gerechtigheid, om Zijns Naams wil. ~
74 Psa 25:7 | goedertierenheid, om Uwer goedheid wil, o HEERE! ~
75 Psa 25:11 | 11 Lamed. Om Uws Naams wil, HEERE! zo vergeef mijn
76 Psa 27:11 | pad, om mijner verspieders wil. ~
77 Psa 31:4 | en voer mij, om Uws Naams wil. ~
78 Psa 44:27 | om Uwer goedertierenheid wil. ~ ~ ~
79 Psa 48:12 | verheugen, om Uwer oordelen wil. ~
80 Psa 68:30 | 30 Om Uws tempels wil te Jeruzalem, zullen U de
81 Psa 69:19 | verlos mij om mijner vijanden wil. ~
82 Psa 79:9 | onze zonden, om Uws Naams wil. ~
83 Psa 106:8 | verloste hen om Zijns Naams wil, opdat Hij Zijn mogendheid
84 Psa 109:21 | het met mij om Uws Naams wil; dewijl Uw goedertierenheid
85 Psa 115:1 | goedertierenheid, om Uwer waarheid wil. ~
86 Psa 122:8 | broederen en mijner vrienden wil, zal ik nu spreken, vrede
87 Psa 122:9 | huizes des HEEREN, onzes Gods wil, zal ik het goede voor u
88 Psa 132:10 | om Davids, Uws knechts wil. ~
89 Psa 143:11 | mij levend, om Uws Naams wil; voer mijn ziel uit de benauwdheid,
90 Spre 16:4 | gewrocht om Zijns Zelfs wil; ja, ook den goddeloze tot
91 Spre 21:1 | neigt het tot al wat Hij wil. ~
92 Jes 1:29 | beschaamd worden om der eiken wil, die gijlieden begeerd hebt,
93 Jes 1:29 | schaamrood worden, om der hoven wil, die gij verkoren hebt. ~
94 Jes 10:27 | worden, om des Gezalfden wil. ~
95 Jes 14:21 | vaderen ongerechtigheid wil; dat zij niet opstaan, en
96 Jes 17:9 | om der kinderen Israels wil, hoewel daar verwoesting
97 Jes 24:11 | de straten, om des wijns wil; alle blijdschap is verduisterd,
98 Jes 37:35 | om Davids, Mijns knechts wil. ~
99 Jes 42:21 | om Zijner gerechtigheid wil; Hij maakte hem groot door
100 Jes 43:14 | Heilige Israels: Om ulieder wil heb Ik naar Babel gezonden,
101 Jes 45:4 | Om Jakobs, Mijns knechts wil, en Israels, Mijns uitverkorenen;
102 Jes 48:9 | 9 Om Mijns Naams wil zal Ik Mijn toorn langer
103 Jes 48:9 | uitstellen, en om Mijns roems wil zal Ik, u ten goede, Mij
104 Jes 49:7 | U buigen; om des HEEREN wil, Die getrouw is, om den
105 Jes 55:5 | om des HEEREN uws Gods wil, en om des Heiligen Israels
106 Jes 55:5 | om des Heiligen Israels wil, want Hij heeft u verheerlijkt. ~
107 Jes 56:5 | om des HEEREN uws Gods wil, en om des Heiligen Israels
108 Jes 56:5 | om des Heiligen Israels wil, want Hij heeft u verheerlijkt. ~
109 Jes 63:1 | 1 Om Sions wil zal ik niet zwijgen, en
110 Jes 63:1 | zwijgen, en om Jeruzalems wil zal ik niet stil zijn; totdat
111 Jes 64:17 | Keer weder om Uwer knechten wil, de stammen Uws erfdeels. ~
112 Jes 66:8 | Ik het om Mijner knechten wil doen, dat Ik hen niet
113 Jes 67:5 | afzonderen, om Mijns Naams wil, zeggen: Dat de HEERE heerlijk
114 Jer 3:17 | worden, om des HEEREN Naams wil, te Jeruzalem; en zij zullen
115 Jer 11:17 | uitgesproken; om der boosheid wil van het huis Israels en
116 Jer 14:7 | HEERE! doe het om Uws Naams wil; want onze afkeringen zijn
117 Jer 14:21 | Versmaad ons niet, om Uws Naams wil; werp den troon Uwer heerlijkheid
118 Jer 21:13 | 13 Ziet, Ik wil aan u, gij inwoneres des
119 Jer 23:30 | 30 Daarom, ziet, Ik wil aan de profeten, spreekt
120 Jer 23:31 | 31 Ziet, Ik wil aan de profeten, spreekt
121 Jer 23:32 | 32 Ziet, Ik wil aan degenen, die valse dromen
122 Jer 37:14 | Jeremia zeide: Het is vals, ik wil niet tot de Chaldeen vallen.
123 Jer 50:31 | 31 Ziet, Ik wil aan u, gij trotse! spreekt
124 Jer 51:25 | 25 Ziet, Ik wil aan u, gij verdervende berg!
125 Klaa 2:18| Om des bergs Sions wil, die verwoest is, waar de
126 Eze 3:7 | Maar het huis Israels wil naar u niet horen, omdat
127 Eze 5:8 | Heere HEERE alzo: Ziet, Ik wil aan u, ja Ik, want Ik zal
128 Eze 5:9 | zal, om al uwer gruwelen wil. ~
129 Eze 13:8 | leugen ziet; daarom, ziet, Ik wil aan u, spreekt de Heere
130 Eze 13:20 | de Heere HEERE: Ziet, Ik wil aan uw kussens, waarmede
131 Eze 20:9 | deed het om Mijns Naams wil, opdat hij niet ontheiligd
132 Eze 20:14 | deed het om Mijns Naams wil, opdat die niet ontheiligd
133 Eze 20:22 | deed het om Mijns Naams wil, opdat hij voor de ogen
134 Eze 20:44 | zal hebben, om Mijns Naams wil, niet naar uw boze wegen,
135 Eze 21:3 | zegt de HEERE: Ziet, Ik wil aan u, en Ik zal Mijn zwaard
136 Eze 26:3 | de Heere HEERE: Ziet, Ik wil aan u, o Tyrus! en Ik zal
137 Eze 28:22 | de Heere HEERE: Zie, Ik wil aan u, o Sidon! en zal in
138 Eze 29:3 | de Heere HEERE: Zie, Ik wil aan u, o Farao, koning van
139 Eze 29:10 | 10 Daarom, zie, Ik wil aan u en aan uw rivier;
140 Eze 30:22 | Heere HEERE alzo: Ziet, Ik wil aan Farao, den koning van
141 Eze 34:10 | de Heere HEERE: Ziet, Ik wil aan de herders, en zal Mijn
142 Eze 35:3 | de Heere HEERE: Zie, Ik wil aan u, o gebergte Seir!
143 Eze 36:18 | over hen uit, om des bloeds wil, dat zij in het land vergoten
144 Eze 38:3 | de Heere HEERE: Zie, Ik wil aan u, o Gog, gij hoofdvorst
145 Eze 39:1 | de Heere HEERE: Zie, Ik wil aan u, o Gog, hoofdvorst
146 Dan 4:17 | en geeft ze aan wien Hij wil, ja, zet daarover den laagste
147 Dan 4:25 | geeft ze, wien Hij wil. ~
148 Dan 4:32 | Hij ze geeft, aan wien Hij wil. ~
149 Dan 4:35 | geacht, en Hij doet naar Zijn wil met het heir des hemels
150 Dan 5:21 | dezelve stelt, wien Hij wil. ~
151 Dan 6:18 | zijner geweldigen, opdat de wil aangaande Daniel niet
152 Dan 9:16 | berg; want om onzer zonden wil en om onzer vaderen
153 Dan 9:17 | verwoest is; om des HEEREN wil. ~
154 Dan 9:19 | vertraag het niet! Om Uws Zelfs wil, o mijn God! Want Uw stad,
155 Dan 9:20 | des heiligen bergs wil mijns Gods; ~
156 Dan 10:12 | gehoord, en om uwer woorden wil ben Ik gekomen. ~
157 Dan 10:16 | Heere! om des gezichts wil keren zich mijn weeen over
158 Jona 1:7 | wij mogen weten, om wiens wil ons dit kwaad overkomt.
159 Jona 1:8 | Verklaar ons nu, om wiens wil ons dit kwaad overkomt.
160 Mic 1:12 | Maroth is krank om des goeds wil; want een kwaad is van den
161 Nah 2:13 | 13 Ziet, Ik wil aan u, spreekt de HEERE
162 Nah 3:4 | Om der grote hoererijen wil der zeer bevallige hoer,
163 Nah 3:5 | 5 Ziet, Ik wil aan u, spreekt de HEERE
164 Nah 3:12 | op den mond, die ze eten wil. ~
165 Zep 3:11 | om Mijns heiligen bergs wil. ~
166 Zep 3:18 | bedroefden, om der bijeenkomst wil, zal Ik verzamelen, zij
167 Mal 2:5 | hij werd om Mijns Naams wil verschrikt. ~
168 Mal 2:13 | welgevallen van uw hand ontvangen wil. ~
169 Matt 1:19| te schande maken, was van wil haar heimelijk te verlaten. ~
170 Matt 5:10| worden om der gerechtigheid wil; want hunner is het Koninkrijk
171 Matt 5:40| zo iemand met u rechten wil, en uw rok nemen, laat hem
172 Matt 5:42| dengene, die van u lenen wil. ~
173 Matt 6:10| 10 Uw Koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in den
174 Matt 7:21| maar die daar doet den wil Mijns Vaders, Die in de
175 Matt 8:3 | aangeraakt, zeggende: Ik wil, word gereinigd! En terstond
176 Matt 9:13| en leert, wat het zij: Ik wil barmhartigheid, en niet
177 Matt 11:27| Zoon, en dien het de Zoon wil openbaren. ~
178 Matt 12:7 | geweten hadt, wat het zij: Ik wil barmhartigheid en niet offerande,
179 Matt 12:50| 50 Want zo wie den wil Mijns Vaders doet Die in
180 Matt 13:21| vervolging komt, om des Woords wil, zo wordt hij terstond geergerd. ~
181 Matt 14:3 | kerker gezet, om Herodias' wil, de huisvrouw van Filippus,
182 Matt 15:32| wat zij eten zouden; en Ik wil hen niet nuchteren van Mij
183 Matt 16:24| discipelen: Zo iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelven,
184 Matt 17:20| tot hen: Om uws ongeloofs wil; want voorwaar zeg Ik u:
185 Matt 18:14| 14 Alzo is de wil niet uws Vaders, Die in
186 Matt 19:29| of akkers, om Mijns Naams wil, die zal honderdvoud ontvangen,
187 Matt 20:14| Neem het uwe en ga heen. Ik wil deze laatsten ook geven,
188 Matt 20:15| doen met het mijne, wat ik wil? Of is uw oog boos, omdat
189 Matt 21:29| antwoordde en zeide: Ik wil niet; en daarna berouw hebbende,
190 Matt 21:31| van deze twee heeft den wil des vaders gedaan? Zij zeiden
191 Matt 24:9 | alle volken, om Mijns Naams wil. ~
192 Matt 24:22| maar om der uitverkorenen wil zullen die dagen verkort
193 Matt 26:39| voorbijgaan? doch niet, gelijk Ik wil, maar gelijk Gij wilt. ~
194 Matt 26:42| tenzij dat Ik hem drinke, Uw wil geschiede! ~
195 Matt 27:43| verlosse, indien Hij Hem wel wil; want Hij heeft gezegd:
196 Mark 1:41| aan, en zeide tot hem: Ik wil, word gereinigd! ~
197 Mark 3:9 | blijven zou, om der schare wil, opdat zij Hem niet zouden
198 Mark 3:35| 35 Want zo wie den wil van God doet, die is Mijn
199 Mark 4:17| vervolging komt om des Woords wil, zo worden zij terstond
200 Mark 6:25| het geeist, zeggende: Ik wil, dat gij mij nu terstond,
201 Mark 7:29| tot haar: Om dezes woords wil ga heen, de duivel is uit
202 Mark 8:34| tot hen: Zo wie achter Mij wil komen, die verloochene zichzelven,
203 Mark 8:35| Mijnentwil, en om des Evangelies wil, die zal hetzelve behouden. ~
204 Mark 9:35| zeide tot hen: Indien iemand wil de eerste zijn, die zal
205 Mark 10:29| Mijnentwil en des Evangelies wil, ~
206 Mark 13:13| van allen, om Mijns Naams wil; maar wie volharden zal
207 Mark 13:20| maar om der uitverkorenen wil, die Hij heeft uitverkoren,
208 Mark 14:36| Mij weg, doch niet wat Ik wil, maar wat Gij wilt. ~
209 Luk 1:20 | geschied zullen zijn; om dies wil, dat gij mijn woorden niet
210 Luk 3:19 | bestraft werd, om Herodias' wil, de vrouw van Filippus,
211 Luk 4:6 | ik geef ze, wien ik ook wil; ~
212 Luk 5:13 | raakte hem aan; en zeide: Ik wil, word gereinigd! En terstond
213 Luk 6:22 | om des Zoons des mensen wil. ~
214 Luk 9:23 | allen: Zo iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelven,
215 Luk 9:24 | wie zijn leven behouden wil, die zal het verliezen;
216 Luk 11:2 | Uw Koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in den
217 Luk 11:8 | om zijner onbeschaamdheid wil, zal hij opstaan, en hem
218 Luk 12:47 | welke geweten heeft den wil zijns heeren, en zich niet
219 Luk 12:47 | niet bereid, noch naar zijn wil gedaan heeft, die zal met
220 Luk 12:49 | aarde te werpen; en wat wil Ik, indien het alrede ontstoken
221 Luk 13:31 | vertrek van hier; want Herodes wil U doden. ~
222 Luk 21:12 | stadhouders, om Mijns Naams wil. ~
223 Luk 21:17 | gehaat worden om Mijns Naams wil. ~
224 Luk 22:42 | wegnemen, doch niet Mijn wil, maar de Uwe geschiede. ~
225 Luk 23:25 | Jezus gaf hij over tot hun wil. ~
226 Joha 1:13| den bloede, noch uit den wil des vleses, noch uit den
227 Joha 1:13| des vleses, noch uit den wil des mans, maar uit God geboren
228 Joha 3:8 | wind blaast, waarheen hij wil, en gij hoort zijn geluid;
229 Joha 4:34| spijs is, dat Ik doe den wil Desgenen, Die Mij gezonden
230 Joha 4:41| veel meer om Zijns woords wil; ~
231 Joha 4:42| niet meer om uws zeggens wil; want wij zelven hebben
232 Joha 5:21| de Zoon levend, Die Hij wil. ~
233 Joha 5:30| want Ik zoek niet Mijn wil, maar den wil des Vaders,
234 Joha 5:30| niet Mijn wil, maar den wil des Vaders, Die Mij gezonden
235 Joha 6:38| nedergedaald, niet opdat Ik Mijn wil zou doen, maar den wil Desgenen,
236 Joha 6:38| Mijn wil zou doen, maar den wil Desgenen, Die Mij gezonden
237 Joha 6:39| 39 En dit is de wil des Vaders, Die Mij gezonden
238 Joha 6:40| 40 En dit is de wil Desgenen, Die Mij gezonden
239 Joha 7:17| 17 Zo iemand wil Deszelfs wil doen, die zal
240 Joha 7:17| 17 Zo iemand wil Deszelfs wil doen, die zal van deze leer
241 Joha 9:31| godvruchtig is, en Zijn wil doet, dien hoort Hij. ~
242 Joha 10:19| Joden, om dezer woorden wil. ~
243 Joha 11:42| hoort; maar om der schare wil, die rondom staat, heb Ik
244 Joha 12:9 | kwamen, niet alleen om Jezus' wil, maar opdat zij ook Lazarus
245 Joha 12:42| Hem; maar om der Farizeen wil beleden zij het niet; opdat
246 Joha 15:21| zij doen om Mijns Naams wil, omdat zij Hem niet kennen,
247 Joha 17:24| 24 Vader, Ik wil, dat waar Ik ben, ook die
248 Joha 21:22| zeide tot hem: Indien Ik wil, dat hij blijve, totdat
249 Joha 21:23| sterven zou, maar: Indien Ik wil, dat hij blijve, totdat
250 Hand 2:12| een tegen den ander: Wat wil toch dit zijn? ~
251 Hand 4:21| straffen zouden, om des volks wil; want zij verheerlijkten
252 Hand 7:22| naar Mijn hart, die al Mijn wil zal doen. ~
253 Hand 10:3 | besneed hem, om der Joden wil, die in die plaatsen waren;
254 Hand 11:18| en sommigen zeiden: Wat wil toch deze klapper zeggen?
255 Hand 11:20| weten, wat toch dit zijn wil. ~
256 Hand 12:15| zelven toezien; want ik wil over deze dingen geen rechter
257 Hand 12:21| tot u wederkeren, zo God wil. En hij voer weg van Efeze. ~
258 Hand 15:14| ons tevreden, zeggende: De wil des Heeren geschiede. ~
259 Hand 16:14| voren verordineerd, om Zijn wil te kennen, en den Rechtvaardige
260 Hand 19:15| 15 Om wiens wil, als ik te Jeruzalem was,
261 Hand 20:21| 21 Om dezer zaken wil hebben mij de Joden in den
262 Rom 1:10 | gelegenheid gegeven werd, door den wil van God, om tot ulieden
263 Rom 1:13 | 13 Doch ik wil niet, dat u onbekend zij,
264 Rom 2:18 | 18 En gij weet Zijn wil, en beproeft de dingen,
265 Rom 6:19 | der zwakheid uws vleses wil; want gelijk gij uw leden
266 Rom 7:15 | ik niet; want hetgeen ik wil, dat doe ik niet, maar hetgeen
267 Rom 7:16 | hetgene doe, dat ik niet wil, zo stem ik de wet toe,
268 Rom 7:19 | 19 Want het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade,
269 Rom 7:19 | maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik. ~
270 Rom 7:20 | hetgene doe, dat ik niet wil, zo doe ik nu hetzelve niet
271 Rom 7:21 | in mij: als ik het goede wil doen, dat het kwade mij
272 Rom 8:10 | lichaam dood om der zonden wil; maar de geest is leven
273 Rom 8:10 | leven om der gerechtigheid wil. ~
274 Rom 8:20 | gewillig, maar om diens wil, die het der ijdelheid onderworpen
275 Rom 9:16 | het dan niet desgenen, die wil, noch desgenen, die loopt,
276 Rom 9:18 | Hij Zich dan, diens Hij wil, en verhardt, dien Hij wil. ~
277 Rom 9:18 | wil, en verhardt, dien Hij wil. ~
278 Rom 9:19 | nog? Want wie heeft Zijn wil wederstaan? ~
279 Rom 11:25 | 25 Want ik wil niet, broeders, dat u deze
280 Rom 11:28 | beminden, om der vaderen wil; ~
281 Rom 12:2 | welbehagelijke en volmaakte wil van God zij. ~
282 Rom 13:5 | maar ook om des gewetens wil. ~
283 Rom 14:15 | uw broeder om der spijze wil bedroefd wordt, zo wandelt
284 Rom 14:20 | van God niet om der spijze wil. Alle dingen zijn wel rein;
285 Rom 15:32 | met blijdschap, door den wil van God, tot u mag komen,
286 Rom 16:19 | mij dan uwenthalve; en ik wil, dat gij wijs zijt in het
287 1Kor 1:1 | Jezus Christus, door den wil van God, en Sosthenes, de
288 1Kor 4:6 | niet, de een om eens anders wil, opgeblazen wordt tegen
289 1Kor 4:10| zijn dwazen om Christus' wil, maar gij zijt wijzen in
290 1Kor 4:19| tot u komen, zo de Heere wil, en ik zal dan verstaan,
291 1Kor 7:2 | 2 Maar om der hoererijen wil zal een iegelijk man zijn
292 1Kor 7:32| 32 En ik wil, dat gij zonder bekommernis
293 1Kor 7:36| geschieden; die doe wat hij wil, hij zondigt niet; dat zij
294 1Kor 7:37| macht heeft over zijn eigen wil, en dit in zijn hart besloten
295 1Kor 7:39| om te trouwen, dien zij wil, alleenlijk in den Heere. ~
296 1Kor 9:23| doe ik om des Evangelies wil, opdat ik hetzelve mede
297 1Kor 10:1 | 1 En ik wil niet, broeders, dat gij
298 1Kor 10:20| offeren, en niet Gode; en ik wil niet, dat gij met de duivelen
299 1Kor 10:25| ondervragende, om des gewetens wil; ~
300 1Kor 10:27| ondervragende, om des gewetens wil. ~
301 1Kor 10:28| eet het niet, om desgenen wil, die u dat te kennen gegeven
302 1Kor 10:28| heeft, en om des gewetens wil. Want de aarde is des Heeren,
303 1Kor 11:3 | 3 Doch ik wil, dat gij weet, dat Christus
304 1Kor 11:10| hoofd hebben, om der engelen wil. ~
305 1Kor 12:1 | geestelijke gaven, broeders, wil ik niet, dat gij onwetende
306 1Kor 12:11| bijzonder, gelijkerwijs Hij wil. ~
307 1Kor 14:5 | 5 En ik wil wel, dat gij allen in vreemde
308 1Kor 14:19| 19 Maar ik wil liever in de Gemeente vijf
309 1Kor 15:38| een lichaam, gelijk Hij wil, en aan een iegelijk zaad
310 1Kor 16:7 | 7 Want ik wil u nu niet zien in het voorbijgaan,
311 1Kor 16:12| maar het was ganselijk zijn wil niet, dat hij nu zou komen;
312 2Kor 1:1 | Jezus Christus, door den wil van God, en Timotheus, de
313 2Kor 4:5 | dienaars zijn om Jezus' wil. ~
314 2Kor 4:11| dood overgegeven om Jezus' wil; opdat ook het leven van
315 2Kor 7:12| heb, dat is niet om diens wil, die onrecht gedaan had,
316 2Kor 7:12| gedaan had, noch om diens wil, die onrecht gedaan was;
317 2Kor 8:5 | daarna aan ons, door den wil van God. ~
318 2Kor 12:6 | 6 Want zo ik roemen wil, ik zal niet onwijs zijn,
319 2Kor 12:10| benauwdheden, om Christus' wil; want als ik zwak ben, dan
320 2Kor 12:20| vinden zodanigen als ik wil, en dat ik van u zal gevonden
321 Gal 1:4 | tegenwoordige boze wereld, naar den wil van onzen God en Vader; ~
322 Gal 2:4 | ingekropen valse broederen wil, die van bezijden ingekomen
323 Gal 3:2 | 2 Dit alleen wil ik van u leren: hebt gij
324 Gal 3:19 | is om der overtredingen wil daarbij gesteld, totdat
325 Efez 1:1 | Jezus Christus, door den wil van God, aan de heiligen,
326 Efez 1:5 | het welbehagen van Zijn wil.
327 Efez 1:9 | de verborgenheid van Zijn wil, naar Zijn welbehagen, hetwelk
328 Efez 1:11| werkt naar den raad van Zijn wil; ~
329 Efez 2:3 | onzes vleses, doende den wil des vleses en der gedachten;
330 Efez 5:17| maar verstaat, welke de wil des Heeren zij. ~
331 Efez 6:6 | van Christus, doende den wil van God van harte; ~
332 Fili 1:12| 12 En ik wil, dat gij weet, broeders,
333 Fili 3:7 | dat heb ik om Christus' wil schade geacht. ~
334 Fili 3:8 | Jezus, mijn Heere; om Wiens wil ik al die dingen schade
335 Kol 1:1 | Jezus Christus, door de wil van God, en Timotheus, de
336 Kol 1:9 | worden met de kennis van Zijn wil, in alle wijsheid en geestelijk
337 Kol 2:1 | 1 Want ik wil, dat gij weet, hoe groten
338 Kol 2:18 | niemand u overheerse naar zijn wil in nederigheid en dienst
339 Kol 4:12 | volmaakt en volkomen in al den wil van God. ~
340 1The 4:3 | 3 Want dit is de wil van God, uw heiligmaking:
341 1The 4:13| 13 Doch, broeders, ik wil niet, dat gij onwetende
342 1The 5:13| in liefde, om huns werks wil. Zijt vreedzaam onder elkander. ~
343 1The 5:18| in alles; want dit is de wil van God in Christus Jezus
344 2The 3:10| bevolen, dat, zo iemand niet wil werken, hij ook niet ete. ~
345 1Tim 2:4 | 4 Welke wil, dat alle mensen zalig worden,
346 1Tim 2:8 | 8 Ik wil dan, dat de mannen bidden
347 1Tim 2:12| over den man heerse, maar wil, dat zij in stilheid zij. ~
348 1Tim 5:14| 14 Ik wil dan, dat de jonge weduwen
349 2Tim 1:1 | Jezus Christus, door den wil van God, naar de belofte
350 2Tim 2:26| gevangen waren tot zijn wil. ~ ~
351 2Tim 5:11| behoort, om vuil gewins wil. ~
352 Tit 1:11 | behoort, om vuil gewins wil. ~
353 Tit 3:8 | getrouw woord, en deze dingen wil ik, dat gij ernstelijk bevestigt,
354 Heb 1:14 | uitgezonden worden, om dergenen wil, die de zaligheid beerven
355 Heb 2:4 | Heiligen Geestes, naar Zijn wil. ~
356 Heb 5:3 | En om derzelver zwakheid wil moet hij gelijk voor het
357 Heb 7:18 | zwakheids en onprofijtelijkheids wil; ~
358 Heb 10:7 | van Mij geschreven), om Uw wil te doen, o God! ~
359 Heb 10:9 | Hij: Zie, Ik kom, om Uw wil te doen, o God! Hij neemt
360 Heb 10:10 | 10 In welken wil wij geheiligd zijn, door
361 Heb 10:36 | van node, opdat gij, den wil van God gedaan hebbende,
362 Heb 13:21 | goed werk, opdat gij Zijn wil moogt doen; werkende in
363 Jako 1:18| 18 Naar Zijn wil heeft Hij ons gebaard door
364 Jako 3:4 | de begeerte des stuurders wil. ~
365 Jako 4:4 | dan een vriend der wereld wil zijn, die wordt een vijand
366 Jako 4:15| zeggen: Indien de Heere wil, en wij leven zullen, zo
367 1Pet 2:13| onderdanig, om des Heeren wil; hetzij den koning, als
368 1Pet 2:15| 15 Want alzo is het de wil van God, dat gij, weldoende,
369 1Pet 3:10| 10 Want wie het leven wil liefhebben, en goede dagen
370 1Pet 3:14| lijdt om der gerechtigheid wil, zo zijt gij zalig; en vreest
371 1Pet 3:17| weldoende, (indien het de wil van God wil) lijdt, dan
372 1Pet 3:17| indien het de wil van God wil) lijdt, dan kwaad doende. ~
373 1Pet 4:2 | der mensen, maar naar den wil van God, den tijd, die overig
374 1Pet 4:3 | des levens der heidenen wil volbracht hebben, en gewandeld
375 1Pet 4:19| ook die lijden naar den wil van God, dat zij hun zielen
376 2Pet 1:21| niet voortgebracht door de wil eens mensen, maar de heilige
377 1Joh 2:12| vergeven om Zijns Naams wil. ~
378 1Joh 2:17| begeerlijkheid; maar die den wil van God doet, blijft in
379 1Joh 5:14| wij iets bidden naar Zijn wil, Hij ons verhoort. ~
380 2Joh 1:2 | 2 Om der waarheid wil, die in ons blijft, en met
381 3Joh 1:13| veel te schrijven, maar ik wil u niet schrijven met inkt
382 Jud 1:5 | 5 Maar ik wil u indachtig maken, als die
383 Jud 1:16 | personen om des voordeels wil. ~
384 Open 2:3 | gij hebt om Mijns Naams wil gearbeid, en zijt niet moede
385 Open 4:11| dingen geschapen, en door Uw wil zijn zij, en zijn zij geschapen. ~ ~
386 Open 11:5 | 5 En zo iemand die wil beschadigen, een vuur zal
387 Open 11:5 | verslinden; en zo iemand hen wil beschadigen, die moet alzo
388 Open 22:17| dorst heeft, kome; en die wil, neme het water des levens
|