Book Chapter: Verse
1 Gen 2:21 | derzelver plaats toe met vlees. ~
2 Gen 2:23 | been van mijn benen, en vlees van mijn vlees! Men zal
3 Gen 2:23 | benen, en vlees van mijn vlees! Men zal haar Manninne heten,
4 Gen 2:24 | aankleven; en zij zullen tot een vlees zijn. ~
5 Gen 6:3 | den mens, dewijl hij ook vlees is; doch zijn dagen zullen
6 Gen 6:12 | was verdorven; want al het vlees had zijn weg verdorven op
7 Gen 6:13 | Noach: Het einde van alle vlees is voor Mijn aangezicht
8 Gen 6:17 | watervloed over de aarde, om alle vlees, waarin een geest des levens
9 Gen 6:19 | van al wat leeft, van alle vlees, twee van elk, doen in de
10 Gen 7:15 | 15 En van alle vlees, waarin een geest des levens
11 Gen 7:16 | mannetje en wijfje, van alle vlees, gelijk als hem God bevolen
12 Gen 7:21 | 21 En alle vlees, dat zich op de aarde roerde,
13 Gen 8:17 | dat met u is, van alle vlees, aan gevogelte, en aan vee,
14 Gen 9:4 | 4 Doch het vlees met zijn ziel, dat is zijn
15 Gen 9:11 | met u, dat niet meer alle vlees door de wateren des vloeds
16 Gen 9:15 | alle levende ziel van alle vlees; en de wateren zullen niet
17 Gen 9:15 | wezen tot een vloed, om alle vlees te verderven. ~
18 Gen 9:16 | alle levende ziel, van alle vlees, dat op de aarde is. ~
19 Gen 9:17 | tussen Mij en tussen alle vlees, dat op de aarde is. ~
20 Gen 16:11 | 11 En gij zult het vlees uwer voorhuid besnijden;
21 Gen 16:13 | verbond zal zijn in ulieder vlees, tot een eeuwig verbond. ~
22 Gen 16:14 | hebbende, wiens voorhuids vlees niet zal besneden worden,
23 Gen 16:23 | Abraham, en hij besneed het vlees hunner voorhuid, even ten
24 Gen 16:24 | negentig jaren, als hem het vlees zijner voorhuid besneden
25 Gen 16:25 | dertien jaren oud, als hem het vlees zijner voorhuid besneden
26 Gen 27:14 | zijt mijn gebeente en mijn vlees! En hij bleef bij hem een
27 Gen 34:27 | hij is onze broeder, ons vlees, en zijn broederen hoorden
28 Gen 36:42 | en het gevogelte zal uw vlees van boven u eten. ~
29 Gen 37:2 | van aanzien, en vet van vlees, en zij weidden in het gras. ~
30 Gen 37:3 | van aanzien, en dun van vlees; en zij stonden bij de andere
31 Gen 37:4 | van aanzien, en dun van vlees, aten op die zeven koeien,
32 Gen 37:18 | op zeven koeien, vet van vlees en schoon van gedaante,
33 Gen 37:19 | lelijk van gedaante, rank van vlees; ik heb dergelijke van lelijkheid
34 Exo 4:7 | was weder als zijn ander vlees. ~
35 Exo 12:8 | 8 En zij zullen het vlees eten in denzelfden nacht,
36 Exo 12:46 | worden; gij zult van het vlees niet buiten uit het huis
37 Exo 16:8 | HEERE ulieden aan den avond vlees te eten zal geven, en aan
38 Exo 16:12 | Tussen twee avonden zult gij vlees eten, en aan den morgen
39 Exo 21:28 | gestenigd worden, en zijn vlees zal niet gegeten worden;
40 Exo 22:31 | zijn; daarom zult gij geen vlees eten, dat op het veld verscheurd
41 Exo 28:42 | linnen onderbroeken, om het vlees der schaamte te bedekken;
42 Exo 29:14 | 14 Maar het vlees des vars, en zijn vel, en
43 Exo 29:31 | nemen, en gij zult zijn vlees in de heilige plaats zieden. ~
44 Exo 29:32 | en zijn zonen zullen het vlees van dezen ram eten, en het
45 Exo 29:34 | overblijven zal van het vlees der vulofferen, of van dit
46 Exo 30:32 | 32 Op geens mensen vlees zal men ze gieten; gij zult
47 Lev 4:11 | van dien var, en al zijn vlees, met zijn hoofd en met zijn
48 Lev 6:10 | linnen onderbroek over zijn vlees aantrekken, en zal de as
49 Lev 6:27 | 27 Al wat deszelfs vlees zal aanroeren, zal heilig
50 Lev 7:15 | 15 Maar het vlees van het lofoffer zijns dankoffers
51 Lev 7:17 | 17 Wat nog van het vlees des slachtoffers overgebleven
52 Lev 7:18 | Want zo enigzins van dat vlees zijns dankoffers op den
53 Lev 7:19 | 19 En het vlees, dat iets onreins aangeroerd
54 Lev 7:19 | maar aangaande het andere vlees, dat vlees zal een ieder,
55 Lev 7:19 | aangaande het andere vlees, dat vlees zal een ieder, die rein
56 Lev 7:20 | 20 Doch als een ziel het vlees van het dankoffer, hetwelk
57 Lev 7:21 | verfoeisel, en zal van het vlees des dankoffers, hetwelk
58 Lev 8:17 | var met zijn huid, en zijn vlees, en zijn mest, heeft hij
59 Lev 8:31 | tot zijn zonen: Ziedt dat vlees voor de deur van de tent
60 Lev 8:32 | Maar het overige van het vlees en van het brood zult gij
61 Lev 9:11 | 11 Doch het vlees, en de huid verbrandde hij
62 Lev 11:8 | 8 Van hun vlees zult gij niet eten, en hun
63 Lev 11:11 | zullen zij u zijn; van hun vlees zult gij niet eten, en hun
64 Lev 12:3 | den achtsten dag zal het vlees zijner voorhuid besneden
65 Lev 13:10 | en gezondheid van levend vlees in dat gezwel is; ~
66 Lev 13:13 | melaatsheid zijn gehele vlees bedekt heeft, zo zal hij
67 Lev 13:14 | Maar ten welken dage levend vlees daarin gezien zal worden,
68 Lev 13:15 | de priester dat levende vlees gezien zal hebben, zal hij
69 Lev 13:15 | onrein verklaren; dat levende vlees is onrein; het is melaatsheid. ~
70 Lev 13:16 | 16 Of als dat levende vlees verkeert, en in wit veranderd
71 Lev 13:18 | 18 Het vlees ook, als in deszelfs vel
72 Lev 13:38 | vrouw, aan het vel van hun vlees blaren zullen hebben, witte
73 Lev 13:39 | blaren in het vel van hun vlees zijn; het is een witte puist
74 Lev 14:9 | klederen wassen, en zijn vlees met water baden, zo zal
75 Lev 15:2 | vloeiende zal zijn uit zijn vlees, zal om zijn vloed onrein
76 Lev 15:3 | zijn vloed zijn: zo zijn vlees zijn vloed uitzevert, of
77 Lev 15:3 | vloed uitzevert, of zijn vlees van zijn vloed zich verstopt,
78 Lev 15:7 | 7 En die het vlees desgenen, die den vloed
79 Lev 15:13 | wassen, en hij zal zijn vlees met levend water baden,
80 Lev 15:16 | zijn, die zal zijn ganse vlees met water baden, en onrein
81 Lev 15:19 | vloed van bloed in haar vlees, zo zal zij zeven dagen
82 Lev 16:4 | onderbroek zal aan zijn vlees zijn, en met een linnen
83 Lev 16:4 | klederen; daarom zal hij zijn vlees met water baden, als hij
84 Lev 16:24 | 24 En hij zal zijn vlees in de heilige plaats met
85 Lev 16:26 | klederen wassen, en zijn vlees met water baden; en daarna
86 Lev 16:27 | uitvoeren; doch hun vellen, hun vlees en hun mest zullen zij met
87 Lev 16:28 | klederen wassen, en zijn vlees met water baden; en daarna
88 Lev 17:11 | 11 Want de ziel van het vlees is in het bloed; daarom
89 Lev 17:14 | het is de ziel van alle vlees; zijn bloed is voor zijn
90 Lev 17:14 | eten; want de ziel van alle vlees, dat is zijn bloed; zo wie
91 Lev 17:16 | hij die niet wast, en zijn vlees niet baadt, zo zal hij zijn
92 Lev 19:28 | lichaam geen snijding in uw vlees maken, noch schrift van
93 Lev 21:5 | niet afscheren, en in hun vlees zullen zij geen sneden snijden. ~
94 Lev 22:6 | niet eten, maar zal zijn vlees met water baden. ~
95 Lev 25:29 | 29 Want gij zult het vlees uwer zonen eten, en het
96 Lev 25:29 | uwer zonen eten, en het vlees uwer dochteren zult gij
97 Num 8:7 | scheermes over hun ganse vlees doen gaan, en zij zullen
98 Num 11:4 | en zeiden: Wie zal ons vlees te eten geven? ~
99 Num 11:13 | 13 Van waar zou ik het vlees hebben, om al dit volk te
100 Num 11:13 | mij, zeggende: Geef ons vlees, dat wij eten! ~
101 Num 11:18 | tegen morgen, en gij zult vlees eten; want gij hebt voor
102 Num 11:18 | geweend, zeggende: Wie zal ons vlees te eten geven? want het
103 Num 11:18 | Egypte! Daarom zal de HEERE u vlees geven, en gij zult eten. ~
104 Num 11:21 | hebt gezegd: Ik zal hun vlees geven, en zij zullen een
105 Num 11:33 | 33 Dat vlees was nog tussen hun tanden,
106 Num 12:12 | als een dode, van wiens vlees, als hij uit zijns moeders
107 Num 16:22 | God der geesten van alle vlees! een enig man zal gezondigd
108 Num 18:28 | baarmoeder opent, van alle vlees, dat zij den HEERE zullen
109 Num 18:31 | 18 En hun vlees zal het uwe zijn; gelijk
110 Num 19:15 | baarmoeder opent, van alle vlees, dat zij den HEERE zullen
111 Num 19:18 | 18 En hun vlees zal het uwe zijn; gelijk
112 Num 27:16 | God der geesten van alle vlees, een man stelle over deze
113 Deu 5:26 | Want wie is er van alle vlees, die de stem des levenden
114 Deu 12:15 | ziel zult gij slachten en vlees eten, naar den zegen des
115 Deu 12:20 | gij zeggen zult: Ik zal vlees eten; dewijl uw ziel lust
116 Deu 12:20 | dewijl uw ziel lust heeft vlees te eten, zo zult gij vlees
117 Deu 12:20 | vlees te eten, zo zult gij vlees eten, naar allen lust uwer
118 Deu 12:23 | zult gij de ziel met het vlees niet eten; ~
119 Deu 12:27 | zult uw brandofferen, het vlees en het bloed, bereiden op
120 Deu 12:27 | worden uitgegoten; maar het vlees zult gij eten. ~
121 Deu 14:8 | het ulieden zijn; van hun vlees zult gij niet eten, en hun
122 Deu 16:4 | landpalen; ook zal van het vlees, dat gij aan den avond van
123 Deu 28:53 | de vrucht uws buiks, het vlees uwer zonen en uwer dochteren,
124 Deu 28:55 | van die zal geven van het vlees zijner zonen, die hij eten
125 Deu 32:42 | bloed, en Mijn zwaard zal vlees eten; van het bloed des
126 Ric 5:19 | koeken van een efa meels; het vlees legde hij in een korf, en
127 Ric 5:20 | zeide tot hem: Neem het vlees en de ongezuurde koeken,
128 Ric 5:21 | hand was, en roerde het vlees en de ongezuurde koeken
129 Ric 5:21 | de rots, en verteerde het vlees en de ongezuurde koeken.
130 Ric 7:7 | hand geeft, zo zal ik uw vlees dorsen met doornen der woestijn,
131 Ric 8:2 | ook, dat ik uw been en uw vlees ben. ~
132 1Sa 2:13 | jongen kwam, terwijl het vlees kookte, met een drietandigen
133 1Sa 2:15 | man, die offerde: Geef dat vlees om te braden voor den priester;
134 1Sa 2:15 | want hij zal geen gekookt vlees van u nemen, maar rauw. ~
135 1Sa 17:44 | Kom tot mij, zo zal ik uw vlees aan de vogelen des hemels
136 1Sa 25:11 | water, en mijn geslacht vlees nemen, dat ik voor mijn
137 2Sa 5:1 | wij, uw gebeente en uw vlees zijn wij. ~
138 2Sa 6:19 | broodkoek, en een schoon stuk vlees, en een fles wijn. Toen
139 2Sa 19:12 | broederen; mijn been en mijn vlees zijt gij; waarom zoudt gij
140 2Sa 19:13 | gij niet mijn been en mijn vlees? God doe mij zo, en doe
141 1Kon 17:6 | hem des morgens brood en vlees, desgelijks brood en vlees
142 1Kon 17:6 | vlees, desgelijks brood en vlees des avonds; en hij dronk
143 1Kon 19:21| der runderen zood hij hun vlees, hetwelk hij aan het volk
144 1Kon 21:27| scheurde, en een zak om zijn vlees legde, en vastte; hij lag
145 2Kon 4:34| zich over hem uit. En het vlees des kinds werd warm. ~
146 2Kon 5:10| zevenmaal in de Jordaan, en uw vlees zal u wederkomen, en gij
147 2Kon 5:14| van den man Gods; en zijn vlees kwam weder, gelijk het vlees
148 2Kon 5:14| vlees kwam weder, gelijk het vlees van een kleinen jongen;
149 2Kon 6:30| zak van binnen over zijn vlees was. ~
150 2Kon 9:36| Jizreel zullen de honden het vlees van Izebel eten. ~
151 1Kro 11:1 | wij zijn uw gebeente en uw vlees. ~
152 1Kro 16:3 | broods, en een schoon stuk vlees, en een fles wijn.
153 Neh 5:5 | 5 Nu is toch ons vlees als het vlees onzer broederen,
154 Neh 5:5 | is toch ons vlees als het vlees onzer broederen, onze kinderen
155 Job 2:5 | tast zijn gebeente en zijn vlees aan; zo hij U niet in Uw
156 Job 6:12 | kracht stenen kracht? Is mijn vlees staal? ~
157 Job 7:5 | 5 Mijn vlees is met het gewormte en met
158 Job 10:11 | 11 Met vel en vlees hebt Gij mij bekleed; met
159 Job 12:10 | leeft, en de geest van alle vlees des mensen. ~
160 Job 13:14 | 14 Waarom zou ik mijn vlees in mijn tanden nemen, en
161 Job 14:22 | 22 Maar zijn vlees, nog aan hem zijnde, heeft
162 Job 19:20 | aan mijn huid en aan mijn vlees; en ik ben ontkomen met
163 Job 19:22 | niet verzadigd van mijn vlees? ~
164 Job 19:26 | hebben, zal ik uit mijn vlees God aanschouwen; ~
165 Job 21:6 | word ik beroerd, en mijn vlees heeft een gruwen gevat. ~
166 Job 31:31 | gezegd: Och, of wij van zijn vlees hadden, wij zouden niet
167 Job 33:21 | 21 Dat zijn vlees verdwijnt uit het gezicht,
168 Job 33:25 | 25 Zijn vlees zal frisser worden dan het
169 Job 34:15 | 15 Alle vlees zou tegelijk den geest geven,
170 Job 40:14 | 14 De stukken van zijn vlees kleven samen; elkeen is
171 Psa 16:9 | verheugt zich; ook zal mijn vlees zeker wonen. ~
172 Psa 27:2 | tot mij naderden, om mijn vlees te eten, stieten zij zelven
173 Psa 39:4 | is niets geheels in mijn vlees, vanwege Uw gramschap; er
174 Psa 39:8 | is niets geheels in mijn vlees. ~
175 Psa 56:5 | niet vrezen; wat zoude mij vlees doen? ~
176 Psa 63:2 | ziel dorst naar U; mijn vlees verlangt naar U, in een
177 Psa 65:3 | het gebed; tot U zal alle vlees komen. ~
178 Psa 73:26 | 26 Bezwijkt mijn vlees en mijn hart, zo is God
179 Psa 78:20 | geven? Zou Hij Zijn volke vlees toebereiden? ~
180 Psa 78:27 | 27 En regende op hen vlees als stof, en gevleugeld
181 Psa 78:39 | 39 En Hij dacht, dat zij vlees waren, een wind, die henengaat
182 Psa 79:2 | hemels tot spijs gegeven; het vlees Uwer gunstgenoten aan het
183 Psa 84:3 | HEEREN; mijn hart en mijn vlees roepen uit tot den levenden
184 Psa 102:6 | gebeente kleeft aan mijn vlees, vanwege de stem mijns zuchtens. ~
185 Psa 109:24 | struikelen van vasten, en mijn vlees is vermagerd, zodat er geen
186 Psa 136:25 | 25 Die allen vlees spijs geeft; want Zijn goedertierenheid
187 Psa 145:21 | HEEREN uitspreken, en alle vlees zal Zijn heiligen Naam loven
188 Spre 4:22| medicijn voor hun gehele vlees. ~
189 Spre 5:11| uw laatste brult, als uw vlees, en uw lijf verteerd is; ~
190 Spre 11:17| die wreed is, beroert zijn vlees. ~
191 Pred 2:3 | hart nagespeurd, om mijn vlees op te houden in den wijn, (
192 Pred 4:5 | samen, en eet zijn eigen vlees. ~
193 Pred 5:5 | mond niet toe, dat hij uw vlees zou doen zondigen; en zeg
194 Pred 11:10| doe het kwade weg van uw vlees, want de jeugd, en de jonkheid
195 Jes 9:19 | worden; een iegelijk zal het vlees zijns arms eten; ~
196 Jes 10:18 | van de ziel af, tot het vlees toe; en hij zal zijn, gelijk
197 Jes 17:4 | dat de vettigheid van zijn vlees mager worden zal. ~
198 Jes 22:13 | doden, en schapen te kelen, vlees te eten, en wijn te drinken,
199 Jes 31:3 | God, en hun paarden zijn vlees, en geen geest; en de HEERE
200 Jes 40:5 | geopenbaard worden; en alle vlees te gelijk zal zien, dat
201 Jes 40:6 | Wat zal ik roepen? Alle vlees is gras, en al zijn goedertierenheid
202 Jes 44:16 | andere helft daarvan eet hij vlees; hij braadt een gebraad,
203 Jes 44:19 | ik brood gebakken, ik heb vlees daarbij gebraden, en heb
204 Jes 49:26 | verdrukkers spijzen met hun eigen vlees, en van hun eigen bloed
205 Jes 49:26 | van zoeten wijn; en alle vlees zal gewaar worden, dat Ik,
206 Jes 59:7 | dekt, en dat gij u voor uw vlees niet verbergt? ~
207 Jes 67:16 | het recht treden met alle vlees; en de verslagenen des HEEREN
208 Jes 67:23 | sabbat tot den anderen, alle vlees komen zal om aan te bidden
209 Jes 67:24 | worden, en zij zullen allen vlees een afgrijzing wezen. ~
210 Jer 7:21 | uw slachtofferen, en eet vlees. ~
211 Jer 11:15 | velen doet, en het heilige vlees van u geweken is? Wanneer
212 Jer 12:12 | geen vrede voor enig vlees. ~
213 Jer 17:5 | op een mens vertrouwt, en vlees tot zijn arm stelt, en wiens
214 Jer 19:9 | En Ik zal hunlieden het vlees hunner zonen en het vlees
215 Jer 19:9 | vlees hunner zonen en het vlees hunner dochteren doen eten,
216 Jer 19:9 | zullen eten, een iegelijk het vlees zijns naasten, in de belegering
217 Jer 25:31 | gericht houden met alle vlees; de goddelozen heeft Hij
218 Jer 32:27 | de HEERE, de God van alle vlees; zou Mij enig ding te wonderlijk
219 Jer 45:5 | breng een kwaad over alle vlees, spreekt de HEERE; maar
220 Jer 51:35 | geweld, dat mij en mijn vlees is aangedaan, zij op Babel!
221 Klaa 1:48| Beth. Hij heeft mijn vlees en mijn huid oud gemaakt,
222 Eze 4:14 | en geen verfoeilijk vlees is in mijn mond gekomen. ~
223 Eze 11:3 | stad zou de pot, en wij het vlees zijn. ~
224 Eze 11:7 | nedergelegd hebt, die zijn dat vlees, en deze stad is de pot;
225 Eze 11:11 | midden derzelve niet tot vlees zijn; in de landpale Israels
226 Eze 11:19 | het stenen hart uit hun vlees wegnemen, en zal hun een
227 Eze 16:26 | uw naburen, die groot van vlees zijn; en gij hebt uw hoererij
228 Eze 20:48 | 48 En alle vlees zal zien, dat Ik, de HEERE,
229 Eze 21:4 | schede uitgaan tegen alle vlees, van het zuiden tot het
230 Eze 21:5 | 5 En alle vlees zal weten, dat Ik, de HEERE,
231 Eze 23:20 | derzelver bijwijven, welker vlees is als het vlees der ezelen,
232 Eze 23:20 | welker vlees is als het vlees der ezelen, en welker vloed
233 Eze 24:10 | het vuur aan, verteer het vlees, en kruid het met specerijen,
234 Eze 32:5 | 5 En Ik zal uw vlees henengeven op de bergen,
235 Eze 33:25 | de Heere HEERE: Gij eet vlees met het bloed, en heft uw
236 Eze 36:26 | zal het stenen hart uit uw vlees wegnemen, en zal u een vlesen
237 Eze 37:6 | zenuwen op u leggen, en vlees op u doen opkomen, en een
238 Eze 37:8 | zenuwen op dezelve, en er kwam vlees op; en Hij trok een huid
239 Eze 39:17 | de bergen Israels, en eet vlees, en drink bloed. ~
240 Eze 39:18 | 18 Het vlees der helden zult gij eten,
241 Eze 44:7 | hart en onbesnedenen van vlees, om in Mijn heiligdom te
242 Eze 44:9 | hart, en onbesneden van vlees, zal in Mijn heiligdom ingaan,
243 Dan 1:15 | en zij vetter waren van vlees dan al de jongelingen, die
244 Dan 2:11 | goden, welker woning bij het vlees niet is. ~
245 Dan 4:12 | haar takken, en alle vlees werd daarvan gevoed. ~
246 Dan 7:5 | hetzelve: Sta op, eet veel vlees. ~
247 Dan 10:3 | Begeerlijke spijze at ik niet, en vlees of wijn kwam in mijn mond
248 Hos 8:13 | Mijner gaven, zij offeren vlees, en eten het, maar de HEERE
249 Joe 2:28 | zal uitgieten over alle vlees, en uw zonen en uw dochteren
250 Mic 3:2 | huid van hen af, en hun vlees van hun beenderen. ~
251 Mic 3:3 | Ja, zij zijn het, die het vlees mijns volks eten, en hun
252 Mic 3:3 | gelijk als in een pot, en als vlees in het midden eens ketels. ~
253 Zep 1:17 | worden als stof, en hun vlees zal worden als drek. ~
254 Zac 2:13 | 13 Zwijg, alle vlees, voor het aangezicht des
255 Zac 11:9 | overgeblevenen de een des anderen vlees verslinden. ~
256 Zac 11:16 | hij niet dragen; maar het vlees van het vette zal hij eten,
257 Zac 14:12 | hebben: Hij zal een iegelijks vlees, daar hij op zijn voeten
258 Matt 16:17| gij, Simon, Bar-Jona! want vlees en bloed heeft u dat niet
259 Matt 19:5 | die twee zullen tot een vlees zijn; ~
260 Matt 19:6 | meer twee zijn, maar een vlees. Hetgeen dan God samengevoegd
261 Matt 24:22| niet verkort werden, geen vlees zou behouden worden; maar
262 Matt 26:41| is wel gewillig, maar het vlees is zwak. ~
263 Mark 10:8 | die twee zullen tot een vlees zijn, alzo dat zij niet
264 Mark 10:8 | meer twee zijn, maar een vlees. ~
265 Mark 13:20| dagen niet verkort had, geen vlees zou behouden worden; maar
266 Mark 14:38| is wel gewillig, maar het vlees is zwak. ~
267 Luk 3:6 | 6 En alle vlees zal de zaligheid Gods zien. ~
268 Luk 24:39 | want een geest heeft geen vlees en benen, gelijk gij ziet,
269 Joha 1:14| 14 En het Woord is vlees geworden, en heeft onder
270 Joha 3:6 | 6 Hetgeen uit het vlees geboren is, dat is vlees;
271 Joha 3:6 | vlees geboren is, dat is vlees; en hetgeen uit den Geest
272 Joha 6:51| dat Ik geven zal, is Mijn vlees, hetwelk Ik geven zal voor
273 Joha 6:52| zeggende: Hoe kan ons deze Zijn vlees te eten geven? ~
274 Joha 6:53| ulieden: Tenzij dat gij het vlees des Zoons des mensen eet,
275 Joha 6:54| 54 Die Mijn vlees eet, en Mijn bloed drinkt,
276 Joha 6:55| 55 Want Mijn vlees is waarlijk Spijs, en Mijn
277 Joha 6:56| 56 Die Mijn vlees eet, en Mijn bloed drinkt,
278 Joha 6:63| het, Die levend maakt; het vlees is niet nut. De woorden,
279 Joha 8:15| 15 Gij oordeelt naar het vlees; Ik oordeel niemand. ~
280 Joha 17:2 | macht gegeven hebt over alle vlees, opdat al wat Gij Hem gegeven
281 Hand 2:17| uitstorten van Mijn Geest op alle vlees; en uw zonen en uw dochters
282 Hand 2:26| verheugt zich; ja, ook mijn vlees zal rusten in hope; ~
283 Hand 2:30| zijner lenden, zoveel het vlees aangaat, den Christus verwekken
284 Hand 2:31| verlaten in de hel, noch Zijn vlees verderving heeft gezien. ~
285 Rom 1:3 | zaad van David, naar het vlees; ~
286 Rom 2:28 | het in het openbaar in het vlees is; ~
287 Rom 3:20 | uit de werken der wet geen vlees gerechtvaardigd worden,
288 Rom 4:1 | verkregen heeft naar het vlees? ~
289 Rom 7:5 | 5 Want toen wij in het vlees waren, wrochten de bewegingen
290 Rom 7:18 | in mij, dat is, in mijn vlees, geen goed woont; want het
291 Rom 7:26 | de wet Gods, maar met het vlees de wet der zonde. ~ ~ ~
292 Rom 8:1 | zijn, die niet naar het vlees wandelen, maar naar den
293 Rom 8:3 | was, dewijl zij door het vlees krachteloos was, heeft God,
294 Rom 8:3 | zonde veroordeeld in het vlees. ~
295 Rom 8:4 | in ons, die niet naar het vlees wandelen, maar naar den
296 Rom 8:5 | 5 Want die naar het vlees zijn, bedenken, dat des
297 Rom 8:8 | 8 En die in het vlees zijn, kunnen Gode niet behagen. ~
298 Rom 8:9 | gijlieden zijt niet in het vlees, maar in den Geest, zo anders
299 Rom 8:12 | schuldenaars niet aan het vlees, om naar het vlees te leven. ~
300 Rom 8:12 | aan het vlees, om naar het vlees te leven. ~
301 Rom 8:13 | Want indien gij naar het vlees leeft, zo zult gij sterven;
302 Rom 9:3 | maagschap zijn naar het vlees; ~
303 Rom 9:5 | Christus is, zoveel het vlees aangaat, Dewelke is God
304 Rom 11:14 | 14 Of ik enigszins mijn vlees tot jaloersheid verwekken,
305 Rom 13:14 | Christus, en verzorgt het vlees niet tot begeerlijkheden. ~ ~ ~
306 Rom 14:21 | 21 Het is goed geen vlees te eten, noch wijn te drinken,
307 1Kor 1:26| vele wijzen zijt naar het vlees, niet vele machtigen, niet
308 1Kor 1:29| 29 Opdat geen vlees zou roemen voor Hem. ~
309 1Kor 6:16| zegt Hij, zullen tot een vlees wezen. ~
310 1Kor 7:28| verdrukking hebben in het vlees; en ik spare ulieden. ~
311 1Kor 8:13| zal ik in eeuwigheid geen vlees eten, opdat ik mijn broeder
312 1Kor 10:18| Ziet Israel, dat naar het vlees is: hebben niet degenen,
313 1Kor 15:39| 39 Alle vlees is niet hetzelfde vlees;
314 1Kor 15:39| vlees is niet hetzelfde vlees; maar een ander is het vlees
315 1Kor 15:39| vlees; maar een ander is het vlees der mensen, en een ander
316 1Kor 15:39| mensen, en een ander is het vlees der beesten, en een ander
317 1Kor 15:50| dit zeg ik, broeders, dat vlees en bloed het Koninkrijk
318 2Kor 1:17| Of neem ik het naar het vlees voor, hetgeen ik voorneem,
319 2Kor 4:11| Jezus in ons sterfelijk vlees zou geopenbaard worden. ~
320 2Kor 5:16| nu aan niemand naar het vlees; en indien wij ook Christus
321 2Kor 5:16| wij ook Christus naar het vlees gekend hebben, nochtans
322 2Kor 5:16| Hem nu niet meer naar het vlees. ~
323 2Kor 7:5 | gekomen zijn, zo heeft ons vlees geen rust gehad; maar wij
324 2Kor 10:2 | achten, alsof wij naar het vlees wandelden. ~
325 2Kor 10:3 | 3 Want wandelende in het vlees, voeren wij den krijg niet
326 2Kor 10:3 | den krijg niet naar het vlees; ~
327 2Kor 11:18| Dewijl velen roemen naar het vlees, zo zal ik ook roemen. ~
328 2Kor 12:7 | een scherpe doorn in het vlees, namelijk een engel des
329 Gal 1:16 | niet te rade gegaan met vlees en bloed; ~
330 Gal 2:16 | uit de werken der wet geen vlees zal gerechtvaardigd worden. ~
331 Gal 2:20 | en hetgeen ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het
332 Gal 3:3 | voleindigt gij nu met het vlees? ~
333 Gal 4:14 | verzoeking, die in mijn vlees geschiedde, hebt gij niet
334 Gal 4:23 | dienstmaagd was, is naar het vlees geboren geweest; doch deze,
335 Gal 4:29 | gelijkerwijs toen, die naar het vlees geboren was, vervolgde dengene,
336 Gal 5:13 | tot een oorzaak voor het vlees; maar dient elkander door
337 Gal 5:17 | 17 Want het vlees begeert tegen den Geest,
338 Gal 5:17 | Geest, en de Geest tegen het vlees; en deze staan tegen elkander,
339 Gal 5:24 | Christus zijn, hebben het vlees gekruist met de bewegingen
340 Gal 6:8 | 8 Want die in zijn eigen vlees zaait, zal uit het vlees
341 Gal 6:8 | vlees zaait, zal uit het vlees verderfenis maaien; maar
342 Gal 6:12 | gelaat willen tonen naar het vlees, die noodzaken u besneden
343 Gal 6:13 | besneden wordt, opdat zij in uw vlees roemen zouden. ~
344 Efez 2:11| eertijds heidenen waart in het vlees, en die voorhuid genaamd
345 Efez 2:11| zijn besnijdenis in het vlees, die met handen geschiedt; ~
346 Efez 2:15| Hij de vijandschap in Zijn vlees te niet gemaakt, namelijk
347 Efez 5:29| niemand heeft ooit zijn eigen vlees gehaat, maar hij voedt het,
348 Efez 5:30| Zijns lichaams, van Zijn vlees en van Zijn benen. ~
349 Efez 5:31| zij twee zullen tot een vlees wezen. ~
350 Efez 6:5 | gehoorzaam uw heren naar het vlees, met vreze en beven, in
351 Efez 6:12| hebben den strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de
352 Fili 1:22| Maar of te leven in het vlees, hetzelve mij oorbaar zij,
353 Fili 1:24| 24 Maar in het vlees te blijven, is nodiger om
354 Fili 3:3 | Jezus roemen, en niet in het vlees betrouwen. ~
355 Fili 3:4 | ik heb, dat ik ook in het vlees betrouwen mocht; indien
356 Fili 3:4 | meent te betrouwen in het vlees, ik nog meer; ~
357 Kol 1:24 | voor u, en vervulle in mijn vlees de overblijfselen van de
358 Kol 2:1 | er mijn aangezicht in het vlees niet hebben gezien; ~
359 Kol 2:5 | 5 Want hoewel ik met het vlees van u ben, nochtans ben
360 Kol 2:23 | tot verzadiging van het vlees. ~ ~ ~
361 Kol 3:22 | gehoorzaam uw heren naar het vlees, niet met ogendiensten als
362 1Tim 3:16| God is geopenbaard in het vlees, is gerechtvaardigd in den
363 File 1:16| meer dan u, beide in het vlees en in den Heere. ~
364 Heb 10:20 | voorhangsel, dat is, door Zijn vlees; ~
365 Jako 5:3 | een getuigenis, en zal uw vlees als een vuur verteren; gij
366 1Pet 1:24| 24 Want alle vlees is als gras, en alle heerlijkheid
367 1Pet 3:18| Die wel is gedood in het vlees, maar levend gemaakt door
368 1Pet 4:1 | Christus voor ons in het vlees geleden heeft, zo wapent
369 1Pet 4:1 | namelijk dat wie in het vlees geleden heeft, die heeft
370 1Pet 4:2 | tijd, die overig is in het vlees, te leven. ~
371 1Pet 4:6 | worden naar den mens in het vlees, maar leven zouden naar
372 2Pet 2:10| allermeest degenen, die naar het vlees in onreine begeerlijkheid
373 1Joh 4:2 | dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, die is uit God; ~
374 1Joh 4:3 | dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, die is uit God
375 2Joh 1:7 | dat Jezus Christus in het vlees gekomen is. Deze is de verleider
376 Jud 1:7 | gehoereerd hebben, en ander vlees zijn nagegaan, tot een voorbeeld
377 Jud 1:8 | zijnde, verontreinigen het vlees, en verwerpen de heerschappij,
378 Jud 1:23 | ook den rok, die van het vlees bevlekt is. ~
379 Open 17:16| naakt; en zij zullen haar vlees eten, en zullen haar met
380 Open 19:18| 18 Opdat gij eet het vlees der koningen, en het vlees
381 Open 19:18| vlees der koningen, en het vlees der oversten over duizend,
382 Open 19:18| oversten over duizend, en het vlees der sterken, en het vlees
383 Open 19:18| vlees der sterken, en het vlees der paarden en dergenen,
384 Open 19:18| die daarop zitten; en het vlees van alle vrijen en dienstknechten,
385 Open 19:21| werden verzadigd van hun vlees. ~ ~
|