Book Chapter: Verse
1 Gen 2:8 | het oosten, en Hij stelde aldaar den mens, die Hij geformeerd
2 Gen 11:2 | land Sinear; en zij woonden aldaar. ~
3 Gen 11:7 | en laat Ons hun spraak aldaar verwarren, opdat iegelijk
4 Gen 11:9 | men haar naam Babel; want aldaar verwarde de HEERE de spraak
5 Gen 11:31 | kwamen tot Haran, en woonden aldaar. ~
6 Gen 12:7 | land geven. Toen bouwde hij aldaar een altaar den HEERE, Die
7 Gen 12:7 | altaar den HEERE, Die hem aldaar verschenen was. ~
8 Gen 12:8 | het oosten; en hij bouwde aldaar den HEERE een altaar, en
9 Gen 13:4 | gemaakt had; en Abram heeft aldaar den Naam des HEEREN aangeroepen. ~
10 Gen 13:18 | Hebron zijn; en hij bouwde aldaar den HEERE een altaar. ~
11 Gen 14:10 | Gomorra vluchtten, en vielen aldaar; en de overgeblevenen vluchtten
12 Gen 17:29 | zeide: Misschien zullen aldaar veertig gevonden worden!
13 Gen 17:30 | spreke; misschien zullen aldaar dertig gevonden worden!
14 Gen 17:30 | zal het niet doen, zo Ik aldaar dertig zal vinden. ~
15 Gen 20:33 | bos in Ber-seba, en riep aldaar den Naam des HEEREN, des
16 Gen 21:2 | land Moria, en offer hem aldaar tot een brandoffer, op een
17 Gen 21:9 | gezegd had; en Abraham bouwde aldaar een altaar, en hij schikte
18 Gen 22:13 | mij, zo zal ik mijn dode aldaar begraven. ~
19 Gen 24:17 | dal van Gerar, en woonde aldaar. ~
20 Gen 24:19 | in dat dal, en zij vonden aldaar een put van levend water. ~
21 Gen 24:25 | HEEREN aan. En hij sloeg aldaar zijn tent op; en Izaks knechten
22 Gen 28:46 | maakten een hoop; en zij aten aldaar op dien hoop. ~
23 Gen 29:13 | 13 En hij vernachtte aldaar dienzelfden nacht; en hij
24 Gen 29:29 | vraagt? En Hij zegende hem aldaar. ~
25 Gen 30:20 | 20 En hij richte aldaar een altaar op, en noemde
26 Gen 32:1 | op naar Beth-El, en woon aldaar; en maak daar een altaar
27 Gen 32:7 | 7 En hij bouwde aldaar een altaar, en noemde die
28 Gen 32:7 | Beth-El; want God was hem aldaar geopenbaard geweest, als
29 Gen 35:2 | 2 En Juda zag aldaar de dochter van een Kanaanietisch
30 Gen 37:12 | 12 En aldaar was bij ons een Hebreeuws
31 Gen 39:25 | hadden gehoord, dat zij aldaar brood eten zouden. ~
32 Gen 39:30 | in een kamer, en weende aldaar. ~
33 Gen 40:14 | Jozef; want hij was nog zelf aldaar; en zij vielen voor zijn
34 Gen 41:11 | 11 En ik zal u aldaar onderhouden; want er zullen
35 Gen 42:3 | naar Egypte; want Ik zal u aldaar tot een groot volk zetten. ~
36 Gen 44:7 | komen; en ik begroef haar aldaar aan den weg van Efrath,
37 Gen 45:31 | 31 Aldaar hebben zij Abraham begraven,
38 Exo 15:25 | toen werd het water zoet. Aldaar stelde Hij het volk een
39 Exo 15:25 | een inzetting en recht, en aldaar verzocht Hij hetzelve, ~
40 Exo 15:27 | palmbomen; en zij legerden zich aldaar aan de wateren. ~ ~
41 Exo 17:3 | 3 Toen nu het volk aldaar dorstte naar water, zo murmureerde
42 Exo 17:6 | 6 Zie, Ik zal aldaar voor uw aangezicht op den
43 Exo 19:2 | Israel nu legerde zich aldaar tegenover dien berg. ~
44 Exo 24:12 | Mij op den berg, en wees aldaar; en Ik zal u stenen tafelen
45 Exo 25:22 | 22 En aldaar zal Ik bij u komen, en Ik
46 Exo 26:33 | zult de ark der getuigenis aldaar binnen den voorhang brengen;
47 Exo 29:42 | het aangezicht des HEEREN; aldaar zal Ik met ulieden komen,
48 Exo 29:42 | met ulieden komen, dat Ik aldaar met u spreke. ~
49 Exo 34:25 | berg Sinai klimt, en stel u aldaar voor Mij, op den top des
50 Exo 34:28 | een wolk, en stelde Zich aldaar bij hem; en Hij riep uit
51 Exo 34:51 | 28 En hij was aldaar met den HEERE, veertig dagen
52 Exo 40:3 | 3 En gij zult aldaar zetten de ark der getuigenis;
53 Num 11:17 | zal Ik afkomen en met u aldaar spreken; en van den Geest,
54 Num 20:1 | Kades. En Mirjam stierf aldaar, en zij werd aldaar begraven. ~
55 Num 20:1 | stierf aldaar, en zij werd aldaar begraven. ~
56 Num 20:28 | Eleazar aan; en Aaron stierf aldaar, op de hoogte diens bergs.
57 Num 23:15 | brandoffer, en ik zal Hem aldaar ontmoeten. ~
58 Num 31:79 | en al onze beesten zullen aldaar zijn in de steden van Gilead; ~
59 Num 32:9 | palmbomen, en zij legerden zich aldaar.
60 Num 32:38 | mond des HEEREN, en stierf aldaar, in het veertigste jaar
61 Deu 4:28 | 28 En aldaar zult gij goden dienen, die
62 Deu 10:5 | die ik gemaakt had; en aldaar zijn zij, gelijk als de
63 Deu 10:6 | Beeroth-Bene-jaakan en Mosera. Aldaar stierf Aaron, en werd aldaar
64 Deu 10:6 | Aldaar stierf Aaron, en werd aldaar begraven; en zijn zoon Eleazar
65 Deu 12:5 | verkiezen zal, om Zijn Naam aldaar te zetten, naar Zijn woning
66 Deu 12:7 | 7 En aldaar zult gijlieden voor het
67 Deu 12:11 | verkiezen zal, om Zijn Naam aldaar te doen wonen; daarheen
68 Deu 12:21 | verkiezen zal, om Zijn Naam aldaar te zetten, verre van u zal
69 Deu 13:12 | HEERE, uw God, u geeft, om aldaar te wonen, zult horen zeggen: ~
70 Deu 14:23 | verkiezen zal, om Zijn Naam aldaar te doen wonen, zult gij
71 Deu 14:24 | verkiezen zal, om Zijn Naam aldaar te stellen; wanneer de HEERE,
72 Deu 14:26 | van u begeren zal, en eet aldaar voor het aangezicht des
73 Deu 16:2 | verkiezen zal, om Zijn Naam aldaar te doen wonen. ~
74 Deu 16:6 | Zijn Naam te doen wonen, aldaar zult gij het pascha slachten
75 Deu 16:11 | verkiezen, om Zijnen Naam aldaar te doen wonen. ~
76 Deu 17:12 | priester, dewelke staat, om aldaar den HEERE, uw God, te dienen,
77 Deu 18:7 | broederen, de Levieten, die aldaar voor het aangezicht des
78 Deu 21:4 | zij zullen deze jonge koe aldaar in het dal den nek doorhouwen. ~
79 Deu 26:2 | zal hebben, om Zijn Naam aldaar te doen wonen; ~
80 Deu 26:5 | naar Egypte, en verkeerde aldaar als vreemdeling met weinig
81 Deu 26:5 | weinig volks; maar hij werd aldaar tot een groot, machtig en
82 Deu 27:5 | 5 En gij zult aldaar den HEERE, uw God, een altaar
83 Deu 27:7 | dankofferen offeren, en zult aldaar eten, en vrolijk zijn voor
84 Deu 28:36 | hebt, noch uw vaderen; en aldaar zult gij dienen andere goden,
85 Deu 28:64 | andere einde der aarde; en aldaar zult gij andere goden dienen,
86 Deu 28:65 | hebben; want de HEERE zal u aldaar een bevend hart geven, en
87 Deu 28:68 | dien niet meer zien; en aldaar zult gij u aan uw vijanden
88 Deu 31:26 | HEEREN, uws Gods, dat het aldaar zij ten getuige tegen u. ~
89 Deu 33:21 | eerste voorzien, omdat hij aldaar in het deel des wetgevers
90 Deu 34:5 | Mozes, de knecht des HEEREN, aldaar in het land van Moab, naar
91 Joz 2:16 | ontmoeten, en verbergt u aldaar drie dagen, totdat de vervolgers
92 Joz 2:22 | het gebergte, en bleven aldaar drie dagen, totdat de vervolgers
93 Joz 3:1 | Israels; en zij vernachtten aldaar, eer zij overtrokken. ~
94 Joz 4:8 | nachtleger, en stelden ze aldaar. ~
95 Joz 8:32 | 32 Aldaar schreef hij ook op stenen
96 Joz 14:12 | gehoord, dat de Enakieten aldaar waren, en dat er grote vaste
97 Joz 18:1 | te Silo, en zij richtten aldaar op de tent der samenkomst,
98 Joz 18:10 | HEEREN. En Jozua deelde aldaar den kinderen Israels het
99 Joz 23:10 | de halve stam van Manasse aldaar een altaar aan de Jordaan,
100 Ric 1:7 | Jeruzalem, en hij stierf aldaar. ~
101 Ric 2:5 | Bochim; en zij offerden aldaar den HEERE. ~
102 Ric 4:35 | men water schept, spreekt aldaar te zamen van de gerechtigheid
103 Ric 5:24 | 24 Toen bouwde Gideon aldaar den HEERE een altaar, en
104 Ric 6:4 | het water, en Ik zal ze u aldaar beproeven; en het zal geschieden,
105 Ric 7:27 | en gans Israel hoereerde aldaar denzelven na; en het werd
106 Ric 8:21 | naar Beer; en hij woonde aldaar vanwege zijn broeder Abimelech. ~
107 Ric 13:10 | vrouw, zo maakte Simson aldaar een bruiloft, want alzo
108 Ric 15:1 | heen naar Gaza; en hij zag aldaar een vrouw, die een hoer
109 Ric 16:7 | een Leviet, en verkeerde aldaar als vreemdeling. ~
110 Ric 17:2 | van Micha, en vernachtten aldaar. ~
111 Ric 18:2 | Bethlehem-Juda; en zij was aldaar enige dagen, te weten vier
112 Ric 18:4 | dronken, en vernachtten aldaar. ~
113 Ric 18:7 | zijn schoonvader, dat hij aldaar wederom vernachtte. ~
114 Ric 19:26 | Gods, en weenden, en bleven aldaar voor het aangezicht des
115 Ric 19:27 | vraagden den HEERE, want aldaar was de ark des verbonds
116 Ric 20:4 | vroeg opmaakte, en bouwde aldaar een altaar; en zij offerden
117 Rut 1:2 | velden Moabs, en bleven aldaar. ~
118 Rut 1:4 | andere Ruth; en zij bleven aldaar omtrent tien jaren. ~
119 Rut 1:17 | sterven, zal ik sterven, en aldaar zal ik begraven worden;
120 Rut 4:1 | de poort, en zette zich aldaar en ziet, de losser, van
121 1Sa 1:3 | heirscharen te Silo; en aldaar waren priesters des HEEREN,
122 1Sa 1:28 | HEERE gebeden. En hij bad aldaar den HEERE aan. ~ ~ ~
123 1Sa 7:6 | te dien dage, en zeiden aldaar: Wij hebben tegen den HEERE
124 1Sa 7:17 | hij Israel; en hij bouwde aldaar den HEERE een altaar. ~ ~ ~
125 1Sa 10:5 | zal geschieden, als gij aldaar in de stad komt, zo zult
126 1Sa 11:14 | gaan, en het koninkrijk aldaar vernieuwen. ~
127 1Sa 11:15 | naar Gilgal, en maakte Saul aldaar koning voor het aangezicht
128 1Sa 11:15 | Gilgal; en zij offerden aldaar dankofferen voor het aangezicht
129 1Sa 11:15 | en Saul verheugde zich aldaar gans zeer, met al de mannen
130 1Sa 14:34 | des nachts, en slachtte ze aldaar. ~
131 1Sa 20:6 | Bethlehem mocht lopen; want aldaar is een jaarlijks offer voor
132 1Sa 31:12 | te Jabes, en brandden ze aldaar. ~
133 2Sa 1:21 | velden der hefofferen; want aldaar is der helden schild smadelijk
134 2Sa 2:4 | mannen van Juda, en zalfden aldaar David tot een koning over
135 2Sa 2:18 | 18 Nu waren aldaar drie zonen van Zeruja, Joab,
136 2Sa 2:23 | hem uitging; en hij viel aldaar, en stierf op zijn plaats.
137 2Sa 3:27 | spreken; en hij sloeg hem aldaar aan de vijfde, dat hij stierf,
138 2Sa 4:3 | naar Gitthaim, en waren aldaar vreemdelingen tot op dezen
139 2Sa 5:20 | Baal-Perazim; en David sloeg hen aldaar, en zeide: De HEERE heeft
140 2Sa 5:21 | En zij lieten hun afgoden aldaar; en David en zijn mannen
141 2Sa 6:7 | tegen Uza, en God sloeg hem aldaar, om deze onbedachtzaamheid;
142 2Sa 6:7 | onbedachtzaamheid; en hij stierf aldaar bij de ark Gods. ~
143 2Sa 10:18 | hun krijgsoverste, dat hij aldaar stierf. ~
144 2Sa 11:16 | plaats, waarvan hij wist, dat aldaar strijdbare mannen waren. ~
145 2Sa 13:38 | toog naar Gesur; en hij was aldaar drie jaren. ~
146 2Sa 15:29 | Jeruzalem, en zij bleven aldaar. ~
147 2Sa 15:32 | de hoogte kwam, dat hij aldaar God aanbad; ziet, toen ontmoette
148 2Sa 15:35 | Abjathar, de priesters, aldaar met u? Zo zal het geschieden,
149 2Sa 15:36 | Ziet, hun beide zonen zijn aldaar bij hen, Ahimaaz, Zadoks,
150 2Sa 16:14 | zijnde; en hij verkwikte zich aldaar. ~
151 2Sa 17:13 | totdat ook niet een steentje aldaar gevonden worde. ~
152 2Sa 18:7 | het volk van Israel werd aldaar voor het aangezicht van
153 2Sa 18:7 | Davids knechten geslagen; en aldaar geschiedde te dienzelven
154 2Sa 18:8 | 8 Want de strijd werd aldaar verspreid over al dat land.
155 2Sa 18:11 | waarom dan hebt gij hem niet aldaar ter aarde geslagen, alzo
156 2Sa 23:9 | Filistijnen beschimpten, die aldaar ten strijde verzameld waren,
157 2Sa 23:11 | verzameld waren in een dorp, en aldaar een stuk akkers was vol
158 2Sa 24:25 | 25 En David bouwde aldaar den HEERE een altaar, en
159 1Kon 1:34| Nathan, den profeet, hem aldaar tot koning over Israel zalven.
160 1Kon 2:36| huis in Jeruzalem, en woon aldaar; en ga van daar niet uit
161 1Kon 3:4 | koning ging naar Gibeon, om aldaar te offeren, omdat die hoogte
162 1Kon 5:9 | ontbieden zult, en zal het aldaar los maken, en gij zult het
163 1Kon 8:8 | gezien werden; en zij zijn aldaar tot op dezen dag. ~
164 1Kon 8:64| des HEEREN was, omdat hij aldaar het brandoffer en het spijsoffer
165 1Kon 9:3 | hebt, opdat Ik Mijn Naam aldaar tot in eeuwigheid zette;
166 1Kon 11:16| 16 Want Joab bleef aldaar zes maanden, met het ganse
167 1Kon 11:24| naar Damaskus, woonden zij aldaar, en regeerden in Damaskus. ~
168 1Kon 13:17| woord des HEEREN: Gij zult aldaar noch brood eten, noch water
169 1Kon 17:9 | dat bij Sidon is, en woon aldaar; zie, Ik heb daar een weduwvrouw
170 1Kon 18:40| beek Kison, en slachtte hen aldaar. ~
171 1Kon 19:3 | is, en liet zijn jongen aldaar. ~
172 1Kon 19:9 | 9 En hij kwam aldaar in een spelonk, en vernachtte
173 1Kon 19:9 | een spelonk, en vernachtte aldaar; en ziet, het woord des
174 2Kon 4:8 | naar Sunem doortrok, dat aldaar een grote vrouw was, dewelke
175 2Kon 6:10| gewaarschuwd had, en wachtte zich aldaar, niet eenmaal, noch tweemaal. ~
176 2Kon 9:16| Jizreel; want Joram lag aldaar; en Ahazia, de koning van
177 2Kon 9:27| naar Megiddo, en stierf aldaar. ~
178 2Kon 15:19| tot Lachis, en doodden hem aldaar. ~
179 2Kon 19:25| het begin hunner woning aldaar, dat zij den HEERE niet
180 2Kon 19:27| zij henentrekken, en wonen aldaar; en dat hij hun lere de
181 2Kon 25:34| kwam in Egypte, en stierf aldaar. ~
182 1Kro 4:43| Amalekieten, en zij woonden aldaar tot op dezen dag. ~ ~
183 1Kro 13:10| aan de ark; en hij stierf aldaar voor het aangezicht Gods. ~
184 1Kro 22:26| 26 Toen bouwde David aldaar den HEERE een altaar, en
185 1Kro 22:28| Jebusiet, zo offerde hij aldaar;
186 2Kro 1:5 | zoon van Hur, gemaakt had, aldaar voor den tabernakel des
187 2Kro 9:2 | en de kinderen Israels aldaar deed wonen. ~
188 2Kro 25:27| tot Lachis, en doodden hem aldaar. ~
189 2Kro 28:9 | 9 Aldaar nu was een profeet des HEEREN,
190 2Kro 28:18| plaatsen; en zij woonden aldaar. ~
191 Ezra 5:17| het schathuis des konings aldaar, dat te Babel is, of het
192 Ezra 6:12| De God nu, die Zijn Naam aldaar heeft doen wonen, werpe
193 Ezra 8:15| Ahava, en wij legerden ons aldaar drie dagen; toen lette ik
194 Ezra 8:15| en de priesteren, en vond aldaar geen van de kinderen van
195 Ezra 8:21| 21 Toen riep ik aldaar een vasten uit aan de rivier
196 Ezra 8:32| Jeruzalem; en wij bleven aldaar drie dagen. ~
197 Neh 1:3 | overgeblevenen, die van de gevangenis aldaar in het landschap zijn overgebleven,
198 Neh 1:9 | verkoren heb, om Mijn Naam aldaar te doen wonen. ~
199 Neh 5:16 | en al mijn jongens zijn aldaar verzameld geweest tot het
200 Neh 10:39 | die kameren brengen, omdat aldaar de vaten des heiligdoms
201 Job 34:22 | geen schaduw des doods, dat aldaar de werkers der ongerechtigheid
202 Job 39:15 | spelen al de dieren des velds aldaar. ~
203 Psa 37:13 | 13 Aldaar zijn de werkers der ongerechtigheid
204 Psa 48:7 | 7 Beving greep hen aldaar aan, smart als van een barende
205 Psa 69:36 | steden van Juda bouwen; en aldaar zullen zij wonen, en haar
206 Psa 76:4 | 4 Aldaar heeft Hij verbroken de vurige
207 Psa 87:4 | Tyrier, met den Moor, deze is aldaar geboren.
208 Psa 87:6 | volken, zeggende: Deze is aldaar geboren. Sela. ~
209 Psa 107:36 | En Hij doet de hongerigen aldaar wonen, en zij stichten een
210 Psa 133:3 | Sion, want de HEERE gebiedt aldaar den zegen en het leven tot
211 Psa 137:3 | 3Als zij, die ons aldaar gevangen hielden, de woorden
212 Spre 9:18| Maar hij weet niet, dat aldaar doden zijn; haar genoden
213 Pred 3:16| ter plaatse des gerichts, aldaar was goddeloosheid; en ter
214 Pred 3:16| plaatse der gerechtigheid, aldaar was goddeloosheid. ~
215 Pred 3:17| goddeloze oordelen; want aldaar is de tijd voor alle voornemen,
216 Jes 7:24 | met pijlen en met den boog aldaar zal moeten gaan; want het
217 Jes 22:18 | een land, wijd van begrip; aldaar zult gij sterven, en aldaar
218 Jes 22:18 | aldaar zult gij sterven, en aldaar zullen uw heerlijke wagenen
219 Jes 23:12 | vaar over; ook zult gij aldaar geen rust hebben. ~
220 Jes 33:21 | 21 Maar de HEERE zal aldaar bij ons heerlijk zijn, het
221 Jes 34:14 | zal het nachtgedierte zich aldaar nederzetten, en het
222 Jes 34:15 | schaduw vergaderen; ook zullen aldaar de gieren met elkaar verzameld
223 Jes 35:8 | 8 En aldaar zal een verheven baan en
224 Jes 35:9 | gedierte zal daarop komen, noch aldaar gevonden worden; maar de
225 Jes 52:4 | Egypte, om als vreemdeling aldaar te verkeren; en Assur heeft
226 Jes 66:9 | en Mijn knechten zullen aldaar wonen. ~
227 Jer 3:6 | groenen boom, en hoereerde aldaar. ~
228 Jer 7:2 | des HEEREN huis, en roep aldaar dit woord uit, en zeg: Hoort
229 Jer 8:14 | ingaan in de vaste steden, en aldaar stilzwijgen; immers heeft
230 Jer 8:22 | Is er geen heelmeester aldaar? Want waarom is de gezondheid
231 Jer 13:4 | Frath, en versteek dien aldaar in de klove ener steenrots. ~
232 Jer 13:6 | daar, dien Ik u geboden heb aldaar te versteken. ~
233 Jer 16:13 | gij noch uw vaders; en aldaar zult gij andere goden dienen,
234 Jer 18:2 | huis des pottenbakkers, en aldaar zal Ik u Mijn woorden doen
235 Jer 19:2 | der Zonnepoort is, en roep aldaar uit de woorden, die Ik tot
236 Jer 20:6 | zult te Babel komen, en aldaar sterven, en aldaar begraven
237 Jer 20:6 | komen, en aldaar sterven, en aldaar begraven worden, gij en
238 Jer 22:1 | konings van Juda, en spreek aldaar dit woord. ~
239 Jer 27:22 | zij gebracht worden, en aldaar zullen zij zijn, tot den
240 Jer 29:6 | dochteren baren; en wordt aldaar vermenigvuldigd, en
241 Jer 32:5 | Zedekia naar Babel voeren, en aldaar zal hij zijn, totdat Ik
242 Jer 36:12 | des schrijvers; en ziet, aldaar zaten al de vorsten: Elisama,
243 Jer 37:16 | gekomen was, en Jeremia aldaar veel dagen gezeten had; ~
244 Jer 37:20 | den schrijver, opdat ik aldaar niet sterve. ~
245 Jer 38:26 | brengen in Jonathans huis, om aldaar te sterven. ~
246 Jer 41:1 | Ahikam, te Mizpa; en zij aten aldaar brood te zamen, te Mizpa. ~
247 Jer 41:3 | Chaldeen, de krijgslieden, die aldaar gevonden werden. ~
248 Jer 42:15 | en zult henen ingaan, om aldaar als vreemdelingen te verkeren; ~
249 Jer 42:16 | waar gij voor vreest, u aldaar in Egypteland zal achterhalen;
250 Jer 42:16 | waar gij voor zorgt, zal u aldaar in Egypte achter aankleven,
251 Jer 42:16 | aankleven, en gij zult aldaar sterven. ~
252 Jer 42:17 | om in Egypte te gaan, om aldaar als vreemdelingen te verkeren;
253 Jer 42:22 | heeft henen te gaan, om aldaar als vreemdelingen te
254 Jer 43:2 | niet gaan in Egypte, om aldaar als vreemdelingen te verkeren. ~
255 Jer 44:12 | in Egypteland te gaan, om aldaar als vreemdelingen te verkeren;
256 Jer 44:14 | Egypteland gekomen zijn, om aldaar als vreemdelingen te verkeren,
257 Jer 44:14 | verlangt weder te keren, om aldaar te wonen; maar zij zullen
258 Jer 44:28 | Egypteland gekomen zijn, om aldaar als vreemdelingen te verkeren,
259 Jer 47:7 | Askelon en tegen de zeehaven, aldaar heeft Hij het besteld. ~ ~ ~ ~ ~
260 Jer 50:40 | HEERE, alzo zal niemand aldaar wonen, en geen mensenkind
261 Eze 3:23 | heerlijkheid des HEEREN stond aldaar, gelijk de heerlijkheid,
262 Eze 8:4 | des Gods van Israel was aldaar, naar de gedaante, die ik
263 Eze 13:20 | uw kussens, waarmede gij aldaar de zielen jaagt naar de
264 Eze 20:35 | volken, en Ik zal met u aldaar rechten, aangezicht aan
265 Eze 29:14 | land huns koophandels; en aldaar zullen zij een nederig koninkrijk
266 Eze 30:18 | als Ik het juk van Egypte aldaar zal verbreken, en de hovaardij
267 Eze 34:14 | Israels zal hun kooi zijn; aldaar zullen zij nederliggen in
268 Eze 39:11 | geschieden, dat Ik aan Gog aldaar een grafstede in Israel
269 Eze 39:11 | den neus stoppen; en aldaar zullen zij begraven Gog
270 Eze 39:28 | in hun land, en heb aldaar niemand van hen meer overgelaten. ~
271 Eze 40:38 | bij de posten der poorten; aldaar wies men het brandoffer. ~
272 Eze 42:13 | allerheiligste dingen zullen eten; aldaar zullen zij de allerheiligste
273 Eze 42:14 | buitenste voorhof, maar aldaar hun klederen henenleggen,
274 Eze 46:19 | noorden zagen, en ziet, aldaar was een plaats aan
275 Eze 47:23 | de vreemdeling verkeert, aldaar zult gij hem zijn erfenis
276 Eze 48:35 | dag af zijn: De HEERE Is ALDAAR. ~
277 Dan 10:13 | Mij te helpen, en Ik werd aldaar gelaten bij de koningen
278 Hos 2:14 | tot een deur der hoop; en aldaar zal zij zingen, als in de
279 Hos 6:10 | zaak in het huis Israels; aldaar is Efraims hoererij, Israel
280 Hos 12:5 | Beth-El vond hij Hem, en aldaar sprak Hij met ons; ~
281 Hos 13:8 | harten; en Ik verslond ze aldaar als een oude leeuw; het
282 Joe 3:2 | Josafat; en Ik zal met hen aldaar richten, vanwege Mijn volk
283 Joe 3:12 | het dal van Josafat; maar aldaar zal Ik zitten, om te richten
284 Amos 7:12| het land van Juda, en eet aldaar brood, en profeteer aldaar. ~
285 Amos 7:12| aldaar brood, en profeteer aldaar. ~
286 Jona 4:5 | stad; en hij maakte zich aldaar een verdek, en zat daaronder
287 Mic 4:10 | in Babel komen, maar aldaar zult gij gered worden; aldaar
288 Mic 4:10 | aldaar zult gij gered worden; aldaar zal u de HEERE verlossen
289 Nah 3:15 | 15 Het vuur zal u aldaar verteren; het zwaard zal
290 Zep 1:14 | des HEEREN; de held zal aldaar bitterlijk schreeuwen. ~
291 Matt 2:13| vlied in Egypte, en wees aldaar, totdat ik het u zeggen
292 Matt 2:15| 15 En was aldaar tot den dood van Herodes;
293 Matt 5:23| op het altaar offeren, en aldaar gedachtig wordt, dat uw
294 Matt 8:12| de buitenste duisternis; aldaar zal wening zijn, en knersing
295 Matt 10:11| daarin waardig is; en blijft aldaar, totdat gij daar uitgaat. ~
296 Matt 12:45| ingegaan zijnde, wonen zij aldaar; en het laatste van denzelven
297 Matt 13:58| 58 En Hij heeft aldaar niet vele krachten gedaan,
298 Matt 19:2 | volgden Hem, en Hij genas ze aldaar. ~
299 Matt 21:17| Bethanie, en overnachtte aldaar. ~
300 Matt 22:11| gasten te overzien, zag hij aldaar een mens, niet gekleed zijnde
301 Matt 26:36| neder, totdat Ik heenga, en aldaar zal gebeden hebben. ~
302 Matt 26:71| en zeide tot degenen, die aldaar waren: Deze was ook met
303 Matt 27:36| nederzittende, bewaarden Hem aldaar. ~
304 Matt 27:55| 55 En aldaar waren vele vrouwen, van
305 Matt 27:61| 61 En aldaar was Maria Magdalena, en
306 Matt 28:10| heengaan naar Galilea, en aldaar zullen zij Mij zien. ~
307 Mark 1:13| 13 En Hij was aldaar in de woestijn veertig dagen,
308 Mark 1:35| een woeste plaats, en bad aldaar. ~
309 Mark 2:6 | de Schriftgeleerden zaten aldaar, en overdachten in hun harten: ~
310 Mark 3:1 | wederom in de synagoge; en aldaar was een mens, hebbende een
311 Mark 5:11| 11 En aldaar aan de bergen was een grote
312 Mark 6:5 | 5 En Hij kon aldaar geen kracht doen; dan Hij
313 Mark 6:53| Gennesareth, en havenden aldaar. ~
314 Mark 11:5 | sommigen van degenen, die aldaar stonden, zeiden tot hen:
315 Mark 14:15| gereed; bereidt het ons aldaar. ~
316 Mark 16:7 | u voorgaat naar Galilea; aldaar zult gij Hem zien, gelijk
317 Luk 2:43 | 43 En de dagen aldaar voleindigd hadden, toen
318 Luk 5:16 | in de woestijnen, en bad aldaar. ~
319 Luk 8:32 | 32 En aldaar was een kudde veler zwijnen,
320 Luk 9:4 | ook zult ingaan, blijft aldaar, en gaat van daar uit. ~
321 Luk 10:6 | 6 En indien aldaar een zoon des vredes is,
322 Luk 11:26 | ingegaan zijnde, wonen zij aldaar; en het laatste van dien
323 Luk 12:18 | en grotere bouwen, en zal aldaar verzamelen al dit mijn gewas,
324 Luk 12:34 | 34 Want waar uw schat is, aldaar zal ook uw hart zijn. ~
325 Luk 13:28 | 28 Aldaar zal zijn wening en knersing
326 Luk 15:13 | ver gelegen land, en heeft aldaar zijn goed doorgebracht,
327 Luk 17:37 | hen: Waar het lichaam is, aldaar zullen de arenden vergaderd
328 Luk 22:12 | opperzaal wijzen, bereidt het aldaar. ~
329 Luk 23:33 | plaats, kruisigden zij Hem aldaar, en de kwaaddoeners, den
330 Joha 2:1 | de moeder van Jezus was aldaar. ~
331 Joha 2:6 | 6 En aldaar waren zes stenen watervaten
332 Joha 2:12| discipelen; en zij bleven aldaar niet vele dagen. ~
333 Joha 3:22| Judea, en onthield Zich aldaar met hen, en doopte. ~
334 Joha 3:23| in Enon bij Salim, dewijl aldaar vele wateren waren; en zij
335 Joha 4:6 | 6 En aldaar was de fontein Jakobs. Jezus
336 Joha 4:40| hen bleef; en Hij bleef aldaar twee dagen. ~
337 Joha 5:5 | 5 En aldaar was een zeker mens, die
338 Joha 6:3 | ging op den berg, en zat aldaar neder met Zijn discipelen. ~
339 Joha 6:22| der zee stond, ziende, dat aldaar geen ander scheepje was
340 Joha 6:24| de schare zag, dat Jezus aldaar niet was, noch Zijn discipelen,
341 Joha 10:40| eerst doopte; en Hij bleef aldaar. ~
342 Joha 10:42| 42 En velen geloofden aldaar in Hem. ~ ~
343 Joha 11:31| naar het graf, opdat zij aldaar wene. ~
344 Joha 11:39| want hij heeft vier dagen aldaar gelegen. ~
345 Joha 11:54| genaamd Efraim, en verkeerde aldaar met Zijn discipelen. ~
346 Joha 12:2 | 2 Zij bereidden Hem dan aldaar een avondmaal, en Martha
347 Joha 12:9 | Joden verstond, dat Hij aldaar was; en zij kwamen, niet
348 Joha 12:26| volge Mij; en waar Ik ben, aldaar zal ook Mijn dienaar zijn.
349 Joha 18:2 | die plaats, dewijl Jezus aldaar dikwijls vergaderd was geweest
350 Joha 18:3 | overpriesters en Farizeen, kwam aldaar met lantaarnen, en fakkelen,
351 Joha 19:42| 42 Aldaar dan legden zij Jezus, om
352 Hand 6:49| naar Cesarea, en hield zich aldaar. ~
353 Hand 8:3 | 3 Zij verkeerden dan aldaar een langen tijd, vrijmoediglijk
354 Hand 8:7 | 7 En verkondigden aldaar het Evangelie. ~
355 Hand 8:28| 28 En zij verkeerden aldaar geen kleinen tijd met de
356 Hand 9:34| Maar het dacht Silas goed aldaar te blijven. ~
357 Hand 10:1 | Derbe en Lystre. En ziet, aldaar was een zeker discipel,
358 Hand 11:14| Silas en Timotheus bleven aldaar. ~
359 Hand 12:11| 11 En hij onthield zich aldaar een jaar en zes maanden,
360 Hand 12:19| te Efeze aan, en liet hen aldaar; maar hij ging in de synagoge,
361 Hand 12:23| 23 En als hij aldaar enige tijd geweest was,
362 Hand 13:1 | kwam; en enige discipelen aldaar vindende, ~
363 Hand 13:21| reizen, zeggende: Nadat ik aldaar zal geweest zijn, moet ik
364 Hand 14:3 | 3 En als hij aldaar drie maanden overgebracht
365 Hand 15:3 | Tyrus; want het schip zoude aldaar den last ontladen. ~
366 Hand 16:10| ga heen naar Damaskus; en aldaar zal met u gesproken worden,
367 Hand 19:9 | naar Jeruzalem opgaan, en aldaar voor mij over deze dingen
368 Hand 19:14| 14 En toen zij aldaar vele dagen doorgebracht
369 Hand 19:20| gaan naar Jeruzalem, en aldaar over deze dingen geoordeeld
370 Hand 21:6 | 6 En de hoofdman, aldaar een schip gevonden hebbende
371 Hand 22:12| aangekomen waren, bleven wij aldaar drie dagen; ~
372 Rom 9:26 | Gijlieden zijt Mijn volk niet, aldaar zullen zij kinderen des
373 2Kor 3:17| de Geest des Heeren is, aldaar is vrijheid. ~
374 Tit 3:12 | komen te Nikopolis; want aldaar heb ik voorgenomen te overwinteren.
375 Heb 7:8 | mensen, die sterven, maar aldaar neemt ze die, van welken
376 Jako 3:16| nijd en twistgierigheid is, aldaar is verwarring en alle boze
377 Jako 4:13| zulk een stad reizen, en aldaar een jaar doorbrengen, en
378 Open 2:14| dingen tegen u, dat gij aldaar hebt, die de lering van
379 Open 12:6 | God bereid, opdat zij haar aldaar zouden voeden duizend tweehonderd
380 Open 21:25| gesloten worden des daags; want aldaar zal geen nacht zijn. ~
381 Open 22:5 | 5 En aldaar zal geen nacht zijn, en
|