Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
honigs 2
honigvloed 1
honigzeem 5
hoofd 378
hoofddeksels 2
hoofde 4
hoofdeinde 5
Frequency    [«  »]
381 aldaar
381 maakte
379 31
378 hoofd
376 koningen
376 zwaard
375 andere

Bijbel

IntraText - Concordances

hoofd

    Book Chapter: Verse
1 Gen 23:26 | Toen neigde die man zijn hoofd, en aanbad den HEERE; ~ 2 Gen 23:48 | 48 En ik neigde mijn hoofd, en aanbad de HEERE; en 3 Gen 36:36 | drie dagen zal Farao uw hoofd verheffen, en zal u in uw 4 Gen 36:39 | getraliede korven waren op mijn hoofd. ~ 5 Gen 36:40 | de korf, van boven mijn hoofd. ~ 6 Gen 36:42 | drie dagen zal Farao uw hoofd verheffen van boven u, en 7 Gen 36:43 | maakte; en hij verhief het hoofd van den overste der schenkers, 8 Gen 36:43 | overste der schenkers, en het hoofd van den overste der bakkers, 9 Gen 39:28 | nog; en zij neigden het hoofd en bogen zich neder. ~ 10 Gen 44:14 | uit, en legde die op het hoofd van Efraim, hoewel hij de 11 Gen 44:14 | en zijn linkerhand op het hoofd van Manasse; hij bestierde 12 Gen 44:17 | zijn rechterhand op het hoofd van Efraim legde, zo was 13 Gen 44:17 | vaders hand, om die van het hoofd van Efraim op het hoofd 14 Gen 44:17 | hoofd van Efraim op het hoofd van Manasse af te brengen. ~ 15 Gen 44:18 | leg uw rechterhand op zijn hoofd. ~ 16 Gen 45:26 | die zullen zijn op het hoofd van Jozef, en op den hoofdschedel 17 Exo 12:2 | zelfde maand zal ulieden het hoofd der maanden zijn; zij zal 18 Exo 12:9 | het vuur gebraden, zijn hoofd met zijn schenkelen en met 19 Exo 16:16 | mag, een gomer voor een hoofd, naar het getal van uw zielen; 20 Exo 29:6 | gij zult den hoed op zijn hoofd zetten; de kroon der heiligheid 21 Exo 29:7 | zalfolie nemen, en op zijn hoofd gieten; alzo zult gij hem 22 Exo 29:10 | zullen hun handen op het hoofd van den var leggen. ~ 23 Exo 29:15 | zullen hun handen op het hoofd des rams leggen; ~ 24 Exo 29:17 | op zijn delen, en op zijn hoofd leggen. ~ 25 Exo 29:19 | zullen hun handen op des rams hoofd leggen; ~ 26 Exo 34:31 | haastte zich en neigde het hoofd ter aarde, en hij boog zich. ~ 27 Exo 38:26 | 26 Een beka voor elk hoofd, dat is een halve sikkel, 28 Lev 1:4 | hij zal zijn hand op het hoofd des brandoffers leggen, 29 Lev 1:8 | priesters, de stukken, het hoofd en het smeer, schikken op 30 Lev 1:12 | stukken delen, mitsgaders zijn hoofd en zijn smeer; en de priester 31 Lev 1:15 | altaar brengen, en deszelfs hoofd met zijn nagel splijten, 32 Lev 3:2 | hij zal zijn hand op het hoofd zijner offerande leggen, 33 Lev 3:8 | hij zal zijn hand op het hoofd zijner offerande leggen, 34 Lev 3:13 | hij zal zijn hand op haar hoofd leggen, en hij zal hem slachten 35 Lev 4:4 | hij zal zijn hand op het hoofd van dien var leggen, en 36 Lev 4:11 | al zijn vlees, met zijn hoofd en met zijn schenkelen, 37 Lev 4:15 | zullen hun handen op het hoofd van den var leggen, voor 38 Lev 4:24 | hij zal zijn hand op het hoofd van den bok leggen, en zal 39 Lev 4:29 | hij zal zijn hand op het hoofd des zondoffers leggen; en 40 Lev 4:33 | hij zal zijn hand op het hoofd des zondoffers leggen, en 41 Lev 5:8 | zondoffer is; en zal zijn hoofd met zijn nagel nevens haar 42 Lev 8:9 | hij zette den hoed op zijn hoofd; en aan den hoed boven zijn 43 Lev 8:12 | hij van de zalfolie op het hoofd van Aaron, en hij zalfde 44 Lev 8:14 | legden hun handen op het hoofd van den var des zondoffers; ~ 45 Lev 8:18 | legden hun handen op het hoofd van den ram. ~ 46 Lev 8:20 | delen; en Mozes stak het hoofd aan, en die delen, en het 47 Lev 8:22 | legden hun handen op het hoofd van den ram. 48 Lev 9:13 | in zijn stukken, met het hoofd; en hij stak het aan op 49 Lev 13:12 | de plaag heeft, van zijn hoofd tot zijn voeten, bedekt 50 Lev 13:29 | een plaag zal zijn in het hoofd, of in den baard; ~ 51 Lev 13:30 | het is melaatsheid van het hoofd of van den baard. ~ 52 Lev 13:41 | aangezichts het haar van zijn hoofd zal uitgevallen zijn, hij 53 Lev 13:44 | verklaren, zijn plaag is op zijn hoofd. ~ 54 Lev 13:45 | gescheurd zijn, en zijn hoofd zal ontbloot zijn, en hij 55 Lev 14:9 | haar zal afscheren, zijn hoofd, en zijn baard, en de wenkbrauwen 56 Lev 14:18 | is, zal hij doen op het hoofd desgenen, die te reinigen 57 Lev 14:29 | is, zal hij doen op het hoofd desgenen, die te reinigen 58 Lev 16:21 | beide zijn handen op het hoofd van den levenden bok leggen, 59 Lev 16:21 | belijden; en hij zal die op het hoofd des boks leggen, en zal 60 Lev 21:5 | 5 Zij zullen op hun hoofd geen kaalheid maken, en 61 Lev 21:10 | zijn broederen is, op wiens hoofd de zalfolie gegoten is, 62 Lev 21:10 | aan te trekken, zal zijn hoofd niet ontbloten, noch zijn 63 Lev 23:14 | zullen hun handen op zijn hoofd leggen; daarna zal hem de 64 Num 1:2 | van al wat mannelijk is, hoofd voor hoofd. ~ 65 Num 1:2 | mannelijk is, hoofd voor hoofd. ~ 66 Num 1:18 | jaren oud was en daarboven, hoofd voor hoofd. ~ 67 Num 1:18 | en daarboven, hoofd voor hoofd. ~ 68 Num 1:20 | in het getal der namen, hoofd voor hoofd, al wat mannelijk 69 Num 1:20 | getal der namen, hoofd voor hoofd, al wat mannelijk was, van 70 Num 1:22 | in het getal der namen, hoofd voor hoofd, al wat mannelijk 71 Num 1:22 | getal der namen, hoofd voor hoofd, al wat mannelijk was, van 72 Num 3:47 | 47 Gij zult voor elk hoofd vijf sikkels nemen; naar 73 Num 5:18 | HEEREN stellen, en zal het hoofd van de vrouw ontbloten, 74 Num 6:5 | het scheermes over zijn hoofd niet gaan; totdat die dagen 75 Num 6:7 | Nazireerschap zijns Gods is op zijn hoofd. ~ 76 Num 6:9 | gestorven ware, dat hij het hoofd van zijn Nazireerschap zou 77 Num 6:9 | dag zijner reiniging zijn hoofd bescheren; op den zevenden 78 Num 6:11 | heeft; alzo zal hij zijn hoofd op dienzelfden dag heiligen. ~ 79 Num 6:18 | tent der samenkomst, het hoofd van zijn Nazireerschap bescheren; 80 Num 8:12 | zullen hun handen op het hoofd der varren leggen; daarna 81 Num 14:4 | den ander: Laat ons een hoofd opwerpen, en wederkeren 82 Num 17:3 | staf zal er zijn voor het hoofd van het huis hunner vaderen. ~ 83 Num 18:3 | staf zal er zijn voor het hoofd van het huis hunner vaderen. ~ 84 Num 22:31 | hand; daarom neigde hij het hoofd en boog zich op zijn aangezicht. ~ 85 Num 25:15 | dochter van Zur, die een hoofd was der volken van een vaderlijk 86 Deu 21:12 | brengen; en zij zal haar hoofd scheren, en haar nagelen 87 Deu 28:13 | En de HEERE zal u tot een hoofd maken, en niet tot een staart, 88 Deu 28:23 | En uw hemel, die boven uw hoofd is, zal koper zijn, en de 89 Deu 28:44 | niet lenen; hij zal tot een hoofd zijn, en gij zult tot een 90 Deu 32:42 | des gevangenen, van het hoofd af zullen er wraken des 91 Deu 33:16 | kome de zegening op het hoofd van Jozef, en op den schedel 92 Joz 2:19 | zijn bloed zij op zijn hoofd, en wij zullen onschuldig 93 Joz 2:19 | diens bloed zij op ons hoofd, indien een hand tegen hem 94 Joz 7:6 | zij wierpen stof op hun hoofd. ~ 95 Joz 11:10 | want Hazor was te voren het hoofd van al deze koninkrijken. ~ 96 Joz 23:14 | zij waren een ieder een hoofd van het huis hunner vaderen 97 Ric 4:50 | Sisera; zij streek zijn hoofd af, als zij zijn slaap had 98 Ric 7:28 | kinderen Israels, en hieven hun hoofd niet meer op. En het land 99 Ric 8:53 | molensteen op Abimelechs hoofd; en zij verpletterde zijn 100 Ric 8:57 | deed God wederkeren op hun hoofd; en de vloek van Jotham, 101 Ric 9:18 | Ammons? die zal tot een hoofd zijn over alle inwoners 102 Ric 10:8 | en gij zult ons tot een hoofd zijn, over alle inwoners 103 Ric 10:9 | zal, zal ik u dan tot een hoofd zijn? ~ 104 Ric 10:11 | volk stelde hem tot een hoofd en overste over zich. En 105 Ric 12:5 | een zoon baren, op wiens hoofd geen scheermes zal komen; 106 Ric 15:17 | nooit een scheermes op mijn hoofd gekomen, want ik ben een 107 1Sa 1:11 | zal geen scheermes op zijn hoofd komen. ~ 108 1Sa 4:12 | en er was aarde op zijn hoofd. ~ 109 1Sa 5:4 | ark des HEEREN; maar het hoofd van Dagon, en de beide palmen 110 1Sa 10:1 | en goot ze uit op zijn hoofd, en kuste hem, en zeide: 111 1Sa 14:45 | als er een haar van zijn hoofd op de aarde vallen zal; 112 1Sa 15:17 | in uw ogen, dat gij het hoofd der stammen van Israel geworden 113 1Sa 17:5 | een koperen helm op zijn hoofd, en hij had een schubachtig 114 1Sa 17:38 | een koperen helm op zijn hoofd, en kleedde hem met een 115 1Sa 17:46 | zal u slaan, en ik zal uw hoofd van u wegnemen, en ik zal 116 1Sa 17:51 | hem, en hij hieuw hem het hoofd daarmede af. Toen de Filistijnen 117 1Sa 17:54 | 54 Daarna nam David het hoofd van den Filistijn, en bracht 118 1Sa 17:57 | aangezicht van Saul, en het hoofd van den Filistijn was in 119 1Sa 25:39 | kwaad van Nabal op zijn hoofd heeft doen wederkeren! En 120 1Sa 31:9 | 9 En zij hieuwen zijn hoofd af, en zij togen zijn wapenen 121 2Sa 1:2 | waren, en aarde was op zijn hoofd; en het geschiedde, als 122 2Sa 1:10 | nam de kroon, die op zijn hoofd was, en het armgesmijde, 123 2Sa 1:16 | hem: Uw bloed zij op uw hoofd; want uw mond heeft tegen 124 2Sa 2:16 | greep den ander bij het hoofd, en stiet zijn zwaard in 125 2Sa 3:29 | 29 Het blijve op het hoofd van Joab, en op het ganse 126 2Sa 4:7 | doodden hem, en hieuwen zijn hoofd af; en zij namen zijn hoofd, 127 2Sa 4:7 | hoofd af; en zij namen zijn hoofd, en gingen henen, den weg 128 2Sa 4:8 | 8 En zij brachten het hoofd van Isboseth tot David te 129 2Sa 4:8 | koning: Zie, daar is het hoofd van Isboseth, den zoon van 130 2Sa 4:12 | vijver te Hebron, maar het hoofd van Isboseth namen zij, 131 2Sa 5:8 | gehaat zijn, die zal tot een hoofd en tot een overste zijn; 132 2Sa 12:30 | kroon haars konings van zijn hoofd af, welker gewicht was een 133 2Sa 12:30 | edelgesteente, en zij werd op Davids hoofd gezet; ook voerde hij uit 134 2Sa 13:19 | Toen nam Thamar as op haar hoofd, en scheurde den veelvervigen 135 2Sa 13:19 | legde haar hand op haar hoofd, en ging vast henen en kreet. ~ 136 2Sa 14:26 | 26 En als hij zijn hoofd beschoor, (nu geschiedde 137 2Sa 15:30 | opgaande en wenende, en het hoofd was hem bewonden; en hij 138 2Sa 15:30 | hem was, een iegelijk zijn hoofd bedekt, en zij gingen op, 139 2Sa 15:32 | gescheurd, en aarde op zijn hoofd. ~ 140 2Sa 18:9 | groten eik, zo werd zijn hoofd vast aan den eik, dat hij 141 2Sa 20:21 | vrouw tot Joab: Zie, zijn hoofd zal tot u over den muur 142 2Sa 20:22 | den zoon van Bichri, het hoofd af, en wierpen het tot Joab. 143 2Sa 22:44 | hebt mij bewaard tot een hoofd der heidenen; het volk, 144 2Sa 23:18 | Zeruja, die was ook een hoofd van drieen; en die hief 145 1Kon 1:16| 16 En Bathseba neigde het hoofd en boog zich neder voor 146 1Kon 2:32| HEERE zijn bloed op zijn hoofd doen wederkeren, omdat hij 147 1Kon 2:33| bloed wederkeren op het hoofd van Joab, en op het hoofd 148 1Kon 2:33| hoofd van Joab, en op het hoofd van zijn zaad in eeuwigheid; 149 1Kon 2:37| zult; uw bloed zal op uw hoofd zijn. ~ 150 1Kon 2:44| HEERE uw boosheid op uw hoofd doen wederkeren. ~ 151 1Kon 7:17| de kapitelen, die op het hoofd der pilaren waren; zeven 152 1Kon 7:18| kapitelen, die boven het hoofd der granaatappelen waren, 153 1Kon 7:19| kapitelen, dewelke waren op het hoofd der pilaren, waren van leliewerk 154 1Kon 7:22| 22 En op het hoofd der pilaren was het leliewerk; 155 1Kon 7:35| 35 En op het hoofd ener stelling was een ronde 156 1Kon 7:35| rondom; ook waren op het hoofd der stelling haar handhaven, 157 1Kon 7:41| der kapitelen, die op het hoofd der twee pilaren waren, 158 1Kon 7:41| te bedekken, die op het hoofd der pilaren waren; ~ 159 1Kon 8:32| gevende zijn weg op zijn hoofd, en rechtvaardigende den 160 1Kon 10:19| had zes trappen, en het hoofd van den troon was van achteren 161 2Kon 2:3 | HEERE heden uw heer van uw hoofd wegnemen zal? En hij zeide: 162 2Kon 2:5 | HEERE heden uw heer van uw hoofd wegnemen zal? En hij zeide: 163 2Kon 4:19| zeide tot zijn vader: Mijn hoofd, mijn hoofd! Hij dan zeide 164 2Kon 4:19| vader: Mijn hoofd, mijn hoofd! Hij dan zeide tot een jongen: 165 2Kon 6:31| doe zo daartoe, indien het hoofd van Elisa, den zoon van 166 2Kon 6:32| gezonden heeft, om mijn hoofd af te nemen? Ziet toe, als 167 2Kon 9:3 | en giet ze uit op zijn hoofd, en zeg: Zo zegt de HEERE: 168 2Kon 9:6 | dan goot de olie op zijn hoofd, en hij zeide tot hem: Zo 169 2Kon 9:30| aangezicht, en versierde haar hoofd, en keek ten venster uit. ~ 170 2Kon 21:21| van Jeruzalem schudt het hoofd achter u. ~ 171 2Kon 27:27| als hij koning werd, het hoofd van Jojachin, den koning 172 1Kro 5:12| 12 Joel was het hoofd; en Safam de tweede; maar 173 1Kro 5:15| den zoon van Guni, was het hoofd van het huis hunner vaderen. ~ 174 1Kro 9:17| broeders; Sallum was het hoofd. ~ 175 1Kro 10:9 | plunderden hem, en zij namen zijn hoofd en zijn wapenen, en zij 176 1Kro 10:10| huis huns gods; en zijn hoofd hechtten zij in het huis 177 1Kro 11:6 | eerst slaat, zal tot een hoofd, en tot een overste worden. 178 1Kro 11:6 | daarom werd hij tot een hoofd. ~ 179 1Kro 11:11| zoon van Hachmoni, was het hoofd der dertigen, die zijn spies 180 1Kro 11:20| broeder van Joab, was ook het hoofd van drie; en hij, verheffende 181 1Kro 11:42| Siza, de Rubeniet, was het hoofd der Rubenieten; nochtans 182 1Kro 12:3 | 3 Het hoofd was Ahiezer, en Joas, zonen 183 1Kro 12:9 | 9 Ezer was het hoofd; Obadja de tweede; Eliab 184 1Kro 16:5 | 5 Asaf was het hoofd, en Zecharja de tweede na 185 1Kro 21:2 | kroon huns konings van zijn hoofd, en hij bevond haar in gewicht 186 1Kro 24:8 | waren dezen: Jehiel, het hoofd, en Zetham, en Joel; drie. ~ 187 1Kro 24:11| 11 En Jahath was het hoofd, en Zizza de tweede; maar 188 1Kro 24:16| van Gersom was Sebuel het hoofd. ~ 189 1Kro 24:17| waren dezen: Rehabja het hoofd; en Eliezer had geen andere 190 1Kro 24:18| Jizhar was Selomith het hoofd. ~ 191 1Kro 24:19| van Hebron: Jeria was het hoofd, Amarja de tweede, Jahaziel 192 1Kro 24:20| van Uzziel: Micha was het hoofd, en Jissia de tweede. ~ 193 1Kro 25:21| van Rehabja was Jissia het hoofd. ~ 194 1Kro 25:31| en onder de Levieten; het hoofd der vaderen tegen zijn kleinsten 195 1Kro 27:10| had zonen; Simri was het hoofd; (alhoewel hij de eerstgeborene 196 1Kro 27:10| stelde hem zijn vader tot een hoofd). ~ 197 1Kro 27:31| Hebronieten was Jeria het hoofd, van de Hebronieten zijner 198 1Kro 28:3 | kinderen van Perez, het hoofd van al de oversten der heiren 199 1Kro 28:5 | opperambtman; die was het hoofd; in zijn verdeling waren 200 1Kro 30:11| hebt U verhoogd tot een Hoofd boven alles. ~ 201 1Kro 30:20| vaderen; en zij neigden het hoofd, en zij bogen zich neder 202 2Kro 3:15| kapiteel, dat op derzelver hoofd was, was van vijf ellen. ~ 203 2Kro 4:12| de twee kapitelen, op het hoofd der pilaren; en de twee 204 2Kro 4:12| bedekken, die op der pilaren hoofd waren; ~ 205 2Kro 7:23| gevende zijn weg op zijn hoofd, en rechtvaardigende den 206 2Kro 12:22| zoon van Maacha, tot een hoofd, om een overste te zijn 207 2Kro 24:6 | koning riep Jojada, het hoofd, en zeide tot hem: Waarom 208 Ezra 8:17| hun bevel aan Iddo, het hoofd in de plaats Chasifja; en 209 Ezra 9:6 | vermenigvuldigd tot boven ons hoofd, en onze schuld is groot 210 Neh 4:4 | versmaadheid weder op hun hoofd, en geef hen over tot een 211 Neh 9:17 | hun wederspannigheid een hoofd gesteld, om weder te keren 212 Neh 11:17 | den zoon van Asaf, was het hoofd, die de dankzegging begon 213 Est 10 | koninklijke kroon op haar hoofd, en hij maakte haar koningin 214 Est 30:8 | koninklijke kroon op zijn hoofd gezet worde. ~ 215 Est 52:12 | had over de Joden, op zijn hoofd zou wederkeren; en men heeft 216 Job 1:20 | zijn mantel, en schoor zijn hoofd, en viel op de aarde, en 217 Job 10:15 | rechtvaardig, ik zal mijn hoofd niet opheffen; ik ben zat 218 Job 16:4 | en zou ik over u met mijn hoofd schudden? ~ 219 Job 20:6 | hemel toe opklomme, en zijn hoofd tot aan de wolken raakte; ~ 220 Job 29:3 | deed schijnen over mijn hoofd, en ik bij Zijn licht de 221 Job 39:26 | een visserskrauwel zijn hoofd? ~ 222 Psa 3:4 | mij, mijn eer, en Die mijn hoofd opheft. ~ 223 Psa 7:17 | Zijn moeite zal op zijn hoofd wederkeren, en zijn geweld 224 Psa 18:44 | hebt mij gesteld tot een hoofd der heidenen; het volk, 225 Psa 21:4 | zegeningen van het goede; op zijn hoofd zet Gij een kroon van fijn 226 Psa 22:8 | lip uit, zij schudden het hoofd, zeggende: ~ 227 Psa 23:5 | tegenpartijders; Gij maakt mijn hoofd vet met olie, mijn beker 228 Psa 27:6 | 6 Ook nu zal mijn hoofd verhoogd worden boven mijn 229 Psa 39:5 | ongerechtigheden gaan over mijn hoofd; als een zware last zijn 230 Psa 66:12 | Gij hadt den mens op ons hoofd doen rijden; wij waren in 231 Psa 83:3 | en Uw haters steken het hoofd op. ~ 232 Psa 109:25 | zien, zo schudden zij hun hoofd. ~ 233 Psa 110:6 | verslaan dengene, die het hoofd is over een groot land. 234 Psa 110:7 | drinken; daarom zal Hij het hoofd omhoog heffen. ~  ~ 235 Psa 118:22 | verworpen hadden, is tot een hoofd des hoeks geworden. ~ 236 Psa 133:2 | de kostelijke olie op het hoofd, nederdalende op den baard, 237 Psa 140:8 | mijns heils! Gij hebt mijn hoofd bedekt ten dage der wapening. ~ 238 Psa 140:10 | 10 Aangaande het hoofd dergenen, die mij omringen, 239 Psa 141:5 | hoofds zijn, het zal mijn hoofd niet breken; want nog zal 240 Spre 1:9 | Want zij zullen uw hoofd een aangenaam toevoegsel 241 Spre 4:9 | 9      Zij zal uw hoofd een aangenaam toevoegsel 242 Spre 10:6 | Zegeningen zijn op het hoofd des rechtvaardigen; maar 243 Spre 11:26| zegening zal zijn over het hoofd des verkopers. ~ 244 Spre 25:22| zult vurige kolen op zijn hoofd hopen, en de HEERE zal het 245 Pred 2:14| des wijzen zijn in zijn hoofd, maar de zot wandelt in 246 Pred 9:8 | wit zijn, en laat op uw hoofd geen olie ontbreken. ~ 247 Hoo 2:6 | linkerhand zij onder mijn hoofd, en Zijn rechterhand omhelze 248 Hoo 5:2 | Mijn volmaakte! want Mijn hoofd is vervuld met      dauw, 249 Hoo 5:11 | 11      Zijn hoofd is van het fijnste goud, 250 Hoo 7:5 | 5      Uw hoofd op u is als Karmel, en de 251 Hoo 8:3 | linkerhand zij onder mijn hoofd, en Zijn rechterhand omhelze 252 Jes 1:5 | te meer maken; het ganse hoofd is krank, en het ganse hart 253 Jes 1:6 | Van de voetzool af tot het hoofd toe is er niets geheels 254 Jes 7:8 | Maar Damaskus zal het hoofd van Syrie zijn, en Rezin 255 Jes 7:8 | Syrie zijn, en Rezin het hoofd van Damaskus; en in nog 256 Jes 7:9 | Ondertussen zal Samaria Efraims hoofd zijn, en de zoon van Remalia 257 Jes 7:9 | de zoon van Remalia het hoofd van Samaria. Indien gijlieden 258 Jes 7:20 | van Assyrie, afscheren het hoofd, en het haar der voeten; 259 Jes 19:15 | Egyptenaren, hetwelk het hoofd of de staart, de tak of 260 Jes 28:1 | bloem, die daar is op het hoofd der zeer vette vallei, der 261 Jes 28:4 | heerlijken sieraads, die op het hoofd der zeer vette vallei is, 262 Jes 35:10 | eeuwige blijdschap zal op hun hoofd wezen; vrolijkheid en blijdschap 263 Jes 37:22 | van Jeruzalem schudt het hoofd achter u. ~ 264 Jes 51:11 | eeuwige blijdschap zal op hun hoofd wezen; vreugde en blijdschap 265 Jes 59:5 | dag kwelle, dat hij zijn hoofd kromme gelijk een bieze, 266 Jes 60:17 | heils zette Hij op Zijn hoofd, en de klederen der wraak 267 Jer 2:37 | uitgaan met uw handen op uw hoofd; want de HEERE heeft al 268 Jer 9:1 | 1      Och, dat mijn hoofd water ware, en mijn oog 269 Jer 13:21 | hebt tot vorsten, tot een hoofd over u te zijn; zullen u 270 Jer 14:3 | schaamrood, en bedekken hun hoofd. ~ 271 Jer 14:4 | beschaamd, zij bedekken hun hoofd. ~ 272 Jer 18:16 | zich ontzetten, en met zijn hoofd schudden. ~ 273 Jer 23:19 | blijven op der goddelozen hoofd. ~ 274 Jer 30:23 | het zal blijven op het hoofd der goddelozen. ~ 275 Jer 31:7 | vreugde, en juicht vanwege het hoofd der heidenen; doet het horen, 276 Jer 52:31 | jaar zijns koninkrijks, het hoofd van Jojachin, den koning 277 Klaa 1:5 | tegenpartijders zijn ten hoofd geworden, haar vijanden 278 Klaa 1:32| zij werpen stof op hun hoofd, zij hebben zakken aangegord; 279 Klaa 1:32| Jeruzalem laten haar      hoofd ter aarde hangen. ~ 280 Klaa 1:37| fluiten en schudden hun hoofd over de dochter Jeruzalems, 281 Klaa 1:98| wateren zwommen over mijn hoofd; ik zeide: Ik ben afgesneden! ~ 282 Eze 5:1 | zult laten gaan over uw hoofd en over uw baard; daarna 283 Eze 9:10 | sparen; Ik zal hun weg op hun hoofd geven. ~ 284 Eze 10:1 | uitspansel, hetwelk was over het hoofd der cherubs, was als een 285 Eze 10:11 | de plaats, waarheen het hoofd zag, die volgden zij na; 286 Eze 11:21 | derzelver weg zal Ik op hun hoofd geven, spreekt de Heere 287 Eze 13:18 | maken hoofddeksels voor het hoofd van alle statuur, om de 288 Eze 16:12 | kroon der heerlijkheid op uw hoofd. ~ 289 Eze 16:25 | 25      Aan elk hoofd des wegs hebt gij uw hoge 290 Eze 16:31 | verwelfsel bouwt aan het hoofd van iederen weg, en uw hoge 291 Eze 16:43 | zal Ik ook uw weg op uw hoofd geven, spreekt de Heere      292 Eze 17:19 | heeft, datzelve niet op zijn hoofd geve! ~ 293 Eze 21:19 | een zijde, kies ze aan het hoofd      van den weg der stad. ~ 294 Eze 21:21 | wegscheiding staan, aan het hoofd van de twee wegen, om waarzegging 295 Eze 22:31 | verteerd; hun weg heb Ik op hun hoofd gegeven, spreekt de Heere 296 Eze 33:4 | diens bloed is op zijn hoofd. ~ 297 Eze 42:12 | was er een deur in het hoofd van den weg, den weg voor 298 Eze 44:18 | Linnen huiven zullen op hun hoofd zijn, en linnen onderbroeken 299 Eze 44:20 | 20      En zij zullen hun hoofd niet glad afscheren, ook 300 Dan 1:10 | zijn? Alzo zoudt gij mijn hoofd bij den koning schuldig 301 Dan 2:32 | 32      Het hoofd van dit beeld was van goed 302 Dan 2:38 | gij      zijt dat gouden hoofd. ~ 303 Dan 7:20 | tien hoornen die op zijn hoofd waren, en den anderen, die 304 Hos 1:11 | worden, en zich een enig hoofd stellen, en uit het land 305 Joe 3:4 | zal Ik uw vergelding op uw hoofd wederbrengen. ~ 306 Joe 3:7 | vergelding wederbrengen op uw hoofd. ~ 307 Amos 2:7 | het stof der aarde op het hoofd der armen zij, en den weg 308 Amos 8:10| lenden een zak, en op alle hoofd kaalheid brengen; en Ik 309 Amos 9:1 | doorkloof ze allen in het hoofd; en Ik zal hun achterste 310 Oba 1:15 | uw vergelding zal op uw hoofd wederkeren. ~ 311 Jona 2:5 | mij; het wier was aan mijn hoofd gebonden. ~ 312 Jona 4:6 | schaduw mocht zijn over zijn hoofd, om hem te redden van zijn 313 Jona 4:8 | beschikte; en de zon stak op het hoofd van Jona, dat hij amechtig 314 Nah 3:10 | zijn haar kinderen op het hoofd van alle straten verpletterd 315 Zac 1:21 | hebben, zodat niemand zijn hoofd ophief; maar deze zijn gekomen 316 Zac 3:5 | een reinen hoed op zijn hoofd zetten. En zij zetten dien 317 Zac 3:5 | dien reinen hoed op zijn hoofd, en zij togen hem klederen 318 Zac 4:2 | oliekruikje boven deszelfs hoofd, en zijn zeven lampen daarop; 319 Zac 4:2 | pijpen, dewelke boven zijn hoofd waren; ~ 320 Zac 6:11 | kronen; en zet ze op het hoofd van Josua, den zoon van 321 Matt 5:36| 36 Noch bij uw hoofd zult gij zweren, omdat gij 322 Matt 6:17| als gij vast, zalft uw hoofd, en wast uw aangezicht; ~ 323 Matt 8:20| heeft niet, waar Hij het hoofd nederlegge. ~ 324 Matt 14:8 | hier in een schotel het hoofd van Johannes den Doper. ~ 325 Matt 14:11| 11 En zijn hoofd werd gebracht in een schotel, 326 Matt 21:42| deze is geworden tot een hoofd des hoeks; van de Heere 327 Matt 26:7 | en goot ze uit op Zijn hoofd, daar Hij aan tafel zat. ~ 328 Matt 27:29| hebbende, zetten die op Zijn hoofd, en een rietstok in Zijn 329 Matt 27:30| rietstok en sloegen op Zijn hoofd. ~ 330 Matt 27:37| En zij stelden boven Zijn hoofd Zijn beschuldiging geschreven: 331 Mark 6:24| eisen? En die zeide: Het hoofd van Johannes den Doper. ~ 332 Mark 6:25| in een schotel, geeft het hoofd van Johannes den Doper. ~ 333 Mark 6:27| scherprechter, en gebood zijn hoofd te brengen. Deze nu ging 334 Mark 6:28| 28 En bracht zijn hoofd in een schotel, en gaf hetzelve 335 Mark 12:4 | zij, en wondden hem het hoofd, en zonden hem henen, schandelijk 336 Mark 12:10| deze is geworden tot een hoofd des hoeks; ~ 337 Mark 14:3 | hebbende, goot die op Zijn hoofd. ~ 338 Mark 15:19| 19 En sloegen Zijn hoofd met een rietstok, en bespogen 339 Luk 7:38 | af met het haar van haar hoofd, en kuste Zijn voeten, en 340 Luk 7:44 | en met het haar van haar hoofd afgedroogd. ~ 341 Luk 7:46 | 46 Met olie hebt gij Mijn hoofd niet gezalfd; maar deze 342 Luk 9:58 | heeft niet, waar Hij het hoofd nederlegge. ~ 343 Luk 18:5 | eindelijk kome, en mij het hoofd breke. ~ 344 Luk 20:17 | hebben, deze is tot een hoofd des hoeks geworden? ~ 345 Luk 21:18 | Doch niet een haar uit uw hoofd zal verloren gaan. ~ 346 Joha 13:9 | maar ook de handen en het hoofd. ~ 347 Joha 19:2 | hebbende, zetten die op Zijn hoofd, en wierpen Hem een purperen 348 Joha 19:30| Het is volbracht! En het hoofd buigende, gaf den geest. ~ 349 Joha 20:7 | den zweetdoek, die op Zijn hoofd geweest was, zag hij niet 350 Joha 20:12| klederen zitten, een aan het hoofd, en een aan de voeten, waar 351 Hand 4:11| veracht is, Welke tot een hoofd des hoeks geworden is. ~ 352 Hand 12:6 | hen: Uw bloed zij op uw hoofd; ik ben rein; en van nu 353 Hand 12:18| en Aquila met hem, zijn hoofd te Kenchreen geschoren hebbende; 354 Hand 15:24| nevens hen, opdat zij het hoofd bescheren mogen; en alle 355 Hand 21:34| van u zal een haar van het hoofd vallen. ~ 356 Rom 12:20 | gij kolen vuurs op zijn hoofd hopen. ~ 357 1Kor 11:3 | gij weet, dat Christus het Hoofd is eens iegelijken mans, 358 1Kor 11:3 | iegelijken mans, en de man het hoofd der vrouw, en God het Hoofd 359 1Kor 11:3 | hoofd der vrouw, en God het Hoofd van Christus. ~ 360 1Kor 11:4 | profeteert, hebbende iets op het hoofd, die onteert zijn eigen 361 1Kor 11:4 | die onteert zijn eigen hoofd; ~ 362 1Kor 11:5 | hoofde, onteert haar eigen hoofd; want het is een en hetzelfde, 363 1Kor 11:7 | 7 Want de man moet het hoofd niet dekken, overmits hij 364 1Kor 11:10| de vrouw een macht op het hoofd hebben, om der engelen wil. ~ 365 1Kor 12:21| van node; of wederom het hoofd tot de voeten: Ik heb u 366 Efez 1:22| Gemeente gegeven tot een Hoofd boven alle dingen; ~ 367 Efez 4:15| opwassen in Hem, Die het Hoofd is, namelijk Christus; ~ 368 Efez 5:23| 23 Want de man is het hoofd der vrouw, gelijk ook Christus 369 Efez 5:23| gelijk ook Christus het Hoofd der Gemeente is; en Hij 370 Kol 1:18 | 18 En Hij is het Hoofd des lichaams, namelijk der 371 Kol 2:10 | in Hem volmaakt, Die het Hoofd is van alle overheid en 372 Kol 2:19 | 19 En het Hoofd niet behoudende, uit hetwelk 373 1Pet 2:7 | Deze is geworden tot een hoofd des hoeks, en een steen 374 Open 1:14| 14 En Zijn hoofd en haar was wit, gelijk 375 Open 10:1 | regenboog was boven zijn hoofd; en zijn aangezicht was 376 Open 12:1 | haar voeten, en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren; ~ 377 Open 14:14| gelijk, hebbende op Zijn hoofd een gouden kroon; en in 378 Open 19:12| een vlam vuurs, en op Zijn hoofd waren vele koninklijke hoeden;


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License