Book Chapter: Verse
1 Gen 23:26 | Toen neigde die man zijn hoofd, en aanbad den HEERE; ~
2 Gen 23:48 | 48 En ik neigde mijn hoofd, en aanbad de HEERE; en
3 Gen 36:36 | drie dagen zal Farao uw hoofd verheffen, en zal u in uw
4 Gen 36:39 | getraliede korven waren op mijn hoofd. ~
5 Gen 36:40 | de korf, van boven mijn hoofd. ~
6 Gen 36:42 | drie dagen zal Farao uw hoofd verheffen van boven u, en
7 Gen 36:43 | maakte; en hij verhief het hoofd van den overste der schenkers,
8 Gen 36:43 | overste der schenkers, en het hoofd van den overste der bakkers,
9 Gen 39:28 | nog; en zij neigden het hoofd en bogen zich neder. ~
10 Gen 44:14 | uit, en legde die op het hoofd van Efraim, hoewel hij de
11 Gen 44:14 | en zijn linkerhand op het hoofd van Manasse; hij bestierde
12 Gen 44:17 | zijn rechterhand op het hoofd van Efraim legde, zo was
13 Gen 44:17 | vaders hand, om die van het hoofd van Efraim op het hoofd
14 Gen 44:17 | hoofd van Efraim op het hoofd van Manasse af te brengen. ~
15 Gen 44:18 | leg uw rechterhand op zijn hoofd. ~
16 Gen 45:26 | die zullen zijn op het hoofd van Jozef, en op den hoofdschedel
17 Exo 12:2 | zelfde maand zal ulieden het hoofd der maanden zijn; zij zal
18 Exo 12:9 | het vuur gebraden, zijn hoofd met zijn schenkelen en met
19 Exo 16:16 | mag, een gomer voor een hoofd, naar het getal van uw zielen;
20 Exo 29:6 | gij zult den hoed op zijn hoofd zetten; de kroon der heiligheid
21 Exo 29:7 | zalfolie nemen, en op zijn hoofd gieten; alzo zult gij hem
22 Exo 29:10 | zullen hun handen op het hoofd van den var leggen. ~
23 Exo 29:15 | zullen hun handen op het hoofd des rams leggen; ~
24 Exo 29:17 | op zijn delen, en op zijn hoofd leggen. ~
25 Exo 29:19 | zullen hun handen op des rams hoofd leggen; ~
26 Exo 34:31 | haastte zich en neigde het hoofd ter aarde, en hij boog zich. ~
27 Exo 38:26 | 26 Een beka voor elk hoofd, dat is een halve sikkel,
28 Lev 1:4 | hij zal zijn hand op het hoofd des brandoffers leggen,
29 Lev 1:8 | priesters, de stukken, het hoofd en het smeer, schikken op
30 Lev 1:12 | stukken delen, mitsgaders zijn hoofd en zijn smeer; en de priester
31 Lev 1:15 | altaar brengen, en deszelfs hoofd met zijn nagel splijten,
32 Lev 3:2 | hij zal zijn hand op het hoofd zijner offerande leggen,
33 Lev 3:8 | hij zal zijn hand op het hoofd zijner offerande leggen,
34 Lev 3:13 | hij zal zijn hand op haar hoofd leggen, en hij zal hem slachten
35 Lev 4:4 | hij zal zijn hand op het hoofd van dien var leggen, en
36 Lev 4:11 | al zijn vlees, met zijn hoofd en met zijn schenkelen,
37 Lev 4:15 | zullen hun handen op het hoofd van den var leggen, voor
38 Lev 4:24 | hij zal zijn hand op het hoofd van den bok leggen, en zal
39 Lev 4:29 | hij zal zijn hand op het hoofd des zondoffers leggen; en
40 Lev 4:33 | hij zal zijn hand op het hoofd des zondoffers leggen, en
41 Lev 5:8 | zondoffer is; en zal zijn hoofd met zijn nagel nevens haar
42 Lev 8:9 | hij zette den hoed op zijn hoofd; en aan den hoed boven zijn
43 Lev 8:12 | hij van de zalfolie op het hoofd van Aaron, en hij zalfde
44 Lev 8:14 | legden hun handen op het hoofd van den var des zondoffers; ~
45 Lev 8:18 | legden hun handen op het hoofd van den ram. ~
46 Lev 8:20 | delen; en Mozes stak het hoofd aan, en die delen, en het
47 Lev 8:22 | legden hun handen op het hoofd van den ram.
48 Lev 9:13 | in zijn stukken, met het hoofd; en hij stak het aan op
49 Lev 13:12 | de plaag heeft, van zijn hoofd tot zijn voeten, bedekt
50 Lev 13:29 | een plaag zal zijn in het hoofd, of in den baard; ~
51 Lev 13:30 | het is melaatsheid van het hoofd of van den baard. ~
52 Lev 13:41 | aangezichts het haar van zijn hoofd zal uitgevallen zijn, hij
53 Lev 13:44 | verklaren, zijn plaag is op zijn hoofd. ~
54 Lev 13:45 | gescheurd zijn, en zijn hoofd zal ontbloot zijn, en hij
55 Lev 14:9 | haar zal afscheren, zijn hoofd, en zijn baard, en de wenkbrauwen
56 Lev 14:18 | is, zal hij doen op het hoofd desgenen, die te reinigen
57 Lev 14:29 | is, zal hij doen op het hoofd desgenen, die te reinigen
58 Lev 16:21 | beide zijn handen op het hoofd van den levenden bok leggen,
59 Lev 16:21 | belijden; en hij zal die op het hoofd des boks leggen, en zal
60 Lev 21:5 | 5 Zij zullen op hun hoofd geen kaalheid maken, en
61 Lev 21:10 | zijn broederen is, op wiens hoofd de zalfolie gegoten is,
62 Lev 21:10 | aan te trekken, zal zijn hoofd niet ontbloten, noch zijn
63 Lev 23:14 | zullen hun handen op zijn hoofd leggen; daarna zal hem de
64 Num 1:2 | van al wat mannelijk is, hoofd voor hoofd. ~
65 Num 1:2 | mannelijk is, hoofd voor hoofd. ~
66 Num 1:18 | jaren oud was en daarboven, hoofd voor hoofd. ~
67 Num 1:18 | en daarboven, hoofd voor hoofd. ~
68 Num 1:20 | in het getal der namen, hoofd voor hoofd, al wat mannelijk
69 Num 1:20 | getal der namen, hoofd voor hoofd, al wat mannelijk was, van
70 Num 1:22 | in het getal der namen, hoofd voor hoofd, al wat mannelijk
71 Num 1:22 | getal der namen, hoofd voor hoofd, al wat mannelijk was, van
72 Num 3:47 | 47 Gij zult voor elk hoofd vijf sikkels nemen; naar
73 Num 5:18 | HEEREN stellen, en zal het hoofd van de vrouw ontbloten,
74 Num 6:5 | het scheermes over zijn hoofd niet gaan; totdat die dagen
75 Num 6:7 | Nazireerschap zijns Gods is op zijn hoofd. ~
76 Num 6:9 | gestorven ware, dat hij het hoofd van zijn Nazireerschap zou
77 Num 6:9 | dag zijner reiniging zijn hoofd bescheren; op den zevenden
78 Num 6:11 | heeft; alzo zal hij zijn hoofd op dienzelfden dag heiligen. ~
79 Num 6:18 | tent der samenkomst, het hoofd van zijn Nazireerschap bescheren;
80 Num 8:12 | zullen hun handen op het hoofd der varren leggen; daarna
81 Num 14:4 | den ander: Laat ons een hoofd opwerpen, en wederkeren
82 Num 17:3 | staf zal er zijn voor het hoofd van het huis hunner vaderen. ~
83 Num 18:3 | staf zal er zijn voor het hoofd van het huis hunner vaderen. ~
84 Num 22:31 | hand; daarom neigde hij het hoofd en boog zich op zijn aangezicht. ~
85 Num 25:15 | dochter van Zur, die een hoofd was der volken van een vaderlijk
86 Deu 21:12 | brengen; en zij zal haar hoofd scheren, en haar nagelen
87 Deu 28:13 | En de HEERE zal u tot een hoofd maken, en niet tot een staart,
88 Deu 28:23 | En uw hemel, die boven uw hoofd is, zal koper zijn, en de
89 Deu 28:44 | niet lenen; hij zal tot een hoofd zijn, en gij zult tot een
90 Deu 32:42 | des gevangenen, van het hoofd af zullen er wraken des
91 Deu 33:16 | kome de zegening op het hoofd van Jozef, en op den schedel
92 Joz 2:19 | zijn bloed zij op zijn hoofd, en wij zullen onschuldig
93 Joz 2:19 | diens bloed zij op ons hoofd, indien een hand tegen hem
94 Joz 7:6 | zij wierpen stof op hun hoofd. ~
95 Joz 11:10 | want Hazor was te voren het hoofd van al deze koninkrijken. ~
96 Joz 23:14 | zij waren een ieder een hoofd van het huis hunner vaderen
97 Ric 4:50 | Sisera; zij streek zijn hoofd af, als zij zijn slaap had
98 Ric 7:28 | kinderen Israels, en hieven hun hoofd niet meer op. En het land
99 Ric 8:53 | molensteen op Abimelechs hoofd; en zij verpletterde zijn
100 Ric 8:57 | deed God wederkeren op hun hoofd; en de vloek van Jotham,
101 Ric 9:18 | Ammons? die zal tot een hoofd zijn over alle inwoners
102 Ric 10:8 | en gij zult ons tot een hoofd zijn, over alle inwoners
103 Ric 10:9 | zal, zal ik u dan tot een hoofd zijn? ~
104 Ric 10:11 | volk stelde hem tot een hoofd en overste over zich. En
105 Ric 12:5 | een zoon baren, op wiens hoofd geen scheermes zal komen;
106 Ric 15:17 | nooit een scheermes op mijn hoofd gekomen, want ik ben een
107 1Sa 1:11 | zal geen scheermes op zijn hoofd komen. ~
108 1Sa 4:12 | en er was aarde op zijn hoofd. ~
109 1Sa 5:4 | ark des HEEREN; maar het hoofd van Dagon, en de beide palmen
110 1Sa 10:1 | en goot ze uit op zijn hoofd, en kuste hem, en zeide:
111 1Sa 14:45 | als er een haar van zijn hoofd op de aarde vallen zal;
112 1Sa 15:17 | in uw ogen, dat gij het hoofd der stammen van Israel geworden
113 1Sa 17:5 | een koperen helm op zijn hoofd, en hij had een schubachtig
114 1Sa 17:38 | een koperen helm op zijn hoofd, en kleedde hem met een
115 1Sa 17:46 | zal u slaan, en ik zal uw hoofd van u wegnemen, en ik zal
116 1Sa 17:51 | hem, en hij hieuw hem het hoofd daarmede af. Toen de Filistijnen
117 1Sa 17:54 | 54 Daarna nam David het hoofd van den Filistijn, en bracht
118 1Sa 17:57 | aangezicht van Saul, en het hoofd van den Filistijn was in
119 1Sa 25:39 | kwaad van Nabal op zijn hoofd heeft doen wederkeren! En
120 1Sa 31:9 | 9 En zij hieuwen zijn hoofd af, en zij togen zijn wapenen
121 2Sa 1:2 | waren, en aarde was op zijn hoofd; en het geschiedde, als
122 2Sa 1:10 | nam de kroon, die op zijn hoofd was, en het armgesmijde,
123 2Sa 1:16 | hem: Uw bloed zij op uw hoofd; want uw mond heeft tegen
124 2Sa 2:16 | greep den ander bij het hoofd, en stiet zijn zwaard in
125 2Sa 3:29 | 29 Het blijve op het hoofd van Joab, en op het ganse
126 2Sa 4:7 | doodden hem, en hieuwen zijn hoofd af; en zij namen zijn hoofd,
127 2Sa 4:7 | hoofd af; en zij namen zijn hoofd, en gingen henen, den weg
128 2Sa 4:8 | 8 En zij brachten het hoofd van Isboseth tot David te
129 2Sa 4:8 | koning: Zie, daar is het hoofd van Isboseth, den zoon van
130 2Sa 4:12 | vijver te Hebron, maar het hoofd van Isboseth namen zij,
131 2Sa 5:8 | gehaat zijn, die zal tot een hoofd en tot een overste zijn;
132 2Sa 12:30 | kroon haars konings van zijn hoofd af, welker gewicht was een
133 2Sa 12:30 | edelgesteente, en zij werd op Davids hoofd gezet; ook voerde hij uit
134 2Sa 13:19 | Toen nam Thamar as op haar hoofd, en scheurde den veelvervigen
135 2Sa 13:19 | legde haar hand op haar hoofd, en ging vast henen en kreet. ~
136 2Sa 14:26 | 26 En als hij zijn hoofd beschoor, (nu geschiedde
137 2Sa 15:30 | opgaande en wenende, en het hoofd was hem bewonden; en hij
138 2Sa 15:30 | hem was, een iegelijk zijn hoofd bedekt, en zij gingen op,
139 2Sa 15:32 | gescheurd, en aarde op zijn hoofd. ~
140 2Sa 18:9 | groten eik, zo werd zijn hoofd vast aan den eik, dat hij
141 2Sa 20:21 | vrouw tot Joab: Zie, zijn hoofd zal tot u over den muur
142 2Sa 20:22 | den zoon van Bichri, het hoofd af, en wierpen het tot Joab.
143 2Sa 22:44 | hebt mij bewaard tot een hoofd der heidenen; het volk,
144 2Sa 23:18 | Zeruja, die was ook een hoofd van drieen; en die hief
145 1Kon 1:16| 16 En Bathseba neigde het hoofd en boog zich neder voor
146 1Kon 2:32| HEERE zijn bloed op zijn hoofd doen wederkeren, omdat hij
147 1Kon 2:33| bloed wederkeren op het hoofd van Joab, en op het hoofd
148 1Kon 2:33| hoofd van Joab, en op het hoofd van zijn zaad in eeuwigheid;
149 1Kon 2:37| zult; uw bloed zal op uw hoofd zijn. ~
150 1Kon 2:44| HEERE uw boosheid op uw hoofd doen wederkeren. ~
151 1Kon 7:17| de kapitelen, die op het hoofd der pilaren waren; zeven
152 1Kon 7:18| kapitelen, die boven het hoofd der granaatappelen waren,
153 1Kon 7:19| kapitelen, dewelke waren op het hoofd der pilaren, waren van leliewerk
154 1Kon 7:22| 22 En op het hoofd der pilaren was het leliewerk;
155 1Kon 7:35| 35 En op het hoofd ener stelling was een ronde
156 1Kon 7:35| rondom; ook waren op het hoofd der stelling haar handhaven,
157 1Kon 7:41| der kapitelen, die op het hoofd der twee pilaren waren,
158 1Kon 7:41| te bedekken, die op het hoofd der pilaren waren; ~
159 1Kon 8:32| gevende zijn weg op zijn hoofd, en rechtvaardigende den
160 1Kon 10:19| had zes trappen, en het hoofd van den troon was van achteren
161 2Kon 2:3 | HEERE heden uw heer van uw hoofd wegnemen zal? En hij zeide:
162 2Kon 2:5 | HEERE heden uw heer van uw hoofd wegnemen zal? En hij zeide:
163 2Kon 4:19| zeide tot zijn vader: Mijn hoofd, mijn hoofd! Hij dan zeide
164 2Kon 4:19| vader: Mijn hoofd, mijn hoofd! Hij dan zeide tot een jongen:
165 2Kon 6:31| doe zo daartoe, indien het hoofd van Elisa, den zoon van
166 2Kon 6:32| gezonden heeft, om mijn hoofd af te nemen? Ziet toe, als
167 2Kon 9:3 | en giet ze uit op zijn hoofd, en zeg: Zo zegt de HEERE:
168 2Kon 9:6 | dan goot de olie op zijn hoofd, en hij zeide tot hem: Zo
169 2Kon 9:30| aangezicht, en versierde haar hoofd, en keek ten venster uit. ~
170 2Kon 21:21| van Jeruzalem schudt het hoofd achter u. ~
171 2Kon 27:27| als hij koning werd, het hoofd van Jojachin, den koning
172 1Kro 5:12| 12 Joel was het hoofd; en Safam de tweede; maar
173 1Kro 5:15| den zoon van Guni, was het hoofd van het huis hunner vaderen. ~
174 1Kro 9:17| broeders; Sallum was het hoofd. ~
175 1Kro 10:9 | plunderden hem, en zij namen zijn hoofd en zijn wapenen, en zij
176 1Kro 10:10| huis huns gods; en zijn hoofd hechtten zij in het huis
177 1Kro 11:6 | eerst slaat, zal tot een hoofd, en tot een overste worden.
178 1Kro 11:6 | daarom werd hij tot een hoofd. ~
179 1Kro 11:11| zoon van Hachmoni, was het hoofd der dertigen, die zijn spies
180 1Kro 11:20| broeder van Joab, was ook het hoofd van drie; en hij, verheffende
181 1Kro 11:42| Siza, de Rubeniet, was het hoofd der Rubenieten; nochtans
182 1Kro 12:3 | 3 Het hoofd was Ahiezer, en Joas, zonen
183 1Kro 12:9 | 9 Ezer was het hoofd; Obadja de tweede; Eliab
184 1Kro 16:5 | 5 Asaf was het hoofd, en Zecharja de tweede na
185 1Kro 21:2 | kroon huns konings van zijn hoofd, en hij bevond haar in gewicht
186 1Kro 24:8 | waren dezen: Jehiel, het hoofd, en Zetham, en Joel; drie. ~
187 1Kro 24:11| 11 En Jahath was het hoofd, en Zizza de tweede; maar
188 1Kro 24:16| van Gersom was Sebuel het hoofd. ~
189 1Kro 24:17| waren dezen: Rehabja het hoofd; en Eliezer had geen andere
190 1Kro 24:18| Jizhar was Selomith het hoofd. ~
191 1Kro 24:19| van Hebron: Jeria was het hoofd, Amarja de tweede, Jahaziel
192 1Kro 24:20| van Uzziel: Micha was het hoofd, en Jissia de tweede. ~
193 1Kro 25:21| van Rehabja was Jissia het hoofd. ~
194 1Kro 25:31| en onder de Levieten; het hoofd der vaderen tegen zijn kleinsten
195 1Kro 27:10| had zonen; Simri was het hoofd; (alhoewel hij de eerstgeborene
196 1Kro 27:10| stelde hem zijn vader tot een hoofd). ~
197 1Kro 27:31| Hebronieten was Jeria het hoofd, van de Hebronieten zijner
198 1Kro 28:3 | kinderen van Perez, het hoofd van al de oversten der heiren
199 1Kro 28:5 | opperambtman; die was het hoofd; in zijn verdeling waren
200 1Kro 30:11| hebt U verhoogd tot een Hoofd boven alles. ~
201 1Kro 30:20| vaderen; en zij neigden het hoofd, en zij bogen zich neder
202 2Kro 3:15| kapiteel, dat op derzelver hoofd was, was van vijf ellen. ~
203 2Kro 4:12| de twee kapitelen, op het hoofd der pilaren; en de twee
204 2Kro 4:12| bedekken, die op der pilaren hoofd waren; ~
205 2Kro 7:23| gevende zijn weg op zijn hoofd, en rechtvaardigende den
206 2Kro 12:22| zoon van Maacha, tot een hoofd, om een overste te zijn
207 2Kro 24:6 | koning riep Jojada, het hoofd, en zeide tot hem: Waarom
208 Ezra 8:17| hun bevel aan Iddo, het hoofd in de plaats Chasifja; en
209 Ezra 9:6 | vermenigvuldigd tot boven ons hoofd, en onze schuld is groot
210 Neh 4:4 | versmaadheid weder op hun hoofd, en geef hen over tot een
211 Neh 9:17 | hun wederspannigheid een hoofd gesteld, om weder te keren
212 Neh 11:17 | den zoon van Asaf, was het hoofd, die de dankzegging begon
213 Est 10 | koninklijke kroon op haar hoofd, en hij maakte haar koningin
214 Est 30:8 | koninklijke kroon op zijn hoofd gezet worde. ~
215 Est 52:12 | had over de Joden, op zijn hoofd zou wederkeren; en men heeft
216 Job 1:20 | zijn mantel, en schoor zijn hoofd, en viel op de aarde, en
217 Job 10:15 | rechtvaardig, ik zal mijn hoofd niet opheffen; ik ben zat
218 Job 16:4 | en zou ik over u met mijn hoofd schudden? ~
219 Job 20:6 | hemel toe opklomme, en zijn hoofd tot aan de wolken raakte; ~
220 Job 29:3 | deed schijnen over mijn hoofd, en ik bij Zijn licht de
221 Job 39:26 | een visserskrauwel zijn hoofd? ~
222 Psa 3:4 | mij, mijn eer, en Die mijn hoofd opheft. ~
223 Psa 7:17 | Zijn moeite zal op zijn hoofd wederkeren, en zijn geweld
224 Psa 18:44 | hebt mij gesteld tot een hoofd der heidenen; het volk,
225 Psa 21:4 | zegeningen van het goede; op zijn hoofd zet Gij een kroon van fijn
226 Psa 22:8 | lip uit, zij schudden het hoofd, zeggende: ~
227 Psa 23:5 | tegenpartijders; Gij maakt mijn hoofd vet met olie, mijn beker
228 Psa 27:6 | 6 Ook nu zal mijn hoofd verhoogd worden boven mijn
229 Psa 39:5 | ongerechtigheden gaan over mijn hoofd; als een zware last zijn
230 Psa 66:12 | Gij hadt den mens op ons hoofd doen rijden; wij waren in
231 Psa 83:3 | en Uw haters steken het hoofd op. ~
232 Psa 109:25 | zien, zo schudden zij hun hoofd. ~
233 Psa 110:6 | verslaan dengene, die het hoofd is over een groot land.
234 Psa 110:7 | drinken; daarom zal Hij het hoofd omhoog heffen. ~ ~
235 Psa 118:22 | verworpen hadden, is tot een hoofd des hoeks geworden. ~
236 Psa 133:2 | de kostelijke olie op het hoofd, nederdalende op den baard,
237 Psa 140:8 | mijns heils! Gij hebt mijn hoofd bedekt ten dage der wapening. ~
238 Psa 140:10 | 10 Aangaande het hoofd dergenen, die mij omringen,
239 Psa 141:5 | hoofds zijn, het zal mijn hoofd niet breken; want nog zal
240 Spre 1:9 | Want zij zullen uw hoofd een aangenaam toevoegsel
241 Spre 4:9 | 9 Zij zal uw hoofd een aangenaam toevoegsel
242 Spre 10:6 | Zegeningen zijn op het hoofd des rechtvaardigen; maar
243 Spre 11:26| zegening zal zijn over het hoofd des verkopers. ~
244 Spre 25:22| zult vurige kolen op zijn hoofd hopen, en de HEERE zal het
245 Pred 2:14| des wijzen zijn in zijn hoofd, maar de zot wandelt in
246 Pred 9:8 | wit zijn, en laat op uw hoofd geen olie ontbreken. ~
247 Hoo 2:6 | linkerhand zij onder mijn hoofd, en Zijn rechterhand omhelze
248 Hoo 5:2 | Mijn volmaakte! want Mijn hoofd is vervuld met dauw,
249 Hoo 5:11 | 11 Zijn hoofd is van het fijnste goud,
250 Hoo 7:5 | 5 Uw hoofd op u is als Karmel, en de
251 Hoo 8:3 | linkerhand zij onder mijn hoofd, en Zijn rechterhand omhelze
252 Jes 1:5 | te meer maken; het ganse hoofd is krank, en het ganse hart
253 Jes 1:6 | Van de voetzool af tot het hoofd toe is er niets geheels
254 Jes 7:8 | Maar Damaskus zal het hoofd van Syrie zijn, en Rezin
255 Jes 7:8 | Syrie zijn, en Rezin het hoofd van Damaskus; en in nog
256 Jes 7:9 | Ondertussen zal Samaria Efraims hoofd zijn, en de zoon van Remalia
257 Jes 7:9 | de zoon van Remalia het hoofd van Samaria. Indien gijlieden
258 Jes 7:20 | van Assyrie, afscheren het hoofd, en het haar der voeten;
259 Jes 19:15 | Egyptenaren, hetwelk het hoofd of de staart, de tak of
260 Jes 28:1 | bloem, die daar is op het hoofd der zeer vette vallei, der
261 Jes 28:4 | heerlijken sieraads, die op het hoofd der zeer vette vallei is,
262 Jes 35:10 | eeuwige blijdschap zal op hun hoofd wezen; vrolijkheid en blijdschap
263 Jes 37:22 | van Jeruzalem schudt het hoofd achter u. ~
264 Jes 51:11 | eeuwige blijdschap zal op hun hoofd wezen; vreugde en blijdschap
265 Jes 59:5 | dag kwelle, dat hij zijn hoofd kromme gelijk een bieze,
266 Jes 60:17 | heils zette Hij op Zijn hoofd, en de klederen der wraak
267 Jer 2:37 | uitgaan met uw handen op uw hoofd; want de HEERE heeft al
268 Jer 9:1 | 1 Och, dat mijn hoofd water ware, en mijn oog
269 Jer 13:21 | hebt tot vorsten, tot een hoofd over u te zijn; zullen u
270 Jer 14:3 | schaamrood, en bedekken hun hoofd. ~
271 Jer 14:4 | beschaamd, zij bedekken hun hoofd. ~
272 Jer 18:16 | zich ontzetten, en met zijn hoofd schudden. ~
273 Jer 23:19 | blijven op der goddelozen hoofd. ~
274 Jer 30:23 | het zal blijven op het hoofd der goddelozen. ~
275 Jer 31:7 | vreugde, en juicht vanwege het hoofd der heidenen; doet het horen,
276 Jer 52:31 | jaar zijns koninkrijks, het hoofd van Jojachin, den koning
277 Klaa 1:5 | tegenpartijders zijn ten hoofd geworden, haar vijanden
278 Klaa 1:32| zij werpen stof op hun hoofd, zij hebben zakken aangegord;
279 Klaa 1:32| Jeruzalem laten haar hoofd ter aarde hangen. ~
280 Klaa 1:37| fluiten en schudden hun hoofd over de dochter Jeruzalems,
281 Klaa 1:98| wateren zwommen over mijn hoofd; ik zeide: Ik ben afgesneden! ~
282 Eze 5:1 | zult laten gaan over uw hoofd en over uw baard; daarna
283 Eze 9:10 | sparen; Ik zal hun weg op hun hoofd geven. ~
284 Eze 10:1 | uitspansel, hetwelk was over het hoofd der cherubs, was als een
285 Eze 10:11 | de plaats, waarheen het hoofd zag, die volgden zij na;
286 Eze 11:21 | derzelver weg zal Ik op hun hoofd geven, spreekt de Heere
287 Eze 13:18 | maken hoofddeksels voor het hoofd van alle statuur, om de
288 Eze 16:12 | kroon der heerlijkheid op uw hoofd. ~
289 Eze 16:25 | 25 Aan elk hoofd des wegs hebt gij uw hoge
290 Eze 16:31 | verwelfsel bouwt aan het hoofd van iederen weg, en uw hoge
291 Eze 16:43 | zal Ik ook uw weg op uw hoofd geven, spreekt de Heere
292 Eze 17:19 | heeft, datzelve niet op zijn hoofd geve! ~
293 Eze 21:19 | een zijde, kies ze aan het hoofd van den weg der stad. ~
294 Eze 21:21 | wegscheiding staan, aan het hoofd van de twee wegen, om waarzegging
295 Eze 22:31 | verteerd; hun weg heb Ik op hun hoofd gegeven, spreekt de Heere
296 Eze 33:4 | diens bloed is op zijn hoofd. ~
297 Eze 42:12 | was er een deur in het hoofd van den weg, den weg voor
298 Eze 44:18 | Linnen huiven zullen op hun hoofd zijn, en linnen onderbroeken
299 Eze 44:20 | 20 En zij zullen hun hoofd niet glad afscheren, ook
300 Dan 1:10 | zijn? Alzo zoudt gij mijn hoofd bij den koning schuldig
301 Dan 2:32 | 32 Het hoofd van dit beeld was van goed
302 Dan 2:38 | gij zijt dat gouden hoofd. ~
303 Dan 7:20 | tien hoornen die op zijn hoofd waren, en den anderen, die
304 Hos 1:11 | worden, en zich een enig hoofd stellen, en uit het land
305 Joe 3:4 | zal Ik uw vergelding op uw hoofd wederbrengen. ~
306 Joe 3:7 | vergelding wederbrengen op uw hoofd. ~
307 Amos 2:7 | het stof der aarde op het hoofd der armen zij, en den weg
308 Amos 8:10| lenden een zak, en op alle hoofd kaalheid brengen; en Ik
309 Amos 9:1 | doorkloof ze allen in het hoofd; en Ik zal hun achterste
310 Oba 1:15 | uw vergelding zal op uw hoofd wederkeren. ~
311 Jona 2:5 | mij; het wier was aan mijn hoofd gebonden. ~
312 Jona 4:6 | schaduw mocht zijn over zijn hoofd, om hem te redden van zijn
313 Jona 4:8 | beschikte; en de zon stak op het hoofd van Jona, dat hij amechtig
314 Nah 3:10 | zijn haar kinderen op het hoofd van alle straten verpletterd
315 Zac 1:21 | hebben, zodat niemand zijn hoofd ophief; maar deze zijn gekomen
316 Zac 3:5 | een reinen hoed op zijn hoofd zetten. En zij zetten dien
317 Zac 3:5 | dien reinen hoed op zijn hoofd, en zij togen hem klederen
318 Zac 4:2 | oliekruikje boven deszelfs hoofd, en zijn zeven lampen daarop;
319 Zac 4:2 | pijpen, dewelke boven zijn hoofd waren; ~
320 Zac 6:11 | kronen; en zet ze op het hoofd van Josua, den zoon van
321 Matt 5:36| 36 Noch bij uw hoofd zult gij zweren, omdat gij
322 Matt 6:17| als gij vast, zalft uw hoofd, en wast uw aangezicht; ~
323 Matt 8:20| heeft niet, waar Hij het hoofd nederlegge. ~
324 Matt 14:8 | hier in een schotel het hoofd van Johannes den Doper. ~
325 Matt 14:11| 11 En zijn hoofd werd gebracht in een schotel,
326 Matt 21:42| deze is geworden tot een hoofd des hoeks; van de Heere
327 Matt 26:7 | en goot ze uit op Zijn hoofd, daar Hij aan tafel zat. ~
328 Matt 27:29| hebbende, zetten die op Zijn hoofd, en een rietstok in Zijn
329 Matt 27:30| rietstok en sloegen op Zijn hoofd. ~
330 Matt 27:37| En zij stelden boven Zijn hoofd Zijn beschuldiging geschreven:
331 Mark 6:24| eisen? En die zeide: Het hoofd van Johannes den Doper. ~
332 Mark 6:25| in een schotel, geeft het hoofd van Johannes den Doper. ~
333 Mark 6:27| scherprechter, en gebood zijn hoofd te brengen. Deze nu ging
334 Mark 6:28| 28 En bracht zijn hoofd in een schotel, en gaf hetzelve
335 Mark 12:4 | zij, en wondden hem het hoofd, en zonden hem henen, schandelijk
336 Mark 12:10| deze is geworden tot een hoofd des hoeks; ~
337 Mark 14:3 | hebbende, goot die op Zijn hoofd. ~
338 Mark 15:19| 19 En sloegen Zijn hoofd met een rietstok, en bespogen
339 Luk 7:38 | af met het haar van haar hoofd, en kuste Zijn voeten, en
340 Luk 7:44 | en met het haar van haar hoofd afgedroogd. ~
341 Luk 7:46 | 46 Met olie hebt gij Mijn hoofd niet gezalfd; maar deze
342 Luk 9:58 | heeft niet, waar Hij het hoofd nederlegge. ~
343 Luk 18:5 | eindelijk kome, en mij het hoofd breke. ~
344 Luk 20:17 | hebben, deze is tot een hoofd des hoeks geworden? ~
345 Luk 21:18 | Doch niet een haar uit uw hoofd zal verloren gaan. ~
346 Joha 13:9 | maar ook de handen en het hoofd. ~
347 Joha 19:2 | hebbende, zetten die op Zijn hoofd, en wierpen Hem een purperen
348 Joha 19:30| Het is volbracht! En het hoofd buigende, gaf den geest. ~
349 Joha 20:7 | den zweetdoek, die op Zijn hoofd geweest was, zag hij niet
350 Joha 20:12| klederen zitten, een aan het hoofd, en een aan de voeten, waar
351 Hand 4:11| veracht is, Welke tot een hoofd des hoeks geworden is. ~
352 Hand 12:6 | hen: Uw bloed zij op uw hoofd; ik ben rein; en van nu
353 Hand 12:18| en Aquila met hem, zijn hoofd te Kenchreen geschoren hebbende;
354 Hand 15:24| nevens hen, opdat zij het hoofd bescheren mogen; en alle
355 Hand 21:34| van u zal een haar van het hoofd vallen. ~
356 Rom 12:20 | gij kolen vuurs op zijn hoofd hopen. ~
357 1Kor 11:3 | gij weet, dat Christus het Hoofd is eens iegelijken mans,
358 1Kor 11:3 | iegelijken mans, en de man het hoofd der vrouw, en God het Hoofd
359 1Kor 11:3 | hoofd der vrouw, en God het Hoofd van Christus. ~
360 1Kor 11:4 | profeteert, hebbende iets op het hoofd, die onteert zijn eigen
361 1Kor 11:4 | die onteert zijn eigen hoofd; ~
362 1Kor 11:5 | hoofde, onteert haar eigen hoofd; want het is een en hetzelfde,
363 1Kor 11:7 | 7 Want de man moet het hoofd niet dekken, overmits hij
364 1Kor 11:10| de vrouw een macht op het hoofd hebben, om der engelen wil. ~
365 1Kor 12:21| van node; of wederom het hoofd tot de voeten: Ik heb u
366 Efez 1:22| Gemeente gegeven tot een Hoofd boven alle dingen; ~
367 Efez 4:15| opwassen in Hem, Die het Hoofd is, namelijk Christus; ~
368 Efez 5:23| 23 Want de man is het hoofd der vrouw, gelijk ook Christus
369 Efez 5:23| gelijk ook Christus het Hoofd der Gemeente is; en Hij
370 Kol 1:18 | 18 En Hij is het Hoofd des lichaams, namelijk der
371 Kol 2:10 | in Hem volmaakt, Die het Hoofd is van alle overheid en
372 Kol 2:19 | 19 En het Hoofd niet behoudende, uit hetwelk
373 1Pet 2:7 | Deze is geworden tot een hoofd des hoeks, en een steen
374 Open 1:14| 14 En Zijn hoofd en haar was wit, gelijk
375 Open 10:1 | regenboog was boven zijn hoofd; en zijn aangezicht was
376 Open 12:1 | haar voeten, en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren; ~
377 Open 14:14| gelijk, hebbende op Zijn hoofd een gouden kroon; en in
378 Open 19:12| een vlam vuurs, en op Zijn hoofd waren vele koninklijke hoeden;
|