Book Chapter: Verse
1 Gen 2:19 | die tot Adam, om te zien, hoe hij ze noemen zou; en zoals
2 Gen 24:9 | zie, zij is uw huisvrouw! hoe hebt gij dan gezegd: Zij
3 Gen 25:20 | zeide Izak tot zijn zoon: Hoe is dit, dat gij het zo haast
4 Gen 26:17 | En hij vreesde, en zeide: Hoe vreselijk is deze plaats!
5 Gen 27:64 | zeide hij tot hem: Gij weet, hoe ik u gediend heb, en hoe
6 Gen 27:64 | hoe ik u gediend heb, en hoe uw vee bij mij geweest is. ~
7 Gen 29:27 | 27 En Hij zeide tot hem: Hoe is uw naam? En hij zeide:
8 Gen 35:29 | broeder uit; en zij zeide: Hoe zijt gij doorgebroken? op
9 Gen 36:9 | gij zijn huisvrouw zijt; hoe zoude ik dan dit een zo
10 Gen 40:8 | land Kanaan wedergebracht; hoe zouden wij dan uit het huis
11 Gen 40:34 | 34 Want hoe zoude ik optrekken tot mijn
12 Gen 43:8 | En Farao zeide tot Jakob: Hoe vele zijn de dagen der jaren
13 Exo 1:12 | 12 Maar hoe meer zij het verdrukten,
14 Exo 1:12 | meer zij het verdrukten, hoe meer het vermeerderde, en
15 Exo 1:12 | meer het vermeerderde, en hoe meer het wies; zodat zij
16 Exo 3:13 | gezonden; en zij mij zeggen: Hoe is Zijn naam? wat zal ik
17 Exo 6:11 | hebben naar mij niet gehoord; hoe zou mij dan Farao horen?
18 Exo 6:29 | ben onbesneden van lippen; hoe zal dan Farao naar mij horen? ~ ~
19 Exo 10:3 | HEERE, de God der Hebreen: Hoe lang weigert gij u voor
20 Exo 10:7 | van Farao zeiden tot hem: Hoe lang zal ons deze tot een
21 Exo 16:28 | zeide de HEERE tot Mozes: Hoe lang weigert gijlieden te
22 Exo 19:4 | Egyptenaren gedaan heb; hoe Ik u op vleugelen der arenden
23 Exo 36:1 | gegeven had, om te weten, hoe zij maken zouden alle werk
24 Num 14:11 | de HEERE zeide tot Mozes: Hoe lang zal mij dit volk tergen?
25 Num 14:11 | mij dit volk tergen? En hoe lang zullen zij aan Mij
26 Num 14:27 | 27 Hoe lang zal Ik bij deze boze
27 Num 24:5 | 5 Hoe goed zijn uw tenten, Jakob!
28 Deu 1:12 | 12 Hoe zoude ik alleen uw moeite,
29 Deu 7:17 | volken zijn meerder dan ik; hoe zou ik hen uit de bezitting
30 Deu 11:6 | Eliab, den zoon van Ruben; hoe de aarde haar mond opendeed,
31 Deu 18:21 | hart zoudt mogen zeggen: Hoe zullen wij het woord kennen,
32 Deu 25:18 | 18 Hoe hij u op den weg ontmoette,
33 Deu 29:16 | 16 Want gij weet, hoe wij in Egypteland gewoond
34 Deu 29:16 | Egypteland gewoond hebben, en hoe wij doorgetogen zijn door
35 Deu 31:27 | geweest tegen den HEERE; hoe veel te meer na mijn dood! ~
36 Deu 32:30 | 30 Hoe zoude een enige duizend
37 Joz 7:25 | 25 En Jozua zeide: Hoe hebt gij ons beroerd? De
38 Joz 9:7 | gijlieden in het midden van ons, hoe zullen wij dan een verbond
39 Joz 18:3 | tot de kinderen Israels: Hoe lang houdt gij u zo slap,
40 Ric 15:15 | Toen zeide zij tot hem: Hoe zult gij zeggen: Ik heb
41 Ric 19:3 | Israels zeiden: Spreekt, hoe is dit kwaad geschied? ~
42 Rut 3:18 | dochter, totdat gij weet, hoe de zaak zal vallen; want
43 1Sa 1:14 | 14 En Eli zeide tot haar: Hoe lang zult gij u dronken
44 1Sa 12:24 | uw ganse hart; want ziet, hoe grote dingen Hij bij ulieden
45 1Sa 14:29 | land beroerd; zie toch, hoe mijn ogen verlicht zijn,
46 1Sa 14:30 | 30 Hoe veel meer, indien het volk
47 1Sa 15:2 | aan Israel gedaan heeft, hoe hij zich tegen hem gesteld
48 1Sa 16:1 | zeide de HEERE tot Samuel: Hoe lang draagt gij leed om
49 1Sa 16:2 | 2 Maar Samuel zeide: Hoe zou ik heengaan? Saul zal
50 1Sa 28:9 | wat Saul gedaan heeft, hoe hij de waarzegsters en de
51 1Sa 28:14 | Hij dan zeide tot haar: Hoe is zijn gedaante? En zij
52 2Sa 1:5 | hem de boodschap bracht: Hoe weet gij, dat Saul dood
53 2Sa 1:14 | En David zeide tot hem: Hoe, hebt gij niet gevreesd
54 2Sa 1:19 | hoogten is hij verslagen; hoe zijn de helden gevallen! ~
55 2Sa 1:25 | 25 Hoe zijn de helden gevallen
56 2Sa 1:27 | 27 Hoe zijn de helden gevallen,
57 2Sa 2:22 | zal ik u ter aarde slaan? Hoe zou ik dan mijn aangezicht
58 2Sa 2:26 | bitterheid zal zijn? En hoe lang zult gij het volk niet
59 2Sa 6:9 | zelven dage; en hij zeide: Hoe zal de ark des HEEREN tot
60 2Sa 6:20 | David tegemoet, en zeide: Hoe is heden de koning van Israel
61 2Sa 12:18 | hoorde naar onze stem niet, hoe zullen wij dan tot hem zeggen:
62 2Sa 19:34 | Barzillai zeide tot den koning: Hoe veel zullen de dagen der
63 1Kon 12:6 | als hij leefde, zeggende: Hoe raadt gijlieden, dat men
64 1Kon 14:19 | geschiedenissen van Jerobeam, hoe hij gekrijgd, en hoe hij
65 1Kon 14:19 | Jerobeam, hoe hij gekrijgd, en hoe hij geregeerd heeft, ziet,
66 1Kon 18:21 | het ganse volk, en zeide: Hoe lang hinkt gij op twee gedachten?
67 1Kon 22:16 | koning zeide tot hem: Tot hoe vele reizen zal ik u bezweren,
68 1Kon 22:46 | die hij bewezen heeft, en hoe hij geoorloogd heeft, zijn
69 2Kon 6:15 | tot hem: Ach, mijn heer, hoe zullen wij doen. ~
70 2Kon 6:32 | Hebt gijlieden gezien, hoe die zoon des moordenaars
71 2Kon 8:5 | hij den koning vertelde, hoe hij een dode had levend
72 2Kon 10:4 | niet voor zijn aangezicht, hoe zouden wij dan bestaan? ~
73 2Kon 15:15 | heeft, en zijn macht, en hoe hij gestreden heeft tegen
74 2Kon 15:28 | gedaan heeft, en zijn macht, hoe hij gekrijgd heeft, en hoe
75 2Kon 15:28 | hoe hij gekrijgd heeft, en hoe hij Damaskus en Hamath,
76 2Kon 19:28 | Beth-El; en hij leerde hun, hoe zij den HEERE vrezen zouden. ~
77 2Kon 20:24 | 24 Hoe zoudt gij dan het aangezicht
78 2Kon 22:20 | Hizkia, en al zijn macht, en hoe hij den vijver en den watergang
79 1Kro 13:12 | te dien dage, zeggende: Hoe zal ik de ark Gods tot mij
80 2Kro 11:6 | als hij leefde, zeggende: Hoe raadt gijlieden, dat men
81 2Kro 33:19 | 19 En zijn gebed, en hoe God Zich van hem heeft laten
82 Neh 2:3 | koning leve in eeuwigheid! Hoe zou mijn aangezicht niet
83 Neh 2:6 | koningin nevens hem zat: Hoe lang zal uw reis wezen,
84 Est 47:2 | 6 Want hoe zal ik vermogen, dat ik
85 Est 47:2 | mijn volk treffen zal? En hoe zal ik vermogen, dat ik
86 Job 6:25 | 25 O, hoe krachtig zijn de rechte
87 Job 7:19 | 19 Hoe lang keert Gij U niet af
88 Job 8:2 | 2 Hoe lang zult gij deze dingen
89 Job 9:2 | weet, dat het zo is; want hoe zou de mens rechtvaardig
90 Job 18:2 | 2 Hoe lang is het, dat gijlieden
91 Job 19:2 | 2 Hoe lang zult gijlieden mijn
92 Job 21:17 | 17 Hoe dikwijls geschiedt het,
93 Job 21:34 | 34 Hoe vertroost gij mij dan met
94 Job 25:4 | rechtvaardig zijn bij God, en hoe zou hij zuiver zijn, die
95 Job 26:2 | 2 Hoe hebt gij geholpen dien,
96 Job 26:3 | 3 Hoe hebt gij hem geraden, die
97 Job 31:1 | verbond gemaakt met mijn ogen; hoe zou ik dan acht gegeven
98 Job 34:19 | 19 Hoe dan tot Dien, Die het aangezicht
99 Job 34:33 | 33 Zal het van u zijn, hoe Hij iets vergelden zal,
100 Job 36:50 | 17 Hoe uw klederen warm worden,
101 Psa 3:2 | 2O HEERE! hoe zijn mijn tegenpartijders
102 Psa 4:3 | 3Gij, mannen, hoe lang zal mijn eer tot schande
103 Psa 4:3 | mijn eer tot schande zijn? Hoe lang zult gij de ijdelheid
104 Psa 6:4 | verschrikt; en Gij, HEERE, hoe lange? ~
105 Psa 8:2 | 2 O HEERE, onze Heere! hoe heerlijk is Uw Naam op de
106 Psa 8:10 | 10 O HEERE, onze Heere! hoe heerlijk is Uw Naam op de
107 Psa 11:1 | Ik betrouw op den HEERE; hoe zegt gijlieden tot mijn
108 Psa 13:2 | Gij mij steeds vergeten? Hoe lang zult Gij Uw aangezicht
109 Psa 13:3 | droefenis in mijn hart bij dag? Hoe lang zal mijn vijand over
110 Psa 31:20 | 20 O, hoe groot is Uw goed, dat Gij
111 Psa 36:17 | 17 HEERE! hoe lang zult Gij toezien? Breng
112 Psa 37:8 | 8 Hoe dierbaar is Uw goedertierenheid,
113 Psa 40:5 | dagen zij; dat ik wete, hoe vergankelijk ik zij. ~
114 Psa 40:6 | immers is een ieder mens, hoe vast hij staat, enkel ijdelheid.
115 Psa 62:4 | 4 Hoe lang zult gijlieden kwaad
116 Psa 66:3 | 3 Zegt tot God: Hoe vreselijk zijt Gij in Uw
117 Psa 73:11 | 11 Dat zij zeggen: Hoe zou het God weten, en zou
118 Psa 73:19 | 19 Hoe worden zij als in een ogenblik
119 Psa 74:9 | iemand bij ons, die weet, hoe lang. ~
120 Psa 74:10 | 10 Hoe lang, o God! zal de wederpartijder
121 Psa 78:40 | 40 Hoe dikwijls verbitterden zij
122 Psa 78:43 | 43 Hoe Hij Zijn tekenen stelde
123 Psa 79:5 | 5 Hoe lang, HEERE? Zult Gij eeuwiglijk
124 Psa 80:5 | HEERE, God der heirscharen! hoe lang zult Gij roken tegen
125 Psa 84:2 | 2 Hoe liefelijk zijn Uw woningen,
126 Psa 89:47 | 47 Hoe lang, o HEERE! zult Gij
127 Psa 90:13 | 13 Keer weder, HEERE! tot hoe lange? en het berouwe U
128 Psa 92:6 | 6 O HEERE! hoe groot zijn Uw werken! zeer
129 Psa 94:3 | 3 Hoe lang zullen de goddelozen,
130 Psa 94:3 | de goddelozen, o HEERE! hoe lang zullen de goddelozen
131 Psa 104:24 | 24 Hoe groot zijn Uw werken, o
132 Psa 119:84 | 84 Hoe vele zullen de dagen Uws
133 Psa 119:97 | 97 Mem. Hoe lief heb ik Uw wet! Zij
134 Psa 119:103 | 103 Hoe zoet zijn Uw redenen mijn
135 Psa 133:1 | Hammaaloth, van David. Ziet, hoe goed en hoe liefelijk is
136 Psa 133:1 | David. Ziet, hoe goed en hoe liefelijk is het, dat broeders
137 Psa 137:4 | 4Wij zeiden: Hoe zouden wij een lied des
138 Psa 139:17 | 17 Daarom, hoe kostelijk zijn mij, o God,
139 Psa 139:17 | mij, o God, Uw gedachten! hoe machtig veel zijn haar sommen! ~
140 Spre 1:22 | 22 Gij slechten! hoe lang zult gij de slechtigheid
141 Spre 5:12 | 12 En zegt: Hoe heb ik de tucht gehaat,
142 Spre 6:9 | 9 Hoe lang zult gij, luiaard,
143 Spre 15:23 | antwoord zijns monds; en hoe goed is een woord op zijn
144 Spre 20:24 | mans zijn van den HEERE; hoe zou dan een mens zijn weg
145 Spre 30:4 | der aarde gesteld? Hoe is Zijn Naam, en hoe is
146 Spre 30:4 | gesteld? Hoe is Zijn Naam, en hoe is de Naam Zijns Zoons,
147 Pred 2:12 | onzinnigheden en dwaasheid; want hoe zou een mens, die den koning
148 Pred 2:16 | altemaal vergeten wordt; en hoe sterft de wijze met
149 Pred 4:11 | hebben zij warmte; maar hoe zou een alleen warm worden? ~
150 Hoo 4:10 | 10 Hoe schoon is uw uitnemende
151 Hoo 5:3 | heb mijn rok uitgetogen, hoe zal ik hem weder aantrekken?
152 Hoo 5:3 | heb mijn voeten gewassen, hoe zal ik ze weder bezoedelen? ~
153 Hoo 7:1 | 1 Hoe schoon zijn uw gangen in
154 Hoo 7:6 | 6 Hoe schoon zijt gij, en hoe
155 Hoo 7:6 | Hoe schoon zijt gij, en hoe liefelijk zijt gij, o liefde,
156 Jes 1:21 | 21 Hoe is de getrouwe stad tot
157 Jes 6:11 | 11 Toen zeide ik: Hoe lang, Heere? En Hij zeide:
158 Jes 14:4 | koning van Babel, en zeggen: Hoe houdt de drijver op? Hoe
159 Jes 14:4 | Hoe houdt de drijver op? Hoe houdt de goudene op? ~
160 Jes 14:12 | 12 Hoe zijt gij uit den hemel gevallen,
161 Jes 14:12 | gij zoon des dageraads! hoe zijt gij ter aarde nedergehouwen,
162 Jes 19:11 | is onvernuftig geworden; hoe kunt gijlieden dan zeggen
163 Jes 20:6 | des konings van Assyrie; hoe zullen wij dan ontkomen? ~ ~
164 Jes 36:9 | 9 Hoe zoudt gij dan het aangezicht
165 Jes 48:11 | Mijnentwil zal Ik het doen, want hoe zou Hij ontheiligd worden?
166 Jes 52:7 | 7 Hoe liefelijk zijn op de bergen
167 Jer 2:21 | een geheel getrouw zaad; hoe zijt gij Mij dan veranderd
168 Jer 2:23 | 23 Hoe zegt gij: Ik ben niet verontreinigd,
169 Jer 3:19 | 19 Ik zeide wel: Hoe zal Ik u onder de kinderen
170 Jer 4:14 | opdat gij behouden wordt; hoe lang zult gij de gedachten
171 Jer 4:21 | 21 Hoe lang zal ik de banier zien,
172 Jer 5:7 | 7 Hoe zou Ik over zulks u vergeven?
173 Jer 8:8 | 8 Hoe zegt gij dan: Wij zijn wijs
174 Jer 9:7 | zal hen beproeven; want hoe zou Ik anders doen ten aanzien
175 Jer 9:19 | weeklage gehoord uit Sion: Hoe zijn wij verstoord! wij
176 Jer 12:4 | 4 Hoe lang zal het land treuren,
177 Jer 12:5 | voetgangers, zo maken zij u moede; hoe zult gij u dan mengen met
178 Jer 12:5 | vertrouwt in een land van vrede, hoe zult gij het dan maken in
179 Jer 13:27 | zult gij niet rein worden? Hoe lang nog na dezen? ~ ~
180 Jer 22:23 | en in de cederen nestelt! hoe begenadigd zult gij zijn,
181 Jer 23:26 | 26 Hoe lang? Is er dan een droom
182 Jer 31:22 | 22 Hoe lang zult gij u onttrekken,
183 Jer 36:17 | zeggende: Verklaar ons toch, hoe hebt gij al deze woorden
184 Jer 47:5 | overblijfsel huns dals; hoe lang zult gij uzelven insnijdingen
185 Jer 47:6 | gij zwaard des HEEREN! Hoe lang zult gij niet stil
186 Jer 47:7 | 7 Hoe zoudt gij stil houden? De
187 Jer 48:14 | 14 Hoe zult gij zeggen: Wij zijn
188 Jer 48:17 | die zijn naam kent; zegt: Hoe is de sterke staf, de sierlijke
189 Jer 48:39 | 39 Hoe is hij verslagen! zij huilen;
190 Jer 48:39 | hij verslagen! zij huilen; hoe heeft Moab den nek met schaamte
191 Jer 49:25 | 25 Hoe is de beroemde stad niet
192 Jer 50:23 | 23 Hoe is de hamer der ganse aarde
193 Jer 50:23 | afgehouwen en verbroken! Hoe is Babel geworden tot een
194 Jer 51:41 | 41 Hoe is Sesach zo veroverd, en
195 Jer 51:41 | der ganse aarde ingenomen! Hoe is Babel geworden tot een
196 Klaa 1:1 | 1 Aleph. Hoe zit die stad zo eenzaam,
197 Klaa 1:23 | 1 Aleph. Hoe heeft de Heere de dochter
198 Klaa 1:111| 1 Aleph. Hoe is het goud zo verdonkerd,
199 Klaa 1:111| fijne goud zo veranderd! Hoe zijn de stenen des heiligdoms
200 Klaa 1:112| tegen fijn goud geschat, hoe zijn zij nu gelijk gerekend
201 Eze 16:30 | 30 Hoe zwak is uw hart (spreekt
202 Eze 26:17 | opheffen, en tot u zeggen: Hoe zijt gij uit de zeeen vergaan,
203 Eze 33:10 | in dezelve versmachten, hoe zouden wij dan leven? ~
204 Dan 4:3 | 3 Hoe groot zijn Zijn tekenen!
205 Dan 4:3 | groot zijn Zijn tekenen! en hoe machtig Zijn wonderen! Zijn
206 Dan 10:17 | 17 En hoe kan de knecht van dezen
207 Dan 12:6 | water der rivier was: Tot hoe lang zal het zijn, dat er
208 Hos 8:5 | is tegen hen ontstoken; hoe lang zullen zij de reinigheid
209 Hos 11:8 | 8 Hoe zou Ik u overgeven, o Efraim?
210 Hos 11:8 | u overleveren, o Israel? Hoe zou Ik u maken als Adama,
211 Joe 1:18 | 18 O, hoe zucht het vee, de runderkudden
212 Oba 1:5 | nachtrovers tot u gekomen waren (hoe zijt gij uitgeroeid!), zouden
213 Oba 1:6 | 6 Hoe zijn Ezau's goederen nagespeurd,
214 Jona 1:11 | van ons? Want de zee werd hoe langer hoe onstuimiger. ~
215 Jona 1:11 | Want de zee werd hoe langer hoe onstuimiger. ~
216 Jona 1:13 | konden niet; want de zee werd hoe langer hoe onstuimiger tegen
217 Jona 1:13 | want de zee werd hoe langer hoe onstuimiger tegen hen. ~
218 Mic 2:4 | verwisselt mijns volks deel; hoe ontwendt Hij mij; Hij deelt
219 Zep 2:15 | buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid,
220 Zac 1:12 | HEERE der heirscharen! hoe lang zult Gij U niet ontfermen
221 Zac 2:2 | Jeruzalem te meten; om te zien, hoe groot haar breedte, en hoe
222 Zac 2:2 | hoe groot haar breedte, en hoe groot haar lengte wezen
223 Zac 9:17 | 17 Want hoe groot zal zijn goed wezen
224 Zac 9:17 | groot zal zijn goed wezen en hoe groot zal zijn schoonheid
225 Matt 6:23 | in u is, duisternis is, hoe groot zal de duisternis
226 Matt 6:28 | Aanmerkt de lelien des velds, hoe zij wassen; zij arbeiden
227 Matt 7:4 | 4 Of, hoe zult gij tot uw broeder
228 Matt 10:19 | zult gij niet bezorgd zijn, hoe of wat gij spreken zult;
229 Matt 12:4 | 4 Hoe hij gegaan is in het huis
230 Matt 12:12 | 12 Hoe veel gaat nu een mens een
231 Matt 12:14 | te zamen raad tegen Hem, hoe zij Hem doden mochten. ~
232 Matt 12:26 | tegen zichzelf verdeeld; hoe zal dan zijn rijk bestaan? ~
233 Matt 12:29 | 29 Of hoe kan iemand in het huis eens
234 Matt 12:34 | Gij adderengebroedsels! hoe kunt gij goede dingen spreken,
235 Matt 16:11 | 11 Hoe verstaat gij niet, dat Ik
236 Matt 17:17 | ongelovig en verkeerd geslacht, hoe lang zal Ik nog met ulieden
237 Matt 17:17 | Ik nog met ulieden zijn, hoe lang zal Ik u nog verdragen?
238 Matt 18:21 | tot Hem, en zeide: Heere! hoe menigmaal zal mijn broeder
239 Matt 21:20 | verwonderden zich, zeggende: Hoe is de vijgeboom zo terstond
240 Matt 22:12 | En zeide tot hem: Vriend! hoe zijt gij hier ingekomen,
241 Matt 22:15 | en hielden te zamen raad, hoe zij Hem verstrikken zouden
242 Matt 22:43 | 43 Hij zeide tot hen: Hoe noemt Hem dan David, in
243 Matt 22:45 | David noemt zijn Heere, hoe is Hij zijn Zoon? ~
244 Matt 23:33 | gij adderengebroedsels! hoe zoudt gij de helse verdoemenis
245 Matt 23:37 | die tot u gezonden zijn! hoe menigmaal heb Ik uw kinderen
246 Matt 26:54 | 54 Hoe zouden dan de Schriften
247 Mark 2:26 | 26 Hoe hij ingegaan is in het huis
248 Mark 3:6 | raad gehouden tegen Hem, hoe zij Hem zouden doden. ~
249 Mark 3:8 | menigte, gehoord hebbende, hoe grote dingen Hij deed, kwamen
250 Mark 3:23 | tot hen in gelijkenissen: Hoe kan de satan den satan uitwerpen? ~
251 Mark 4:13 | deze gelijkenis niet, en hoe zult gij al de gelijkenissen
252 Mark 4:27 | dat hij zelf niet wist, hoe. ~
253 Mark 4:40 | zijt gij zo vreesachtig? Hoe hebt gij geen geloof? ~
254 Mark 5:19 | de Heere gedaan heeft, en hoe Hij Zich uwer ontfermd heeft. ~
255 Mark 8:21 | 21 En Hij zeide tot hen: Hoe verstaat gij niet? ~
256 Mark 9:19 | zeide: O ongelovig geslacht, hoe lang zal Ik nog bij ulieden
257 Mark 9:19 | Ik nog bij ulieden zijn, hoe lang zal Ik u nog verdragen?
258 Mark 9:21 | Hij vraagde zijn vader: Hoe langen tijd is het, dat
259 Mark 10:23 | zeide tot Zijn discipelen: Hoe bezwaarlijk zullen degenen,
260 Mark 10:24 | zeide tot hen: Kinderen! Hoe zwaar is het, dat degenen,
261 Mark 11:18 | hoorden dat, en zochten, hoe zij Hem doden zouden; want
262 Mark 12:26 | gelezen in het boek van Mozes, hoe God in het doornenbos tot
263 Mark 12:35 | lerende in den tempel: Hoe zeggen de Schriftgeleerden,
264 Mark 12:37 | noemt Hem zijn Heere, en hoe is Hij zijn Zoon? En de
265 Mark 12:41 | tegenover de schatkist, zag, hoe de schare geld wierp in
266 Mark 14:1 | Schriftgeleerden zochten, hoe zij Hem met listigheid vangen
267 Mark 14:11 | te geven; en hij zocht, hoe hij Hem bekwamelijk overleveren
268 Mark 15:4 | Antwoordt Gij niet? Zie, hoe vele zaken zij tegen U getuigen! ~
269 Luk 1:34 | Maria zeide tot den engel: Hoe zal dat wezen, dewijl ik
270 Luk 1:62 | zij wenkten zijn vader, hoe hij wilde, dat hij genaamd
271 Luk 6:4 | 4 Hoe hij ingegaan is in het huis
272 Luk 6:42 | 42 Of hoe kunt gij tot uw broeder
273 Luk 8:18 | 18 Ziet dan, hoe gij hoort; want zo wie heeft,
274 Luk 8:36 | hadden, verhaalden hun, hoe de bezetene was verlost
275 Luk 8:47 | zij Hem aangeraakt had, en hoe zij terstond genezen was. ~
276 Luk 9:41 | ongelovig en verkeerd geslacht, hoe lang zal Ik nog bij ulieden
277 Luk 10:26 | is in de wet geschreven? Hoe leest gij? ~
278 Luk 11:18 | zichzelven verdeeld is, hoe zal zijn rijk bestaan? Dewijl
279 Luk 12:11 | machten, zo zijt niet bezorgd, hoe of wat gij tot verantwoording
280 Luk 12:27 | 27 Aanmerkt de lelien, hoe zij wassen; zij arbeiden
281 Luk 12:50 | doop gedoopt worden; en hoe worde Ik geperst, totdat
282 Luk 12:56 | weet gij te beproeven; en hoe beproeft gij dezen tijd
283 Luk 13:34 | die tot u gezonden zijn, hoe menigmaal heb Ik uw kinderen
284 Luk 14:7 | gelijkenis, aanmerkende, hoe zij de vooraanzittingen
285 Luk 15:17 | gekomen zijnde, zeide hij: Hoe vele huurlingen mijns vaders
286 Luk 16:2 | riep hem, en zeide tot hem: Hoe hoor ik dit van u? Geef
287 Luk 18:24 | droevig geworden was, zeide: Hoe bezwaarlijk zullen degenen,
288 Luk 20:41 | 41 En Hij zeide tot hen: Hoe zeggen zij, dat de Christus
289 Luk 20:44 | noemt Hem zijn Heere; en hoe is Hij zijn Zoon? ~
290 Luk 21:14 | voren niet te overdenken, hoe gij u verantwoorden zult; ~
291 Luk 22:2 | Schriftgeleerden zochten, hoe zij Hem ombrengen zouden;
292 Luk 22:4 | overpriesters en de hoofdmannen, hoe hij Hem hun zou overleveren. ~
293 Luk 22:61 | indachtig het woord des Heeren, hoe Hij hem gezegd had: Eer
294 Luk 23:55 | aanschouwden het graf, en hoe Zijn lichaam gelegd werd. ~
295 Luk 24:6 | Hij is opgestaan. Gedenkt, hoe Hij tot u gesproken heeft,
296 Luk 24:20 | 20 En hoe onze overpriesters en oversten
297 Luk 24:35 | den weg geschied was, en hoe Hij hun bekend was geworden
298 Joha 3:4 | Nicodemus zeide tot Hem: Hoe kan een mens geboren worden,
299 Joha 3:9 | antwoordde en zeide tot Hem: Hoe kunnen deze dingen geschieden? ~
300 Joha 3:12 | heb, en gij niet gelooft, hoe zult gij geloven, indien
301 Joha 4:9 | Samaritaanse vrouw tot Hem: Hoe begeert Gij, Die een Jood
302 Joha 5:44 | 44 Hoe kunt gij geloven, gij, die
303 Joha 5:47 | Schriften niet gelooft, hoe zult gij Mijn woorden geloven? ~ ~ ~
304 Joha 6:42 | vader en moeder wij kennen? Hoe zegt Deze dan: Ik ben uit
305 Joha 6:52 | onder elkander, zeggende: Hoe kan ons deze Zijn vlees
306 Joha 7:15 | verwonderden zich, zeggende: Hoe weet Deze de Schriften,
307 Joha 8:33 | hebben nooit iemand gediend; hoe zegt Gij dan: Gij zult vrij
308 Joha 9:10 | Zij dan zeiden tot hem: Hoe zijn u de ogen geopend? ~
309 Joha 9:15 | vraagden hem ook wederom, hoe hij ziende geworden was.
310 Joha 9:16 | sabbat niet. Anderen zeiden: Hoe kan een mens, die een zondaar
311 Joha 9:19 | zegt, dat blind geboren is? Hoe ziet hij dan nu? ~
312 Joha 9:21 | 21 Maar hoe hij nu ziet, weten wij niet;
313 Joha 9:26 | Wat heeft Hij u gedaan? Hoe heeft Hij uw ogen geopend? ~
314 Joha 10:24 | Hem, en zeiden tot Hem: Hoe lang houdt Gij onze ziel
315 Joha 11:36 | Joden dan zeiden: Ziet, hoe lief Hij hem had! ~
316 Joha 12:34 | blijft in der eeuwigheid; en hoe zegt Gij, dat de Zoon des
317 Joha 14:5 | niet, waar Gij heengaat; en hoe kunnen wij den weg weten? ~
318 Joha 14:9 | heeft den Vader gezien; en hoe zegt gij: Toon ons den Vader? ~
319 Hand 2:8 | 8 En hoe horen wij hen een iegelijk
320 Hand 4:21 | ze gaan, niets vindende, hoe zij hen straffen zouden,
321 Hand 5:28 | zeide tot hen: Gij weet, hoe het een Joodsen man ongeoorloofd
322 Hand 5:38 | Belangende Jezus van Nazareth, hoe Hem God gezalfd heeft met
323 Hand 6:13 | hij heeft ons verhaald, hoe hij een engel gezien had,
324 Hand 6:16 | aan het woord des Heeren, hoe Hij zeide: Johannes doopte
325 Hand 6:47 | zouden, verhaalde hij hun, hoe hem de Heere uit de gevangenis
326 Hand 9:14 | 14 Simeon heeft verhaald hoe God eerst de heidenen heeft
327 Hand 9:36 | Heeren verkondigd hebben, hoe zij het hebben. ~
328 Hand 14:18 | in Azie ben aangekomen, hoe ik bij u den gansen tijd
329 Hand 14:20 | 20 Hoe ik niets achtergehouden
330 Rom 1:9 | het Evangelie Zijns Zoons, hoe ik zonder nalaten uwer gedenke; ~
331 Rom 3:6 | Dat zij verre, anderszins hoe zal God de wereld oordelen? ~
332 Rom 4:10 | 10 Hoe is het hem dan toegerekend?
333 Rom 6:2 | der zonde gestorven zijn, hoe zullen wij nog in dezelve
334 Rom 8:32 | voor ons allen overgegeven, hoe zal Hij ons ook met Hem
335 Rom 10:14 | 14 Hoe zullen zij dan Hem aanroepen,
336 Rom 10:14 | niet geloofd hebben? En hoe zullen zij in Hem geloven,
337 Rom 10:14 | niet gehoord hebben? En hoe zullen zij horen, zonder
338 Rom 10:15 | 15 En hoe zullen zij prediken, indien
339 Rom 10:15 | worden? Gelijk geschreven is: Hoe liefelijk zijn de voeten
340 Rom 11:2 | de Schrift zegt van Elia, hoe hij God aanspreekt tegen
341 Rom 11:33 | wijsheid en der kennis Gods, hoe ondoorzoekelijk zijn Zijn
342 1Kor 3:10 | Maar een iegelijk zie toe, hoe hij daarop bouwe. ~
343 1Kor 7:32 | met de dingen des Heeren, hoe hij den Heere zal behagen; ~
344 1Kor 7:33 | met de dingen der wereld, hoe hij de vrouw zal behagen. ~
345 1Kor 7:34 | met de dingen der wereld, hoe zij den man zal behagen. ~
346 1Kor 14:7 | onderscheid met hun klank geven, hoe zal bekend worden, hetgeen
347 1Kor 14:9 | een duidelijke rede geeft, hoe zal verstaan worden hetgeen
348 1Kor 14:16 | dankzegt met den geest, hoe zal degene, die de plaats
349 1Kor 15:12 | uit de doden opgewekt is, hoe zeggen sommigen onder u,
350 1Kor 15:35 | Maar, zal iemand zeggen: Hoe zullen de doden opgewekt
351 2Kor 3:8 | 8 Hoe zal niet veel meer de bediening
352 2Kor 7:11 | zijt bedroefd geworden, hoe grote naarstigheid heeft
353 2Kor 7:15 | gehoorzaamheid overdenkt, hoe gij hem met vreze en beven
354 Gal 4:9 | veelmeer van God gekend zijt, hoe keert gij u wederom tot
355 Gal 6:11 | 11 Ziet, hoe groten brief ik u geschreven
356 Efez 5:15 | 15 Ziet dan, hoe gij voorzichtiglijk wandelt,
357 Kol 2:1 | Want ik wil, dat gij weet, hoe groten strijd ik voor u
358 Kol 4:6 | opdat gij moogt weten, hoe gij een iegelijk moet antwoorden. ~
359 1The 1:9 | ingang wij tot u hebben, en hoe gij tot God bekeerd zijt
360 1The 2:10 | Gij zijt getuigen, en God, hoe heilig, en rechtvaardig,
361 1The 2:11 | 11 Gelijk gij weet, hoe wij een iegelijk van u,
362 1The 4:1 | van ons ontvangen hebt, hoe gij moet wandelen en Gode
363 2The 3:7 | 7 Want gijzelven weet, hoe men ons behoort na te volgen;
364 1Tim 3:5 | huis niet weet te regeren, hoe zal hij voor de Gemeente
365 1Tim 3:15 | opdat gij moogt weten, hoe men in het huis Gods moet
366 Heb 2:3 | 3 Hoe zullen wij ontvlieden, indien
367 Heb 7:4 | 4 Aanmerkt nu, hoe groot deze geweest zij,
368 Jako 3:5 | dingen. Ziet, een klein vuur, hoe groten hoop houts het aansteekt. ~
369 1Joh 3:1 | 1 Ziet, hoe grote liefde ons de Vader
370 1Joh 3:17 | zijn hart toe voor hem, hoe blijft de liefde Gods in
371 1Joh 4:20 | dien hij gezien heeft, hoe kan hij God liefhebben,
372 Open 3:3 | 3 Gedenk dan, hoe gij het ontvangen en gehoord
|