Book Chapter: Verse
1 Gen 17:19 | HEERE over Abraham brenge, hetgeen Hij over hem gesproken heeft. ~
2 Gen 25:8 | zoon! hoor mijn stem in hetgeen ik u gebiede. ~
3 Gen 25:45 | en hij vergeten hebbe, hetgeen gij hem gedaan hebt; dan
4 Gen 26:15 | totdat Ik zal gedaan hebben, hetgeen Ik tot u gesproken heb. ~
5 Gen 28:1 | onzes vaders was, en van hetgeen, dat onzes vaders was, heeft
6 Gen 29:13 | dienzelfden nacht; en hij nam van hetgeen, dat hem in zijn hand kwam,
7 Gen 29:23 | en hij deed overtrekken hetgeen hij had. ~
8 Gen 31:28 | runderen, en hun ezelen, en hetgeen dat in de stad, en hetgeen
9 Gen 31:28 | hetgeen dat in de stad, en hetgeen dat in het veld was, namen
10 Gen 37:25 | droom van Farao is een; hetgeen God is doende, heeft Hij
11 Gen 37:28 | tot Farao gesproken heb: hetgeen God is doende, heeft Hij
12 Gen 43:6 | hen tot veemeesters over hetgeen ik heb. ~
13 Gen 45:1 | en ik zal u verkondigen, hetgeen u in de navolgende dagen
14 Exo 3:16 | getrouwelijk bezocht, en hetgeen ulieden in Egypte is aangedaan; ~
15 Exo 10:5 | zullen afeten het overige van hetgeen ontkomen is, hetgeen ulieden
16 Exo 10:5 | van hetgeen ontkomen is, hetgeen ulieden overgebleven was
17 Exo 12:10 | overblijven tot den morgen; maar hetgeen daarvan overblijft tot den
18 Exo 13:8 | dage, zeggende: Dit is om hetgeen de HEERE mij gedaan heeft,
19 Exo 16:5 | dat zij bereiden zullen hetgeen zij ingebracht zullen hebben;
20 Exo 16:5 | dat zal dubbel zijn boven hetgeen zij dagelijks zullen verzamelen. ~
21 Exo 20:4 | enige gelijkenis maken, van hetgeen boven in den hemel is, noch
22 Exo 20:4 | in den hemel is, noch van hetgeen onder op de aarde is, noch
23 Exo 20:4 | op de aarde is, noch van hetgeen in de wateren onder de aarde
24 Exo 21:19 | zijn; alleen zal hij geven hetgeen hij verzuimd heeft, en hij
25 Exo 26:13 | een el van gene zijde van hetgeen, dat overig zijn zal aan
26 Exo 29:27 | den ram des vuloffers, van hetgeen dat Aarons, en van hetgeen
27 Exo 29:27 | hetgeen dat Aarons, en van hetgeen dat zijner zonen is. ~
28 Exo 34:34 | 11 Onderhoudt gij hetgeen Ik u heden gebiede! zie,
29 Exo 35:5 | 5 Neemt van hetgeen, dat gijlieden hebt, een
30 Lev 6:2 | naaste zal gelogen hebben van hetgeen hem in bewaring gegeven,
31 Lev 6:9 | des brandoffers; het is hetgeen, wat door de branding op
32 Lev 9:5 | 5 Toen namen zij hetgeen Mozes geboden had, brengende
33 Lev 11:32 | 32 Daartoe al hetgeen, waarop iets van dezelve
34 Lev 13:50 | plaag bezien; en hij zal hetgeen de plaag heeft, zeven dagen
35 Lev 13:54 | priester gebieden, dat men hetgeen, waaraan die plaag is, wasse,
36 Lev 13:57 | uitbottende melaatsheid; gij zult hetgeen, waaraan de plaag is, met
37 Lev 14:30 | jonge duiven bereiden, van hetgeen zijn hand bereikt zal hebben. ~
38 Lev 14:31 | 31 Van hetgeen zijn hand bereikt zal hebben,
39 Lev 15:20 | 20 En al hetgeen, waarop zij in haar afzondering
40 Lev 26:28 | verbannen hebben, van al hetgeen hij heeft, van een mens,
41 Num 16:26 | en roert niets aan van hetgeen hunner is, opdat gij niet
42 Num 18:20 | zaken des altaars, en in hetgeen van binnen den voorhang
43 Num 19:7 | zaken des altaars, en in hetgeen van binnen den voorhang
44 Num 23:3 | HEERE mij tegemoet komen; en hetgeen Hij wijzen zal, dat zal
45 Deu 4:34 | verschrikkingen; naar al hetgeen de HEERE, uw God, ulieden
46 Deu 5:8 | noch enige gelijkenis, van hetgeen boven in den hemel, of onder
47 Deu 17:18 | afschrijven in een boek, uit hetgeen voor het aangezicht der
48 Deu 19:9 | waarnemen, om dat te doen, hetgeen ik u heden gebiede, den
49 Deu 32:21 | Mij tot ijver verwekt door hetgeen geen God is; zij hebben
50 Joz 8:31 | geboden had, achtereenvolgens hetgeen geschreven is in het wetboek
51 Joz 8:35 | was niet een woord van al hetgeen Mozes geboden had, dat Jozua
52 Joz 14:1 | 1 Dit is nu hetgeen de kinderen Israels geerfd
53 Rut 2:9 | tot de vaten, en drink van hetgeen de jongens zullen geschept
54 1Sa 15:2 | heirscharen: Ik heb bezocht, hetgeen Amalek aan Israel gedaan
55 1Sa 16:4 | 4 Samuel nu deed, hetgeen de HEERE gesproken had,
56 1Sa 20:42 | tot David: Ga in vrede; hetgeen wij beiden in den Naam des
57 1Sa 25:8 | knechten, en uw zoon David, hetgeen uw hand vinden zal. ~
58 1Sa 30:14 | van de Cherethieten, en op hetgeen van Juda is, en tegen het
59 1Sa 30:23 | doen, mijn broeders, met hetgeen ons de HEERE gegeven heeft,
60 2Sa 24:10 | Ik heb zeer gezondigd in hetgeen ik gedaan heb; maar nu,
61 1Kon 10:28| uitbrengen der paarden was hetgeen Salomo uit Egypte had; en
62 1Kon 22:14| waarachtig als de HEERE leeft, hetgeen de HEERE tot mij zeggen
63 1Kro 28:27| de Ramathiet; maar over hetgeen dat van de wijnstokken kwam
64 2Kro 1:16| uitbrengen der paarden was hetgeen Salomo uit Egypte had; en
65 2Kro 10:12| wat zij begeerde, behalve hetgeen zij tot den koning gebracht
66 2Kro 19:13| waarachtig als de HEERE leeft, hetgeen mijn God zeggen zal, dat
67 2Kro 29:36| volk verblijdden zich over hetgeen God het volk voorbereid
68 2Kro 33:8 | zij waarnemen te doen, al hetgeen Ik hun geboden heb, naar
69 2Kro 34:21| HEEREN, om te doen naar al hetgeen in dat boek geschreven is. ~
70 2Kro 35:7 | tot paasofferen, naar al hetgeen er gevonden werd, in getal
71 2Kro 36:7 | tot paasofferen, naar al hetgeen er gevonden werd, in getal
72 Ezra 6:13| spoediglijk alzo, naar hetgeen de koning Darius gezonden
73 Est 52:13 | woorden van dien brief, en hetgeen zij zelven daarvan gezien
74 Job 15:17 | wijzen, hoor mij aan, en hetgeen ik gezien heb, dat zal ik
75 Job 41:3 | Zo heb ik dan verhaald, hetgeen ik niet verstond, dingen,
76 Job 41:10 | de HEERE vermeerderde al hetgeen Job gehad had tot dubbel
77 Psa 8:9 | hemels, en de vissen der zee; hetgeen de paden der zeeen doorwandelt. ~
78 Psa 17:3 | getoetst. Gij vindt niets; hetgeen ik gedacht heb, overtreedt
79 Psa 36:11 | Wrevelige getuigen staan er op; hetgeen ik niet weet, eisen zij
80 Psa 42:8 | ze bedenken tegen mij, hetgeen mij kwaad is, zeggende: ~
81 Psa 89:35 | verbond niet ontheiligen, en hetgeen uit Mijn lippen gegaan is,
82 Spre 17:26| prinsen iemand slaan zouden om hetgeen recht is. ~
83 Spre 23:5 | uw ogen laten vliegen op hetgeen niets is? Want het zal zich
84 Pred 1:9 | 9 Hetgeen er geweest is, hetzelve
85 Pred 1:9 | hetzelve zal er zijn, en hetgeen er gedaan is, hetzelve zal
86 Pred 1:15| recht gemaakt worden; en hetgeen ontbreekt, kan niet geteld
87 Pred 2:12| koning nakomen zal, doen hetgeen alrede gedaan is? ~
88 Pred 2:16| een dwaas zijn; aangezien hetgeen nu is, in de toekomende
89 Pred 3:9 | heeft hij, die werkt, van hetgeen hij arbeidt? ~
90 Pred 3:15| 15 Hetgeen geweest is, dat is nu, en
91 Pred 3:22| daarhenen brengen, dat hij ziet, hetgeen na hem geschieden zal? ~ ~
92 Pred 7:24| 24 Hetgeen verre af is, en zeer diep,
93 Pred 9:1 | weet de mens niet uit al hetgeen voor zijn aangezicht is. ~
94 Jes 2:8 | buigen zij zich neder, voor hetgeen hun vingeren gemaakt hebben. ~
95 Jes 15:7 | zij vergaderd hebben, en hetgeen zij weggelegd hebben, aan
96 Jes 17:8 | werk zijner handen, ook hetgeen zijn vingeren gemaakt hebben,
97 Jes 44:19 | zou ik nederknielen voor hetgeen van een boom gekomen
98 Jes 55:2 | gijlieden geld uit voor hetgeen geen brood is, en uw arbeid
99 Jes 55:2 | brood is, en uw arbeid voor hetgeen niet verzadigen kan? Hoort
100 Jes 55:11 | wederkeren; maar het zal doen, hetgeen Mij behaagt, en het zal
101 Jes 55:11 | zal voorspoedig zijn in hetgeen, waartoe Ik het zende. ~
102 Jes 56:2 | gijlieden geld uit voor hetgeen geen brood is, en uw arbeid
103 Jes 56:2 | brood is, en uw arbeid voor hetgeen niet verzadigen kan? Hoort
104 Jes 56:11 | wederkeren; maar het zal doen, hetgeen Mij behaagt, en het zal
105 Jes 56:11 | zal voorspoedig zijn in hetgeen, waartoe Ik het zende. ~
106 Jes 57:4 | sabbatten houden, en verkiezen hetgeen, waartoe Ik lust heb, en
107 Jes 62:11 | voortbrengt, en gelijk een hof, hetgeen in hem gezaaid is, doet
108 Jes 66:12 | Mijn ogen, en hebt verkoren hetgeen, waaraan Ik geen lust heb. ~
109 Jes 66:18 | tot in der eeuwigheid in hetgeen Ik schep; want ziet, Ik
110 Jes 67:4 | in Mijn ogen, en verkoren hetgeen waartoe Ik geen lust had. ~
111 Jer 2:11 | volk zijn Eer veranderd in hetgeen geen nut doet. ~
112 Jer 15:4 | Jehizkia, koning van Juda, om hetgeen hij te Jeruzalem gedaan
113 Jer 42:21 | uws Gods, noch naar al hetgeen, met hetwelk Hij mij tot
114 Jer 44:17 | zullen ganselijk doen al hetgeen uit onzen mond is uitgegaan,
115 Eze 2:8 | Doch gij, mensenkind, hoor hetgeen Ik tot u spreek; wees gij
116 Eze 5:9 | En Ik zal onder u doen, hetgeen Ik niet gedaan heb, en desgelijks
117 Eze 13:3 | hun geest nawandelen, en hetgeen zij niet gezien hebben! ~
118 Eze 16:54 | schande gemaakt wordt, om al hetgeen gij gedaan hebt, als gij
119 Eze 16:63 | verzoening doen zal over al hetgeen gij gedaan hebt, spreekt
120 Eze 41:17 | 17 Tot hetgeen boven de deur was, en tot
121 Eze 42:14 | aantrekken, en naderen tot hetgeen voor het volk is. ~
122 Eze 48:15 | de vijf duizend, dat is hetgeen overgelaten is in de breedte,
123 Eze 48:22 | zijnde in het midden van hetgeen des vorsten zal zijn; wat
124 Dan 8:1 | gezicht, mij Daniel, na hetgeen mij in het eerste verschenen
125 Dan 10:14 | om u te doen verstaan, hetgeen uw volk bejegenen zal in
126 Dan 10:21 | Ik zal u te kennen geven, hetgeen getekend is in het geschrift
127 Amos 4:3 | zich henen; en gij zult, hetgeen in het paleis gebracht is,
128 Oba 1:20 | heir der kinderen Israels, hetgeen der Kanaanieten was, tot
129 Oba 1:20 | weggevoerden van Jeruzalem, hetgeen in Sefarad is, zij
130 Zac 9:5 | mitsgaders Ekron, dewijl hetgeen, waar zij op zagen, hen
131 Mal 1:13 | heirscharen; gij brengt ook hetgeen geroofd is, en dat kreupel
132 Matt 1:20| vrouw, tot u te nemen; want hetgeen in haar ontvangen is, dat
133 Matt 1:22| opdat vervuld zou worden, hetgeen van den Heere gesproken
134 Matt 2:15| opdat vervuld zou worden hetgeen van den Heere gesproken
135 Matt 2:17| Toen is vervuld geworden, hetgeen gesproken is door den profeet
136 Matt 4:14| Opdat vervuld zou worden, hetgeen gesproken is door Jesaja,
137 Matt 10:27| 27 Hetgeen Ik u zeg in de duisternis,
138 Matt 10:27| zegt het in het licht; en hetgeen gij hoort in het oor, predikt
139 Matt 11:4 | boodschapt Johannes weder, hetgeen gij hoort en ziet: ~
140 Matt 12:17| Opdat vervuld zou worden, hetgeen gesproken is door Jesaja,
141 Matt 13:19| komt de boze, en rukt weg, hetgeen in zijn hart gezaaid was;
142 Matt 15:11| 11 Hetgeen ten monde ingaat, ontreinigt
143 Matt 15:11| ontreinigt den mens niet; maar hetgeen ten monde uitgaat, dat ontreinigt
144 Matt 18:31| mededienstknechten zagen, hetgeen geschied was, zijn zij zeer
145 Matt 19:6 | twee zijn, maar een vlees. Hetgeen dan God samengevoegd heeft,
146 Matt 21:4 | geschied, opdat vervuld worde, hetgeen gesproken is door den profeet,
147 Matt 21:21| zoudt niet alleenlijk doen, hetgeen den vijgeboom is geschied;
148 Matt 22:31| hebt gij niet gelezen, hetgeen van God tot ulieden gesproken
149 Matt 26:13| gedachtenis gesproken worden van hetgeen zij gedaan heeft. ~
150 Matt 27:9 | Toen is vervuld geworden, hetgeen gesproken is door den profeet
151 Matt 27:10| des pottenbakkers; volgens hetgeen mij de Heere bevolen heeft. ~
152 Matt 27:35| opdat vervuld zou worden, hetgeen gezegd is door den profeet:
153 Mark 1:44| offer voor uw reiniging, hetgeen Mozes geboden heeft, hun
154 Mark 7:20| 20 En Hij zeide: Hetgeen uitgaat uit den mens, dat
155 Mark 9:9 | niemand verhalen zouden, hetgeen zij gezien hadden, dan wanneer
156 Mark 10:9 | 9 Hetgeen dan God samengevoegd heeft,
157 Mark 11:23| zijn hart, maar zal geloven hetgeen hij zegt, geschieden zal,
158 Mark 13:37| 37 En hetgeen Ik u zeg, dat zeg Ik allen:
159 Mark 14:8 | 8 Zij heeft gedaan, hetgeen zij kon; zij is voorgekomen,
160 Mark 14:9 | gedachtenis gesproken worden, van hetgeen zij gedaan heeft. ~
161 Luk 2:18 | verwonderden zich over hetgeen hun gezegd werd van de herders. ~
162 Luk 2:24 | zij offerande gaven, naar hetgeen in de wet des Heeren gezegd
163 Luk 2:33 | moeder verwonderden zich over hetgeen van Hem gezegd werd. ~
164 Luk 3:13 | hen: Eist niet meer, dan hetgeen u gezet is. ~
165 Luk 5:25 | opstaande, en opgenomen hebbende hetgeen, daar hij op gelegen had,
166 Luk 6:46 | Heere, Heere! en doet niet hetgeen Ik zeg? ~
167 Luk 8:18 | en zo wie niet heeft, ook hetgeen hij meent te hebben, zal
168 Luk 8:34 | En die ze weidden, ziende hetgeen geschied was, zijn gevlucht;
169 Luk 8:35 | zij gingen uit, om te zien hetgeen geschied was, en kwamen
170 Luk 8:56 | zij niemand zouden zeggen hetgeen geschied was. ~ ~
171 Luk 9:17 | verzadigd; en er werd opgenomen, hetgeen hun van de brokken overgeschoten
172 Luk 9:36 | die dagen niemand iets van hetgeen zij gezien hadden. ~
173 Luk 9:62 | ploeg slaat, en ziet naar hetgeen achter is, is bekwaam tot
174 Luk 10:7 | huis, etende en drinkende, hetgeen van hen voorgezet wordt;
175 Luk 10:8 | en zij u ontvangen, eet hetgeen ulieden voorgezet wordt. ~
176 Luk 10:23 | zijn de ogen, die zien, hetgeen gij ziet. ~
177 Luk 10:24 | hebben begeerd te zien, hetgeen gij ziet, en hebben het
178 Luk 10:24 | niet gezien; en te horen, hetgeen gij hoort, en hebben het
179 Luk 11:41 | Doch geeft tot aalmoes, hetgeen daarin is; en ziet, alles
180 Luk 12:12 | u in dezelve ure leren, hetgeen gij spreken moet. ~
181 Luk 12:20 | uw ziel van u afeisen; en hetgeen gij bereid hebt, wiens zal
182 Luk 12:33 | 33 Verkoopt hetgeen gij hebt, en geeft aalmoes.
183 Luk 12:57 | gij ook van uzelven niet, hetgeen recht is? ~
184 Luk 14:28 | kosten, of hij ook heeft, hetgeen tot volmaking nodig is? ~
185 Luk 14:32 | nog verre is, en begeert, hetgeen tot vrede dient. ~
186 Luk 17:9 | omdat hij gedaan heeft, hetgeen hem bevolen was? Ik meen,
187 Luk 17:10 | gij zult gedaan hebben al hetgeen u bevolen is, zo zegt: Wij
188 Luk 17:10 | wij hebben maar gedaan, hetgeen wij schuldig waren te doen. ~
189 Luk 17:31 | kere desgelijks niet naar hetgeen, dat achter is. ~
190 Luk 18:34 | en zij verstonden niet, hetgeen gezegd werd. ~
191 Luk 19:42 | ook nog in dezen uw dag, hetgeen tot uw vrede dient! Maar
192 Luk 23:14 | geen schuld gevonden, van hetgeen daar gij Hem mede beschuldigt; ~
193 Luk 23:41 | ontvangen straf, waardig hetgeen wij gedaan hebben; maar
194 Luk 24:12 | verwonderende bij zichzelven van hetgeen geschied was. ~
195 Luk 24:25 | van hart, om te geloven al hetgeen de profeten gesproken hebben! ~
196 Luk 24:27 | uit, in al de Schriften, hetgeen van Hem geschreven was. ~
197 Luk 24:35 | 35 En zij vertelden, hetgeen op den weg geschied was,
198 Joha 3:6 | 6 Hetgeen uit het vlees geboren is,
199 Joha 3:6 | geboren is, dat is vlees; en hetgeen uit den Geest geboren is,
200 Joha 3:32| 32 En hetgeen Hij gezien en gehoord heeft,
201 Joha 4:38| uitgezonden, om te maaien, hetgeen gij niet bearbeid hebt;
202 Joha 11:45| waren, en aanschouwd hadden, hetgeen Jezus gedaan had, geloofden
203 Joha 11:46| Farizeen, en zeiden tot hen, hetgeen Jezus gedaan had. ~
204 Joha 12:6 | en de beurs had, en droeg hetgeen gegeven werd. ~
205 Joha 12:50| gebod het eeuwige leven is. Hetgeen Ik dan spreek, dat spreek
206 Joha 13:29| dat hem Jezus zeide: Koop, hetgeen wij van node hebben tot
207 Joha 19:35| hij weet, dat hij zegt, hetgeen waar is, opdat ook gij geloven
208 Hand 1:1 | gemaakt, o Theofilus, van al hetgeen Jezus begonnen heeft beide
209 Hand 3:6 | en goud heb ik niet, maar hetgeen ik heb, dat geve ik u; in
210 Hand 3:10| verbaasdheid en ontzetting over hetgeen hem geschied was. ~
211 Hand 3:18| God heeft alzo vervuld, hetgeen Hij door den mond van al
212 Hand 4:20| kunnen niet laten te spreken, hetgeen wij gezien en gehoord hebben. ~
213 Hand 4:21| verheerlijkten allen God over hetgeen er geschied was. ~
214 Hand 4:32| niemand zeide, dat iets van hetgeen hij had, zijn eigen ware,
215 Hand 5:15| ten tweeden male tot hem: Hetgeen God gereinigd heeft, zult
216 Hand 5:33| voor God, om te horen al hetgeen u van God bevolen is. ~
217 Hand 5:39| wij zijn getuigen van al hetgeen Hij gedaan heeft, beide
218 Hand 6:9 | tweeden male uit den hemel: Hetgeen God gereinigd heeft, zult
219 Hand 6:39| dat het waarachtig was, hetgeen door den engel geschiedde,
220 Hand 7:12| 12 Als de stadhouder zag, hetgeen geschied was, toen geloofde
221 Hand 7:40| over ulieden niet kome, hetgeen gezegd is in de profeten: ~
222 Hand 7:45| vervuld, en wederspraken, hetgeen van Paulus gezegd werd,
223 Hand 8:11| 11 En de scharen, ziende, hetgeen Paulus gedaan had, verhieven
224 Hand 8:15| aarde, en de zee, en al hetgeen in dezelve is; ~
225 Hand 9:16| David, die vervallen is, en hetgeen daarvan verbroken is, weder
226 Hand 9:29| dat gij u onthoudt van hetgeen den afgoden geofferd is,
227 Hand 10:14| geopend, dat zij acht nam op hetgeen van Paulus gesproken werd. ~
228 Hand 14:20| niets achtergehouden heb van hetgeen nuttig was, dat ik u niet
229 Hand 15:23| 23 Doe dan hetgeen wij u zeggen: Wij hebben
230 Hand 15:24| weten, dat er niets is aan hetgeen, waarvan zij, aangaande
231 Hand 15:25| dat zij zich wachten van hetgeen den afgoden geofferd is,
232 Hand 16:10| gesproken worden, van al hetgeen u geordineerd is te doen. ~
233 Hand 16:15| zijn bij alle mensen, van hetgeen gij gezien en gehoord hebt. ~
234 Hand 17:30| beschuldigers voor u te zeggen, hetgeen zij tegen hem hadden. Vaarwel. ~
235 Hand 18:8 | zult kunnen verstaan al hetgeen, waarvan wij hem beschuldigen. ~
236 Hand 19:11| maar indien er niets is van hetgeen, waarvan dezen mij beschuldigen,
237 Hand 20:22| groot; niets zeggende buiten hetgeen de profeten en Mozes gesproken
238 Hand 21:11| stuurman en den schipper, dan hetgeen van Paulus gezegd werd. ~
239 Hand 22:10| zouden, bestelden zij ons hetgeen van node was. ~
240 Hand 22:24| sommigen geloofden wel, hetgeen gezegd werd, maar sommigen
241 Rom 1:15 | 15 Alzo hetgeen in mij is, dat is volvaardig,
242 Rom 1:19 | 19 Overmits hetgeen van God kennelijk is, in
243 Rom 4:18 | van vele volken; volgens hetgeen gezegd was: Alzo zal uw
244 Rom 4:21 | volle verzekerd zijnde, dat hetgeen beloofd was, Hij ook machtig
245 Rom 7:15 | 15 Want hetgeen ik doe, dat ken ik niet;
246 Rom 7:15 | doe, dat ken ik niet; want hetgeen ik wil, dat doe ik niet,
247 Rom 7:15 | wil, dat doe ik niet, maar hetgeen ik haat, dat doe ik. ~
248 Rom 8:3 | 3 Want hetgeen der wet onmogelijk was,
249 Rom 8:24 | wordt, is geen hoop; want hetgeen iemand ziet, waarom zal
250 Rom 8:25 | 25 Maar indien wij hopen, hetgeen wij niet zien, zo verwachten
251 Rom 9:25 | ook in Hosea zegt: Ik zal hetgeen Mijn volk niet was, Mijn
252 Rom 11:7 | 7 Wat dan? Hetgeen Israel zoekt, dat heeft
253 Rom 12:3 | hij niet wijs zij boven hetgeen men behoort wijs te zijn;
254 Rom 12:17 | kwaad voor kwaad. Bezorgt hetgeen eerlijk is voor alle mensen. ~
255 Rom 14:19 | Zo dan laat ons najagen, hetgeen tot den vrede, en hetgeen
256 Rom 14:19 | hetgeen tot den vrede, en hetgeen tot de stichting onder elkander
257 Rom 14:22 | zichzelven niet oordeelt in hetgeen hij voor goed houdt. ~
258 1Kor 1:28| heeft God uitverkoren, en hetgeen niets is, opdat Hij hetgeen
259 1Kor 1:28| hetgeen niets is, opdat Hij hetgeen iets is, te niet zou maken; ~
260 1Kor 2:9 | Maar gelijk geschreven is: Hetgeen het oog niet heeft gezien,
261 1Kor 2:9 | mensen niet is opgeklommen, hetgeen God bereid heeft dien, die
262 1Kor 2:11| wie van de mensen weet, hetgeen des mensen is, dan de geest
263 1Kor 2:11| Alzo weet ook niemand, hetgeen Gods is, dan de Geest Gods. ~
264 1Kor 3:11| ander fondament leggen, dan hetgeen gelegd is, hetwelk is Jezus
265 1Kor 4:5 | in het licht zal brengen, hetgeen in de duisternis verborgen
266 1Kor 4:6 | niet te gevoelen boven hetgeen geschreven is, dat gij niet,
267 1Kor 7:35| maar om u te leiden tot hetgeen wel voegt, en bekwaam is,
268 1Kor 10:13| laten verzocht worden boven hetgeen gij vermoogt; maar Hij zal
269 1Kor 10:15| spreek ik; oordeelt gij, hetgeen ik zeg. ~
270 1Kor 10:20| 20 Ja, ik zeg, dat hetgeen de heidenen offeren, zij
271 1Kor 10:30| waarom word ik gelasterd over hetgeen, waarvoor ik dankzeg? ~
272 1Kor 11:17| 17 Dit nu, hetgeen ik u aanzegge, prijs ik
273 1Kor 11:23| van den Heere ontvangen, hetgeen ik ook u overgegeven heb,
274 1Kor 12:7 | des Geestes gegeven tot hetgeen oorbaar is. ~
275 1Kor 12:24| gevende overvloediger eer aan hetgeen gebrek aan dezelve heeft; ~
276 1Kor 13:10| zal gekomen zijn, dan zal hetgeen ten dele is, te niet gedaan
277 1Kor 13:11| zo heb ik te niet gedaan hetgeen eens kinds was. ~
278 1Kor 14:7 | hoe zal bekend worden, hetgeen op de fluit of op de citer
279 1Kor 14:9 | hoe zal verstaan worden hetgeen gesproken wordt? Want gij
280 1Kor 14:37| geestelijke, die erkenne, dat, hetgeen ik u schrijf, des Heeren
281 1Kor 15:3 | ten eerste overgegeven, hetgeen ik ook ontvangen heb, dat
282 1Kor 15:36| 36 Gij dwaas, hetgeen gij zaait, wordt niet levend,
283 1Kor 15:37| 37 En hetgeen gij zaait, daarvan zaait
284 1Kor 16:17| want dezen hebben vervuld hetgeen mij aan u ontbrak; ~
285 2Kor 1:17| het naar het vlees voor, hetgeen ik voorneem, opdat bij mij
286 2Kor 3:11| 11 Want indien hetgeen te niet gedaan wordt, in
287 2Kor 3:11| heerlijkheid was, veel meer is hetgeen blijft, in heerlijkheid. ~
288 2Kor 3:13| sterk zien op het einde van hetgeen te niet gedaan wordt. ~
289 2Kor 5:10| opdat een iegelijk wegdrage, hetgeen door het lichaam geschiedt,
290 2Kor 6:17| Heere, en raakt niet aan hetgeen onrein is, en Ik zal ulieden
291 2Kor 8:11| zij het voleindigen uit hetgeen gij hebt. ~
292 2Kor 8:12| is iemand aangenaam naar hetgeen hij heeft, niet naar hetgeen
293 2Kor 8:12| hetgeen hij heeft, niet naar hetgeen hij niet heeft. ~
294 2Kor 8:21| 21 Als die bezorgen, hetgeen eerlijk is, niet alleen
295 2Kor 10:6 | 6 En gereed hebben, hetgeen dient om te wreken alle
296 2Kor 10:16| in eens anders regel over hetgeen alrede bereid is. ~
297 2Kor 11:12| hebben willen, opdat zij in hetgeen zij roemen, bevonden mochten
298 2Kor 12:6 | niemand van mij denke boven hetgeen hij ziet, dat ik ben, of
299 Gal 1:8 | Evangelie verkondigde, buiten hetgeen wij u verkondigd hebben,
300 Gal 1:9 | Evangelie verkondigt, buiten hetgeen gij ontvangen hebt, die
301 Gal 1:20 | 20 Hetgeen nu ik u schrijf, ziet, ik
302 Gal 2:18 | 18 Want indien ik, hetgeen ik afgebroken heb, datzelve
303 Gal 2:20 | Christus leeft in mij; en hetgeen ik nu in het vlees leef,
304 Gal 3:10 | iegelijk, die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek
305 Gal 5:17 | alzo dat gij niet doet, hetgeen gij wildet. ~
306 Efez 5:12| 12 Want hetgeen heimelijk van hen geschiedt,
307 Efez 6:21| opdat ook gij moogt weten hetgeen mij aangaat; en wat ik doe,
308 Fili 1:12| gij weet, broeders, dat hetgeen aan mij is geschied, meer
309 Fili 2:4 | een iegelijk zie ook op hetgeen der anderen is. ~
310 Fili 2:21| zoeken allen het hunne, niet hetgeen van Christus Jezus is. ~
311 Fili 3:7 | 7 Maar hetgeen mij gewin was, dat heb ik
312 Fili 3:14| ding doe ik, vergetende, hetgeen achter is, en strekkende
313 Fili 3:14| is, en strekkende mij tot hetgeen voor is, jaag ik naar het
314 Fili 4:9 | 9 Hetgeen gij ook geleerd, en ontvangen,
315 Fili 4:11| geleerd vergenoegd te zijn in hetgeen ik ben. ~
316 Kol 2:18 | der engelen, intredende in hetgeen hij niet gezien heeft, tevergeefs
317 1The 3:10| mogen zien, en te volmaken, hetgeen aan uw geloof ontbreekt. ~
318 2The 3:4 | u in den Heere, dat gij, hetgeen wij u bevelen, ook doet,
319 1Tim 5:13| dingen doende, sprekende, hetgeen niet betaamt. ~
320 2Tim 2:2 | 2 En hetgeen gij van mij gehoord hebt
321 2Tim 2:7 | 7 Merk, hetgeen ik zeg; doch de Heere geve
322 2Tim 3:14| 14 Maar blijft gij in hetgeen gij geleerd hebt, en waarvan
323 2Tim 5:5 | Kreta gelaten, opdat gij, hetgeen nog ontbrak, voorts zoudt
324 Tit 1:5 | Kreta gelaten, opdat gij, hetgeen nog ontbrak, voorts zoudt
325 Tit 2:1 | 1 Doch gij, spreek hetgeen der gezonde leer betaamt. ~
326 File 1:8 | Christus, om u te bevelen, hetgeen betamelijk is; ~
327 File 1:21| gij doen zult ook boven hetgeen ik zeg. ~
328 Heb 2:1 | wij ons te meer houden aan hetgeen van ons gehoord is, opdat
329 Heb 2:18 | 18 Want in hetgeen Hij Zelf, verzocht zijnde,
330 Heb 5:8 | gehoorzaamheid geleerd heeft, uit hetgeen Hij heeft geleden. ~
331 Heb 7:7 | zonder enig tegenspreken, hetgeen minder is, wordt gezegend
332 Heb 7:7 | minder is, wordt gezegend van hetgeen meerder is. ~
333 Heb 12:13 | paden voor uw voeten, opdat hetgeen kreupel is, niet verdraaid
334 Heb 12:20 | zij konden niet dragen, hetgeen er geboden werd: Indien
335 Heb 13:21 | moogt doen; werkende in u, hetgeen voor Hem welbehagelijk is,
336 1Pet 2:12| onder de heidenen; opdat in hetgeen zij kwalijk van u spreken,
337 1Pet 3:3 | Welker versiersel zij, niet hetgeen uiterlijk is, bestaande
338 1Pet 3:16| een goed geweten, opdat in hetgeen zij kwalijk van u spreken,
339 2Pet 2:12| worden, dewijl zij lasteren, hetgeen zij niet verstaan, zullen
340 2Pet 2:22| 22 Maar hun is overkomen, hetgeen met een waar spreekwoord
341 1Joh 1:1 | 1 Hetgeen van den beginne was, hetgeen
342 1Joh 1:1 | Hetgeen van den beginne was, hetgeen wij gehoord hebben, hetgeen
343 1Joh 1:1 | hetgeen wij gehoord hebben, hetgeen wij gezien hebben met onze
344 1Joh 1:1 | gezien hebben met onze ogen, hetgeen wij aanschouwd hebben, en
345 1Joh 1:3 | 3 Hetgeen wij dan gezien en gehoord
346 1Joh 2:8 | schrijf ik u een nieuw gebod: hetgeen waarachtig is in Hem, zij
347 1Joh 2:15| de wereld niet lief, noch hetgeen in de wereld is; zo iemand
348 1Joh 2:24| 24 Hetgeen gijlieden dan van den beginne
349 1Joh 3:22| geboden bewaren, en doen, hetgeen behagelijk is voor Hem. ~
350 2Joh 1:5 | schrijvende een nieuw gebod, maar hetgeen wij gehad hebben van den
351 2Joh 1:8 | dat wij niet verliezen, hetgeen wij gearbeid hebben, maar
352 3Joh 1:5 | gij doet trouwelijk, in al hetgeen gij doet aan de broederen
353 Jud 1:10 | 10 Maar dezen, hetgeen zij niet weten, dat lasteren
354 Jud 1:10 | weten, dat lasteren zij; en hetgeen zij natuurlijk, als de onredelijke
355 Open 1:3 | profetie, en die bewaren, hetgeen in dezelve geschreven is;
356 Open 1:11| Eerste en de Laatste; en hetgeen gij ziet, schrijf dat in
357 Open 1:19| 19 Schrijf, hetgeen gij gezien hebt, en hetgeen
358 Open 1:19| hetgeen gij gezien hebt, en hetgeen is, en hetgeen geschieden
359 Open 1:19| hebt, en hetgeen is, en hetgeen geschieden zal na dezen: ~
360 Open 2:25| 25 Maar hetgeen gij hebt, houdt dat, totdat
361 Open 4:1 | hier op, en Ik zal u tonen, hetgeen na dezen geschieden moet. ~
362 Open 10:4 | tot mij zeide: Verzegel, hetgeen de zeven donderslagen gesproken
363 Open 10:6 | hemel geschapen heeft en hetgeen daarin is, en de aarde en
364 Open 10:6 | daarin is, en de aarde en hetgeen daarin is, en de zee en
365 Open 10:6 | daarin is, en de zee en hetgeen daarin is, dat er geen tijd
366 Open 20:12| doden werden geoordeeld uit hetgeen in de boeken geschreven
367 Open 22:6 | dienstknechten te tonen, hetgeen haast moet geschieden. ~
368 Open 22:19| de heilige stad, en uit hetgeen in dit boek geschreven is. ~
|