Book Chapter: Verse
1 Gen 4:6 | de HEERE zeide tot Kain: Waarom zijt gij ontstoken, en waarom
2 Gen 4:6 | Waarom zijt gij ontstoken, en waarom is uw aangezicht vervallen? ~
3 Gen 12:18 | dat gij mij gedaan hebt? waarom hebt gij mij niet te kennen
4 Gen 12:19 | 19 Waarom hebt gij gezegd: Zij is
5 Gen 17:13 | HEERE zeide tot Abraham: Waarom heeft Sara gelachen, zeggende:
6 Gen 21:14 | HEERE zal het voorzien! Waarom heden ten dage gezegd wordt:
7 Gen 23:31 | gij, gezegende des HEEREN! waarom zoudt gij buiten staan?
8 Gen 23:89 | Toen zeide zij: Is het zo? waarom ben ik dus? en zij ging
9 Gen 24:27 | 27 En Izak zeide tot hen: Waarom zijt gij tot mij gekomen,
10 Gen 25:45 | zenden, en u van daar nemen; waarom zoude ik ook van u beiden
11 Gen 27:25 | bij u gediend om Rachel? waarom hebt gij mij dan bedrogen? ~
12 Gen 28:27 | 27 Waarom zijt gij heimelijk gevloden,
13 Gen 28:30 | waart naar uws vaders huis; waarom hebt gij mijn goden gestolen? ~
14 Gen 29:29 | te kennen. En Hij zeide: Waarom is het, dat gij naar Mijn
15 Gen 36:30 | huis zijns heren, zeggende: Waarom zijn uw aangezichten heden
16 Gen 38:1 | zeide Jakob tot zijn zonen: Waarom ziet gij op elkander? ~
17 Gen 39:6 | 6 En Israel zeide: Waarom hebt gij zo kwalijk aan
18 Gen 40:4 | zult gij tot hen zeggen: Waarom hebt gij kwaad voor goed
19 Gen 40:7 | 7 En zij zeiden tot hem: Waarom spreekt mijn heer zulke
20 Gen 43:15 | zeggende: Geef ons brood; want waarom zouden wij in uw tegenwoordigheid
21 Gen 43:19 | 19 Waarom zullen wij voor uw ogen
22 Exo 1:18 | vroedvrouwen, en zeide tot haar: Waarom hebt gij deze zaak gedaan,
23 Exo 2:13 | zeide tot den ongerechte: Waarom slaat gij uw naaste? ~
24 Exo 2:18 | Rehuel kwamen, zo sprak hij: Waarom zijt gij heden zo haast
25 Exo 2:20 | dochters: Waar is hij toch, waarom liet gij den man nu gaan?
26 Exo 3:3 | bezien dat grote gezicht, waarom het braambos niet verbrandt. ~
27 Exo 5:4 | hen: Gij, Mozes en Aaron! waarom trekt gij het volk af van
28 Exo 5:14 | geslagen, en men zeide: Waarom hebt gijlieden uw gezette
29 Exo 5:15 | schreeuwden tot Farao, zeggende: Waarom doet gij uw knechten alzo? ~
30 Exo 5:22 | HEERE, en zeide: Heere! waarom hebt Gij dit volk kwaad
31 Exo 5:22 | Gij dit volk kwaad gedaan, waarom hebt Gij mij nu gezonden? ~
32 Exo 14:5 | het volk, en zij zeiden: Waarom hebben wij dat gedaan, dat
33 Exo 14:11 | woestijn sterven zouden? Waarom hebt gij ons dat gedaan,
34 Exo 17:2 | Wat twist gij met mij? Waarom verzoekt gij den HEERE? ~
35 Exo 18:14 | dat gij het volk doet? Waarom zit gij zelf alleen, en
36 Exo 32:11 | en hij zeide: O HEERE! waarom zou Uw toorn ontsteken tegen
37 Exo 32:12 | 12 Waarom zouden de Egyptenaars spreken,
38 Exo 33:11 | en hij zeide: O HEERE! waarom zou Uw toorn ontsteken tegen
39 Exo 33:12 | 12 Waarom zouden de Egyptenaars spreken,
40 Lev 10:17 | 17 Waarom hebt gij dat zondoffer niet
41 Num 9:7 | dode lichaam eens mensen; waarom zouden wij verkort worden,
42 Num 11:11 | Mozes zeide tot de HEERE: Waarom hebt Gij aan Uw knecht kwalijk
43 Num 11:11 | knecht kwalijk gedaan, en waarom heb ik geen genade in Uw
44 Num 11:20 | aangezicht geweend, zeggende: Waarom nu zijn wij uit Egypte getogen? ~
45 Num 12:8 | des HEEREN aanschouwt hij; waarom dan hebt gijlieden niet
46 Num 14:3 | 3 En waarom brengt ons de HEERE naar
47 Num 14:41 | 41 Maar Mozes zeide: Waarom overtreedt gij alzo het
48 Num 16:3 | is in het midden van hen; waarom dan verheft gijlieden u
49 Num 20:4 | 4 Waarom toch hebt gijlieden de gemeente
50 Num 20:5 | 5 En waarom hebt gijlieden ons doen
51 Num 21:5 | tegen God en tegen Mozes: Waarom hebt gijlieden ons doen
52 Num 22:32 | Engel des HEEREN tot hem: Waarom hebt gij uw ezelin nu driemaal
53 Num 22:37 | gezonden, om u te roepen? Waarom zijt gij niet tot mij gekomen?
54 Num 27:4 | 4 Waarom zou de naam onzes vaders
55 Num 31:60 | 7 Waarom toch zult gij het hart der
56 Deu 5:25 | 25 Maar nu, waarom zouden wij sterven? Want
57 Deu 29:24 | alle volken zullen zeggen: Waarom heeft de HEERE aan dit land
58 Joz 5:4 | 4 Dit nu was de oorzaak, waarom hen Jozua besneed: al het
59 Joz 7:7 | zeide: Ach, Heere HEERE! waarom hebt Gij dit volk door de
60 Joz 7:10 | HEERE tot Jozua: Sta op; waarom ligt gij dus neder op uw
61 Joz 9:22 | sprak tot hen, zeggende: Waarom hebt gijlieden ons bedrogen,
62 Joz 17:14 | Jozef tot Jozua, zeggende: Waarom hebt gij mij ten erfdeel
63 Ric 2:2 | niet gehoorzaam geweest; waarom hebt gij dit gedaan? ~
64 Ric 4:40 | 16 Waarom bleeft gij zitten tussen
65 Ric 4:41 | zijde der Jordaan; en Dan, waarom onthield hij zich in schepen!
66 Ric 4:52 | schreeuwde door de tralien: Waarom vertoeft zijn wagen te komen!
67 Ric 4:52 | vertoeft zijn wagen te komen! Waarom blijven de gangen zijner
68 Ric 5:13 | zo de HEERE met ons is, waarom is ons dan dit alles wedervaren?
69 Ric 8:28 | den vader van Sichem; want waarom zouden wij hem dienen? ~
70 Ric 10:7 | mijn vaders huis verstoten? waarom zijt gij dan nu tot mij
71 Ric 10:26 | zijde van de Arnon zijn; waarom hebt gij het dan in die
72 Ric 11:1 | en zij zeiden tot Jeftha: Waarom zijt gij doorgetogen om
73 Ric 11:3 | HEERE gaf hen in mijn hand; waarom zijt gij dan te dezen dage
74 Ric 12:18 | des HEEREN zeide tot hem: Waarom vraagt gij dus naar Mijn
75 Ric 14:10 | mannen van Juda zeiden: Waarom zijt gijlieden tegen ons
76 Ric 14:11 | Filistijnen over ons heersen? Waarom hebt gij ons dan dit gedaan?
77 Ric 20:3 | O HEERE, God van Israel! Waarom is dit geschied in Israel,
78 Rut 1:11 | Keert weder, mijn dochters! Waarom zoudt gij met mij gaan?
79 Rut 1:21 | de HEERE doen wederkeren; waarom zoudt gij mij Naomi noemen,
80 Rut 2:10 | aarde, en zij zeide tot hem: Waarom heb ik genade gevonden in
81 1Sa 1:8 | Elkana, haar man: Hanna, waarom weent gij, en waarom eet
82 1Sa 1:8 | Hanna, waarom weent gij, en waarom eet gij niet, en waarom
83 1Sa 1:8 | waarom eet gij niet, en waarom is uw hart kwalijk gesteld?
84 1Sa 2:23 | 23 En hij zeide tot hen: Waarom doet gij al zulke dingen,
85 1Sa 2:29 | 29 Waarom slaat gijlieden achteruit
86 1Sa 4:3 | zeiden de oudsten van Israel: Waarom heeft ons de HEERE heden
87 1Sa 6:3 | ulieden zal bekend worden, waarom Zijn hand van u niet afwijkt. ~
88 1Sa 6:6 | 6 Waarom toch zoudt gijlieden uw
89 1Sa 9:21 | van den stam van Benjamin? Waarom spreekt gij mij dan aan
90 1Sa 15:19 | 19 Waarom toch hebt gij naar de stem
91 1Sa 17:8 | Israel, en zeide tot hen: Waarom zoudt gijlieden uittrekken,
92 1Sa 17:28 | tegen David, en hij zeide: Waarom zijt gij nu afgekomen, en
93 1Sa 19:5 | gij zijt verblijd geweest; waarom zoudt gij dan tegen onschuldig
94 1Sa 19:17 | Toen zeide Saul tot Michal: Waarom hebt gij mij alzo bedrogen
95 1Sa 19:17 | tot mij: Laat mij gaan, waarom zou ik u doden? ~
96 1Sa 20:2 | mijn oor niet openbaart; waarom zou dan mijn vader deze
97 1Sa 20:8 | in mij, zo dood gij mij; waarom zoudt gij mij toch tot uw
98 1Sa 20:27 | tot zijn zoon Jonathan: Waarom is de zoon van Isai noch
99 1Sa 20:32 | vader, en zeide tot hem: Waarom zal hij gedood worden? Wat
100 1Sa 21:1 | tegemoet, en hij zeide tot hem: Waarom zijt gij alleen, en geen
101 1Sa 21:14 | dat de man razende is, waarom hebt gij hem tot mij gebracht? ~
102 1Sa 22:13 | Toen zeide Saul tot hem: Waarom hebt gijlieden samen u tegen
103 1Sa 24:10 | En David zeide tot Saul: Waarom hoort gij de woorden der
104 1Sa 26:15 | wie is u gelijk in Israel? Waarom dan hebt gij over uw heer,
105 1Sa 26:18 | 18 Hij zeide verder: Waarom vervolgt mijn heer zijn
106 1Sa 27:5 | dat ik daar wone; want waarom zou uw knecht in de koninklijke
107 1Sa 28:9 | dit land heeft uitgeroeid; waarom stelt gij dan mijn ziel
108 1Sa 28:12 | sprak tot Saul, zeggende: Waarom hebt gij mij bedrogen? Want
109 1Sa 28:15 | En Samuel zeide tot Saul: Waarom hebt gij mij onrustig gemaakt,
110 1Sa 28:16 | 16 Toen zeide Samuel: Waarom vraagt gij mij toch, dewijl
111 2Sa 2:22 | Wijkt af van achter mij; waarom zal ik u ter aarde slaan?
112 2Sa 3:7 | Isboseth zeide tot Abner: Waarom zijt gij ingegaan tot mijns
113 2Sa 3:24 | Abner is tot u gekomen; waarom nu hebt gij hem laten gaan,
114 2Sa 7:7 | Israel te weiden, zeggende: Waarom bouwt gij Mij niet een cederen
115 2Sa 11:10 | Komt gij niet van de reis? Waarom zijt gij niet afgegaan in
116 2Sa 11:20 | opkomt, en hij tot u zegt: Waarom zijt gij zo na aan de stad
117 2Sa 11:21 | dat hij te Thebez stierf? Waarom zijt gij tot den muur genaderd?
118 2Sa 12:9 | 9 Waarom hebt gij dan het woord des
119 2Sa 12:23 | 23 Maar nu is het dood, waarom zou ik nu vasten? Zal ik
120 2Sa 13:4 | 4 Die zeide tot hem: Waarom zijt gij van morgen tot
121 2Sa 13:26 | de koning zeide tot hem: Waarom zou hij met u gaan? ~
122 2Sa 14:13 | 13 En de vrouw zeide: Waarom hebt gij dan alzulks tegen
123 2Sa 14:31 | huis, en zeide tot hem: Waarom hebben uw knechten het stuk
124 2Sa 14:32 | koning zende, om te zeggen: Waarom ben ik van Gesur gekomen?
125 2Sa 15:19 | tot Ithai, den Gethiet: Waarom zoudt gij ook met ons gaan?
126 2Sa 16:9 | Zeruja, tot den koning: Waarom zou deze dode hond mijn
127 2Sa 16:10 | David; wie zou dan zeggen: Waarom hebt gij alzo gedaan? ~
128 2Sa 16:17 | weldadigheid aan uw vriend? Waarom zijt gij niet met uw vriend
129 2Sa 18:11 | toch, gij hebt het gezien, waarom dan hebt gij hem niet aldaar
130 2Sa 18:22 | achterna lopen. En Joab zeide: Waarom zoudt gij nu heenlopen,
131 2Sa 19:10 | strijd gestorven; nu dan, waarom zwijgt gijlieden van den
132 2Sa 19:11 | oudsten van Juda, zeggende: Waarom zoudt gijlieden de laatsten
133 2Sa 19:12 | en mijn vlees zijt gij; waarom zoudt gij dan de laatsten
134 2Sa 19:25 | de koning tot hem zeide: Waarom zijt gij niet met mij getogen,
135 2Sa 19:29 | zeide de koning tot hem: Waarom spreekt gij meer van uw
136 2Sa 19:35 | zangers en zangeressen? En waarom zou uw knecht mijn heer
137 2Sa 19:36 | koning over de Jordaan gaan; waarom toch zou mij de koning zulk
138 2Sa 19:41 | zij zeiden tot den koning: Waarom hebben u onze broeders,
139 2Sa 19:42 | koning ons na verwant is; en waarom zijt gij nu toornig over
140 2Sa 19:43 | David, wij, meer dan gij; waarom hebt gij ons dan gering
141 2Sa 20:19 | een moeder is in Israel; waarom zoudt gij het erfdeel des
142 2Sa 24:3 | koning het aanzien; maar waarom heeft mijn heer de koning
143 2Sa 24:21 | 21 En Arauna zeide: Waarom komt mijn heer de koning
144 1Kon 1:6 | van zijn dagen, zeggende: Waarom hebt gij alzo gedaan? En
145 1Kon 1:13| zal op mijn troon zitten! Waarom dan is Adonia koning? ~
146 1Kon 1:41| der bazuinen, en zeide: Waarom is het geroep dier stad,
147 1Kon 2:22| zeide tot zijn moeder: En waarom begeert gij Abisag, de Sunamietische,
148 1Kon 2:43| 43 Waarom dan hebt gij den eed des
149 1Kon 5:8 | zeggende: Ik heb gehoord, waarom gij tot mij gezonden hebt;
150 1Kon 8:43| woning, en doe naar alles, waarom die vreemde tot U roepen
151 1Kon 9:8 | fluiten; men zal zeggen: Waarom heeft de HEERE alzo gedaan
152 1Kon 11:27| 27 Dit is nu de zaak, waarom hij de hand tegen den koning
153 1Kon 14:6 | huisvrouw van Jerobeam! Waarom stelt gij u dus vreemd aan?
154 1Kon 20:9 | heer den koning: Alles, waarom gij in het eerst tot uw
155 2Kon 4:23| 23 En hij zeide: Waarom gaat gij heden tot hem?
156 2Kon 5:8 | koning zond, om te zeggen: Waarom hebt gij uw klederen gescheurd?
157 2Kon 8:12| 12 Toen zeide Hazael: Waarom weent mijn heer? En hij
158 2Kon 9:11| tot hem: Is het al wel? Waarom is deze onzinnige tot u
159 2Kon 12:7 | priesteren, en zeide tot hen: Waarom betert gijlieden niet de
160 2Kon 13:7 | priesteren, en zeide tot hen: Waarom betert gijlieden niet de
161 2Kon 15:10| en blijf in uw huis; want waarom zoudt gij u in het kwade
162 1Kro 17:6 | volk te weiden, zeggende: Waarom bouwt gijlieden Mij geen
163 1Kro 22:3 | mijn heer tot knechten? Waarom verzoekt mijn heer dit?
164 1Kro 22:3 | verzoekt mijn heer dit? Waarom zou het Israel tot schuld
165 2Kro 7:33| woning, en doe naar alles, waarom die vreemde tot U roepen
166 2Kro 8:21| ontzetten, dat hij zal zeggen: Waarom heeft de HEERE aan dit land
167 2Kro 24:6 | hoofd, en zeide tot hem: Waarom hebt gij geen onderzoek
168 2Kro 24:20| zeide tot hen: Zo zegt God: Waarom overtreedt gij de geboden
169 2Kro 25:15| profeet, die zeide tot hem: Waarom hebt gij de goden van dat
170 2Kro 25:16| raadgever gesteld? Houd gij op; waarom zouden zij u slaan? Toen
171 2Kro 25:19| roemen; nu, blijf in uw huis; waarom zoudt gij u in het kwaad
172 2Kro 30:7 | vaderen, overtreden hebben; waarom Hij hen tot verwoesting
173 2Kro 32:4 | henenvloeide, zeggende: Waarom zouden de koningen van Assyrie
174 2Kro 32:10| de koning van Assyrie: Waarom vertrouwt gij, dat gij te
175 Ezra 4:22| feil in dezen te begaan; waarom zou het verderf tot schade
176 Neh 2:2 | zeide de koning tot mij: Waarom is uw aangezicht treurig,
177 Neh 6:3 | niet zal kunnen afkomen; waarom zou dit werk ophouden, terwijl
178 Neh 13:11 | de overheden, en zeide: Waarom is het huis Gods verlaten?
179 Neh 13:21 | tegen hen, en zeide tot hen: Waarom vernacht gijlieden tegenover
180 Est 16:3 | konings waren, tot Mordechai: Waarom overtreedt gij des konings
181 Est 17:3 | konings waren, tot Mordechai: Waarom overtreedt gij des konings
182 Job 3:11 | 11 Waarom ben ik niet gestorven van
183 Job 3:12 | 12 Waarom zijn mij de knieen voorgekomen,
184 Job 3:20 | 20 Waarom geeft Hij den ellendigen
185 Job 7:20 | U doen, o Mensenhoeder? Waarom hebt Gij mij U tot een tegenloop
186 Job 7:21 | 21 En waarom vergeeft Gij niet mijn overtreding,
187 Job 9:29 | zal toch goddeloos zijn; waarom dan zal ik ijdellijk arbeiden? ~
188 Job 10:18 | 18 En waarom hebt Gij mij uit de baarmoeder
189 Job 13:14 | 14 Waarom zou ik mijn vlees in mijn
190 Job 13:24 | 24 Waarom verbergt Gij Uw aangezicht,
191 Job 15:12 | 12 Waarom rukt uw hart u weg, en waarom
192 Job 15:12 | Waarom rukt uw hart u weg, en waarom wenken uw ogen? ~
193 Job 18:3 | 3 Waarom worden wij geacht als beesten,
194 Job 19:22 | 22 Waarom vervolgt gij mij als God,
195 Job 19:28 | Voorwaar, gij zoudt zeggen: Waarom vervolgen wij hem? Nademaal
196 Job 21:4 | mens? Doch of het zo ware, waarom zou mijn geest niet verdrietig
197 Job 21:7 | 7 Waarom leven de goddelozen, worden
198 Job 24:1 | 1 Waarom zouden van den Almachtige
199 Job 27:12 | allen hebt het gezien; en waarom wordt gij dus door ijdelheid
200 Job 33:13 | 13 Waarom hebt gij tegen Hem getwist?
201 Psa 2:1 | 1 Waarom woeden de heidenen, en bedenken
202 Psa 10:1 | 1 O HEERE! waarom staat Gij van verre? waarom
203 Psa 10:1 | waarom staat Gij van verre? waarom verbergt Gij U in tijden
204 Psa 10:13 | 13 Waarom lastert de goddeloze God?
205 Psa 22:2 | 2 Mijn God, mijn God! waarom hebt Gij mij verlaten, verre
206 Psa 42:24 | tot God: Mijn Steenrots! waarom vergeet Gij mij? Waarom
207 Psa 42:24 | waarom vergeet Gij mij? Waarom ga ik in het zwart, vanwege
208 Psa 43:2 | zijt de God mijner sterkte; waarom verstoot Gij mij dan? Waarom
209 Psa 43:2 | waarom verstoot Gij mij dan? Waarom ga ik steeds in het zwart,
210 Psa 44:24 | 24 Waak op, waarom zoudt Gij slapen, HEERE!
211 Psa 44:25 | 25 Waarom zoudt Gij Uw aangezicht
212 Psa 49:6 | 6 Waarom zou ik vrezen in kwade dagen,
213 Psa 68:17 | 17 Waarom springt gij op, gij bultige
214 Psa 74:1 | onderwijzing, voor Asaf. O God! waarom verstoot Gij in eeuwigheid?
215 Psa 74:1 | verstoot Gij in eeuwigheid? Waarom zou Uw toorn roken tegen
216 Psa 74:11 | 11 Waarom trekt Gij Uw hand, ja, Uw
217 Psa 79:10 | 10 Waarom zouden de heidenen zeggen:
218 Psa 80:13 | 13 Waarom hebt Gij zijn muren doorgebroken,
219 Psa 88:15 | 15 HEERE! waarom verstoot Gij mijn ziel,
220 Psa 89:48 | van hoedanige eeuw ik ben; waarom zoudt Gij aller mensenkinderen
221 Psa 107:12 | 12 Waarom Hij hun het hart door zwarigheid
222 Psa 115:2 | 2 Waarom zouden de heidenen zeggen:
223 Spre 5:20| 20 En waarom zoudt gij, mijn zoon, in
224 Spre 17:16| 16 Waarom toch zou in de hand des
225 Spre 22:27| niet hadt om te betalen, waarom zou men uw bed van onder
226 Pred 2:15| ook mijzelven bejegenen; waarom heb ik dan toen meer naar
227 Pred 5:5 | dat het een dwaling was; waarom zou God grotelijks toornen,
228 Pred 7:16| houd uzelven al te wijs; waarom zoudt gij verwoesting over
229 Pred 7:17| noch wees al te dwaas; waarom zoudt gij sterven buiten
230 Hoo 1:7 | legert in den middag; want waarom zou ik zijn als een, die
231 Jes 5:4 | aan hem niet gedaan heb? Waarom heb Ik verwacht, dat hij
232 Jes 40:27 | 27 Waarom zegt gij dan, o Jakob! en
233 Jes 50:2 | 2 Waarom kwam Ik, en er was niemand,
234 Jes 50:2 | kwam Ik, en er was niemand, waarom riep Ik, en niemand antwoordde?
235 Jes 55:2 | 2 Waarom weegt gijlieden geld uit
236 Jes 56:2 | 2 Waarom weegt gijlieden geld uit
237 Jes 59:3 | 3 Zeggende: Waarom vasten wij, en Gij ziet
238 Jes 59:3 | en Gij ziet het niet aan, waarom kwellen wij onze ziel, en
239 Jes 64:2 | 2 Waarom zijt Gij rood aan Uw gewaad,
240 Jes 64:17 | 17 HEERE! waarom doet Gij ons van Uw wegen
241 Jes 64:17 | ons van Uw wegen dwalen, waarom verstokt Gij ons hart, dat
242 Jer 2:14 | een ingeborene des huizes? Waarom is hij dan ten roof geworden? ~
243 Jer 2:29 | 29 Waarom twist gij tegen Mij? Gij
244 Jer 2:31 | der uiterste donkerheid? Waarom zegt dan Mijn volk: Wij
245 Jer 2:33 | daar gij boelering zoekt? Waarom gij ook de booste hoeren
246 Jer 5:19 | wanneer gij zult zeggen: Waarom heeft ons de HEERE, onze
247 Jer 8:5 | 5 Waarom keert dan dit volk te Jeruzalem
248 Jer 8:14 | 14 Waarom blijven wij zitten? Verzamelt
249 Jer 8:19 | haar koning niet bij haar? Waarom hebben zij Mij vertoornd
250 Jer 8:22 | heelmeester aldaar? Want waarom is de gezondheid der dochter
251 Jer 9:12 | dat hij het verkondige, waarom het land vergaan en afgebrand
252 Jer 12:1 | oordelen met U spreken; waarom is der goddelozen weg voorspoedig,
253 Jer 12:1 | goddelozen weg voorspoedig, waarom hebben zij rust, allen,
254 Jer 13:22 | in uw hart zult zeggen: Waarom zijn mij deze dingen bejegend?
255 Jer 14:8 | in tijd van benauwdheid! waarom zoudt Gij zijn als een vreemdeling
256 Jer 14:9 | 9 Waarom zoudt Gij zijn als een versaagd
257 Jer 14:19 | ziel een walging aan Sion? Waarom hebt Gij ons geslagen, dat
258 Jer 15:18 | 18 Waarom is mijn pijn steeds durende,
259 Jer 16:10 | aanzeggen, en zij tot u zeggen: Waarom spreekt de HEERE al dit
260 Jer 20:18 | 18 Waarom ben ik toch uit de baarmoeder
261 Jer 22:8 | een ieder tot zijn naaste: Waarom heeft de HEERE alzo gedaan
262 Jer 22:28 | waaraan men geen lust heeft? Waarom zijn hij en zijn zaad uitgeworpen,
263 Jer 26:9 | 9 Waarom hebt gij in den Naam des
264 Jer 27:13 | 13 Waarom zoudt gij sterven, gij en
265 Jer 27:17 | zo zult gijlieden leven; waarom zou deze stad tot een woestheid
266 Jer 29:27 | 27 Nu dan, waarom hebt gij Jeremia, den Anathothiet,
267 Jer 30:6 | of een manspersoon baart? Waarom zie Ik dan eens iegelijken
268 Jer 32:3 | hem besloten, zeggende: Waarom profeteert gij, zeggende:
269 Jer 36:29 | rol verbrand, zeggende: Waarom hebt gij daarop geschreven,
270 Jer 40:15 | niemand zal het weten; waarom zou hij u aan het leven
271 Jer 44:7 | heirscharen, de God Israels: Waarom doet gij zulk een groot
272 Jer 46:5 | 5 Waarom zie Ik, dat zij versaagd
273 Jer 46:15 | 15 Waarom zijn uw sterken weggeveegd?
274 Jer 49:1 | Heeft hij geen erfgenaam? Waarom is dan Malcham erfgenaam
275 Jer 49:1 | Malcham erfgenaam van Gad, en waarom woont zijn volk in
276 Klaa 2:20| 20 Waarom zoudt Gij ons steeds vergeten?
277 Klaa 2:20| Gij ons steeds vergeten? Waarom zoudt Gij ons zo langen
278 Eze 18:19 | Maar gijlieden zegt: Waarom draagt de zoon niet de ongerechtigheid
279 Eze 18:31 | een nieuwen geest; want waarom zoudt gij sterven, o huis
280 Eze 21:7 | zij tot u zeggen zullen: Waarom zucht gij, dat gij zeggen
281 Eze 33:11 | van uw boze wegen, want waarom zoudt gij sterven, o huis
282 Eze 43:8 | gruwelen, die zij deden; waarom Ik ze verteerd heb in Mijn
283 Dan 1:10 | drank verordend heeft; want waarom zou hij ulieder aangezichten
284 Dan 2:15 | bevelhebber des konings: Waarom zou de wet van 's konings
285 Dan 10:20 | Toen zeide Hij: Weet gij, waarom dat Ik tot u gekomen ben?
286 Joe 2:17 | over hen zouden heersen; waarom zouden zij onder de volken
287 Mic 4:9 | 9 Nu, waarom zoudt gij zo groot geschrei
288 Mal 2:10 | niet een God ons geschapen? Waarom handelen wij dan trouwelooslijk
289 Mal 2:14 | 14 Gij nu zegt: Waarom? Daarom dat de HEERE een
290 Mal 2:15 | des geestes overig had? En waarom maar dien enen? Hij zocht
291 Matt 9:4 | ziende hun gedachten, zeide: Waarom overdenkt gij kwaad in uw
292 Matt 9:11| zeiden tot Zijn discipelen: Waarom eet uw Meester met de tollenaren
293 Matt 9:14| Johannes tot Hem, zeggende: Waarom vasten wij en de Farizeen
294 Matt 13:10| komende, zeiden tot Hem: Waarom spreekt Gij tot hen door
295 Matt 14:7 | 7 Waarom hij haar met ede beloofde
296 Matt 14:31| hem: Gij kleingelovige! waarom hebt gij gewankeld? ~
297 Matt 15:2 | 2 Waarom overtreden Uw discipelen
298 Matt 15:3 | antwoordende, zeide tot hen: Waarom overtreedt ook gij het gebod
299 Matt 17:19| Jezus alleen, en zeiden: Waarom hebben wij hem niet kunnen
300 Matt 19:7 | 7 Zij zeiden tot hem: Waarom heeft dan Mozes geboden
301 Matt 21:25| zo zal Hij ons zeggen: Waarom hebt gij hem dan niet geloofd? ~
302 Matt 26:10| verstaande, zeide tot hen: Waarom doet gij deze vrouw moeite
303 Matt 27:46| is: Mijn God! Mijn God! Waarom hebt Gij Mij verlaten! ~
304 Mark 2:18| kwamen en zeiden tot Hem: Waarom vasten de discipelen van
305 Mark 2:24| Farizeen zeiden tot Hem: Zie, waarom doen zij op den sabbatdag,
306 Mark 7:5 | en de Schriftgeleerden: Waarom wandelen Uw discipelen niet
307 Mark 9:11| vraagden Hem, zeggende: Waarom zeggen de Schriftgeleerden,
308 Mark 9:28| Zijn discipelen alleen: Waarom hebben wij hem niet kunnen
309 Mark 11:3 | indien iemand tot u zegt: Waarom doet gij dat? Zo zegt, dat
310 Mark 11:31| hemel, zo zal Hij zeggen: Waarom hebt gij hem dan niet geloofd? ~
311 Mark 15:34| zijnde: Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? ~
312 Luk 2:48 | moeder zeide tot Hem: Kind! waarom hebt Gij ons zo gedaan?
313 Luk 5:30 | Zijn discipelen, zeggende: Waarom eet en drinkt gij met tollenaren
314 Luk 5:33 | 33 En zij zeiden tot Hem: Waarom vasten de discipelen van
315 Luk 6:2 | Farizeen zeiden tot hen: Waarom doet gij, wat niet geoorloofd
316 Luk 11:49 | 49 Waarom ook de wijsheid Gods zegt:
317 Luk 12:57 | 57 En waarom oordeelt gij ook van uzelven
318 Luk 19:23 | 23 Waarom hebt gij dan mijn geld niet
319 Luk 19:31 | indien iemand u vraagt: Waarom ontbindt gij dat, zo zult
320 Luk 19:33 | heren van hetzelve tot hen: Waarom ontbindt gij het veulen? ~
321 Luk 20:5 | Hemel; zo zal Hij zeggen: Waarom hebt gij dan hem niet geloofd? ~
322 Luk 24:17 | elkander verhandelt, en waarom ziet gij droevig? ~
323 Luk 24:38 | Wat zijt gij ontroerd, en waarom klimmen zulke overleggingen
324 Joha 1:25| hem en spraken tot hem: Waarom doopt gij dan, zo gij de
325 Joha 7:45| en die zeiden tot hen: Waarom hebt gij Hem niet gebracht? ~
326 Joha 8:43| 43 Waarom kent gij Mijn spraak niet?
327 Joha 8:46| indien Ik de waarheid zeg, waarom gelooft gij Mij niet? ~
328 Joha 12:5 | 5 Waarom is deze zalf niet verkocht
329 Joha 13:37| Petrus zeide tot Hem: Heere, waarom kan ik U nu niet volgen?
330 Joha 18:23| het kwade; en indien wel, waarom slaat gij Mij? ~
331 Hand 4:25| Uw knecht, gezegd hebt: Waarom woeden de heidenen, en hebben
332 Hand 5:21| zoekt; wat is de oorzaak, waarom gij hier zijt? ~
333 Hand 7:35| 35 Waarom hij ook in een anderen psalm
334 Hand 8:15| 15 En zeggende: Mannen, waarom doet gij deze dingen? Wij
335 Hand 16:30| willende de zekerheid weten, waarom hij van de Joden beschuldigd
336 Hand 18:26| opdat hij hem losliet; waarom hij hem ook dikwijls ontbood,
337 Rom 8:24 | want hetgeen iemand ziet, waarom zal hij het ook hopen? ~
338 Rom 9:20 | het gemaakt heeft, zeggen: Waarom hebt gij mij alzo gemaakt? ~
339 Rom 9:32 | 32 Waarom? Omdat zij die zochten niet
340 Rom 15:22 | 22 Waarom ik ook menigmaal verhinderd
341 1Kor 6:7 | elkander rechtzaken hebt. Waarom lijdt gij niet liever ongelijk?
342 1Kor 6:7 | gij niet liever ongelijk? Waarom lijdt gij niet liever schade? ~
343 1Kor 9:12| over u deelachtig zijn, waarom niet veel meer wij? Doch
344 1Kor 10:29| maar des anderen; want waarom wordt mijn vrijheid geoordeeld
345 1Kor 10:30| der spijze deelachtig ben, waarom word ik gelasterd over hetgeen,
346 1Kor 15:29| ganselijk niet opgewekt worden? Waarom worden zij voor de doden
347 1Kor 15:30| 30 Waarom zijn ook wij alle ure in
348 2Kor 11:11| 11 Waarom? Is het, omdat ik u niet
349 Gal 2:14 | niet naar Joodse wijze, waarom noodzaakt gij de heidenen
350 Gal 5:11 | nog de besnijdenis predik, waarom word ik nog vervolgd? Zo
351 Kol 1:9 | 9 Waarom ook wij, van dien dag af
352 2The 1:11| 11 Waarom wij ook altijd bidden voor
353 Heb 2:17 | 17 Waarom Hij in alles den broederen
354 Heb 7:25 | 25 Waarom Hij ook volkomenlijk kan
355 Heb 8:3 | slachtofferen te offeren; waarom het noodzakelijk was, dat
356 Heb 9:18 | 18 Waarom ook het eerste niet zonder
357 Open 17:7 | de engel zeide tot mij: Waarom verwondert gij u? Ik zal
|