Book Chapter: Verse
1 Gen 14:32 | Heere, HEERE! waarbij zal ik weten, dat ik het erfelijk bezitten
2 Gen 17:21 | en zo niet, Ik zal het weten. ~
3 Gen 38:34 | broeder tot mij; zo zal ik weten, dat gij geen verspieders
4 Gen 39:22 | om spijze te kopen; wij weten niet, wie ons geld in onze
5 Gen 43:2 | deel zijner broederen, te weten vijf mannen, en hij stelde
6 Exo 2:4 | stelde zich van verre, om te weten, wat hem gedaan zou worden. ~
7 Exo 7:5 | Dan zullen de Egyptenaars weten, dat Ik de HEERE ben, wanneer
8 Exo 7:17 | HEERE: Daaraan zult gij weten, dat Ik de HEERE ben; zie,
9 Exo 10:26 | God, te dienen; want wij weten niet, waarmede wij den HEERE,
10 Exo 14:4 | dat de Egyptenaars zullen weten, dat Ik de HEERE ben. En
11 Exo 14:18 | En de Egyptenaars zullen weten, dat Ik de HEERE ben, wanneer
12 Exo 16:6 | den avond, dan zult gij weten, dat u de HEERE uit Egypteland
13 Exo 16:12 | verzadigd worden; en gij zult weten, dat Ik de HEERE uw God
14 Exo 29:46 | 46 En zij zullen weten, dat Ik de HEERE hun God
15 Exo 32:1 | Egypteland uitgevoerd heeft, wij weten niet, wat hem geschied zij. ~
16 Exo 32:23 | Egypteland opgevoerd heeft, wij weten niet, wat hem geschied zij. ~
17 Exo 33:1 | Egypteland uitgevoerd heeft, wij weten niet, wat hem geschied zij. ~
18 Exo 33:23 | Egypteland opgevoerd heeft, wij weten niet, wat hem geschied zij. ~
19 Exo 34:5 | sieraad van u af, en Ik zal weten, wat Ik u doen zal. ~
20 Exo 34:12 | maar Gij laat mij niet weten, wien Gij met mij zult zenden;
21 Exo 34:13 | ogen, zo laat mij nu Uw weg weten, en ik zal U kennen, opdat
22 Exo 36:1 | verstand gegeven had, om te weten, hoe zij maken zouden alle
23 Exo 38:24 | werk des heiligdoms, te weten, het goud des beweegoffers,
24 Exo 40:2 | dag der eerste maand, te weten op den eersten der maand,
25 Lev 22:74 | 43 Opdat uw geslachten weten, dat Ik de kinderen Israels
26 Num 4:4 | tent der samenkomst, te weten de heiligheid der heiligheden. ~
27 Num 4:25 | tent der samenkomst; te weten haar deksel, en het dassendeksel,
28 Num 16:38 | 38 Te weten de wierookvaten van dezen,
29 Num 27:20 | heerlijkheid, opdat zij horen, te weten de ganse vergadering der
30 Num 31:36 | 36 En de helft, te weten het deel dergenen, die tot
31 Deu 1:39 | heden noch goed noch kwaad weten, die zullen daarin komen,
32 Deu 4:39 | 39 Zo zult gij heden weten, en in uw hart hervatten,
33 Deu 7:9 | 9 Gij zult dan weten, dat de HEERE, uw God, die
34 Deu 8:2 | om u te verzoeken, om te weten, wat in uw hart was, of
35 Deu 9:3 | 3 Zo zult gij heden weten, dat de HEERE, uw God, Degene
36 Deu 11:2 | En gijlieden zult heden weten, dat ik niet spreek met
37 Deu 11:2 | uw kinderen, die het niet weten, en de onderwijzing des
38 Deu 13:3 | verzoekt ulieden, om te weten, of gij den HEERE, uw God,
39 Joz 3:7 | van gans Israel, opdat zij weten, dat Ik met u zijn zal,
40 Joz 3:13 | Jordaan afgesneden worden, te weten de wateren, die van boven
41 Joz 3:16 | zee des vlakken velds, te weten de Zoutzee, afliepen, vergingen,
42 Joz 16:5 | huisgezinnen, is deze: te weten, de landpale huns erfdeels
43 Joz 17:1 | eerstgeborene van Jozef was: te weten Machir, de eerstgeborene
44 Joz 17:2 | naar hun huisgezinnen; te weten de kinderen van Abiezer,
45 Joz 23:22 | Israel zelf zal het ook weten! Is het door wederspannigheid,
46 Joz 23:31 | kinderen van Manasse: Heden weten wij, dat de HEERE in het
47 Ric 5:25 | die van uw vader zijn, te weten, den tweeden var, van zeven
48 Ric 5:37 | de ganse aarde, zo zal ik weten, dat Gij Israel door mijn
49 Ric 6:24 | wateren, tot aan Beth-bara, te weten de Jordaan; alzo werd alle
50 Ric 17:5 | toch God, dat wij mogen weten, of onze weg, op welken
51 Ric 18:2 | was aldaar enige dagen, te weten vier maanden. ~
52 Ric 19:22 | volk versterkte zich, te weten de mannen van Israel, en
53 1Sa 6:2 | des HEEREN doen? Laat ons weten, waarmede wij ze aan haar
54 1Sa 6:9 | maar zo niet, zo zullen wij weten, dat Zijn hand ons niet
55 1Sa 17:40 | herderstas, die hij had, te weten in den zak, en zijn slinger
56 1Sa 17:46 | geven; en de ganse aarde zal weten, dat Israel een God heeft. ~
57 1Sa 17:47 | deze ganse vergadering zal weten, dat de HEERE niet door
58 1Sa 21:2 | niemand iets van de zaak weten, om dewelke ik u gezonden
59 1Sa 25:31 | aanstoot des harten, te weten, dat gij bloed zonder oorzaak
60 1Sa 28:1 | David: Gij zult zekerlijk weten, dat gij met mij in het
61 1Sa 28:2 | tot Achis: Aldus zult gij weten, wat uw knecht doen zal.
62 1Sa 28:3 | hem begraven te Rama, te weten in zijn stad. En Saul had
63 2Sa 2:15 | twaalf van Benjamin, te weten voor Isboseth, Sauls zoon,
64 2Sa 3:25 | u te overreden, en om te weten uw uitgang en uw ingang,
65 2Sa 3:25 | en uw ingang, ja, om te weten alles, wat gij doet. ~
66 2Sa 10:5 | Als zij dit David lieten weten, zo zond hij hun tegemoet;
67 2Sa 11:5 | zij henen, en liet David weten, en zeide: Ik ben zwanger
68 2Sa 11:18 | handel van dezen strijd weten. ~
69 2Sa 19:8 | En zij lieten al het volk weten, zeggende: Ziet, de koning
70 2Sa 20:14 | van Israel, naar Abel, te weten, Beth-Maacha, en het ganse
71 1Kon 2:9 | wijs man zijt; en gij zult weten, wat gij hem doen zult,
72 1Kon 7:41| 41 Te weten de twee pilaren, en bollen
73 1Kon 8:43| Uw volk Israel, en om te weten, dat Uw Naam genoemd wordt
74 1Kon 8:60| Opdat alle volken der aarde weten, dat de HEERE die God is,
75 1Kon 11:33| recht is in Mijn ogen, te weten Mijn inzettingen en Mijn
76 1Kon 13:23| hem den ezel zadelde, te weten voor den profeet, dien hij
77 1Kon 19:1 | die hij gedood had, te weten al de profeten, met het
78 2Kon 5:8 | tot mij komen, zo zal hij weten, dat er een profeet in Israel
79 2Kon 7:12| Syriers ons gedaan hebben; zij weten, dat wij hongerig zijn;
80 2Kon 8:9 | geschenk in zijn hand, te weten, alle goed van Damaskus,
81 2Kon 10:29| volgen, week Jehu niet af, te weten, van de gouden kalveren,
82 2Kon 12:4 | het huis des HEEREN, te weten het geld desgenen, die overgaat
83 2Kon 13:4 | het huis des HEEREN, te weten het geld desgenen, die overgaat
84 2Kon 19:26| in de steden van Samaria, weten de wijze des Gods van het
85 2Kon 19:26| doden hen, dewijl zij niet weten de wijze des Gods van het
86 2Kon 21:19| alle koninkrijken der aarde weten, dat Gij, HEERE, alleen
87 1Kro 4:15| de kinderen van Ela, te weten Kenaz. ~
88 1Kro 4:42| 42 Ook gingen uit hen, te weten uit de kinderen van Simeon,
89 1Kro 5:24| hunner vaderlijke huizen, te weten: Hefer, en Jisei, en Eliel,
90 1Kro 5:26| hen gevankelijk weg, te weten de Rubenieten, en de Gadieten,
91 1Kro 12:32| verstand van de tijden, om te weten wat Israel doen moest; hun
92 1Kro 24:29| 29 Te weten tot het brood der toerichting,
93 1Kro 29:18| voorbeeld des wagens, te weten der cherubim, die de vleugels
94 1Kro 29:19| van de hand des HEEREN, te weten al de werken dezes voorbeelds. ~
95 2Kro 2:8 | knechten het hout van Libanon weten te houwen; en zie, mijn
96 2Kro 7:33| Uw volk Israel, als om te weten, dat Uw Naam genoemd wordt
97 2Kro 14:5 | Staat het u niet toe te weten, dat de HEERE, de God Israels,
98 2Kro 21:12| die tegen ons komt, en wij weten niet, wat wij doen zullen;
99 2Kro 25:10| scheidde Amazia die af, te weten de benden, die uit Efraim
100 2Kro 32:31| hem te verzoeken, om te weten al wat in zijn hart was. ~
101 Ezra 4:15| het boek der kronieken, en weten, dat dezelve stad een rebelle
102 Ezra 6:8 | huis Gods te bouwen; te weten, dat uit des konings goederen,
103 Ezra 7:24| 24 Ook laten wij ulieden weten, aangaande alle priesteren
104 Ezra 7:25| allen, die de wetten Gods weten, en die ze niet weet, zult
105 Neh 4:11 | gezegd: Zij zullen het niet weten, noch zien, totdat wij in
106 Neh 9:22 | bezeten het land van Sihon, te weten, het land des konings van
107 Neh 11:23 | des konings van hen, te weten, een zeker onderhoud voor
108 Job 8:9 | wij zijn van gisteren en weten niet; dewijl onze dagen
109 Job 10:2 | Verdoem mij niet; doe mij weten, waarover Gij met mij twist. ~
110 Job 11:8 | dan de hel, wat kunt gij weten? ~
111 Job 15:9 | Wat weet gij, dat wij niet weten? Wat verstaat gij, dat bij
112 Job 23:5 | 5 Ik zou de redenen weten, die Hij mij antwoorden
113 Job 31:6 | God zal mijn oprechtigheid weten. ~
114 Psa 9:21 | vreze aan; laat de heidenen weten, dat zij mensen zijn. Sela. ~ ~ ~ ~
115 Psa 59:14 | er niet zijn, en laat hen weten, dat God heerser is in Jakob,
116 Psa 73:11 | zeggen: Hoe zou het God weten, en zou er wetenschap zijn
117 Psa 78:3 | Die wij gehoord hebben en weten ze, en onze vaders ons verteld
118 Psa 78:6 | navolgende geslacht die weten zou, de kinderen, die geboren
119 Psa 82:5 | 5Zij weten niet, en verstaan niet;
120 Psa 83:19 | 19 Opdat zij weten, dat Gij alleen met Uw Naam
121 Psa 109:27 | 27 Opdat zij weten, dat dit Uw hand is, dat
122 Spre 1:2 | Om wijsheid en tucht te weten; om te verstaan redenen
123 Spre 4:1 | merkt op, om verstand te weten. ~
124 Spre 4:19| goddelozen is als donkerheid, zij weten niet, waarover zij struikelen
125 Spre 10:32| lippen des rechtvaardigen weten wat welgevallig is; maar
126 Spre 24:12| Wanneer gij zegt: Ziet, wij weten dat niet; zal Hij, Die de
127 Spre 24:12| gadeslaat, zal Hij het niet weten? Want Hij zal den mens vergelden
128 Pred 1:17| wijsheid en wetenschap te weten, onzinnigheden en dwaasheid;
129 Pred 4:17| slachtoffer te geven; want zij weten niet, dat zij kwaad doen. ~ ~ ~ ~ ~
130 Pred 7:25| om, en mijn hart, om te weten, en om na te sporen, en
131 Pred 7:25| een sluitrede; en om te weten de goddeloosheid der zotheid,
132 Pred 8:5 | wijzen zal tijd en wijze weten. ~
133 Pred 8:16| hart begaf, om wijsheid te weten, en om aan te zien de bezigheid,
134 Pred 8:17| wijze zeide, dat hij het zou weten, zo zal hij het toch niet
135 Pred 9:5 | 5 Want de levenden weten, dat zij sterven zullen,
136 Pred 9:5 | sterven zullen, maar de doden weten niet met al; zij hebben
137 Pred 10:15| hen moede; dewijl zij niet weten naar de stad te gaan. ~
138 Jes 15:9 | nog meer toeschikken: te weten leeuwen over de ontkomenen
139 Jes 37:20 | alle koninkrijken der aarde weten, dat Gij alleen de HEERE
140 Jes 41:22 | en het einde daarvan weten; of doet ons de toekomende
141 Jes 41:23 | komen zullen, opdat wij weten, dat gij goden zijt; ja,
142 Jes 41:26 | beginne aan, dat wij het weten mogen, of van te voren,
143 Jes 43:14 | vluchtig doen nederdalen, te weten de Chaldeen, in de
144 Jes 43:19 | zult gijlieden dat niet weten? Ja, Ik zal in de woestijn
145 Jes 44:9 | getuigen; zij zien niet, en zij weten niet, daarom zullen
146 Jes 44:18 | 18 Zij weten niet, en verstaan niet,
147 Jes 45:3 | rijkdommen; opdat gij moogt weten, dat Ik de HEERE ben, Die
148 Jes 45:20 | heidenen ontkomen zijt! Zij weten niets, die hun houten gesneden
149 Jes 47:11 | den dageraad daarvan niet weten; en een verderf zal er op
150 Jes 47:11 | komen, dat gij het niet weten zult. ~
151 Jes 49:23 | lekken; en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben, dat
152 Jes 57:10 | wachters zijn allen blind, zij weten niet; zij allen zijn stomme
153 Jes 61:16 | koningen zuigen; en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben, uw
154 Jer 4:22 | doen, maar goed te doen weten zij niet. ~
155 Jer 5:4 | het recht hun Gods niet weten. ~
156 Jer 5:5 | met hen spreken, want die weten den weg des HEEREN, het
157 Jer 6:15 | zich in het minste niet, weten ook niet van schaamrood
158 Jer 6:27 | opdat gij hun weg zoudt weten en proeven. ~
159 Jer 8:12 | zich in het minste niet, en weten niet schaamrood te worden;
160 Jer 13:12 | zullen zij tot u zeggen: Weten wij niet zeer wel, dat alle
161 Jer 14:18 | om in het land, en weten niet. ~
162 Jer 16:21 | Mijn macht; en zij zullen weten, dat Mijn Naam is HEERE. ~ ~ ~ ~ ~
163 Jer 29:16 | dat in deze stad woont, te weten, uw broederen, die met u
164 Jer 34:21 | die hun ziel zoeken, te weten, in de hand van het heir
165 Jer 40:15 | en niemand zal het weten; waarom zou hij u aan het
166 Jer 41:1 | oversten des konings, te weten tien mannen, met hem
167 Jer 41:10 | Mizpa was, gevankelijk, te weten des konings dochteren, en
168 Jer 41:16 | Ahikam, geslagen had) te weten de mannen, die krijgslieden
169 Jer 43:1 | hen gezonden had, te weten al die woorden, ~
170 Jer 44:14 | ontkome, of overblijve; te weten om weder te keren in
171 Jer 44:28 | vreemdelingen te verkeren, zullen weten, wiens woord bestaan zal,
172 Jer 49:32 | verstrooien in alle winden, te weten degenen, die aan de hoeken
173 Jer 51:60 | komen zou, in een boek, te weten al deze woorden, die tegen
174 Jer 52:20 | het koper daarvan, te weten van al deze vaten, was zonder
175 Eze 2:5 | wederspannig huis), zo zullen zij weten, dat een profeet in het
176 Eze 5:13 | troosten; en zij zullen weten, dat Ik, de HEERE, in Mijn
177 Eze 6:10 | 10 En zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben; Ik
178 Eze 6:13 | 13 Dan zult gij weten, dat Ik de HEERE ben, als
179 Eze 7:4 | zijn, en gijlieden zult weten, dat Ik de HEERE ben. ~
180 Eze 7:9 | zijn; en gijlieden zult weten, dat Ik de HEERE ben,
181 Eze 7:27 | ze richten; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben. ~ ~ ~ ~ ~
182 Eze 11:10 | Ik u richten, en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben. ~
183 Eze 11:12 | 12 En gij zult weten, dat Ik de HEERE ben, omdat
184 Eze 12:15 | 15 Alzo zullen zij weten, dat Ik de HEERE ben, wanneer
185 Eze 12:16 | komen zullen, en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben. ~
186 Eze 12:20 | wildernis zijn; en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben. ~
187 Eze 13:9 | niet komen; en gij zult weten, dat Ik de Heere HEERE ben. ~
188 Eze 13:14 | haar omkomen; en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben. ~
189 Eze 13:16 | 16 Te weten de profeten Israels, die
190 Eze 13:21 | tot een jacht; en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben. ~
191 Eze 13:23 | hand redden, en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben. ~ ~
192 Eze 14:8 | en gijlieden zult weten, dat Ik de HEERE ben. ~
193 Eze 14:23 | handelingen zien zult; en gij zult weten, dat Ik niet zonder oorzaak
194 Eze 15:7 | hen verteren; en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben, als
195 Eze 16:62 | u oprichten, en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben; ~
196 Eze 17:21 | worden; en gijlieden zult weten, dat Ik, de HEERE,
197 Eze 17:24 | zullen alle bomen des velds weten, dat Ik, de HEERE, den hogen
198 Eze 20:12 | tussen hen, opdat zij zouden weten, dat Ik de HEERE ben, Die
199 Eze 20:26 | ten einde dat zij zouden weten, dat Ik de HEERE ben. ~
200 Eze 20:38 | weder komen, en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben. ~
201 Eze 20:42 | 42 En gij zult weten, dat Ik de HEERE ben, als
202 Eze 20:44 | 44 Zo zult gij weten, dat Ik de HEERE ben, als
203 Eze 21:5 | 5 En alle vlees zal weten, dat Ik, de HEERE, Mijn
204 Eze 22:16 | der heidenen; en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben. ~
205 Eze 22:22 | gesmolten worden; en gij zult weten, dat Ik, de HEERE, Mijn
206 Eze 23:49 | dragen; en gijlieden zult weten, dat Ik de Heere HEERE ben. ~ ~
207 Eze 24:24 | als dit komt, dan zult gij weten, dat Ik de Heere HEERE ben. ~
208 Eze 24:27 | zijn, en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben. ~ ~
209 Eze 25:5 | schaapskooi; en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben. ~
210 Eze 25:7 | verdelgen; en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben. ~
211 Eze 25:11 | gerichten oefenen; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben. ~
212 Eze 25:17 | hen doen; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben, als
213 Eze 26:6 | gedood worden; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben. ~
214 Eze 28:22 | verheerlijkt worden; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben, als
215 Eze 28:23 | rondom; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben.
216 Eze 28:24 | henlieden beroven; en zij zullen weten, dat Ik de Heere HEERE
217 Eze 28:26 | hen zijn; en zij zullen weten dat Ik, de HEERE, hunlieder
218 Eze 29:6 | inwoners van Egypte zullen weten, dat Ik de HEERE ben, omdat
219 Eze 29:9 | woestheid, en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben; omdat
220 Eze 29:16 | omzien; maar zij zullen weten, dat Ik de Heere HEERE
221 Eze 29:21 | midden van hen; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben. ~ ~
222 Eze 30:8 | 8 En zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben, als
223 Eze 30:19 | in Egypte; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben. ~
224 Eze 30:25 | daarhenen vallen; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben, als
225 Eze 30:26 | landen; alzo zullen zij weten, dat Ik de HEERE ben. ~ ~
226 Eze 32:15 | wonen; alzo zullen zij weten, dat Ik de HEERE ben. ~
227 Eze 33:29 | 29 Dan zullen zij weten, dat Ik de HEERE ben, als
228 Eze 33:33 | zal komen!) dan zullen zij weten, dat er een profeet in het
229 Eze 34:27 | zijn in hun land; en zullen weten, dat Ik de HEERE ben, als
230 Eze 34:30 | 30 Maar zij zullen weten, dat Ik, de HEERE, hun God,
231 Eze 35:4 | verwoesting worden, en zult weten, dat Ik de HEERE ben. ~
232 Eze 35:9 | bewoond worden; alzo zult gij weten, dat Ik de HEERE ben. ~
233 Eze 35:12 | 12 En gij zult weten, dat Ik, de HEERE, al uw
234 Eze 35:15 | worden; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben. ~ ~
235 Eze 36:11 | beginselen; en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben. ~
236 Eze 36:23 | hebt; en de heidenen zullen weten, dat Ik de HEERE ben,
237 Eze 36:36 | zullen overgelaten zijn, weten, dat Ik, de HEERE, de verstoorde
238 Eze 36:38 | mensenkudden; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben. ~ ~ ~ ~ ~
239 Eze 37:6 | levend worden; en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben. ~
240 Eze 37:13 | 13 En gij zult weten, dat Ik de HEERE ben, als
241 Eze 37:14 | land zetten; en gij zult weten, dat Ik, de HEERE, dit gesproken
242 Eze 37:28 | En de heidenen zullen weten, dat Ik de HEERE ben, Die
243 Eze 38:23 | heidenen; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben. ~ ~
244 Eze 39:6 | zeker wonen; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben. ~
245 Eze 39:7 | ontheiligen; en de heidenen zullen weten, dat Ik de HEERE ben,
246 Eze 39:22 | het huis Israels zullen weten, dat Ik, de HEERE, hunlieder
247 Eze 39:23 | En de heidenen zullen weten, dat die van het huis Israels
248 Eze 39:28 | 28 Dan zullen zij weten, dat Ik, de HEERE, hunlieder
249 Eze 41:24 | bladen aan de deuren; te weten twee bladen, die men omdraaien
250 Eze 44:7 | om dat te ontheiligen, te weten Mijn huis; als gij
251 Dan 1:3 | de kinderen Israels, te weten, uit het koninklijk zaad,
252 Dan 2:3 | ontsteld om dien droom te weten. ~
253 Dan 2:9 | mij den droom, dan zal ik weten, dat gij mij deszelfs uitlegging
254 Dan 2:30 | gedachten uws harten zoudt weten.
255 Dan 4:9 | dien ik gezien heb, te weten zijn uitlegging. ~
256 Dan 4:25 | 25 Te weten, men zal u van de mensen
257 Dan 5:23 | niet zien, noch horen, noch weten, hebt gij geprezen; maar
258 Joe 2:27 | 27 En gij zult weten, dat Ik in het midden van
259 Joe 3:17 | 17 En gijlieden zult weten, dat Ik de HEERE, uw God
260 Amos 3:10| 10 Want zij weten niet te doen, dat recht
261 Jona 1:7 | werpen, opdat wij mogen weten, om wiens wil ons dit kwaad
262 Jona 4:11| zijn, die geen onderscheid weten tussen hun rechterhand,
263 Mic 3:1 | ulieden niet het recht te weten? ~
264 Mic 4:12 | 12 Maar zij weten de gedachten des HEEREN
265 Zac 2:9 | wezen. Alzo zult gijlieden weten, dat de HEERE der heirscharen
266 Zac 2:11 | van u wonen; en gij zult weten, dat de HEERE der heirscharen
267 Zac 6:11 | 11 Te weten, neem zilver en goud, en
268 Zac 6:15 | HEEREN, en gijlieden zult weten, dat de HEERE der heirscharen
269 Mal 2:4 | 4 Dan zult gij weten, dat Ik dit gebod tot u
270 Mal 3:1 | Dien gijlieden zoekt, te weten de Engel des verbonds,
271 Matt 6:3 | laat uw linker hand niet weten, wat uw rechter doet; ~
272 Matt 9:6 | 6 Doch opdat gij moogt weten, dat de Zoon des mensen
273 Matt 13:11| Koninkrijk der hemelen te weten, maar dien is het niet gegeven. ~
274 Matt 21:27| antwoordende, zeiden: Wij weten het niet. En Hij zeide tot
275 Matt 22:16| zeggende: Meester! wij weten, dat Gij waarachtig zijt,
276 Mark 2:10| 10 Doch opdat gij moogt weten, dat de Zoon des mensen
277 Mark 5:43| dat niemand datzelve zou weten; en zeide, dat men haar
278 Mark 11:33| zeiden zij tot Jezus: Wij weten het niet. En Jezus, antwoordende,
279 Mark 12:14| zeiden tot Hem: Meester, wij weten, dat Gij waarachtig zijt,
280 Luk 1:18 | engel: Waarbij zal ik dat weten? Want ik ben oud, en mijn
281 Luk 5:24 | 24 Doch opdat gij moogt weten, dat de Zoon des mensen
282 Luk 7:39 | een profeet ware, zou wel weten, wat en hoedanige vrouw
283 Luk 11:44 | die daarover wandelen, weten het niet. ~
284 Luk 19:15 | geld gegeven had; opdat hij weten mocht, wat een iegelijk
285 Luk 20:21 | zeggende: Meester, wij weten, dat Gij recht spreekt en
286 Luk 23:34 | vergeef het hun; want zij weten niet, wat zij doen. En verdelende
287 Joha 3:2 | zeide tot Hem: Rabbi, wij weten, dat Gij zijt een Leraar
288 Joha 3:11| u: Wij spreken, wat Wij weten, en getuigen, wat Wij gezien
289 Joha 4:22| wij aanbidden, wat wij weten; want de zaligheid is uit
290 Joha 4:42| zelven hebben Hem gehoord, en weten, dat Deze waarlijk is de
291 Joha 7:26| wel de oversten waarlijk weten, dat Deze waarlijk is de
292 Joha 7:27| 27 Doch van Dezen weten wij, van waar Hij is; maar
293 Joha 7:27| komen zal, zo zal niemand weten, van waar Hij is. ~
294 Joha 9:20| antwoordden hun en zeiden: Wij weten, dat deze onze zoon is,
295 Joha 9:21| 21 Maar hoe hij nu ziet, weten wij niet; of wie zijn ogen
296 Joha 9:21| zijn ogen geopend heeft, weten wij niet; hij heeft zijn
297 Joha 9:24| hem: Geef God de eer; wij weten, dat deze Mens een zondaar
298 Joha 9:29| 29 Wij weten, dat God tot Mozes gesproken
299 Joha 9:29| gesproken heeft; maar Dezen weten wij niet, van waar Hij is. ~
300 Joha 9:31| 31 En wij weten, dat God de zondaars niet
301 Joha 14:5 | zeide tot Hem: Heere, wij weten niet, waar Gij heengaat;
302 Joha 14:5 | en hoe kunnen wij den weg weten? ~
303 Joha 16:18| zegt: Een kleinen tijd? Wij weten niet, wat Hij zegt. ~
304 Joha 16:30| 30 Nu weten wij, dat Gij alle dingen
305 Joha 18:21| gesproken heb; zie, dezen weten, wat Ik gezegd heb. ~
306 Joha 20:2 | weggenomen uit het graf, en wij weten niet, waar zij Hem gelegd
307 Joha 21:24| geschreven heeft; en wij weten, dat zijn getuigenis waarachtig
308 Hand 1:7 | Het komt u niet toe, te weten de tijden of gelegenheden,
309 Hand 11:19| zeggende: Kunnen wij niet weten, welke deze nieuwe leer
310 Hand 11:20| onze oren; wij willen dan weten, wat toch dit zijn wil. ~
311 Hand 15:24| bescheren mogen; en alle mogen weten, dat er niets is aan hetgeen,
312 Hand 15:34| hij de zekerheid niet kon weten vanwege de beroerte, beval
313 Hand 16:19| En ik zeide: Heere, zij weten, dat ik in de gevangenis
314 Hand 16:30| daags, willende de zekerheid weten, waarom hij van de Joden
315 Hand 17:15| dan nu, laat den overste weten met den raad, dat hij hem
316 Hand 17:28| 28 En willende de zaak weten, waarover zij hem beschuldigden,
317 Hand 18:11| 11 Alzo gij kunt weten, dat het niet meer dan twaalf
318 Hand 20:4 | te Jeruzalem geweest is, weten al de Joden; ~
319 Rom 1:32 | daar zij het recht Gods weten,, namelijk, dat degenen,
320 Rom 2:2 | 2 En wij weten, dat het oordeel Gods naar
321 Rom 3:19 | 19 Wij weten nu, dat al wat de wet zegt,
322 Rom 7:14 | 14 Want wij weten, dat de wet geestelijk is,
323 Rom 8:22 | 22 Want wij weten, dat het ganse schepsel
324 Rom 8:26 | zwakheden mede te hulp; want wij weten niet, wat wij bidden zullen,
325 Rom 8:28 | 28 En wij weten, dat dengenen, die God liefhebben,
326 Rom 13:11 | de gelegenheid des tijds weten, dat het de ure is, dat
327 1Kor 2:2 | niet voorgenomen iets te weten onder u, dan Jezus Christus,
328 1Kor 2:12| God is, opdat wij zouden weten de dingen, die ons van God
329 1Kor 8:1 | afgoden geofferd zijn, wij weten, dat wij allen te zamen
330 1Kor 8:2 | zo iemand meent iets te weten, die heeft nog niets gekend,
331 1Kor 8:4 | afgoden geofferd zijn, wij weten, dat een afgod niets is
332 2Kor 1:7 | hoop van u is vast, als die weten, dat, gelijk gij gemeenschap
333 2Kor 5:1 | 1 Want wij weten, dat, zo ons aardse huis
334 2Kor 5:6 | dan altijd goeden moed, en weten, dat wij, inwonende in het
335 Efez 1:18| verstands, opdat gij moogt weten, welke zij de hoop van Zijn
336 Efez 4:22| 22 Te weten dat gij zoudt afleggen,
337 Efez 6:21| 21 En opdat ook gij moogt weten hetgeen mij aangaat; en
338 Efez 6:22| opdat gij onze zaken zoudt weten, en hij uw harten zou vertroosten. ~
339 Fili 1:17| dezen uit liefde, dewijl zij weten, dat ik tot verantwoording
340 Kol 4:6 | besprengd, opdat gij moogt weten, hoe gij een iegelijk moet
341 1Tim 1:8 | 8 Doch wij weten, dat de wet goed is, zo
342 1Tim 3:15| vertoef, opdat gij moogt weten, hoe men in het huis Gods
343 File 1:9 | daar ik zodanig een ben, te weten Paulus, een oud man, en
344 Jako 2:20| 20 Maar wilt gij weten, o ijdel mens, dat het geloof
345 1Joh 3:2 | wij zijn zullen. Maar wij weten, dat als Hij zal geopenbaard
346 1Joh 3:14| 14 Wij weten, dat wij overgegaan zijn
347 1Joh 5:15| 15 En indien wij weten, dat Hij ons verhoort, wat
348 1Joh 5:15| wat wij ook bidden, zo weten wij, dat wij de beden verkrijgen,
349 1Joh 5:18| 18 Wij weten, dat een iegelijk, die uit
350 1Joh 5:19| 19 Wij weten, dat wij uit God zijn, en
351 1Joh 5:20| 20 Doch wij weten, dat de Zoon van God gekomen
352 Jud 1:10 | dezen, hetgeen zij niet weten, dat lasteren zij; en hetgeen
353 Jud 1:10 | als de onredelijke dieren, weten, in hetzelve verderven zij
354 Open 2:23| en al de Gemeenten zullen weten, dat Ik het ben, Die nieren
355 Open 3:3 | een dief, en gij zult niet weten, op wat ure Ik over u komen
|