Book Chapter: Verse
1 Exo 4:14 | Mozes, en Hij zeide: is niet Aaron, de Leviet, uw broeder?
2 Exo 4:27 | 27 De HEERE zeide ook tot Aaron: Ga Mozes tegemoet in de
3 Exo 4:28 | 28 En Mozes gaf Aaron te kennen al de woorden
4 Exo 4:29 | 29 Toen ging Mozes en Aaron, en zij verzamelden al de
5 Exo 4:30 | 30 En Aaron sprak al de woorden, die
6 Exo 5:1 | En daarna gingen Mozes en Aaron heen, en zeiden tot Farao:
7 Exo 5:4 | Egypte tot hen: Gij, Mozes en Aaron! waarom trekt gij het volk
8 Exo 5:20 | zij ontmoetten Mozes en Aaron, die tegen hen over stonden,
9 Exo 6:12 | de HEERE tot Mozes en tot Aaron, en gaf hun bevel aan de
10 Exo 6:19 | huisvrouw, en zij baarde hem Aaron en Mozes; en de jaren des
11 Exo 6:22 | 22 En Aaron nam zich tot een vrouw Eliseba,
12 Exo 6:24 | En Eleazar, de zoon van Aaron, nam voor zich een van de
13 Exo 6:25 | 25 Dit is Aaron en Mozes, tot welke de HEERE
14 Exo 6:26 | leidden; dit is Mozes en Aaron. ~
15 Exo 7:1 | god gezet over Farao; en Aaron, uw broeder, zal uw profeet
16 Exo 7:2 | wat Ik u gebieden zal; en Aaron, uw broeder, zal tot Farao
17 Exo 7:6 | 6 Toen deed Mozes en Aaron, als hun de HEERE geboden
18 Exo 7:7 | was tachtig jaar oud, en Aaron was drie en tachtig jaar
19 Exo 7:8 | HEERE sprak tot Mozes en tot Aaron, zeggende: ~
20 Exo 7:9 | ulieden; zo zult gij tot Aaron zeggen: Neem uw staf, en
21 Exo 7:10 | 10 Toen ging Mozes en Aaron tot Farao henen in, en deden
22 Exo 7:10 | de HEERE geboden had; en Aaron wierp zijn staf neder voor
23 Exo 7:19 | HEERE tot Mozes: zeg tot Aaron: Neem uw staf, en steek
24 Exo 7:20 | 20 Mozes nu en Aaron deden alzo, gelijk de HEERE
25 Exo 8:5 | HEERE tot Mozes: Zeg tot Aaron: Strek uw hand uit met uw
26 Exo 8:6 | 6 En Aaron strekte zijn hand uit over
27 Exo 8:8 | 8 En Farao riep Mozes en Aaron, en zeide: Bidt vuriglijk
28 Exo 8:12 | 12 Toen ging Mozes en Aaron uit van Farao; en Mozes
29 Exo 8:16 | HEERE tot Mozes: Zeg tot Aaron: Strek uw staf uit, en sla
30 Exo 8:17 | En zij deden alzo; want Aaron strekte zijn hand uit met
31 Exo 8:25 | Toen riep Farao Mozes en Aaron, en zeide: Gaat heen, en
32 Exo 9:8 | de HEERE tot Mozes en tot Aaron: Neemt gijlieden uw vuisten
33 Exo 9:27 | heen, en hij riep Mozes en Aaron, en zeide tot hen: Ik heb
34 Exo 10:3 | 3 Zo gingen Mozes en Aaron tot Farao, en zeiden tot
35 Exo 10:8 | 8 Toen werden Mozes en Aaron weder tot Farao gebracht,
36 Exo 10:16 | haastte Farao, om Mozes en Aaron te roepen, en zeide: Ik
37 Exo 11:10 | 10 En Mozes en Aaron hebben al deze wonderen
38 Exo 12:1 | nu had tot Mozes en tot Aaron in Egypteland gesproken,
39 Exo 12:28 | gelijk als de HEERE Mozes en Aaron geboden had, alzo deden
40 Exo 12:31 | 31 Toen riep hij Mozes en Aaron in den nacht, en zeide:
41 Exo 12:43 | zeide de HEERE tot Mozes en Aaron: Dit is de inzetting van
42 Exo 12:50 | gelijk als de HEERE Mozes en Aaron geboden had, alzo deden
43 Exo 16:2 | murmureerde tegen Mozes en tegen Aaron, in de woestijn. ~
44 Exo 16:6 | 6 Toen zeiden Mozes en Aaron tot al de kinderen Israels:
45 Exo 16:9 | 9 Daarna zeide Mozes tot Aaron: Zeg tot de ganse vergadering
46 Exo 16:10 | 10 En het geschiedde, als Aaron tot de ganse vergadering
47 Exo 16:33 | 33 Ook zeide Mozes tot Aaron: Neem een kruik, en doe
48 Exo 16:34 | geboden had, alzo zette ze Aaron voor de getuigenis tot bewaring. ~
49 Exo 17:10 | tegen Amalek; doch Mozes, Aaron en Hur klommen op de hoogte
50 Exo 17:12 | dat hij daarop zat; en Aaron en Hur onderstutten zijn
51 Exo 18:12 | brandoffer en slachtofferen; en Aaron kwam, en al de oversten
52 Exo 19:24 | af, daarna zult gij, en Aaron met u, opklimmen; doch dat
53 Exo 24:1 | op tot den HEERE, gij en Aaron, Nadab en Abihu, en zeventig
54 Exo 24:9 | 9 Mozes nu en Aaron klommen opwaarts, ook Nadab
55 Exo 24:14 | weder tot u komen; en ziet, Aaron en Hur zijn bij u; wie enige
56 Exo 27:21 | de getuigenis is, zal ze Aaron en zijn zonen toerichten,
57 Exo 28:1 | Daarna zult gij uw broeder Aaron, en zijn zonen met hem,
58 Exo 28:1 | priesterambt te bedienen: namelijk Aaron, Nadab en Abihu, Eleazar
59 Exo 28:1 | en Ithamar, de zonen van Aaron. ~
60 Exo 28:2 | gij zult voor uw broeder Aaron heilige klederen maken,
61 Exo 28:3 | vervuld heb, dat zij voor Aaron klederen maken, om hem te
62 Exo 28:4 | zullen dan voor uw broeder Aaron heilige klederen maken,
63 Exo 28:12 | de kinderen Israels; en Aaron zal hun namen op zijn beide
64 Exo 28:29 | 29 Alzo zal Aaron de namen der zonen van Israel
65 Exo 28:30 | dat zij op het hart van Aaron zijn, als hij voor het aangezicht
66 Exo 28:30 | HEEREN ingaan zal; alzo zal Aaron dat gericht der kinderen
67 Exo 28:35 | 35 En Aaron zal denzelven aanhebben,
68 Exo 28:38 | zal op het voorhoofd van Aaron zijn, opdat Aaron drage
69 Exo 28:38 | voorhoofd van Aaron zijn, opdat Aaron drage de ongerechtigheid
70 Exo 28:40 | 40 Voor de zonen van Aaron zult gij ook rokken maken,
71 Exo 28:41 | gij zult die uw broeder Aaron en ook zijn zonen aantrekken;
72 Exo 28:43 | 43 Aaron nu en zijn zonen zullen
73 Exo 29:4 | 4 Alsdan zult gij Aaron en zijn zonen doen naderen
74 Exo 29:5 | gij de klederen nemen, en Aaron den rok, en den mantel des
75 Exo 29:9 | gordel omgorden, namelijk Aaron en zijn zonen; en gij zult
76 Exo 29:9 | Voorts zult gij de hand van Aaron vullen, en de hand zijner
77 Exo 29:10 | tent der samenkomst; en Aaron en zijn zonen zullen hun
78 Exo 29:15 | gij den ene ram nemen, en Aaron en zijn zonen zullen hun
79 Exo 29:19 | den anderen ram nemen, en Aaron en zijn zonen zullen hun
80 Exo 29:20 | het rechter oorlapje van Aaron, en op het rechteroorlapje
81 Exo 29:21 | zalfolie, en gij zult op Aaron en op zijn klederen sprengen,
82 Exo 29:24 | ze alle op de handen van Aaron, en op de handen zijner
83 Exo 29:26 | der vulofferen, die van Aaron is, en beweeg hem ten beweegoffer
84 Exo 29:28 | 28 En het zal voor Aaron en zijn zonen zijn tot een
85 Exo 29:29 | heilige klederen nu, die van Aaron zullen geweest zijn, zullen
86 Exo 29:32 | 32 Aaron nu en zijn zonen zullen
87 Exo 29:35 | 35 Gij zult dan aan Aaron en aan zijn zonen alzo doen,
88 Exo 29:44 | mitsgaders het altaar; Ik zal ook Aaron en zijn zonen heiligen,
89 Exo 30:7 | 7 En Aaron zal daarop aansteken welriekende
90 Exo 30:8 | 8 En als Aaron de lampen aansteken zal,
91 Exo 30:10 | 10 En Aaron zal eens in het jaar over
92 Exo 30:19 | 19 Dat Aaron en zijn zonen zich daaruit
93 Exo 30:30 | 30 Gij zult ook Aaron en zijn zonen zalven, en
94 Exo 31:10 | klederen van den priester Aaron, en de klederen van zijn
95 Exo 32:1 | verzamelde zich het volk tot Aaron, en zij zeiden tot hem:
96 Exo 32:2 | 2 Aaron nu zeide tot hen: Rukt af
97 Exo 32:3 | en zij brachten ze tot Aaron. ~
98 Exo 32:5 | 5 Als Aaron dat zag, zo bouwde hij een
99 Exo 32:5 | altaar voor hetzelve; en Aaron riep uit, en zeide: Morgen
100 Exo 32:21 | 21 En Mozes zeide tot Aaron: Wat heeft u dit volk gedaan,
101 Exo 32:22 | 22 Toen zeide Aaron: De toorn mijns heren ontsteke
102 Exo 32:25 | volk ontbloot was, (want Aaron had het ontbloot tot verkleining
103 Exo 32:35 | gemaakt hadden, hetwelk Aaron gemaakt had. ~ ~ ~ ~
104 Exo 33:1 | verzamelde zich het volk tot Aaron, en zij zeiden tot hem:
105 Exo 33:2 | 2 Aaron nu zeide tot hen: Rukt af
106 Exo 33:3 | en zij brachten ze tot Aaron. ~
107 Exo 33:5 | 5 Als Aaron dat zag, zo bouwde hij een
108 Exo 33:5 | altaar voor hetzelve; en Aaron riep uit, en zeide: Morgen
109 Exo 33:21 | 21 En Mozes zeide tot Aaron: Wat heeft u dit volk gedaan,
110 Exo 33:22 | 22 Toen zeide Aaron: De toorn mijns heren ontsteke
111 Exo 33:25 | volk ontbloot was, (want Aaron had het ontbloot tot verkleining
112 Exo 33:35 | gemaakt hadden, hetwelk Aaron gemaakt had. ~ ~
113 Exo 34:53 | 30 Als nu Aaron en al de kinderen Israels
114 Exo 34:54 | Toen riep Mozes hen; en Aaron, en al de oversten in de
115 Exo 35:19 | klederen van den priester Aaron, en de klederen zijner zonen,
116 Exo 38:21 | de zoon van den priester Aaron. ~
117 Exo 39:1 | heilige klederen, die voor Aaron waren, gelijk de HEERE aan
118 Exo 39:27 | van geweven werk, voor Aaron en voor zijn zonen; ~
119 Exo 39:41 | klederen van de priester Aaron, en de klederen van zijn
120 Exo 40:12 | 12 Gij zult ook Aaron en zijn zonen doen naderen,
121 Exo 40:13 | 13 En gij zult Aaron de heilige klederen aantrekken;
122 Exo 40:31 | 31 En Mozes en Aaron, en zijn zonen wiesen daaruit
123 Lev 1:5 | HEEREN; en de zonen van Aaron, de priesters, zullen het
124 Lev 1:7 | 7 En de zonen van Aaron, den priester, zullen vuur
125 Lev 1:8 | Ook zullen de zonen van Aaron, de priesters, de stukken,
126 Lev 1:11 | HEEREN; en de zonen van Aaron, de priesters, zullen zijn
127 Lev 2:2 | brengen tot de zonen van Aaron, de priesters, een van welke
128 Lev 2:3 | het spijsoffer, zal voor Aaron en zijn zonen zijn; het
129 Lev 2:10 | het spijsoffer, zal voor Aaron en zijn zonen zijn; het
130 Lev 3:2 | samenkomst; en de zonen van Aaron, de priesters, zullen het
131 Lev 3:5 | 5 En de zonen van Aaron zullen dat aansteken op
132 Lev 3:8 | samenkomst; en de zonen van Aaron zullen het bloed daarvan
133 Lev 3:13 | samenkomst; en de zonen van Aaron zullen haar bloed op het
134 Lev 6:9 | 9 Gebied Aaron en zijn zonen, zeggende:
135 Lev 6:14 | spijsoffers; een der zonen van Aaron zal dat voor het aangezicht
136 Lev 6:16 | overblijvende daarvan zullen Aaron en zijn zonen eten; ongezuurd
137 Lev 6:18 | mannelijk is onder de zonen van Aaron zal het eten; het zij een
138 Lev 6:20 | Dit is de offerande van Aaron en van zijn zonen, die zij
139 Lev 6:25 | 25 Spreek tot Aaron en tot zijn zonen, zeggende:
140 Lev 7:10 | zal voor alle zonen van Aaron zijn, voor den enen als
141 Lev 7:31 | doch de borst zal voor Aaron en zijn zonen zijn. ~
142 Lev 7:33 | 33 Wie uit de zonen van Aaron het bloed des dankoffers
143 Lev 7:34 | genomen, en heb dezelve aan Aaron, den priester, en aan zijn
144 Lev 7:35 | 35 Dit is de zalving van Aaron en de zalving van zijn zonen,
145 Lev 8:2 | 2 Neem Aaron en zijn zonen met hem, en
146 Lev 8:6 | 6 En Mozes deed Aaron en zijn zonen naderen, en
147 Lev 8:12 | zalfolie op het hoofd van Aaron, en hij zalfde hem, om hem
148 Lev 8:13 | deed Mozes de zonen van Aaron naderen, en trok hun rokken
149 Lev 8:14 | zondoffers bijkomen; en Aaron en zijn zonen legden hun
150 Lev 8:18 | brandoffers bijbrengen; en Aaron en zijn zonen legden hun
151 Lev 8:22 | vuloffers, bijbrengen; en Aaron met zijn zonen legden hun
152 Lev 8:24 | Hij deed ook de zonen van Aaron naderen; en Mozes deed van
153 Lev 8:27 | dat alles in de handen van Aaron, en in de handen zijner
154 Lev 8:30 | was, en sprengde het op Aaron, op zijn klederen, en op
155 Lev 8:30 | met hem; en hij heiligde Aaron, zijn klederen, en zijn
156 Lev 8:31 | 31 En Mozes zeide tot Aaron en tot zijn zonen: Ziedt
157 Lev 8:31 | ik geboden heb, zeggende: Aaron en zijn zonen zullen dat
158 Lev 8:36 | 36 Aaron nu en zijn zonen deden al
159 Lev 9:1 | achtsten dag, dat Mozes riep Aaron en zijn zonen, en de oudsten
160 Lev 9:2 | 2 En hij zeide tot Aaron: Neem u een kalf, een jong
161 Lev 9:7 | 7 En Mozes zeide tot Aaron: Nader tot het altaar, en
162 Lev 9:8 | 8 Toen naderde Aaron tot het altaar, en slachtte
163 Lev 9:9 | 9 En de zonen van Aaron brachten het bloed tot hem,
164 Lev 9:12 | brandoffer; en de zonen van Aaron leverden aan hem het bloed;
165 Lev 9:18 | volk was; en de zonen van Aaron leverden het bloed aan hem,
166 Lev 9:21 | den rechterschouder bewoog Aaron ten beweegoffer voor het
167 Lev 9:22 | 22 Daarna hief Aaron zijn handen op tot het volk,
168 Lev 9:23 | 23 Toen ging Mozes met Aaron in de tent der samenkomst;
169 Lev 10:1 | 1 En de zonen van Aaron, Nadab en Abihu, namen een
170 Lev 10:3 | 3 En Mozes zeide tot Aaron: Dat is het, wat de HEERE
171 Lev 10:3 | verheerlijkt worden. Doch Aaron zweeg stil. ~
172 Lev 10:4 | zonen van Uzziel, de oom van Aaron, en zeide tot hen: Treedt
173 Lev 10:6 | 6 En Mozes zeide tot Aaron, en tot Eleazar, en tot
174 Lev 10:8 | 8 En de HEERE sprak tot Aaron, zeggende: ~
175 Lev 10:12 | 12 En Mozes sprak tot Aaron, en tot Eleazar, en tot
176 Lev 10:16 | de overgebleven zonen van Aaron, zeer toornig, zeggende: ~
177 Lev 10:19 | 19 Toen sprak Aaron tot Mozes: Zie, heden hebben
178 Lev 11:1 | sprak tot Mozes, en tot Aaron, zeggende tot hen:
179 Lev 13:1 | de HEERE tot Mozes en tot Aaron, zeggende: ~
180 Lev 13:2 | zal dan tot den priester Aaron, of tot een uit zijn zonen,
181 Lev 14:33 | de HEERE tot Mozes en tot Aaron, zeggende: ~
182 Lev 15:1 | de HEERE tot Mozes en tot Aaron, zeggende: ~
183 Lev 16:1 | nadat de twee zonen van Aaron gestorven waren, als zij
184 Lev 16:2 | Mozes: Spreek tot uw broeder Aaron, dat hij niet te allen tijde
185 Lev 16:3 | 3 Hiermede zal Aaron in het heilige gaan: met
186 Lev 16:6 | 6 Daarna zal Aaron den var des zondoffers,
187 Lev 16:8 | 8 En Aaron zal de loten over die twee
188 Lev 16:9 | 9 Dan zal Aaron den bok, op denwelken het
189 Lev 16:11 | 11 Aaron dan zal den var des zondoffers,
190 Lev 16:21 | 21 En Aaron zal beide zijn handen op
191 Lev 16:23 | 23 Daarna zal Aaron komen in de tent der samenkomst,
192 Lev 17:2 | 2 Spreek tot Aaron, en tot zijn zonen, en tot
193 Lev 21:1 | priesters, de zonen van Aaron, en zeg tot hen: Over een
194 Lev 21:17 | 17 Spreek tot Aaron, zeggende: Niemand uit uw
195 Lev 21:21 | Geen man, uit het zaad van Aaron, den priester, in wien een
196 Lev 21:24 | En Mozes sprak zulks tot Aaron en tot zijn zonen, en tot
197 Lev 22:2 | 2 Spreek tot Aaron en tot zijn zonen, dat zij
198 Lev 22:4 | Niemand van het zaad van Aaron, die melaats is, of een
199 Lev 22:18 | 18 Spreek tot Aaron, en tot zijn zonen, en tot
200 Lev 23:3 | 3 Aaron zal die voor het aangezicht
201 Lev 23:9 | 9 En het zal voor Aaron en zijn zonen zijn, die
202 Num 1:3 | naar hun heiren, gij en Aaron. ~
203 Num 1:17 | 17 Toen namen Mozes en Aaron die mannen, welken met namen
204 Num 1:44 | welke Mozes geteld heeft, en Aaron, en de oversten van Israel;
205 Num 2:1 | HEERE sprak tot Mozes en tot Aaron, zeggende: ~
206 Num 3:1 | nu zijn de geboorten van Aaron en Mozes; ten dage als de
207 Num 3:2 | zijn de namen der zonen van Aaron: de eerstgeborene, Nadab,
208 Num 3:3 | zijn de namen der zonen van Aaron, der priesteren, die gezalfd
209 Num 3:4 | aangezicht van hun vader Aaron. ~
210 Num 3:6 | aangezicht van den priester Aaron, opdat zij hem dienen; ~
211 Num 3:9 | 9 Gij zult dan, aan Aaron en aan zijn zonen, de Levieten
212 Num 3:10 | 10 Maar Aaron en zijn zonen zult gij stellen,
213 Num 3:32 | zijn Eleazar, de zoon van Aaron, den priester; zijn opzicht
214 Num 3:38 | opgang, zullen zijn Mozes, en Aaron met zijn zonen, waarnemende
215 Num 3:39 | Levieten, welke Mozes en Aaron, op het bevel des HEEREN,
216 Num 3:48 | En gij zult dat geld aan Aaron en zijn zonen geven, het
217 Num 3:51 | dat geld der gelosten aan Aaron en aan zijn zonen, naar
218 Num 4:1 | HEERE sprak tot Mozes en tot Aaron, zeggende: ~
219 Num 4:5 | optrekken des legers, zo zullen Aaron en zijn zonen komen, en
220 Num 4:15 | 15 Als nu Aaron en zijn zonen, het dekken
221 Num 4:16 | van Eleazar, den zoon van Aaron, den priester, zal zijn
222 Num 4:17 | HEERE sprak tot Mozes en tot Aaron, zeggende: ~
223 Num 4:19 | heiligheden toetreden zullen: Aaron en zijn zonen zullen komen,
224 Num 4:27 | zijn naar het bevel van Aaron en van zijn zonen; en gijlieden
225 Num 4:28 | van Ithamar, den zoon van Aaron, den priester. ~
226 Num 4:33 | van Ithamar, den zoon van Aaron, den priester. ~
227 Num 4:34 | 34 Mozes dan en Aaron, en de oversten der vergadering
228 Num 4:37 | samenkomst diende, welke Mozes en Aaron geteld hebben, naar het
229 Num 4:41 | samenkomst diende, welke Mozes en Aaron telden, naar het bevel des
230 Num 4:45 | van Merari, welke Mozes en Aaron geteld hebben, naar het
231 Num 4:46 | getelden, welke Mozes en Aaron, en de oversten van Israel
232 Num 6:23 | 23 Spreek tot Aaron en zijn zonen, zeggende:
233 Num 7:8 | van Ithamar, den zoon van Aaron, den priester. ~
234 Num 8:2 | 2 Spreek tot Aaron, en zeg tot hem: Als gij
235 Num 8:3 | 3 En Aaron deed alzo: tegenover vooraan
236 Num 8:11 | 11 En Aaron zal de Levieten bewegen
237 Num 8:13 | voor het aangezicht van Aaron, en voor het aangezicht
238 Num 8:19 | En Ik heb de Levieten aan Aaron en aan zijn zonen tot een
239 Num 8:20 | 20 En Mozes deed, en Aaron, en de ganse vergadering
240 Num 8:21 | wiesen hun klederen, en Aaron bewoog hen ten beweegoffer
241 Num 8:21 | aangezicht des HEEREN; en Aaron deed verzoening over hen,
242 Num 8:22 | voor het aangezicht van Aaron, en voor het aangezicht
243 Num 9:6 | voor het aangezicht van Aaron op dienzelven dag. ~
244 Num 10:8 | 8 En de zonen van Aaron, de priesters, zullen met
245 Num 12:1 | 1 Mirjam nu sprak, en Aaron, tegen Mozes, ter oorzake
246 Num 12:4 | haastelijk tot Mozes, en tot Aaron, en tot Mirjam: Gij drie,
247 Num 12:5 | der tent; daarna riep Hij Aaron en Mirjam; en zij beiden
248 Num 12:10 | melaats, wit als de sneeuw. En Aaron zag Mirjam aan, en ziet,
249 Num 12:11 | 11 Daarom zeide Aaron tot Mozes: Och, mijn heer!
250 Num 13:26 | kwamen tot Mozes en tot Aaron, en tot de gehele vergadering
251 Num 14:2 | murmureerden tegen Mozes en tegen Aaron; en de gehele vergadering
252 Num 14:5 | 5 Toen vielen Mozes en Aaron op hun aangezichten, voor
253 Num 14:26 | de HEERE tot Mozes en tot Aaron, zeggende: ~
254 Num 15:33 | brachten hem tot Mozes, en tot Aaron, en tot de ganse vergadering. ~
255 Num 16:3 | zich tegen Mozes, en tegen Aaron, en zeiden tot hen: Het
256 Num 16:11 | vergaderd tegen den HEERE, want Aaron, wat is hij, dat gij tegen
257 Num 16:16 | HEEREN; gij, en zij, ook Aaron, op morgen. ~
258 Num 16:17 | wierookvaten; ook gij, en Aaron, een ieder zijn wierookvat. ~
259 Num 16:18 | samenkomst, ook Mozes en Aaron. ~
260 Num 16:20 | HEERE sprak tot Mozes en tot Aaron, zeggende: ~
261 Num 16:37 | tot Eleazar, den zoon van Aaron, den priester, dat hij de
262 Num 16:40 | die niet uit het zaad van Aaron is, nadere om reukwerk aan
263 Num 16:41 | Israels tegen Mozes en tegen Aaron, zeggende: Gijlieden hebt
264 Num 16:42 | verzamelde tegen Mozes en Aaron, en zich wendde naar de
265 Num 16:43 | 43 Mozes nu en Aaron kwamen tot voor de tent
266 Num 16:46 | 46 En Mozes zeide tot Aaron: Neem het wierookvat, en
267 Num 16:47 | 47 En Aaron nam het, gelijk als Mozes
268 Num 16:50 | 50 En Aaron keerde weder tot Mozes aan
269 Num 17:10 | Mozes: Breng de staf van Aaron weder voor de getuigenis,
270 Num 18:10 | Mozes: Breng de staf van Aaron weder voor de getuigenis,
271 Num 18:14 | 1 Zo zeide de HEERE tot Aaron: Gij, en uw zonen, en het
272 Num 18:21 | Voorts sprak de HEERE tot Aaron: En Ik, zie, Ik heb u gegeven
273 Num 18:33 | 20 Ook zeide de HEERE tot Aaron: Gij zult in hun land niet
274 Num 18:41 | hefoffer geven aan den priester Aaron. ~
275 Num 19:1 | 1 Zo zeide de HEERE tot Aaron: Gij, en uw zonen, en het
276 Num 19:8 | Voorts sprak de HEERE tot Aaron: En Ik, zie, Ik heb u gegeven
277 Num 19:20 | 20 Ook zeide de HEERE tot Aaron: Gij zult in hun land niet
278 Num 19:28 | hefoffer geven aan den priester Aaron. ~
279 Num 20:2 | zich tegen Mozes en tegen Aaron. ~
280 Num 20:6 | 6 Toen gingen Mozes en Aaron van het aangezicht der gemeente
281 Num 20:8 | verzamel de vergadering, gij en Aaron, uw broeder, en spreekt
282 Num 20:10 | 10 En Mozes en Aaron vergaderden de gemeente
283 Num 20:12 | de HEERE tot Mozes en tot Aaron: Omdat gijlieden Mij niet
284 Num 20:23 | sprak tot Mozes, en tot Aaron, aan den berg Hor, aan de
285 Num 20:24 | 24 Aaron zal tot zijn volken verzameld
286 Num 20:25 | 25 Neem Aaron, en Eleazar, zijn zoon,
287 Num 20:26 | 26 En trek Aaron zijn klederen uit, en trek
288 Num 20:26 | Eleazar, zijn zoon, aan; want Aaron zal verzameld worden, en
289 Num 20:28 | 28 En Mozes trok Aaron zijn klederen uit, en hij
290 Num 20:28 | zijn zoon Eleazar aan; en Aaron stierf aldaar, op de hoogte
291 Num 20:29 | ganse vergadering zag, dat Aaron overleden was, zo beweenden
292 Num 20:29 | overleden was, zo beweenden zij Aaron dertig dagen, het ganse
293 Num 25:7 | van Eleazar, den zoon van Aaron, den priester, dat zag,
294 Num 25:11 | van Eleazar, den zoon van Aaron, den priester, heeft Mijn
295 Num 26:1 | tot Eleazar, den zoon van Aaron, den priester, zeggende: ~
296 Num 26:9 | maakten tegen Mozes en tegen Aaron, in de vergadering van Korach,
297 Num 26:59 | en deze baarde aan Amram, Aaron, en Mozes, en Mirjam, hun
298 Num 26:60 | 60 En aan Aaron werden geboren Nadab en
299 Num 26:64 | de getelden van Mozes en Aaron, den priester, als zij de
300 Num 27:13 | ook, gelijk als uw broeder Aaron verzameld geworden is; ~
301 Num 32:1 | door de hand van Mozes en Aaron. ~
302 Num 32:38 | 38 Toen ging de priester Aaron op den berg Hor, naar den
303 Num 32:39 | 39 Aaron nu was honderd drie en twintig
304 Deu 9:20 | Zich de HEERE zeer tegen Aaron, om hem te verdelgen; doch
305 Deu 9:20 | ook ter zelver tijd voor Aaron. ~
306 Deu 10:6 | en Mosera. Aldaar stierf Aaron, en werd aldaar begraven;
307 Deu 32:50 | volken; gelijk als uw broeder Aaron stierf op den berg Hor,
308 Joz 21:4 | en voor de kinderen van Aaron, den priester, uit de Levieten,
309 Joz 21:10 | waren van de kinderen van Aaron, van de huisgezinnen der
310 Joz 21:13 | kinderen van den priester Aaron de vrijstad des doodslagers,
311 Joz 21:19 | steden der kinderen van Aaron, de priesteren, waren dertien
312 Joz 25:5 | 5 Toen zond Ik Mozes en Aaron, en Ik plaagde Egypte, gelijk
313 Joz 25:33 | stierf Eleazar, de zoon van Aaron; en zij begroeven hem op
314 Ric 19:28 | van Eleazar, den zoon van Aaron, stond voor Zijn aangezicht,
315 1Sa 12:6 | is de HEERE, Die Mozes en Aaron gemaakt heeft, en Die uw
316 1Sa 12:8 | en de HEERE zond Mozes en Aaron, en zij leidden uw vaders
317 1Kro 6:3 | kinderen van Amram waren Aaron, en Mozes en Mirjam; en
318 1Kro 6:3 | Mirjam; en de kinderen van Aaron waren Nadab en Abihu, Eleazar
319 1Kro 6:49| 49 Aaron nu en zijn zonen rookten
320 1Kro 6:50| nu zijn de kinderen van Aaron: Eleazar, was zijn zoon;
321 1Kro 6:54| namelijk van de zonen van Aaron, van het huisgezin der Kahathieten,
322 1Kro 6:57| 57 En den kinderen van Aaron gaven zij steden van Juda,
323 1Kro 15:4 | verzamelde de kinderen van Aaron en de Levieten. ~
324 1Kro 24:13| kinderen van Amram waren Aaron en Mozes. Aaron nu werd
325 1Kro 24:13| Amram waren Aaron en Mozes. Aaron nu werd afgezonderd, dat
326 1Kro 24:28| aan de hand der zonen van Aaron in den dienst van het huis
327 1Kro 24:32| en de wacht der zonen van Aaron, hun broederen, in den dienst
328 1Kro 25:1 | Aangaande nu de kinderen van Aaron, dit waren hun verdelingen.
329 1Kro 25:1 | verdelingen. De zonen van Aaron waren Nadab, en Abihu, Eleazar
330 1Kro 25:19| ordening door de hand van Aaron, huns vaders; gelijk als
331 1Kro 25:31| broederen, de zonen van Aaron, voor het aangezicht van
332 2Kro 14:9 | des HEEREN, de zonen van Aaron, en de Levieten uitgedreven,
333 2Kro 14:10| dienen, zijn de zonen van Aaron, en de Levieten zijn in
334 2Kro 29:21| hij zeide tot de zonen van Aaron, de priesteren, dat zij
335 2Kro 31:19| waren onder de kinderen van Aaron, de priesteren, op de velden
336 2Kro 35:14| priesters, de zonen van Aaron, waren tot aan den nacht
337 2Kro 35:14| priesteren, de zonen van Aaron. ~
338 2Kro 36:14| priesters, de zonen van Aaron, waren tot aan den nacht
339 2Kro 36:14| priesteren, de zonen van Aaron. ~
340 Ezra 7:5 | van Eleazar, den zoon van Aaron, den hoofdpriester. ~
341 Neh 10:38 | een priester, een zoon van Aaron, bij de Levieten zou zijn,
342 Neh 12:47 | heiligden voor de kinderen van Aaron. ~
343 Psa 77:21 | door de hand van Mozes en Aaron. ~
344 Psa 99:6 | 6Mozes en Aaron waren onder Zijn priesters,
345 Psa 105:26 | zond Mozes, Zijn knecht, en Aaron, dien Hij verkoren had. ~
346 Psa 106:16 | benijdden Mozes in het leger, en Aaron, den heilige des HEEREN. ~
347 Psa 115:10 | 10 Gij huis van Aaron! vertrouw op den HEERE;
348 Psa 115:12 | zegenen, Hij zal het huis van Aaron zegenen. ~
349 Psa 118:3 | 3 Het huis van Aaron zegge nu, dat Zijn goedertierenheid
350 Psa 133:2 | den baard, den baard van Aaron, die nederdaalt tot op den
351 Mic 6:4 | aangezicht henen gezonden Mozes, Aaron en Mirjam. ~
352 Luk 1:5 | was uit de dochteren van Aaron, en haar naam Elizabet. ~
353 Heb 5:4 | wordt, gelijkerwijs als Aaron. ~
354 Heb 7:11 | zijn naar de ordening van Aaron? ~
355 Heb 9:4 | Manna in was, en de staf van Aaron, die gebloeid had, en de
|