Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
aards 2
aardse 6
aardsen 2
aaron 355
aaronieten 2
aarons 12
aas 26
Frequency    [«  »]
358 recht
357 waarom
356 broeder
355 aaron
355 weten
352 groot
349 gehoord

Bijbel

IntraText - Concordances

aaron

    Book Chapter: Verse
1 Exo 4:14 | Mozes, en Hij zeide: is niet Aaron, de Leviet, uw broeder? 2 Exo 4:27 | 27 De HEERE zeide ook tot Aaron: Ga Mozes tegemoet in de 3 Exo 4:28 | 28 En Mozes gaf Aaron te kennen al de woorden 4 Exo 4:29 | 29 Toen ging Mozes en Aaron, en zij verzamelden al de 5 Exo 4:30 | 30 En Aaron sprak al de woorden, die 6 Exo 5:1 | En daarna gingen Mozes en Aaron heen, en zeiden tot Farao: 7 Exo 5:4 | Egypte tot hen: Gij, Mozes en Aaron! waarom trekt gij het volk 8 Exo 5:20 | zij ontmoetten Mozes en Aaron, die tegen hen over stonden, 9 Exo 6:12 | de HEERE tot Mozes en tot Aaron, en gaf hun bevel aan de 10 Exo 6:19 | huisvrouw, en zij baarde hem Aaron en Mozes; en de jaren des 11 Exo 6:22 | 22 En Aaron nam zich tot een vrouw Eliseba, 12 Exo 6:24 | En Eleazar, de zoon van Aaron, nam voor zich een van de 13 Exo 6:25 | 25 Dit is Aaron en Mozes, tot welke de HEERE 14 Exo 6:26 | leidden; dit is Mozes en Aaron. ~ 15 Exo 7:1 | god gezet over Farao; en Aaron, uw broeder, zal uw profeet 16 Exo 7:2 | wat Ik u gebieden zal; en Aaron, uw broeder, zal tot Farao 17 Exo 7:6 | 6 Toen deed Mozes en Aaron, als hun de HEERE geboden 18 Exo 7:7 | was tachtig jaar oud, en Aaron was drie en tachtig jaar 19 Exo 7:8 | HEERE sprak tot Mozes en tot Aaron, zeggende: ~ 20 Exo 7:9 | ulieden; zo zult gij tot Aaron zeggen: Neem uw staf, en 21 Exo 7:10 | 10 Toen ging Mozes en Aaron tot Farao henen in, en deden 22 Exo 7:10 | de HEERE geboden had; en Aaron wierp zijn staf neder voor 23 Exo 7:19 | HEERE tot Mozes: zeg tot Aaron: Neem uw staf, en steek 24 Exo 7:20 | 20 Mozes nu en Aaron deden alzo, gelijk de HEERE 25 Exo 8:5 | HEERE tot Mozes: Zeg tot Aaron: Strek uw hand uit met uw 26 Exo 8:6 | 6 En Aaron strekte zijn hand uit over 27 Exo 8:8 | 8 En Farao riep Mozes en Aaron, en zeide: Bidt vuriglijk 28 Exo 8:12 | 12 Toen ging Mozes en Aaron uit van Farao; en Mozes 29 Exo 8:16 | HEERE tot Mozes: Zeg tot Aaron: Strek uw staf uit, en sla 30 Exo 8:17 | En zij deden alzo; want Aaron strekte zijn hand uit met 31 Exo 8:25 | Toen riep Farao Mozes en Aaron, en zeide: Gaat heen, en 32 Exo 9:8 | de HEERE tot Mozes en tot Aaron: Neemt gijlieden uw vuisten 33 Exo 9:27 | heen, en hij riep Mozes en Aaron, en zeide tot hen: Ik heb 34 Exo 10:3 | 3 Zo gingen Mozes en Aaron tot Farao, en zeiden tot 35 Exo 10:8 | 8 Toen werden Mozes en Aaron weder tot Farao gebracht, 36 Exo 10:16 | haastte Farao, om Mozes en Aaron te roepen, en zeide: Ik 37 Exo 11:10 | 10 En Mozes en Aaron hebben al deze wonderen 38 Exo 12:1 | nu had tot Mozes en tot Aaron in Egypteland gesproken, 39 Exo 12:28 | gelijk als de HEERE Mozes en Aaron geboden had, alzo deden 40 Exo 12:31 | 31 Toen riep hij Mozes en Aaron in den nacht, en zeide: 41 Exo 12:43 | zeide de HEERE tot Mozes en Aaron: Dit is de inzetting van 42 Exo 12:50 | gelijk als de HEERE Mozes en Aaron geboden had, alzo deden 43 Exo 16:2 | murmureerde tegen Mozes en tegen Aaron, in de woestijn. ~ 44 Exo 16:6 | 6 Toen zeiden Mozes en Aaron tot al de kinderen Israels: 45 Exo 16:9 | 9 Daarna zeide Mozes tot Aaron: Zeg tot de ganse vergadering 46 Exo 16:10 | 10 En het geschiedde, als Aaron tot de ganse vergadering 47 Exo 16:33 | 33 Ook zeide Mozes tot Aaron: Neem een kruik, en doe 48 Exo 16:34 | geboden had, alzo zette ze Aaron voor de getuigenis tot bewaring. ~ 49 Exo 17:10 | tegen Amalek; doch Mozes, Aaron en Hur klommen op de hoogte 50 Exo 17:12 | dat hij daarop zat; en Aaron en Hur onderstutten zijn 51 Exo 18:12 | brandoffer en slachtofferen; en Aaron kwam, en al de oversten 52 Exo 19:24 | af, daarna zult gij, en Aaron met u, opklimmen; doch dat 53 Exo 24:1 | op tot den HEERE, gij en Aaron, Nadab en Abihu, en zeventig 54 Exo 24:9 | 9 Mozes nu en Aaron klommen opwaarts, ook Nadab 55 Exo 24:14 | weder tot u komen; en ziet, Aaron en Hur zijn bij u; wie enige 56 Exo 27:21 | de getuigenis is, zal ze Aaron en zijn zonen toerichten, 57 Exo 28:1 | Daarna zult gij uw broeder Aaron, en zijn zonen met hem, 58 Exo 28:1 | priesterambt te bedienen: namelijk Aaron, Nadab en Abihu, Eleazar 59 Exo 28:1 | en Ithamar, de zonen van Aaron. ~ 60 Exo 28:2 | gij zult voor uw broeder Aaron heilige klederen maken, 61 Exo 28:3 | vervuld heb, dat zij voor Aaron klederen maken, om hem te 62 Exo 28:4 | zullen dan voor uw broeder Aaron heilige klederen maken, 63 Exo 28:12 | de kinderen Israels; en Aaron zal hun namen op zijn beide 64 Exo 28:29 | 29 Alzo zal Aaron de namen der zonen van Israel 65 Exo 28:30 | dat zij op het hart van Aaron zijn, als hij voor het aangezicht 66 Exo 28:30 | HEEREN ingaan zal; alzo zal Aaron dat gericht der kinderen 67 Exo 28:35 | 35 En Aaron zal denzelven aanhebben, 68 Exo 28:38 | zal op het voorhoofd van Aaron zijn, opdat Aaron drage 69 Exo 28:38 | voorhoofd van Aaron zijn, opdat Aaron drage de ongerechtigheid 70 Exo 28:40 | 40 Voor de zonen van Aaron zult gij ook rokken maken, 71 Exo 28:41 | gij zult die uw broeder Aaron en ook zijn zonen aantrekken; 72 Exo 28:43 | 43 Aaron nu en zijn zonen zullen 73 Exo 29:4 | 4 Alsdan zult gij Aaron en zijn zonen doen naderen 74 Exo 29:5 | gij de klederen nemen, en Aaron den rok, en den mantel des 75 Exo 29:9 | gordel omgorden, namelijk Aaron en zijn zonen; en gij zult 76 Exo 29:9 | Voorts zult gij de hand van Aaron vullen, en de hand zijner 77 Exo 29:10 | tent der samenkomst; en Aaron en zijn zonen zullen hun 78 Exo 29:15 | gij den ene ram nemen, en Aaron en zijn zonen zullen hun 79 Exo 29:19 | den anderen ram nemen, en Aaron en zijn zonen zullen hun 80 Exo 29:20 | het rechter oorlapje van Aaron, en op het rechteroorlapje 81 Exo 29:21 | zalfolie, en gij zult op Aaron en op zijn klederen sprengen, 82 Exo 29:24 | ze alle op de handen van Aaron, en op de handen zijner 83 Exo 29:26 | der vulofferen, die van Aaron is, en beweeg hem ten beweegoffer 84 Exo 29:28 | 28 En het zal voor Aaron en zijn zonen zijn tot een 85 Exo 29:29 | heilige klederen nu, die van Aaron zullen geweest zijn, zullen 86 Exo 29:32 | 32 Aaron nu en zijn zonen zullen 87 Exo 29:35 | 35 Gij zult dan aan Aaron en aan zijn zonen alzo doen, 88 Exo 29:44 | mitsgaders het altaar; Ik zal ook Aaron en zijn zonen heiligen, 89 Exo 30:7 | 7 En Aaron zal daarop aansteken welriekende 90 Exo 30:8 | 8 En als Aaron de lampen aansteken zal, 91 Exo 30:10 | 10 En Aaron zal eens in het jaar over 92 Exo 30:19 | 19 Dat Aaron en zijn zonen zich daaruit 93 Exo 30:30 | 30 Gij zult ook Aaron en zijn zonen zalven, en 94 Exo 31:10 | klederen van den priester Aaron, en de klederen van zijn 95 Exo 32:1 | verzamelde zich het volk tot Aaron, en zij zeiden tot hem: 96 Exo 32:2 | 2 Aaron nu zeide tot hen: Rukt af 97 Exo 32:3 | en zij brachten ze tot Aaron. ~ 98 Exo 32:5 | 5 Als Aaron dat zag, zo bouwde hij een 99 Exo 32:5 | altaar voor hetzelve; en Aaron riep uit, en zeide: Morgen 100 Exo 32:21 | 21 En Mozes zeide tot Aaron: Wat heeft u dit volk gedaan, 101 Exo 32:22 | 22 Toen zeide Aaron: De toorn mijns heren ontsteke 102 Exo 32:25 | volk ontbloot was, (want Aaron had het ontbloot tot verkleining 103 Exo 32:35 | gemaakt hadden, hetwelk Aaron gemaakt had. ~  ~  ~  ~ 104 Exo 33:1 | verzamelde zich het volk tot Aaron, en zij zeiden tot hem: 105 Exo 33:2 | 2 Aaron nu zeide tot hen: Rukt af 106 Exo 33:3 | en zij brachten ze tot Aaron. ~ 107 Exo 33:5 | 5 Als Aaron dat zag, zo bouwde hij een 108 Exo 33:5 | altaar voor hetzelve; en Aaron riep uit, en zeide: Morgen 109 Exo 33:21 | 21 En Mozes zeide tot Aaron: Wat heeft u dit volk gedaan, 110 Exo 33:22 | 22 Toen zeide Aaron: De toorn mijns heren ontsteke 111 Exo 33:25 | volk ontbloot was, (want Aaron had het ontbloot tot verkleining 112 Exo 33:35 | gemaakt hadden, hetwelk Aaron gemaakt had. ~  ~ 113 Exo 34:53 | 30 Als nu Aaron en al de kinderen Israels 114 Exo 34:54 | Toen riep Mozes hen; en Aaron, en al de oversten in de 115 Exo 35:19 | klederen van den priester Aaron, en de klederen zijner zonen, 116 Exo 38:21 | de zoon van den priester Aaron. ~ 117 Exo 39:1 | heilige klederen, die voor Aaron waren, gelijk de HEERE aan 118 Exo 39:27 | van geweven werk, voor Aaron en voor zijn zonen; ~ 119 Exo 39:41 | klederen van de priester Aaron, en de klederen van zijn 120 Exo 40:12 | 12 Gij zult ook Aaron en zijn zonen doen naderen, 121 Exo 40:13 | 13 En gij zult Aaron de heilige klederen aantrekken; 122 Exo 40:31 | 31 En Mozes en Aaron, en zijn zonen wiesen daaruit 123 Lev 1:5 | HEEREN; en de zonen van Aaron, de priesters, zullen het 124 Lev 1:7 | 7 En de zonen van Aaron, den priester, zullen vuur 125 Lev 1:8 | Ook zullen de zonen van Aaron, de priesters, de stukken, 126 Lev 1:11 | HEEREN; en de zonen van Aaron, de priesters, zullen zijn 127 Lev 2:2 | brengen tot de zonen van Aaron, de priesters, een van welke 128 Lev 2:3 | het spijsoffer, zal voor Aaron en zijn zonen zijn; het 129 Lev 2:10 | het spijsoffer, zal voor Aaron en zijn zonen zijn; het 130 Lev 3:2 | samenkomst; en de zonen van Aaron, de priesters, zullen het 131 Lev 3:5 | 5 En de zonen van Aaron zullen dat aansteken op 132 Lev 3:8 | samenkomst; en de zonen van Aaron zullen het bloed daarvan 133 Lev 3:13 | samenkomst; en de zonen van Aaron zullen haar bloed op het 134 Lev 6:9 | 9 Gebied Aaron en zijn zonen, zeggende: 135 Lev 6:14 | spijsoffers; een der zonen van Aaron zal dat voor het aangezicht 136 Lev 6:16 | overblijvende daarvan zullen Aaron en zijn zonen eten; ongezuurd 137 Lev 6:18 | mannelijk is onder de zonen van Aaron zal het eten; het zij een 138 Lev 6:20 | Dit is de offerande van Aaron en van zijn zonen, die zij 139 Lev 6:25 | 25 Spreek tot Aaron en tot zijn zonen, zeggende: 140 Lev 7:10 | zal voor alle zonen van Aaron zijn, voor den enen als 141 Lev 7:31 | doch de borst zal voor Aaron en zijn zonen zijn. ~ 142 Lev 7:33 | 33 Wie uit de zonen van Aaron het bloed des dankoffers 143 Lev 7:34 | genomen, en heb dezelve aan Aaron, den priester, en aan zijn 144 Lev 7:35 | 35 Dit is de zalving van Aaron en de zalving van zijn zonen, 145 Lev 8:2 | 2 Neem Aaron en zijn zonen met hem, en 146 Lev 8:6 | 6 En Mozes deed Aaron en zijn zonen naderen, en 147 Lev 8:12 | zalfolie op het hoofd van Aaron, en hij zalfde hem, om hem 148 Lev 8:13 | deed Mozes de zonen van Aaron naderen, en trok hun rokken 149 Lev 8:14 | zondoffers bijkomen; en Aaron en zijn zonen legden hun 150 Lev 8:18 | brandoffers bijbrengen; en Aaron en zijn zonen legden hun 151 Lev 8:22 | vuloffers, bijbrengen; en Aaron met zijn zonen legden hun 152 Lev 8:24 | Hij deed ook de zonen van Aaron naderen; en Mozes deed van 153 Lev 8:27 | dat alles in de handen van Aaron, en in de handen zijner 154 Lev 8:30 | was, en sprengde het op Aaron, op zijn klederen, en op 155 Lev 8:30 | met hem; en hij heiligde Aaron, zijn klederen, en zijn 156 Lev 8:31 | 31 En Mozes zeide tot Aaron en tot zijn zonen: Ziedt 157 Lev 8:31 | ik geboden heb, zeggende: Aaron en zijn zonen zullen dat 158 Lev 8:36 | 36 Aaron nu en zijn zonen deden al 159 Lev 9:1 | achtsten dag, dat Mozes riep Aaron en zijn zonen, en de oudsten 160 Lev 9:2 | 2 En hij zeide tot Aaron: Neem u een kalf, een jong 161 Lev 9:7 | 7 En Mozes zeide tot Aaron: Nader tot het altaar, en 162 Lev 9:8 | 8 Toen naderde Aaron tot het altaar, en slachtte 163 Lev 9:9 | 9 En de zonen van Aaron brachten het bloed tot hem, 164 Lev 9:12 | brandoffer; en de zonen van Aaron leverden aan hem het bloed; 165 Lev 9:18 | volk was; en de zonen van Aaron leverden het bloed aan hem, 166 Lev 9:21 | den rechterschouder bewoog Aaron ten beweegoffer voor het 167 Lev 9:22 | 22 Daarna hief Aaron zijn handen op tot het volk, 168 Lev 9:23 | 23 Toen ging Mozes met Aaron in de tent der samenkomst; 169 Lev 10:1 | 1 En de zonen van Aaron, Nadab en Abihu, namen een 170 Lev 10:3 | 3 En Mozes zeide tot Aaron: Dat is het, wat de HEERE 171 Lev 10:3 | verheerlijkt worden. Doch Aaron zweeg stil. ~ 172 Lev 10:4 | zonen van Uzziel, de oom van Aaron, en zeide tot hen: Treedt 173 Lev 10:6 | 6 En Mozes zeide tot Aaron, en tot Eleazar, en tot 174 Lev 10:8 | 8 En de HEERE sprak tot Aaron, zeggende: ~ 175 Lev 10:12 | 12 En Mozes sprak tot Aaron, en tot Eleazar, en tot 176 Lev 10:16 | de overgebleven zonen van Aaron, zeer toornig, zeggende: ~ 177 Lev 10:19 | 19 Toen sprak Aaron tot Mozes: Zie, heden hebben 178 Lev 11:1 | sprak tot Mozes, en tot Aaron, zeggende tot hen: 179 Lev 13:1 | de HEERE tot Mozes en tot Aaron, zeggende: ~ 180 Lev 13:2 | zal dan tot den priester Aaron, of tot een uit zijn zonen, 181 Lev 14:33 | de HEERE tot Mozes en tot Aaron, zeggende: ~ 182 Lev 15:1 | de HEERE tot Mozes en tot Aaron, zeggende: ~ 183 Lev 16:1 | nadat de twee zonen van Aaron gestorven waren, als zij 184 Lev 16:2 | Mozes: Spreek tot uw broeder Aaron, dat hij niet te allen tijde 185 Lev 16:3 | 3 Hiermede zal Aaron in het heilige gaan: met 186 Lev 16:6 | 6 Daarna zal Aaron den var des zondoffers, 187 Lev 16:8 | 8 En Aaron zal de loten over die twee 188 Lev 16:9 | 9 Dan zal Aaron den bok, op denwelken het 189 Lev 16:11 | 11 Aaron dan zal den var des zondoffers, 190 Lev 16:21 | 21 En Aaron zal beide zijn handen op 191 Lev 16:23 | 23 Daarna zal Aaron komen in de tent der samenkomst, 192 Lev 17:2 | 2 Spreek tot Aaron, en tot zijn zonen, en tot 193 Lev 21:1 | priesters, de zonen van Aaron, en zeg tot hen: Over een 194 Lev 21:17 | 17 Spreek tot Aaron, zeggende: Niemand uit uw 195 Lev 21:21 | Geen man, uit het zaad van Aaron, den priester, in wien een 196 Lev 21:24 | En Mozes sprak zulks tot Aaron en tot zijn zonen, en tot 197 Lev 22:2 | 2 Spreek tot Aaron en tot zijn zonen, dat zij 198 Lev 22:4 | Niemand van het zaad van Aaron, die melaats is, of een 199 Lev 22:18 | 18 Spreek tot Aaron, en tot zijn zonen, en tot 200 Lev 23:3 | 3 Aaron zal die voor het aangezicht 201 Lev 23:9 | 9 En het zal voor Aaron en zijn zonen zijn, die 202 Num 1:3 | naar hun heiren, gij en Aaron. ~ 203 Num 1:17 | 17 Toen namen Mozes en Aaron die mannen, welken met namen 204 Num 1:44 | welke Mozes geteld heeft, en Aaron, en de oversten van Israel; 205 Num 2:1 | HEERE sprak tot Mozes en tot Aaron, zeggende: ~ 206 Num 3:1 | nu zijn de geboorten van Aaron en Mozes; ten dage als de 207 Num 3:2 | zijn de namen der zonen van Aaron: de eerstgeborene, Nadab, 208 Num 3:3 | zijn de namen der zonen van Aaron, der priesteren, die gezalfd 209 Num 3:4 | aangezicht van hun vader Aaron. ~ 210 Num 3:6 | aangezicht van den priester Aaron, opdat zij hem dienen; ~ 211 Num 3:9 | 9 Gij zult dan, aan Aaron en aan zijn zonen, de Levieten 212 Num 3:10 | 10 Maar Aaron en zijn zonen zult gij stellen, 213 Num 3:32 | zijn Eleazar, de zoon van Aaron, den priester; zijn opzicht 214 Num 3:38 | opgang, zullen zijn Mozes, en Aaron met zijn zonen, waarnemende 215 Num 3:39 | Levieten, welke Mozes en Aaron, op het bevel des HEEREN, 216 Num 3:48 | En gij zult dat geld aan Aaron en zijn zonen geven, het 217 Num 3:51 | dat geld der gelosten aan Aaron en aan zijn zonen, naar 218 Num 4:1 | HEERE sprak tot Mozes en tot Aaron, zeggende: ~ 219 Num 4:5 | optrekken des legers, zo zullen Aaron en zijn zonen komen, en 220 Num 4:15 | 15 Als nu Aaron en zijn zonen, het dekken 221 Num 4:16 | van Eleazar, den zoon van Aaron, den priester, zal zijn 222 Num 4:17 | HEERE sprak tot Mozes en tot Aaron, zeggende: ~ 223 Num 4:19 | heiligheden toetreden zullen: Aaron en zijn zonen zullen komen, 224 Num 4:27 | zijn naar het bevel van Aaron en van zijn zonen; en gijlieden 225 Num 4:28 | van Ithamar, den zoon van Aaron, den priester. ~ 226 Num 4:33 | van Ithamar, den zoon van Aaron, den priester. ~ 227 Num 4:34 | 34 Mozes dan en Aaron, en de oversten der vergadering 228 Num 4:37 | samenkomst diende, welke Mozes en Aaron geteld hebben, naar het 229 Num 4:41 | samenkomst diende, welke Mozes en Aaron telden, naar het bevel des 230 Num 4:45 | van Merari, welke Mozes en Aaron geteld hebben, naar het 231 Num 4:46 | getelden, welke Mozes en Aaron, en de oversten van Israel 232 Num 6:23 | 23 Spreek tot Aaron en zijn zonen, zeggende: 233 Num 7:8 | van Ithamar, den zoon van Aaron, den priester. ~ 234 Num 8:2 | 2 Spreek tot Aaron, en zeg tot hem: Als gij 235 Num 8:3 | 3 En Aaron deed alzo: tegenover vooraan 236 Num 8:11 | 11 En Aaron zal de Levieten bewegen 237 Num 8:13 | voor het aangezicht van Aaron, en voor het aangezicht 238 Num 8:19 | En Ik heb de Levieten aan Aaron en aan zijn zonen tot een 239 Num 8:20 | 20 En Mozes deed, en Aaron, en de ganse vergadering 240 Num 8:21 | wiesen hun klederen, en Aaron bewoog hen ten beweegoffer 241 Num 8:21 | aangezicht des HEEREN; en Aaron deed verzoening over hen, 242 Num 8:22 | voor het aangezicht van Aaron, en voor het aangezicht 243 Num 9:6 | voor het aangezicht van Aaron op dienzelven dag. ~ 244 Num 10:8 | 8 En de zonen van Aaron, de priesters, zullen met 245 Num 12:1 | 1 Mirjam nu sprak, en Aaron, tegen Mozes, ter oorzake 246 Num 12:4 | haastelijk tot Mozes, en tot Aaron, en tot Mirjam: Gij drie, 247 Num 12:5 | der tent; daarna riep Hij Aaron en Mirjam; en zij beiden 248 Num 12:10 | melaats, wit als de sneeuw. En Aaron zag Mirjam aan, en ziet, 249 Num 12:11 | 11 Daarom zeide Aaron tot Mozes: Och, mijn heer! 250 Num 13:26 | kwamen tot Mozes en tot Aaron, en tot de gehele vergadering 251 Num 14:2 | murmureerden tegen Mozes en tegen Aaron; en de gehele vergadering 252 Num 14:5 | 5 Toen vielen Mozes en Aaron op hun aangezichten, voor 253 Num 14:26 | de HEERE tot Mozes en tot Aaron, zeggende: ~ 254 Num 15:33 | brachten hem tot Mozes, en tot Aaron, en tot de ganse vergadering. ~ 255 Num 16:3 | zich tegen Mozes, en tegen Aaron, en zeiden tot hen: Het 256 Num 16:11 | vergaderd tegen den HEERE, want Aaron, wat is hij, dat gij tegen 257 Num 16:16 | HEEREN; gij, en zij, ook Aaron, op morgen. ~ 258 Num 16:17 | wierookvaten; ook gij, en Aaron, een ieder zijn wierookvat. ~ 259 Num 16:18 | samenkomst, ook Mozes en Aaron. ~ 260 Num 16:20 | HEERE sprak tot Mozes en tot Aaron, zeggende: ~ 261 Num 16:37 | tot Eleazar, den zoon van Aaron, den priester, dat hij de 262 Num 16:40 | die niet uit het zaad van Aaron is, nadere om reukwerk aan 263 Num 16:41 | Israels tegen Mozes en tegen Aaron, zeggende: Gijlieden hebt 264 Num 16:42 | verzamelde tegen Mozes en Aaron, en zich wendde naar de 265 Num 16:43 | 43 Mozes nu en Aaron kwamen tot voor de tent 266 Num 16:46 | 46 En Mozes zeide tot Aaron: Neem het wierookvat, en 267 Num 16:47 | 47 En Aaron nam het, gelijk als Mozes 268 Num 16:50 | 50 En Aaron keerde weder tot Mozes aan 269 Num 17:10 | Mozes: Breng de staf van Aaron weder voor de getuigenis, 270 Num 18:10 | Mozes: Breng de staf van Aaron weder voor de getuigenis, 271 Num 18:14 | 1 Zo zeide de HEERE tot Aaron: Gij, en uw zonen, en het 272 Num 18:21 | Voorts sprak de HEERE tot Aaron: En Ik, zie, Ik heb u gegeven 273 Num 18:33 | 20 Ook zeide de HEERE tot Aaron: Gij zult in hun land niet 274 Num 18:41 | hefoffer geven aan den priester Aaron. ~ 275 Num 19:1 | 1 Zo zeide de HEERE tot Aaron: Gij, en uw zonen, en het 276 Num 19:8 | Voorts sprak de HEERE tot Aaron: En Ik, zie, Ik heb u gegeven 277 Num 19:20 | 20 Ook zeide de HEERE tot Aaron: Gij zult in hun land niet 278 Num 19:28 | hefoffer geven aan den priester Aaron. ~ 279 Num 20:2 | zich tegen Mozes en tegen Aaron. ~ 280 Num 20:6 | 6 Toen gingen Mozes en Aaron van het aangezicht der gemeente 281 Num 20:8 | verzamel de vergadering, gij en Aaron, uw broeder, en spreekt 282 Num 20:10 | 10 En Mozes en Aaron vergaderden de gemeente 283 Num 20:12 | de HEERE tot Mozes en tot Aaron: Omdat gijlieden Mij niet 284 Num 20:23 | sprak tot Mozes, en tot Aaron, aan den berg Hor, aan de 285 Num 20:24 | 24 Aaron zal tot zijn volken verzameld 286 Num 20:25 | 25 Neem Aaron, en Eleazar, zijn zoon, 287 Num 20:26 | 26 En trek Aaron zijn klederen uit, en trek 288 Num 20:26 | Eleazar, zijn zoon, aan; want Aaron zal verzameld worden, en 289 Num 20:28 | 28 En Mozes trok Aaron zijn klederen uit, en hij 290 Num 20:28 | zijn zoon Eleazar aan; en Aaron stierf aldaar, op de hoogte 291 Num 20:29 | ganse vergadering zag, dat Aaron overleden was, zo beweenden 292 Num 20:29 | overleden was, zo beweenden zij Aaron dertig dagen, het ganse 293 Num 25:7 | van Eleazar, den zoon van Aaron, den priester, dat zag, 294 Num 25:11 | van Eleazar, den zoon van Aaron, den priester, heeft Mijn 295 Num 26:1 | tot Eleazar, den zoon van Aaron, den priester, zeggende: ~ 296 Num 26:9 | maakten tegen Mozes en tegen Aaron, in de vergadering van Korach, 297 Num 26:59 | en deze baarde aan Amram, Aaron, en Mozes, en Mirjam, hun 298 Num 26:60 | 60 En aan Aaron werden geboren Nadab en 299 Num 26:64 | de getelden van Mozes en Aaron, den priester, als zij de 300 Num 27:13 | ook, gelijk als uw broeder Aaron verzameld geworden is; ~ 301 Num 32:1 | door de hand van Mozes en Aaron. ~ 302 Num 32:38 | 38 Toen ging de priester Aaron op den berg Hor, naar den 303 Num 32:39 | 39 Aaron nu was honderd drie en twintig 304 Deu 9:20 | Zich de HEERE zeer tegen Aaron, om hem te verdelgen; doch 305 Deu 9:20 | ook ter zelver tijd voor Aaron. ~ 306 Deu 10:6 | en Mosera. Aldaar stierf Aaron, en werd aldaar begraven; 307 Deu 32:50 | volken; gelijk als uw broeder Aaron stierf op den berg Hor, 308 Joz 21:4 | en voor de kinderen van Aaron, den priester, uit de Levieten, 309 Joz 21:10 | waren van de kinderen van Aaron, van de huisgezinnen der 310 Joz 21:13 | kinderen van den priester Aaron de vrijstad des doodslagers, 311 Joz 21:19 | steden der kinderen van Aaron, de priesteren, waren dertien 312 Joz 25:5 | 5 Toen zond Ik Mozes en Aaron, en Ik plaagde Egypte, gelijk 313 Joz 25:33 | stierf Eleazar, de zoon van Aaron; en zij begroeven hem op 314 Ric 19:28 | van Eleazar, den zoon van Aaron, stond voor Zijn aangezicht, 315 1Sa 12:6 | is de HEERE, Die Mozes en Aaron gemaakt heeft, en Die uw 316 1Sa 12:8 | en de HEERE zond Mozes en Aaron, en zij leidden uw vaders 317 1Kro 6:3 | kinderen van Amram waren Aaron, en Mozes en Mirjam; en 318 1Kro 6:3 | Mirjam; en de kinderen van Aaron waren Nadab en Abihu, Eleazar 319 1Kro 6:49| 49 Aaron nu en zijn zonen rookten 320 1Kro 6:50| nu zijn de kinderen van Aaron: Eleazar, was zijn zoon; 321 1Kro 6:54| namelijk van de zonen van Aaron, van het huisgezin der Kahathieten, 322 1Kro 6:57| 57 En den kinderen van Aaron gaven zij steden van Juda, 323 1Kro 15:4 | verzamelde de kinderen van Aaron en de Levieten. ~ 324 1Kro 24:13| kinderen van Amram waren Aaron en Mozes. Aaron nu werd 325 1Kro 24:13| Amram waren Aaron en Mozes. Aaron nu werd afgezonderd, dat 326 1Kro 24:28| aan de hand der zonen van Aaron in den dienst van het huis 327 1Kro 24:32| en de wacht der zonen van Aaron, hun broederen, in den dienst 328 1Kro 25:1 | Aangaande nu de kinderen van Aaron, dit waren hun verdelingen. 329 1Kro 25:1 | verdelingen. De zonen van Aaron waren Nadab, en Abihu, Eleazar 330 1Kro 25:19| ordening door de hand van Aaron, huns vaders; gelijk als 331 1Kro 25:31| broederen, de zonen van Aaron, voor het aangezicht van 332 2Kro 14:9 | des HEEREN, de zonen van Aaron, en de Levieten uitgedreven, 333 2Kro 14:10| dienen, zijn de zonen van Aaron, en de Levieten zijn in 334 2Kro 29:21| hij zeide tot de zonen van Aaron, de priesteren, dat zij 335 2Kro 31:19| waren onder de kinderen van Aaron, de priesteren, op de velden 336 2Kro 35:14| priesters, de zonen van Aaron, waren tot aan den nacht 337 2Kro 35:14| priesteren, de zonen van Aaron. ~ 338 2Kro 36:14| priesters, de zonen van Aaron, waren tot aan den nacht 339 2Kro 36:14| priesteren, de zonen van Aaron. ~ 340 Ezra 7:5 | van Eleazar, den zoon van Aaron, den hoofdpriester. ~ 341 Neh 10:38 | een priester, een zoon van Aaron, bij de Levieten zou zijn, 342 Neh 12:47 | heiligden voor de kinderen van Aaron. ~ 343 Psa 77:21 | door de hand van Mozes en Aaron. ~ 344 Psa 99:6 | 6Mozes en Aaron waren onder Zijn priesters, 345 Psa 105:26 | zond Mozes, Zijn knecht, en Aaron, dien Hij verkoren had. ~ 346 Psa 106:16 | benijdden Mozes in het leger, en Aaron, den heilige des HEEREN. ~ 347 Psa 115:10 | 10 Gij huis van Aaron! vertrouw op den HEERE; 348 Psa 115:12 | zegenen, Hij zal het huis van Aaron zegenen. ~ 349 Psa 118:3 | 3 Het huis van Aaron zegge nu, dat Zijn goedertierenheid 350 Psa 133:2 | den baard, den baard van Aaron, die nederdaalt tot op den 351 Mic 6:4 | aangezicht henen gezonden Mozes, Aaron en Mirjam. ~ 352 Luk 1:5 | was uit de dochteren van Aaron, en haar naam Elizabet. ~ 353 Heb 5:4 | wordt, gelijkerwijs als Aaron. ~ 354 Heb 7:11 | zijn naar de ordening van Aaron? ~ 355 Heb 9:4 | Manna in was, en de staf van Aaron, die gebloeid had, en de


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License