Book Chapter: Verse
1 Gen 12:2 | 2 En Ik zal u tot een groot volk maken, en u zegenen,
2 Gen 12:2 | en u zegenen, en uw naam groot maken; en wees een zegen! ~
3 Gen 14:25 | een Schild, uw Loon zeer groot. ~
4 Gen 16:20 | gewinnen, en Ik zal hem tot een groot volk stellen; ~
5 Gen 17:18 | Abraham gewisselijk tot een groot en machtig volk worden zal,
6 Gen 17:20 | geroep van Sodom en Gomorra groot is, en dewijl haar zonde
7 Gen 18:13 | verderven, omdat haar geroep groot geworden is voor het aangezicht
8 Gen 18:19 | Gij hebt Uw weldadigheid groot gemaakt, die Gij aan mij
9 Gen 20:8 | 8 En het kind werd groot, en werd gespeend; toen
10 Gen 20:18 | want Ik zal hem tot een groot volk stellen. ~
11 Gen 20:20 | den jongen; en hij werd groot, en hij woonde in de woestijn,
12 Gen 23:35 | zeer gezegend, zodat hij groot geworden is; en Hij heeft
13 Gen 23:94 | 27 Als nu deze jongeren groot werden, werd Ezau een man,
14 Gen 24:13 | 13 En die man werd groot, ja, hij werd doorgaans
15 Gen 24:13 | groter, totdat hij zeer groot geworden was. ~
16 Gen 24:14 | bezitting van runderen, en groot gezin; zodat hem de Filistijnen
17 Gen 35:11 | huis, totdat mijn zoon Sela groot wordt; want hij zeide: Dat
18 Gen 35:14 | want zij zag, dat Sela groot geworden was, en zij hem
19 Gen 36:9 | zoude ik dan dit een zo groot kwaad doen, en zondigen
20 Gen 42:3 | Ik zal u aldaar tot een groot volk zetten. ~
21 Gen 44:19 | volk worden, en hij zal ook groot worden; maar nochtans zal
22 Gen 46:20 | te dezen dage is, om een groot volk in het leven te behouden. ~
23 Exo 2:10 | 10 En toen het knechtje groot geworden was, zo bracht
24 Exo 2:11 | in die dagen, toen Mozes groot geworden was, dat hij uitging
25 Exo 11:3 | ook was de man Mozes zeer groot in Egypteland voor de ogen
26 Exo 11:6 | 6 En er zal een groot geschrei zijn in het ganse
27 Exo 12:30 | Egyptenaars; en er was een groot geschrei in Egypte; want
28 Exo 32:10 | vertere; zo zal Ik u tot een groot volk maken. ~
29 Exo 33:10 | vertere; zo zal Ik u tot een groot volk maken. ~
30 Exo 34:29 | en genadig, lankmoedig en groot van weldadigheid en waarheid. ~
31 Num 13:28 | steden zijn vast, en zeer groot; en ook hebben wij daar
32 Num 14:17 | toch de kracht des HEEREN groot worden, gelijk als Gij gesproken
33 Num 14:18 | De HEERE is lankmoedig en groot van weldadigheid, vergevende
34 Num 22:18 | overtreden, om te doen klein of groot. ~
35 Deu 1:28 | dan wij; de steden zijn groot, en gesterkt tot in de hemel
36 Deu 2:10 | woonden te voren daarin, een groot, en menigvuldig, en lang
37 Deu 2:21 | 21 Een groot, en menigvuldig, en lang
38 Deu 4:6 | horen zullen, en zeggen: Dit groot volk alleen is een wijs
39 Deu 4:7 | 7 Want wat groot volk is er, hetwelk de goden
40 Deu 4:8 | 8 En wat groot volk is er, dat zo rechtvaardige
41 Deu 4:32 | des hemels, of zulk een groot ding geschied of gehoord
42 Deu 4:36 | de aarde heeft Hij u Zijn groot vuur doen zien; en gij hebt
43 Deu 7:21 | in het midden van u, een groot en vreselijk God. ~
44 Deu 9:1 | zijn dan gij; steden, die groot en tot in den hemel gesterkt
45 Deu 9:2 | 2 Een groot en lang volk, kinderen der
46 Deu 26:5 | hij werd aldaar tot een groot, machtig en menigvuldig
47 Joz 3:7 | Dezen dag zal Ik beginnen u groot te maken voor de ogen van
48 Joz 4:14 | dage maakte de HEERE Jozua groot voor de ogen van het ganse
49 Joz 6:5 | het volk juichen met een groot gejuich; dan zal de stadsmuur
50 Joz 6:20 | juichte het volk met een groot gejuich; en de muur viel
51 Joz 11:8 | hen, en joegen hen na tot groot Sidon toe, en tot Misrefoth-maim,
52 Joz 14:15 | eertijds Kirjath-Arba, die een groot mens geweest is onder de
53 Joz 17:14 | gegeven, daar ik toch een groot volk ben, voor zoveel de
54 Joz 17:15 | henlieden: Dewijl gij een groot volk zijt, zo ga op naar
55 Joz 17:17 | zeggende: Gij zijt een groot volk, en gij hebt grote
56 Joz 19:9 | kinderen van Juda was te groot voor hen; daarom erfden
57 Joz 19:28 | Hammon, en Kana, tot aan groot Sidon. ~
58 Joz 23:10 | aan de Jordaan, een altaar groot in het aanzien. ~
59 Ric 4:39 | inbeeldingen des harten groot. ~
60 Ric 10:2 | en de zonen dezer vrouw, groot geworden zijnde, stieten
61 Ric 12:24 | Simson; en dat knechtje werd groot, en de HEERE zegende het. ~
62 Ric 15:23 | Filistijnen, om hun god Dagon een groot offer te offeren, en tot
63 Ric 20:2 | hun stem op en weenden met groot geween. ~
64 Rut 1:13 | wachten, totdat zij zouden groot geworden zijn; zoudt gij
65 1Sa 2:17 | zonde dezer jongelingen zeer groot voor het aangezicht des
66 1Sa 2:21 | de jongeling Samuel werd groot bij den HEERE. ~
67 1Sa 2:26 | Samuel nam toe, en werd groot en aangenaam beide bij den
68 1Sa 3:19 | 19 Samuel nu werd groot; en de HEERE was met hem,
69 1Sa 4:5 | juichte gans Israel met een groot gejuich, alzo dat de aarde
70 1Sa 6:9 | Beth-Semes, zo heeft Hij ons dit groot kwaad gedaan; maar zo niet,
71 1Sa 12:17 | dan, en ziet, dat uw kwaad groot is, dat gij voor de ogen
72 1Sa 14:20 | anderen, er was een zeer groot gedruis. ~
73 1Sa 14:30 | Maar nu is die slag niet groot geweest over de Filistijnen. ~
74 1Sa 19:1 | Jonathan, Sauls zoon, had groot welgevallen aan David. ~
75 1Sa 19:5 | geslagen, en de HEERE heeft een groot heil aan het ganse Israel
76 1Sa 22:15 | niet geweten, klein noch groot. ~
77 1Sa 25:2 | Karmel; en die man was zeer groot, en hij had drie duizend
78 1Sa 25:36 | niet een woord, klein noch groot, te kennen, tot aan het
79 1Sa 26:24 | uw ziel in mijn ogen is groot geacht geweest, alzo zij
80 1Sa 26:24 | ziel in de ogen des HEEREN groot geacht, en Hij verlosse
81 2Sa 5:10 | geduriglijk voort, en werd groot; want de HEERE, de God der
82 2Sa 7:22 | 22 Daarom zijt Gij groot, HEERE God! Want er is niemand
83 2Sa 7:26 | 26 En Uw Naam worde groot gemaakt tot in eeuwigheid,
84 2Sa 12:3 | had het gevoed, dat het groot geworden was bij hem, en
85 2Sa 13:36 | knechten weenden met een zeer groot geween. ~
86 2Sa 18:29 | Ahimaaz zeide: Ik zag een groot rumoer, als Joab, den knecht
87 2Sa 19:32 | had; want hij was een zeer groot man. ~
88 2Sa 22:36 | verootmoedigen hebt Gij mij groot gemaakt. ~
89 2Sa 23:10 | en de HEERE wrocht een groot heil ten zelven dage; en
90 2Sa 23:12 | en de HEERE wrocht een groot heil. ~
91 2Sa 23:20 | zoon van een dapperen man, groot van daden, van Kabzeel;
92 1Kon 3:4 | offeren, omdat die hoogte groot was; duizend brandofferen
93 1Kon 3:8 | dat Gij verkoren hebt, een groot volk, hetwelk niet kan geteld
94 2Kon 4:18| 18 Toen nu het kind groot werd, geschiedde het op
95 2Kon 5:1 | koning van Syrie, was een groot man voor het aangezicht
96 2Kon 24:13| grimmigheid des HEEREN is groot, dewelke tegen ons aangestoken
97 1Kro 11:9 | geduriglijk voort, en werd groot, want de HEERE der heirscharen
98 1Kro 11:22| dapperen mans van Kabzeel, was groot van daden; hij versloeg
99 1Kro 12:22| om hem te helpen, tot een groot leger toe, als een leger
100 1Kro 16:25| 25 Want de HEERE is groot, en zeer te prijzen, en
101 1Kro 17:24| worde waar, en Uw Naam worde groot gemaakt tot in eeuwigheid,
102 1Kro 23:5 | zal, zal men ten hoogste groot maken, tot een Naam en tot
103 1Kro 30:1 | dit werk daarentegen is groot, want het is geen paleis
104 1Kro 30:12| staat het in Uw hand alles groot te maken en sterk te maken. ~
105 1Kro 30:25| En de HEERE maakte Salomo groot ten hoogste voor de ogen
106 2Kro 1:1 | en maakte hem ten hoogste groot. ~
107 2Kro 1:10| inga; want wie zou dit Uw groot volk kunnen richten? ~
108 2Kro 2:5 | dat ik zal bouwen, zal groot zijn; want onze God is groter
109 2Kro 2:9 | dat ik zal bouwen, zal groot en wonderlijk zijn. ~
110 2Kro 17:8 | Moren en de Libiers een groot heir met zeer veel wagenen
111 2Kro 18:12| toe, en werd ten hoogste groot; daartoe bouwde hij in Juda
112 2Kro 34:21| grimmigheid des HEEREN is groot, die over ons uitgegoten
113 Ezra 3:11| al het volk juichte met groot gejuich, als men den HEERE
114 Ezra 3:13| want het volk juichte met groot gejuich, dat de stem tot
115 Ezra 5:11| gebouwd geweest; want een groot koning van Israel had het
116 Ezra 9:6 | hoofd, en onze schuld is groot geworden tot aan den hemel. ~
117 Ezra 10:1 | want het volk weende met groot geween. ~
118 Neh 2:10 | hoorden, mishaagde het hun met groot mishagen, dat er een mens
119 Neh 4:19 | overige des volks: Het werk is groot en wijd; en wij zijn op
120 Neh 5:1 | volks en hunner vrouwen was groot, tegen hun broederen, de
121 Neh 6:3 | om te zeggen: Ik doe een groot werk, zodat ik niet zal
122 Neh 7:4 | nu was wijd van ruimte en groot; doch des volks was weinig
123 Neh 9:17 | barmhartig, lankmoedig, en groot van weldadigheid, hebt hen
124 Est 1:20 | koninkrijk, (want het is groot) gehoord zal worden, zo
125 Est 16:1 | de koning Ahasveros Haman groot, den zoon van Hammedatha,
126 Est 17:1 | de koning Ahasveros Haman groot, den zoon van Hammedatha,
127 Est 28:4 | alles, waarin de koning hem groot gemaakt had, en waarin hij
128 Est 50:4 | 4 Want Mordechai was groot in het huis des konings,
129 Est 56:2 | Mordechai, denwelken de koning groot gemaakt heeft, zijn die
130 Est 56:3 | den koning Ahasveros, en groot bij de Joden, en aangenaam
131 Job 2:13 | zagen, dat de smart zeer groot was. ~ ~
132 Job 7:17 | is de mens, dat Gij hem groot acht, en dat Gij Uw hart
133 Job 22:5 | 5 Is niet uw boosheid groot, en uwer ongerechtigheden
134 Job 31:25 | geweest, omdat mijn vermogen groot was, en omdat mijn hand
135 Job 36:18 | klop wegstote; zodat u een groot rantsoen er niet zou afbrengen. ~
136 Job 36:24 | Gedenk, dat gij Zijn werk groot maakt, hetwelk de lieden
137 Job 36:26 | 26 Zie, God is groot, en wij begrijpen het niet;
138 Job 36:56 | wij niet uitvinden; Hij is groot van kracht; doch door gericht
139 Job 38:7 | jongen worden kloek, worden groot door het koren; zij gaan
140 Job 38:14 | vertrouwen, omdat zijn kracht groot is, en zult gij uw arbeid
141 Psa 18:36 | zachtmoedigheid heeft mij groot gemaakt. ~
142 Psa 18:51 | verlossingen Zijns konings groot maakt, en goedertierenheid
143 Psa 21:6 | 6 Groot is zijn eer door Uw heil;
144 Psa 25:11 | ongerechtigheid, want die is groot. ~
145 Psa 31:20 | 20 O, hoe groot is Uw goed, dat Gij weggelegd
146 Psa 33:16 | wordt niet behouden door een groot heir; een held wordt niet
147 Psa 34:16 | wordt niet behouden door een groot heir; een held wordt niet
148 Psa 35:4 | Maakt den HEERE met mij groot, en laat ons Zijn Naam samen
149 Psa 36:26 | worden, die zich tegen mij groot maken. ~
150 Psa 36:27 | hen geduriglijk zeggen: Groot gemaakt zij de HEERE, Die
151 Psa 39:17 | zouden zij zich tegen mij groot maken. ~
152 Psa 39:20 | valse oorzaken haten, worden groot. ~
153 Psa 41:17 | geduriglijk zeggen: De HEERE zij groot gemaakt! ~
154 Psa 47:3 | Allerhoogste, is vreselijk, een groot Koning over de ganse aarde. ~
155 Psa 48:2 | 2 De HEERE is groot en zeer te prijzen, in de
156 Psa 49:17 | wanneer de eer van zijn huis groot wordt; ~
157 Psa 55:13 | niet, die zich tegen mij groot maakt, anders zou ik mij
158 Psa 57:11 | Want Uw goedertierenheid is groot tot aan de hemelen, en Uw
159 Psa 70:5 | geduriglijk zeggen: God zij groot gemaakt! ~
160 Psa 73:22 | en wist niets; ik was een groot beest bij U. ~
161 Psa 76:2 | bekend in Juda; Zijn Naam is groot in Israel. ~
162 Psa 77:14 | het heiligdom; wie is een groot God, gelijk God? ~
163 Psa 86:10 | 10 Want Gij zijt groot, en doet wonderwerken; Gij
164 Psa 86:13 | Want Uw goedertierenheid is groot over mij; en Gij hebt mijn
165 Psa 86:15 | genadig God, lankmoedig, en groot van goedertierenheid en
166 Psa 92:6 | 6 O HEERE! hoe groot zijn Uw werken! zeer diep
167 Psa 95:3 | 3 Want de HEERE is een groot God; ja, een groot Koning
168 Psa 95:3 | is een groot God; ja, een groot Koning boven alle goden; ~
169 Psa 96:4 | 4 Want de HEERE is groot, en zeer te prijzen; Hij
170 Psa 99:2 | 2De HEERE is groot in Sion, en Hij is hoog
171 Psa 103:8 | de HEERE, lankmoedig en groot van goedertierenheid. ~
172 Psa 104:1 | mijn God! Gij zijt zeer groot, Gij zijt bekleed met majesteit
173 Psa 104:24 | 24 Hoe groot zijn Uw werken, o HEERE!
174 Psa 104:25 | 25 Deze zee, die groot en wijd van ruimte is, daarin
175 Psa 108:5 | Want Uw goedertierenheid is groot tot boven de hemelen, en
176 Psa 110:6 | die het hoofd is over een groot land.
177 Psa 111:2 | De werken des HEEREN zijn groot; Daleth. zij worden gezocht
178 Psa 131:1 | gewandeld in dingen mij te groot en tewonderlijk. ~
179 Psa 135:5 | Want ik weet, dat de HEERE groot is, en dat onze Heere boven
180 Psa 138:2 | vanwege Uwgansen Naam Uw woord groot gemaakt. ~
181 Psa 138:5 | heerlijkheid des HEEREN is groot. ~
182 Psa 144:12 | zijn als planten, welke groot geworden zijn in hun jeugd;
183 Psa 145:3 | 3 Gimel. De HEERE is groot en zeer te prijzen, en Zijn
184 Psa 145:8 | de HEERE, lankmoedig en groot van goedertierenheid. ~
185 Psa 147:5 | 5 Onze Heere is groot en van veel kracht; Zijns
186 Spre 11:12| naaste; maar een man van groot verstand zwijgt stil. ~
187 Spre 14:29| 29 De lankmoedige is groot van verstand; maar die haastig
188 Spre 19:19| 19 Die groot is van grimmigheid, zal
189 Spre 29:2 | Als de rechtvaardigen groot worden, verblijdt zich het
190 Pred 2:7 | des huizes; ook had ik een groot bezit van runderen en schapen,
191 Pred 2:9 | 9 En ik werd groot, en nam toe, meer dan iemand,
192 Pred 2:21| is ook ijdelheid en een groot kwaad. ~
193 Pred 9:13| wijsheid gezien, en zij was groot bij mij: ~
194 Pred 9:14| lieden waren daarin; en een groot koning kwam tegen haar,
195 Jes 1:2 | spreekt: Ik heb kinderen groot gemaakt en verhoogd; maar
196 Jes 6:12 | wegdoen, en de verlating zal groot wezen in het binnenste des
197 Jes 9:1 | duisternis wandelt, zal een groot licht zien; degenen, die
198 Jes 9:2 | hebt de blijdschap niet groot gemaakt; zij zullen nochtans
199 Jes 12:6 | want de Heilige Israels is groot in het midden van u. ~ ~
200 Jes 14:7 | zij is stil; zij maken groot geschal met gejuich. ~
201 Jes 22:2 | 2 Gij, die vol van groot gedruis waart, gij woelige
202 Jes 23:4 | ik heb geen jongelingen groot gemaakt, en geen jonge
203 Jes 27:1 | HEERE met Zijn hard, en groot, en sterk zwaard bezoeken
204 Jes 28:29 | wonderlijk van raad, Hij is groot van daad. ~ ~
205 Jes 29:6 | donder, en met aardbeving, en groot geluid, met wervelwind,
206 Jes 42:13 | juichen, ja, Hij zal een groot getier maken; Hij zal Zijn
207 Jes 42:21 | gerechtigheid wil; Hij maakte hem groot door de wet, en Hij maakte
208 Jes 44:14 | en de regen maakt dien groot. ~
209 Jes 44:23 | aarde! gij bergen! maakt een groot gedreun met vreugdegezang,
210 Jes 54:13 | vrede uwer kinderen zal groot zijn. ~
211 Jes 67:6 | Er zal een stem van een groot rumoer uit de stad zijn,
212 Jer 5:27 | bedrog; daarom zijn zij groot en rijk geworden. ~
213 Jer 10:6 | is, o HEERE! zo zijt Gij groot, en groot is Uw Naam in
214 Jer 10:6 | HEERE! zo zijt Gij groot, en groot is Uw Naam in mogendheid. ~
215 Jer 10:22 | stem des geruchts, en een groot beven uit het land van het
216 Jer 11:16 | Hij met een geluid van een groot geroep een vuur om denzelven
217 Jer 25:32 | van volk tot volk. en een groot onweder zal er verwekt worden
218 Jer 26:19 | gesproken had? Wij dan doen een groot kwaad tegen onze zielen. ~
219 Jer 30:7 | wee! want die dag is zo groot, dat zijns gelijke niet
220 Jer 32:19 | 19 Groot van raad en machtig van
221 Jer 36:7 | van zijn bozen weg; want groot is de toorn en de grimmigheid,
222 Jer 44:7 | Waarom doet gij zulk een groot kwaad tegen uw zielen, opdat
223 Jer 48:26 | dronken, omdat hij zich groot gemaakt heeft tegen den
224 Jer 48:42 | volk zij, omdat hij zich groot gemaakt heeft tegen den
225 Klaa 1:1 | weduwe geworden, zij, die groot was onder de heidenen, een
226 Klaa 1:9 | want de vijand maakt zich groot. ~
227 Klaa 1:35| want uw breuk is zo groot als de zee, wie kan u helen? ~
228 Klaa 1:67| morgen nieuw, Uw trouw is groot. ~
229 Eze 9:9 | en van Juda is gans zeer groot, en het land is met bloed
230 Eze 16:7 | en gij zijt gegroeid, en groot geworden, en zijt gekomen
231 Eze 16:26 | Egypte, uw naburen, die groot van vlees zijn; en gij hebt
232 Eze 17:3 | Heere HEERE: Een arend, die groot was, groot van vleugelen,
233 Eze 17:3 | Een arend, die groot was, groot van vleugelen, lang van
234 Eze 17:7 | was er een grote arend, groot van vleugelen en overvloedig
235 Eze 17:17 | Ook zal Farao, door een groot heir en door menigte van
236 Eze 24:9 | zal ook den brandstapel groot maken! ~
237 Eze 31:4 | De wateren maakten hem groot, de afgrond maakte hem hoog;
238 Eze 35:13 | u met uw mond tegen Mij groot gemaakt, en uw woorden tegen
239 Eze 37:10 | hun voeten, een gans zeer groot heir. ~
240 Eze 38:19 | niet, te dien dage, een groot beven zal zijn in het land
241 Eze 38:23 | 23 Alzo zal Ik Mij groot maken, en Mij heiligen,
242 Eze 39:17 | voor u geslacht heb, een groot slachtoffer, op de bergen
243 Dan 2:31 | zaagt, en ziet, er was een groot beeld (dit beeld was treffelijk,
244 Dan 2:48 | maakte de koning Daniel groot, en hij gaf hem vele grote
245 Dan 4:3 | 3 Hoe groot zijn Zijn tekenen! en hoe
246 Dan 4:10 | aarde, en zijn hoogte was groot. ~
247 Dan 4:11 | 11 De boom werd groot en sterk; en zijn hoogte
248 Dan 4:20 | dien gij gezien hebt, die groot en sterk geworden was, en
249 Dan 4:22 | zijt gij, o koning! die groot en sterk zijt geworden;
250 Dan 8:4 | welgevallen, en hij maakte zich groot. ~
251 Dan 8:8 | geitenbok maakte zich uitermate groot; maar toen hij sterk geworden
252 Dan 8:9 | kleine hoorn, welke uitnemend groot werd, tegen het zuiden,
253 Dan 8:10 | 10 En hij werd groot tot aan het heir des hemels;
254 Dan 8:11 | Ja, hij maakte zich groot tot aan den Vorst diens
255 Dan 9:12 | brengende over ons een groot kwaad, hetwelk niet geschied
256 Dan 9:18 | Uw barmhartigheden, die groot zijn. ~
257 Dan 11:13 | grote heirkracht, en met groot goed. ~
258 Dan 11:28 | zijn land wederkeren met groot goed, en zijn hart zal zijn
259 Dan 11:36 | zichzelven verheffen, en groot maken boven allen God, en
260 Dan 11:37 | hij zal zich boven alles groot maken. ~
261 Hos 1:11 | want de dag van Jizreel zal groot zijn. ~
262 Hos 9:7 | ongerechtigheid is de haat ook groot. ~
263 Hos 9:12 | zij hun kinderen mochten groot maken, Ik zal er hen toch
264 Hos 10:14 | 14 Daarom zal er een groot gedruis ontstaan onder uw
265 Hos 12:9 | rijk geworden, ik heb mij groot goed verkregen; in al mijn
266 Joe 2:2 | uitgespreid over de bergen; een groot en machtig volk, desgelijks
267 Joe 2:11 | want Zijn leger is zeer groot, want Hij is machtig, doende
268 Joe 2:11 | want de dag des HEEREN is groot en zeer vreselijk, en
269 Joe 2:13 | barmhartig, lankmoedig en groot van goedertierenheid, en
270 Joe 2:25 | rups heeft afgegeten; Mijn groot heir, dat Ik onder u gezonden
271 Joe 3:13 | want hunlieder boosheid is groot. ~
272 Amos 2:2 | en Moab zal sterven met groot gedruis, met gejuich, met
273 Oba 1:12 | ondergangs; noch uw mond groot gemaakt hebben, ten dage
274 Jona 4:1 | Dit verdroot Jona met groot verdriet, en zijn toorn
275 Jona 4:2 | God zijt, lankmoedig en groot van goedertierenheid, en
276 Jona 4:10| hebt gearbeid, noch dien groot gemaakt; die in een nacht
277 Mic 4:9 | Nu, waarom zoudt gij zo groot geschrei maken? Is er geen
278 Mic 5:3 | zullen wonen, want nu zal Hij groot zijn tot aan de einden
279 Zep 2:8 | beschimpt hebben, en hebben zich groot gemaakt tegen deszelfs
280 Zep 2:10 | beschimpt, en hebben zich groot gemaakt tegen het volk van
281 Zac 2:2 | te meten; om te zien, hoe groot haar breedte, en hoe groot
282 Zac 2:2 | groot haar breedte, en hoe groot haar lengte wezen zal. ~
283 Zac 9:17 | 17 Want hoe groot zal zijn goed wezen en hoe
284 Zac 9:17 | zal zijn goed wezen en hoe groot zal zijn schoonheid wezen!
285 Zac 12:11 | te Jeruzalem de rouwklage groot zijn, gelijk die rouwklage
286 Zac 14:13 | dage geschieden, dat er een groot gedruis van den HEERE onder
287 Mal 1:5 | zult zeggen: De HEERE zij groot gemaakt, van de landpale
288 Mal 1:11 | ondergang, zal Mijn Naam groot zijn onder de heidenen;
289 Mal 1:11 | spijsoffer; want Mijn Naam zal groot zijn onder de heidenen,
290 Mal 1:14 | verdorven is! want Ik ben een groot Koning, zegt de HEERE der
291 Matt 4:16| duisternis zat, heeft een groot licht gezien; en dengenen,
292 Matt 5:12| verheugt u; want uw loon is groot in de hemelen; want alzo
293 Matt 5:19| geleerd hebben, die zal groot genaamd worden in het Koninkrijk
294 Matt 6:23| u is, duisternis is, hoe groot zal de duisternis zelve
295 Matt 7:27| gevallen, en zijn val was groot. ~
296 Matt 8:10| Ik heb zelfs in Israel zo groot een geloof niet gevonden. ~
297 Matt 9:37| discipelen: De oogst is wel groot; maar de arbeiders zijn
298 Matt 15:28| zeide tot haar: O vrouw! groot is uw geloof; u geschiede,
299 Matt 20:26| zo wie onder u zal willen groot worden, die zij uw dienaar; ~
300 Matt 23:5 | de zomen van hun klederen groot. ~
301 Matt 24:31| uitzenden met een bazuin van groot geluid, en zij zullen Zijn
302 Mark 10:43| zijn; maar zo wie onder u groot zal willen worden, die zal
303 Mark 16:4 | afgewenteld was) want hij was zeer groot. ~
304 Luk 1:15 | 15 Want hij zal groot zijn voor den Heere; noch
305 Luk 1:32 | 32 Deze zal groot zijn, en de Zoon des Allerhoogsten
306 Luk 1:46 | Maria zeide: Mijn ziel maakt groot den Heere; ~
307 Luk 6:23 | want, ziet, uw loon is groot in den hemel; want hun vaders
308 Luk 6:35 | te hopen; en uw loon zal groot zijn, en gij zult kinderen
309 Luk 6:49 | val van datzelve huis was groot. ~ ~
310 Luk 7:9 | Ik zeg ulieden: Ik heb zo groot een geloof zelfs in Israel
311 Luk 7:16 | verheerlijkten God, zeggende: Een groot Profeet is onder ons opgestaan,
312 Luk 9:48 | onder u allen is, die zal groot zijn. ~
313 Luk 10:2 | tot hen: De oogst is wel groot, maar de arbeiders zijn
314 Luk 14:16 | zeker mens bereidde een groot avondmaal, en hij noodde
315 Luk 21:25 | als de zee en watergolven groot geluid zullen geven; ~
316 Luk 23:23 | Maar zij hielden aan met groot geroep, eisende, dat Hij
317 Joha 19:31| die dag des sabbats was groot), baden Pilatus, dat hun
318 Hand 5:11| hem nederdalen, gelijk een groot linnen laken, aan de vier
319 Hand 5:46| met vreemde talen, en God groot maken. Toen antwoordde Petrus: ~
320 Hand 6:5 | een zeker vat, gelijk een groot linnen laken, nederdalende,
321 Hand 6:21| Heeren was met hen; en een groot getal geloofde, en bekeerde
322 Hand 10:16| ontmoette, welke haar heren groot gewin toebracht met waarzeggen. ~
323 Hand 13:17| van den Heere Jezus werd groot gemaakt. ~
324 Hand 13:28| toornigheid, en riepen, zeggende: Groot is de Diana de Efezeren! ~
325 Hand 13:34| omtrent twee uren lang: Groot is de Diana der Efezeren! ~
326 Hand 14:37| 37 En er werd een groot geween van hen allen; en
327 Hand 16:6 | snellijk uit den hemel een groot licht mij rondom omscheen. ~
328 Hand 17:9 | 9 En er geschiedde een groot geroep; en de Schriftgeleerden
329 Hand 18:7 | daarover komende, heeft hem met groot geweld uit onze handen weggebracht; ~
330 Hand 20:22| betuigende beiden klein en groot; niets zeggende buiten hetgeen
331 Hand 22:2 | vriendelijkheid; want een groot vuur ontstoken hebbende,
332 Rom 15:23 | en van over vele jaren groot verlangen hebbende, om tot
333 2Kor 8:22| veel naarstiger, door het groot vertrouwen, dat hij heeft
334 Efez 5:32| 32 Deze verborgenheid is groot; doch ik zeg dit, ziende
335 Fili 1:20| alzo ook nu, Christus zal groot gemaakt worden in mijn lichaam,
336 1Tim 3:16| verborgenheid der godzaligheid is groot: God is geopenbaard in het
337 1Tim 6:6 | Doch de godzaligheid is een groot gewin met vergenoeging. ~
338 2Tim 2:20| 20 Doch in een groot huis zijn niet alleen gouden
339 Heb 7:4 | 4 Aanmerkt nu, hoe groot deze geweest zij, aan denwelken
340 Heb 11:24 | het geloof heeft Mozes, nu groot geworden zijnde, geweigerd
341 Heb 12:1 | Daarom dan ook, alzo wij zo groot een wolk der getuigen rondom
342 Jako 3:4 | de schepen, hoewel zij zo groot zijn, en van harde winden
343 Open 6:4 | zouden doden; en hem werd een groot zwaard gegeven. ~
344 Open 12:1 | 1 En er werd een groot teken gezien in den hemel;
345 Open 14:18| vuur; en hij riep met een groot geroep, tot dengene, die
346 Open 15:1 | 1En ik zag een ander groot en wonderlijk teken in den
347 Open 15:3 | gezang des Lams, zeggende: Groot en wonderlijk zijn Uw werken,
348 Open 16:18| zodanige aardbeving en zo groot. ~
349 Open 16:21| deszelfs plage was zeer groot. ~ ~
350 Open 19:5 | vreest, beiden klein en groot! ~
351 Open 20:12| ik zag de doden, klein en groot, staande voor God; en de
352 Open 21:16| vierkant, en haar lengte was zo groot als haar breedte. En hij
|