Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
zedad 2
zedekia 62
zeden 3
zee 349
zeearend 2
zeeb 6
zeedieren 1
Frequency    [«  »]
355 weten
352 groot
349 gehoord
349 zee
347 gezien
347 knecht
347 spreken

Bijbel

IntraText - Concordances

zee

    Book Chapter: Verse
1 Gen 1:26 | hebben over de vissen der zee, en over het gevogelte des 2 Gen 1:28 | heerschappij over de vissen der zee, en over het gevogelte des 3 Gen 9:2 | roert, en in alle vissen der zee; zij zijn in uw hand overgegeven. ~ 4 Gen 21:17 | zand, dat aan den oever der zee is; en uw zaad zal de poorten 5 Gen 29:12 | stellen als het zand der zee, dat vanwege de menigte 6 Gen 37:49 | bijeen, als het zand der zee, totdat men ophield te tellen: 7 Exo 14:2 | tussen Migdol en tussen de zee, voor Baal-Zefon; daar tegenover 8 Exo 14:2 | zult gij u legeren aan de zee. ~ 9 Exo 14:9 | zich gelegerd hadden aan de zee; al de paarden, de wagens 10 Exo 14:16 | strek uw hand uit over de zee, en klief dezelve, dat de 11 Exo 14:16 | Israels door het midden der zee gaan op het droge. ~ 12 Exo 14:21 | hand uitstrekte over de zee, zo deed de HEERE de zee 13 Exo 14:21 | zee, zo deed de HEERE de zee weggaan, door een sterken 14 Exo 14:21 | gansen nacht, en maakte de zee droog, en de wateren werden 15 Exo 14:22 | ingegaan in het midden van de zee, op het droge; en de wateren 16 Exo 14:23 | ruiteren, in het midden van de zee. ~ 17 Exo 14:26 | Strek uw hand uit over de zee, dat de wateren wederkeren 18 Exo 14:27 | Mozes zijn hand uit over de zee; en de zee kwam weder, tegen 19 Exo 14:27 | hand uit over de zee; en de zee kwam weder, tegen het naken 20 Exo 14:27 | Egyptenaars in het midden der zee. ~ 21 Exo 14:28 | hen nagevolgd was in de zee; er bleef niet een van hen 22 Exo 14:29 | droge, in het midden der zee; en de wateren waren hun 23 Exo 14:30 | Egyptenaren dood aan den oever der zee. ~ 24 Exo 15:1 | zijn ruiter heeft Hij in de zee geworpen. ~ 25 Exo 15:4 | wagenen en zijn heir in de zee geworpen; en de keure zijner 26 Exo 15:8 | geworden in het hart der zee. ~ 27 Exo 15:10 | met Uw wind geblazen; de zee heeft hen gedekt, zij zonken 28 Exo 15:19 | zijn ruiters, zijn in de zee gekomen, en de HEERE heeft 29 Exo 15:19 | HEERE heeft de wateren der zee over hen doen wederkeren; 30 Exo 15:19 | droge in het midden van de zee gegaan. ~ 31 Exo 15:21 | paard met zijn ruiter in de zee gestort! ~ 32 Exo 20:11 | en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is, en 33 Exo 23:31 | landpalen zetten van de zee Suf tot aan de zee der Filistijnen, 34 Exo 23:31 | van de zee Suf tot aan de zee der Filistijnen, en van 35 Num 11:22 | zullen al de vissen der zee voor hen verzameld worden, 36 Num 11:31 | raapte kwakkelen van de zee, en strooide ze bij het 37 Num 13:29 | Kanaanieten wonen aan de zee, en aan den oever van de 38 Num 32:8 | door het midden van de zee, naar de woestijn, en zij 39 Num 33:5 | uitgangen zullen zijn naar de zee. ~ 40 Num 33:6 | westen, daar zal u de grote zee de landpale zijn; dit zal 41 Num 33:7 | deze zijn: van de grote zee af zult gij u den berg Hor 42 Num 33:11 | strekken langs den oever van de zee Cinnereth oostwaarts. ~ 43 Deu 1:7 | zuiden, en aan de havens der zee; het land der Kanaanieten, 44 Deu 3:17 | Cinnereth af tot aan de zee des vlakken velds, de Zoutzee, 45 Deu 4:49 | naar het oosten, tot aan de zee des vlakken velds, onder 46 Deu 11:24 | Frath, tot aan de achterste zee, zal uw landpale zijn. ~ 47 Deu 30:13 | ook niet op gene zijde der zee, om te zeggen: Wie zal voor 48 Deu 30:13 | overvaren aan gene zijde der zee, dat hij het voor ons hale, 49 Deu 34:2 | Juda, tot aan de achterste zee; ~ 50 Joz 1:4 | Hethieten, en tot aan de grote zee, tegen den ondergang der 51 Joz 3:16 | Sarthan ligt en die naar de zee des vlakken velds, te weten 52 Joz 5:1 | Kanaanieten, die aan de zee waren, hoorden, dat de HEERE 53 Joz 9:1 | aan alle havens der grote zee, tegenover den Libanon: 54 Joz 11:2 | en in Nafoth-Dor, aan de zee waren; ~ 55 Joz 11:4 | zand, dat aan den oever der zee is, in veelheid; en zeer 56 Joz 12:3 | het vlakke veld tot aan de zee van Cinneroth tegen het 57 Joz 12:3 | het oosten, en tot aan de zee des vlakken velds, de Zoutzee, 58 Joz 13:27 | landpale, tot aan het einde der zee van Cinnereth, over de Jordaan, 59 Joz 15:4 | landpale zullen naar de zee zijn. Dit zal uw landpale 60 Joz 15:5 | zal zijn van de tong der zee, van het uiterste van de 61 Joz 15:11 | landpale zullen zijn naar de zee. ~ 62 Joz 15:12 | westen zal zijn tot de grote zee en derzelver landpale. Dit 63 Joz 15:46 | 46 Van Ekron, en naar de zee toe; alle, die aan de zijde 64 Joz 15:47 | van Egypte; en de grote zee, en haar landpale. ~ 65 Joz 16:3 | haar uitgangen zijn aan de zee. ~ 66 Joz 16:8 | haar uitgangen zijn aan de zee. Dit is het erfdeel van 67 Joz 17:9 | haar uitgangen zijn aan de zee. ~ 68 Joz 17:10 | was het van Manasse, en de zee was zijn landpale; en aan 69 Joz 19:29 | haar uitgangen zijn aan de zee, van het landsnoer strekkende 70 Joz 24:4 | uitgeroeid heb, en tot de grote zee, tegen den ondergang der 71 Joz 25:6 | had, zo kwaamt gij aan de zee, en de Egyptenaars jaagden 72 Joz 25:7 | Egyptenaars, en Hij bracht de zee over hen, en bedekte hen; 73 Ric 6:12 | zand, dat aan den oever der zee is, in menigte. ~ 74 1Sa 13:5 | zand, dat aan den oever der zee is; en zij togen op, en 75 2Sa 17:11 | toe, als zand, dat aan de zee is, in menigte; en dat uw 76 2Sa 22:16 | 16 En de diepe kolken der zee werden gezien, de gronden 77 1Kon 4:20| velen, als zand, dat aan de zee is in menigte, etende, en 78 1Kon 4:29| zand, dat aan den oever der zee is. ~ 79 1Kon 5:9 | afbrengen van den Libanon aan de zee; en ik zal het op vlotten 80 1Kon 5:9 | zal het op vlotten over de zee doen voeren, tot die plaats, 81 1Kon 7:23| Verder maakte hij de gegotene zee; van tien ellen was zij 82 1Kon 7:24| in een el, omringende die zee rondom; twee rijen dezer 83 1Kon 7:25| ziende naar het oosten; en de zee was boven op dezelve; en 84 1Kon 7:39| linkerzijde van het huis; maar de zee zette hij aan de rechterzijde 85 1Kon 7:44| 44 Daartoe de ene zee; en de twaalf runderen onder 86 1Kon 7:44| twaalf runderen onder die zee. ~ 87 1Kon 9:27| scheepslieden, kenners van de zee, met de knechten van Salomo. ~ 88 1Kon 10:22| 22 Want de koning had in zee schepen van Tharsis, met 89 1Kon 18:43| nu op, en zie uit naar de zee. Toen ging hij op, en zag 90 1Kon 18:44| mans hand, gaat op van de zee. En hij zeide: Ga op, zeg 91 2Kon 15:25| ingang van Hamath, tot aan de zee van het vlakke veld; naar 92 2Kon 17:17| het wasvat weg, en deed de zee af van de koperen runderen, 93 2Kon 18:17| het wasvat weg, en deed de zee af van de koperen runderen, 94 2Kon 27:13| stellingen, en de koperen zee, die in het huis des HEEREN 95 2Kon 27:16| De twee pilaren, de ene zee, en de stellingen, die Salomo 96 1Kro 16:32| 32 Dat de zee bruise met haar volheid, 97 1Kro 18:8 | heeft Salomo de koperen zee, en de pilaren, en de koperen 98 1Kro 19:8 | heeft Salomo de koperen zee, en de pilaren, en de koperen 99 2Kro 2:16| tot u met vlotten, over de zee, naar Jafo brengen; en gij 100 2Kro 4:2 | Daartoe maakte hij de gegoten zee; van tien ellen was zij, 101 2Kro 4:3 | in een el, omringende de zee rondom; twee rijen dezer 102 2Kro 4:4 | ziende naar het oosten; en de zee was boven op dezelve; en 103 2Kro 4:6 | staken zij daarin; maar de zee was, opdat de priesters 104 2Kro 4:10| 10 De zee nu zette hij aan de rechterzijde, 105 2Kro 4:15| 15 Een zee, en de twaalf runderen daaronder. ~ 106 2Kro 9:17| Eloth, aan den oever der zee, in het land Edom. ~ 107 2Kro 9:18| knechten, kenners van de zee; en zij gingen met Salomo' 108 2Kro 21:2 | tegen u van gene zijde der zee, uit Syrie, en zie, zij 109 Ezra 3:7 | Libanon te brengen aan de zee naar Jafo, naar de vergunning 110 Neh 9:11 | 11 En Gij hebt de zee voor hun aangezicht gekliefd, 111 Neh 9:11 | dat zij in het midden der zee op het droge zijn doorgegaan; 112 Est 56:1 | land, en de eilanden der zee. ~ 113 Job 7:12 | 12 Ben ik dan een zee, of walvis, dat Gij om mij 114 Job 9:8 | treedt op de hoogten der zee; ~ 115 Job 11:9 | haar maat, en breder dan de zee. ~ 116 Job 12:8 | zullen het u de vissen der zee vertellen. ~ 117 Job 26:12 | Zijn kracht klieft Hij de zee, en door Zijn verstand verslaat 118 Job 28:14 | Zij is in mij niet; en de zee zegt: Zij is niet bij mij. ~ 119 Job 36:30 | uit, en de wortelen der zee bedekt Hij. ~ 120 Job 37:8 | 8 Of wie heeft de zee met deuren toegesloten, 121 Job 37:16 | tot aan de oorsprongen der zee, en hebt gij in het onderste 122 Job 40:22 | gelijk een pot; hij stelt de zee als een apothekerskokerij. ~ 123 Psa 8:9 | hemels, en de vissen der zee; hetgeen de paden der zeeen 124 Psa 33:7 | vergadert de wateren der zee als op een hoop; Hij stelt 125 Psa 34:7 | vergadert de wateren der zee als op een hoop; Hij stelt 126 Psa 65:6 | der verre gelegenen aan de zee! ~ 127 Psa 66:6 | 6 Hij heeft de zee veranderd in het droge; 128 Psa 68:23 | wederbrengen uit de diepten der zee; ~ 129 Psa 72:8 | En hij zal heersen van de zee tot aan de zee, en van de 130 Psa 72:8 | heersen van de zee tot aan de zee, en van de rivier tot aan 131 Psa 74:13 | hebt door Uw sterkte de zee gespleten; Gij hebt de koppen 132 Psa 77:20 | 20 Uw weg was in de zee, en Uw pad in grote wateren, 133 Psa 78:13 | 13 Hij kliefde de zee, en deed er hen doorgaan; 134 Psa 78:53 | zij niet vreesden; want de zee had hun vijanden overdekt. ~ 135 Psa 80:12 | zijn ranken uit tot aan de zee, en zijn scheuten tot aan 136 Psa 89:10 | over de opgeblazenheid der zee; wanneer haar baren zich 137 Psa 89:26 | En Ik zal zijn hand in de zee zetten, en zijn rechterhand 138 Psa 93:4 | dan de geweldige baren der zee. ~ 139 Psa 95:5 | 5 Wiens ook de zee is, want Hij heeft ze gemaakt; 140 Psa 96:11 | aarde zich verheuge, dat de zee bruise met haar volheid. ~ 141 Psa 98:7 | 7De zee bruise met haar volheid, 142 Psa 104:25 | 25 Deze zee, die groot en wijd van ruimte 143 Psa 106:7 | waren wederspannig aan de zee, bij de Schelfzee. ~ 144 Psa 107:3 | van het noorden en van de zee. ~ 145 Psa 107:23 | 23 Die met schepen ter zee afvaren, handel doende op 146 Psa 114:3 | 3De zee zag het, en vlood; de Jordaan 147 Psa 114:5 | 5Wat was u, gij zee! dat gij vloodt? gij Jordaan! 148 Psa 139:9 | ik aan het uiterste der zee; ~ 149 Psa 146:6 | aarde gemaakt heeft, de zee en al wat in dezelve is; 150 Spre 8:29| 29      Toen Hij der zee haar perk zette, opdat de 151 Spre 23:34| die in het hart van de zee slaapt; en gelijk een, die 152 Spre 30:19| een schip in het hart der zee; en de weg eens mans bij 153 Pred 1:7 | Al de beken gaan in de zee, nochtans wordt de zee niet 154 Pred 1:7 | de zee, nochtans wordt de zee niet vol; naar de plaats, 155 Jes 5:30 | bruisen, als het bruisen der zee. Dan zal men de aarde aanzien, 156 Jes 10:22 | is gelijk het zand der zee, zo zal toch maar het overblijfsel 157 Jes 10:26 | gelijk Zijn staf over de zee was, denwelken Hij      158 Jes 11:9 | de wateren den bodem der zee      bedekken. ~ 159 Jes 11:11 | en van de eilanden der zee. ~ 160 Jes 11:15 | zal de HEERE den inham der zee van Egypte verbannen, en 161 Jes 16:8 | uitgespreid, zij zijn gegaan over zee. ~ 162 Jes 18:2 | Dat gezanten zendt over de zee, en in schepen van biezen 163 Jes 19:5 | zullen de wateren uit de zee doen vergaan, en de rivier 164 Jes 21:1 | last der woestijn aan de zee. Gelijk de wervelwinden 165 Jes 23:2 | kooplieden van Sidon, over zee varende, vervulden, ~ 166 Jes 23:4 | beschaamd, o Sidon! want de zee spreekt, ja, de sterkte 167 Jes 23:4 | spreekt, ja, de sterkte der zee, zeggende: Ik heb geen barensnood 168 Jes 23:11 | hand uitgestrekt over de zee, Hij heeft de koninkrijken 169 Jes 24:14 | zullen zij juichen van de zee af. ~ 170 Jes 24:15 | valleien, in de eilanden der zee den Naam des HEEREN, des 171 Jes 27:1 | den draak, die in de zee is, doden. ~ 172 Jes 42:10 | der aarde; gij, die ter zee vaart, en al wat daarin 173 Jes 43:16 | zegt de HEERE, Die in de zee een weg, en in de sterke 174 Jes 48:18 | gerechtigheid als de golven der zee. ~ 175 Jes 50:2 | Mijn schelding maak Ik de zee droog, Ik stel de rivieren 176 Jes 51:10 | Zijt Gij het niet, Die de zee, de wateren des groten afgronds, 177 Jes 51:10 | hebt? Die de diepten der zee gemaakt hebt tot een weg, 178 Jes 51:15 | de HEERE, uw God, Die de zee klieft, dat haar golven 179 Jes 58:20 | zijn als een voortgedreven zee, want die kan niet rusten, 180 Jes 61:5 | worden; want de menigte de zee zal tot u gekeerd worden, 181 Jes 64:11 | waar is Hij, Die hen uit de zee opgebracht heeft, met de 182 Jer 5:22 | aangezicht niet beven? Die der zee het zand tot een paal gesteld 183 Jer 6:23 | stem zal bruisen als de zee, en op paarden zullen zij 184 Jer 25:22 | die aan gene zijde der zee zijn. ~ 185 Jer 27:19 | van de pilaren, en van de zee, en van de stellingen, en 186 Jer 31:35 | lichte des nachts, Die de zee klieft, dat haar golven 187 Jer 33:22 | geteld, en het zand der zee niet gemeten kan worden, 188 Jer 46:18 | bergen, en als Karmel bij de zee, aankomen! ~ 189 Jer 48:32 | uw wijnranken zijn over zee gegaan, zij hebben gereikt 190 Jer 48:32 | gereikt tot aan Jaezers zee; maar de verstoorder is      191 Jer 49:23 | zijn zij gesmolten; bij de zee is bekommernis, men kan 192 Jer 50:42 | stem zal bruisen als de zee, en op paarden zullen zij 193 Jer 51:36 | wraak wreken; en Ik zal haar zee droog maken, en haar springader 194 Jer 51:42 | 42      Een zee is over Babel gerezen, door 195 Jer 52:17 | stellingen, en de koperen zee, die in het huis des HEEREN 196 Jer 52:20 | De twee pilaren, de ene zee, en de twaalf koperen runderen, 197 Klaa 1:35| is      zo groot als de zee, wie kan u helen? ~ 198 Eze 26:3 | doen opkomen, alsof Ik de zee met haar golven deed opkomen. ~ 199 Eze 26:5 | Zij zal in het midden der zee zijn tot uitspreiding van 200 Eze 26:16 | En alle vorsten der zee zullen afdalen van hun tronen, 201 Eze 26:17 | die sterk geweest is ter zee, zij en haar      inwoners; 202 Eze 26:18 | de eilanden, die in de zee zijn, zullen beroerd worden 203 Eze 27:3 | woont aan de ingangen der zee, handelende met de volken 204 Eze 27:9 | breuken; alle schepen der zee en haar zeelieden waren 205 Eze 27:29 | en alle schippers van de zee, zullen uit hun schepen 206 Eze 27:32 | uitgeroeide in het midden der zee? ~ 207 Eze 38:20 | beven zullen de vissen der zee, en het gevogelte des hemels, 208 Eze 39:11 | doorgangers naar het oosten der zee; en datzelve zal den doorgangers      209 Eze 47:8 | daarna komen zij in de zee; in de zee uitgebracht zijnde, 210 Eze 47:8 | komen zij in de zee; in de zee uitgebracht zijnde, zo worden 211 Eze 47:10 | als de vis van de grote zee, zeer menigvuldig. ~ 212 Eze 47:15 | noorderhoek, van de grote zee af, den weg van Hethlon, 213 Eze 47:17 | Alzo zal de landpale van de zee af zijn, Hazar-Enon, de 214 Eze 47:19 | henen, tot aan de grote zee; en dat zal de zuiderhoek 215 Eze 47:20 | den westerhoek, de grote zee, van de landpale af tot 216 Eze 48:28 | henen, tot aan de      grote zee. ~ 217 Dan 7:2 | braken voort op de grote zee. ~ 218 Dan 7:3 | vier grote dieren op uit de zee, het ene van het andere 219 Hos 1:10 | Israels zijn als het zand der zee, dat niet gemeten noch geteld 220 Hos 4:3 | hemels; ja, ook de vissen der zee zullen weggeraapt      worden. ~ 221 Hos 11:10 | zullen de kinderen van de zee af al bevende aankomen. ~ 222 Joe 2:20 | einde naar de achterste      zee; en zijn stank zal opgaan, 223 Amos 5:8 | verduistert; Die de wateren der zee roept, en giet ze      uit 224 Amos 8:12| En zij zullen zwerven van zee tot zee, en van het noorden 225 Amos 8:12| zullen zwerven van zee tot zee, en van het noorden tot 226 Amos 9:3 | ogen in den grond van de zee, zo zal Ik van daar      227 Amos 9:6 | gefondeerd; Die de wateren der zee roept, en giet ze uit op 228 Jona 1:4 | wierp een groten wind op de zee; en er werd een grote storm 229 Jona 1:4 | werd een grote storm in de zee, zodat het schip dacht te 230 Jona 1:5 | in het schip waren, in de zee, om het van dezelve te verlichten; 231 Jona 1:9 | den God des hemels, Die de zee en het droge gemaakt heeft. ~ 232 Jona 1:11| zullen wij u doen, opdat de zee stil worde van ons? Want 233 Jona 1:11| stil worde van ons? Want de zee werd hoe langer hoe onstuimiger. ~ 234 Jona 1:12| mij op, en werpt mij in de zee, zo zal de zee stil worden 235 Jona 1:12| mij in de zee, zo zal de zee stil worden van ulieden; 236 Jona 1:13| zij konden niet; want de zee werd hoe langer hoe onstuimiger 237 Jona 1:15| op, en wierpen hem in de zee. Toen stond de zee stil 238 Jona 1:15| in de zee. Toen stond de zee stil van haar verbolgenheid. ~ 239 Mic 7:12 | tot aan de rivier, en van zee tot zee, en van gebergte 240 Mic 7:12 | de rivier, en van zee tot zee, en van gebergte tot gebergte. ~ 241 Mic 7:19 | zonden in de diepten der zee werpen. ~ 242 Nah 1:4 | 4      Hij scheldt de zee, en maakt ze droog, en Hij 243 Nah 3:8 | heeft, welker voormuur de zee is, haar muur is van zee. ~ 244 Nah 3:8 | zee is, haar muur is van zee. ~ 245 Zep 1:3 | hemels, en de vissen der zee, en de ergernissen met de 246 Zep 2:5 | inwonenden van de landstreek der zee, den volken der Cheretim! 247 Zep 2:6 | En de landstreek der zee zal wezen tot hutten, uitgegraven 248 Zac 9:4 | Hij zal haar vesting in de zee verslaan; en zij zal met 249 Zac 9:10 | heerschappij zal      zijn van zee tot aan zee, en van de rivier 250 Zac 9:10 | zijn van zee tot aan zee, en van de rivier tot aan 251 Zac 10:11 | En Hij zal door de zee gaan, die benauwende, en 252 Zac 10:11 | Hij zal de golven in de zee slaan, en al de diepten 253 Zac 14:8 | van die naar de achterste zee aan; zij zullen      des 254 Matt 4:13| Kapernaum, gelegen aan de zee, in de landpale van Zebulon 255 Matt 4:15| Nafthali aan den weg der zee over de Jordaan, Galilea 256 Matt 4:18| Jezus, wandelende aan de zee van Galilea, zag twee broeders, 257 Matt 4:18| zijn broeder, het net in de zee werpende (want zij waren 258 Matt 8:24| grote onstuimigheid in de zee, alzo dat het schip van 259 Matt 8:26| bestrafte de winden en de zee; en er werd grote stilte. ~ 260 Matt 8:27| dat ook de winden en de zee Hem gehoorzaam zijn! ~ 261 Matt 8:32| van de steilte af in de zee, en zij stierven in het 262 Matt 13:1 | gegaan zijnde, zat bij de zee. ~ 263 Matt 13:47| een net, geworpen in de zee, en dat allerlei soorten 264 Matt 14:24| schip was nu midden in de zee, zijnde in nood van de baren; 265 Matt 14:25| tot hen, wandelende op de zee. ~ 266 Matt 14:26| discipelen, ziende Hem op de zee wandelen, werden ontroerd, 267 Matt 15:29| vertrekkende, kwam aan de zee van Galilea, en klom op 268 Matt 17:27| aanstoot geven, ga heen naar de zee, werp de angel uit, en de 269 Matt 18:6 | verzonken ware in de diepte der zee. ~ 270 Matt 21:21| Word opgeheven en in de zee geworpen! het zou geschieden. ~ 271 Matt 23:15| geveinsden, want gij omreist zee en land, om een Jodengenoot 272 Mark 1:16| wandelende bij de Galilese zee, zag Hij Simon en Andreas, 273 Mark 1:16| werpende het net in de zee (want zij waren vissers); ~ 274 Mark 2:13| ging wederom uit naar de zee; en de gehele schare kwam 275 Mark 3:7 | Zijn discipelen naar de zee; en Hem volgde een grote 276 Mark 4:1 | wederom te leren omtrent de zee; en er vergaderde een grote 277 Mark 4:1 | gegaan zijnde, nederzat op de zee; en de gehele schare was 278 Mark 4:1 | schare was op het land aan de zee. ~ 279 Mark 4:39| den wind, en zeide tot de zee: Zwijg, wees stil! En de 280 Mark 4:41| Deze, dat ook de wind en de zee Hem gehoorzaam zijn? ~  ~ 281 Mark 5:1 | over op de andere zijde der zee, in het land der Gadarenen. ~ 282 Mark 5:13| van de steilte af in de zee (daar waren er nu omtrent 283 Mark 5:13| duizend), en versmoorden in de zee. ~ 284 Mark 5:21| bij Hem; en Hij was bij de zee. ~ 285 Mark 6:47| schip in het midden van de zee, en Hij was alleen op het 286 Mark 6:48| tot hen, wandelende op de zee, en wilde hen voorbijgaan. ~ 287 Mark 6:49| ziende Hem wandelen op de zee, meenden, dat het een spooksel 288 Mark 7:31| Tyrus en Sidon, kwam aan de zee van Galilea, door het midden 289 Mark 9:42| gedaan ware, en dat hij in de zee geworpen ware. ~ 290 Mark 11:23| Word opgeheven en in de zee geworpen; en niet zal twijfelen 291 Luk 17:2 | gedaan ware, en hij in de zee geworpen, dan dat hij een 292 Luk 17:6 | Word ontworteld, en in de zee geplant, en hij zou u gehoorzaam 293 Luk 21:25 | twijfelmoedigheid, als de zee en watergolven groot geluid 294 Joha 6:1 | dezen vertrok Jezus over de zee van Galilea, welke is de 295 Joha 6:1 | van Galilea, welke is de zee van Tiberias. ~ 296 Joha 6:16| Zijn discipelen af naar de zee. ~ 297 Joha 6:17| zijnde, kwamen zij over de zee naar Kapernaum. En het was 298 Joha 6:18| 18 En de zee verhief zich, overmits er 299 Joha 6:19| Jezus, wandelende op de zee, en komende bij het schip; 300 Joha 6:22| aan de andere zijde der zee stond, ziende, dat aldaar 301 Joha 6:25| gevonden hadden over de zee, zeiden zij tot Hem: Rabbi, 302 Joha 21:1 | wederom den discipelen aan de zee van Tiberias. En Hij openbaarde 303 Joha 21:7 | en wierp zichzelven in de zee. ~ 304 Hand 4:24| hemel, en de aarde, en de zee, en alle dingen, die in 305 Hand 5:6 | die zijn huis heeft bij de zee; deze zal u zeggen, wat 306 Hand 5:32| den lederbereider, aan de zee, welke, hier gekomen zijnde, 307 Hand 8:15| hemel, en de aarde, en de zee, en al hetgeen in dezelve 308 Hand 11:14| dat hij ging als naar de zee; maar Silas en Timotheus 309 Hand 21:5 | 5 En de zee, die langs Cilicie en Pamfylie 310 Hand 21:27| alzo wij in de Adriatische zee herwaarts en derwaarts gedreven 311 Hand 21:30| de boot nederlieten in de zee, onder den schijn, alsof 312 Hand 21:38| wierpen het koren uit in de zee. ~ 313 Hand 21:40| gaven zij het schip aan de zee over, meteen de roerbanden 314 Hand 21:41| vervallende op een plaats, die de zee aan beide zijden had, zetten 315 Hand 22:4 | laat leven, daar hij uit de zee ontkomen is. ~ 316 Rom 9:27 | Israels gelijk het zand der zee, zo zal het overblijfsel 317 1Kor 10:1 | waren, en allen door de zee doorgegaan zijn; ~ 318 1Kor 10:2 | zijn in de wolk en in de zee; ~ 319 2Kor 11:26| woestijn, in gevaren op de zee, in gevaren onder de valse 320 Heb 11:12 | zand, dat aan den oever der zee is, hetwelk ontallijk is. ~ 321 Heb 11:29 | geloof zijn zij de Rode zee doorgegaan, als door het 322 Jako 1:6 | twijfelt, is een baar der zee gelijk, die van den wind 323 Jud 1:13 | 13 Wilde baren der zee, hun eigen schande opschuimende; 324 Open 4:6 | den troon was een glazen zee, kristal gelijk. En in het 325 Open 5:13| onder de aarde, en die in de zee zijn, en alles, wat in dezelve 326 Open 7:1 | op de aarde, noch op de zee, noch tegen enigen boom. ~ 327 Open 7:2 | gegeven was de aarde en de zee te beschadigen, ~ 328 Open 7:3 | Beschadigt de aarde niet, noch de zee, noch de bomen, totdat wij 329 Open 8:8 | van vuur brandende, in de zee geworpen; en het derde deel 330 Open 8:8 | geworpen; en het derde deel der zee is bloed geworden. ~ 331 Open 8:9 | deel der schepselen in de zee, die leven hadden, is gestorven; 332 Open 10:2 | zette zijn rechtervoet op de zee, en den linker op de aarde. ~ 333 Open 10:5 | dien ik zag staan op de zee, en op de aarde, hief zijn 334 Open 10:6 | hetgeen daarin is, en de zee en hetgeen daarin is, dat 335 Open 10:8 | des engels is, die op de zee en op de aarde staat. ~ 336 Open 12:12| dengenen, die de aarde en de zee bewonen, want de duivel 337 Open 12:18| ik stond op het zand der zee. ~  ~  ~  338 Open 13:1 | 1 En ik zag uit de zee een beest opkomen, hebbende 339 Open 14:7 | hemel, en de aarde, en de zee, en de fonteinen der wateren 340 Open 15:2 | 2En ik zag als een glazen zee, met vuur gemengd; en die 341 Open 15:2 | welke stonden aan de glazen zee, hebbende de citers Gods; ~ 342 Open 16:3 | goot zijn fiool uit in de zee, en zij werd bloed als van 343 Open 16:3 | ziel is gestorven in de zee. ~ 344 Open 18:17| bootsgezellen, en allen, die ter zee handelen, stonden van verre; ~ 345 Open 18:19| allen, die schepen in de zee hadden, van haar kostelijkheid 346 Open 18:21| molensteen, en wierp dien in de zee, zeggende: Aldus zal de 347 Open 20:8 | getal is als het zand aan de zee. ~ 348 Open 20:13| 13 En de zee gaf de doden, die in haar 349 Open 21:1 | was voorbijgegaan, en de zee was niet meer. ~


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License