Book Chapter: Verse
1 Gen 1:26 | hebben over de vissen der zee, en over het gevogelte des
2 Gen 1:28 | heerschappij over de vissen der zee, en over het gevogelte des
3 Gen 9:2 | roert, en in alle vissen der zee; zij zijn in uw hand overgegeven. ~
4 Gen 21:17 | zand, dat aan den oever der zee is; en uw zaad zal de poorten
5 Gen 29:12 | stellen als het zand der zee, dat vanwege de menigte
6 Gen 37:49 | bijeen, als het zand der zee, totdat men ophield te tellen:
7 Exo 14:2 | tussen Migdol en tussen de zee, voor Baal-Zefon; daar tegenover
8 Exo 14:2 | zult gij u legeren aan de zee. ~
9 Exo 14:9 | zich gelegerd hadden aan de zee; al de paarden, de wagens
10 Exo 14:16 | strek uw hand uit over de zee, en klief dezelve, dat de
11 Exo 14:16 | Israels door het midden der zee gaan op het droge. ~
12 Exo 14:21 | hand uitstrekte over de zee, zo deed de HEERE de zee
13 Exo 14:21 | zee, zo deed de HEERE de zee weggaan, door een sterken
14 Exo 14:21 | gansen nacht, en maakte de zee droog, en de wateren werden
15 Exo 14:22 | ingegaan in het midden van de zee, op het droge; en de wateren
16 Exo 14:23 | ruiteren, in het midden van de zee. ~
17 Exo 14:26 | Strek uw hand uit over de zee, dat de wateren wederkeren
18 Exo 14:27 | Mozes zijn hand uit over de zee; en de zee kwam weder, tegen
19 Exo 14:27 | hand uit over de zee; en de zee kwam weder, tegen het naken
20 Exo 14:27 | Egyptenaars in het midden der zee. ~
21 Exo 14:28 | hen nagevolgd was in de zee; er bleef niet een van hen
22 Exo 14:29 | droge, in het midden der zee; en de wateren waren hun
23 Exo 14:30 | Egyptenaren dood aan den oever der zee. ~
24 Exo 15:1 | zijn ruiter heeft Hij in de zee geworpen. ~
25 Exo 15:4 | wagenen en zijn heir in de zee geworpen; en de keure zijner
26 Exo 15:8 | geworden in het hart der zee. ~
27 Exo 15:10 | met Uw wind geblazen; de zee heeft hen gedekt, zij zonken
28 Exo 15:19 | zijn ruiters, zijn in de zee gekomen, en de HEERE heeft
29 Exo 15:19 | HEERE heeft de wateren der zee over hen doen wederkeren;
30 Exo 15:19 | droge in het midden van de zee gegaan. ~
31 Exo 15:21 | paard met zijn ruiter in de zee gestort! ~
32 Exo 20:11 | en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is, en
33 Exo 23:31 | landpalen zetten van de zee Suf tot aan de zee der Filistijnen,
34 Exo 23:31 | van de zee Suf tot aan de zee der Filistijnen, en van
35 Num 11:22 | zullen al de vissen der zee voor hen verzameld worden,
36 Num 11:31 | raapte kwakkelen van de zee, en strooide ze bij het
37 Num 13:29 | Kanaanieten wonen aan de zee, en aan den oever van de
38 Num 32:8 | door het midden van de zee, naar de woestijn, en zij
39 Num 33:5 | uitgangen zullen zijn naar de zee. ~
40 Num 33:6 | westen, daar zal u de grote zee de landpale zijn; dit zal
41 Num 33:7 | deze zijn: van de grote zee af zult gij u den berg Hor
42 Num 33:11 | strekken langs den oever van de zee Cinnereth oostwaarts. ~
43 Deu 1:7 | zuiden, en aan de havens der zee; het land der Kanaanieten,
44 Deu 3:17 | Cinnereth af tot aan de zee des vlakken velds, de Zoutzee,
45 Deu 4:49 | naar het oosten, tot aan de zee des vlakken velds, onder
46 Deu 11:24 | Frath, tot aan de achterste zee, zal uw landpale zijn. ~
47 Deu 30:13 | ook niet op gene zijde der zee, om te zeggen: Wie zal voor
48 Deu 30:13 | overvaren aan gene zijde der zee, dat hij het voor ons hale,
49 Deu 34:2 | Juda, tot aan de achterste zee; ~
50 Joz 1:4 | Hethieten, en tot aan de grote zee, tegen den ondergang der
51 Joz 3:16 | Sarthan ligt en die naar de zee des vlakken velds, te weten
52 Joz 5:1 | Kanaanieten, die aan de zee waren, hoorden, dat de HEERE
53 Joz 9:1 | aan alle havens der grote zee, tegenover den Libanon:
54 Joz 11:2 | en in Nafoth-Dor, aan de zee waren; ~
55 Joz 11:4 | zand, dat aan den oever der zee is, in veelheid; en zeer
56 Joz 12:3 | het vlakke veld tot aan de zee van Cinneroth tegen het
57 Joz 12:3 | het oosten, en tot aan de zee des vlakken velds, de Zoutzee,
58 Joz 13:27 | landpale, tot aan het einde der zee van Cinnereth, over de Jordaan,
59 Joz 15:4 | landpale zullen naar de zee zijn. Dit zal uw landpale
60 Joz 15:5 | zal zijn van de tong der zee, van het uiterste van de
61 Joz 15:11 | landpale zullen zijn naar de zee. ~
62 Joz 15:12 | westen zal zijn tot de grote zee en derzelver landpale. Dit
63 Joz 15:46 | 46 Van Ekron, en naar de zee toe; alle, die aan de zijde
64 Joz 15:47 | van Egypte; en de grote zee, en haar landpale. ~
65 Joz 16:3 | haar uitgangen zijn aan de zee. ~
66 Joz 16:8 | haar uitgangen zijn aan de zee. Dit is het erfdeel van
67 Joz 17:9 | haar uitgangen zijn aan de zee. ~
68 Joz 17:10 | was het van Manasse, en de zee was zijn landpale; en aan
69 Joz 19:29 | haar uitgangen zijn aan de zee, van het landsnoer strekkende
70 Joz 24:4 | uitgeroeid heb, en tot de grote zee, tegen den ondergang der
71 Joz 25:6 | had, zo kwaamt gij aan de zee, en de Egyptenaars jaagden
72 Joz 25:7 | Egyptenaars, en Hij bracht de zee over hen, en bedekte hen;
73 Ric 6:12 | zand, dat aan den oever der zee is, in menigte. ~
74 1Sa 13:5 | zand, dat aan den oever der zee is; en zij togen op, en
75 2Sa 17:11 | toe, als zand, dat aan de zee is, in menigte; en dat uw
76 2Sa 22:16 | 16 En de diepe kolken der zee werden gezien, de gronden
77 1Kon 4:20| velen, als zand, dat aan de zee is in menigte, etende, en
78 1Kon 4:29| zand, dat aan den oever der zee is. ~
79 1Kon 5:9 | afbrengen van den Libanon aan de zee; en ik zal het op vlotten
80 1Kon 5:9 | zal het op vlotten over de zee doen voeren, tot die plaats,
81 1Kon 7:23| Verder maakte hij de gegotene zee; van tien ellen was zij
82 1Kon 7:24| in een el, omringende die zee rondom; twee rijen dezer
83 1Kon 7:25| ziende naar het oosten; en de zee was boven op dezelve; en
84 1Kon 7:39| linkerzijde van het huis; maar de zee zette hij aan de rechterzijde
85 1Kon 7:44| 44 Daartoe de ene zee; en de twaalf runderen onder
86 1Kon 7:44| twaalf runderen onder die zee. ~
87 1Kon 9:27| scheepslieden, kenners van de zee, met de knechten van Salomo. ~
88 1Kon 10:22| 22 Want de koning had in zee schepen van Tharsis, met
89 1Kon 18:43| nu op, en zie uit naar de zee. Toen ging hij op, en zag
90 1Kon 18:44| mans hand, gaat op van de zee. En hij zeide: Ga op, zeg
91 2Kon 15:25| ingang van Hamath, tot aan de zee van het vlakke veld; naar
92 2Kon 17:17| het wasvat weg, en deed de zee af van de koperen runderen,
93 2Kon 18:17| het wasvat weg, en deed de zee af van de koperen runderen,
94 2Kon 27:13| stellingen, en de koperen zee, die in het huis des HEEREN
95 2Kon 27:16| De twee pilaren, de ene zee, en de stellingen, die Salomo
96 1Kro 16:32| 32 Dat de zee bruise met haar volheid,
97 1Kro 18:8 | heeft Salomo de koperen zee, en de pilaren, en de koperen
98 1Kro 19:8 | heeft Salomo de koperen zee, en de pilaren, en de koperen
99 2Kro 2:16| tot u met vlotten, over de zee, naar Jafo brengen; en gij
100 2Kro 4:2 | Daartoe maakte hij de gegoten zee; van tien ellen was zij,
101 2Kro 4:3 | in een el, omringende de zee rondom; twee rijen dezer
102 2Kro 4:4 | ziende naar het oosten; en de zee was boven op dezelve; en
103 2Kro 4:6 | staken zij daarin; maar de zee was, opdat de priesters
104 2Kro 4:10| 10 De zee nu zette hij aan de rechterzijde,
105 2Kro 4:15| 15 Een zee, en de twaalf runderen daaronder. ~
106 2Kro 9:17| Eloth, aan den oever der zee, in het land Edom. ~
107 2Kro 9:18| knechten, kenners van de zee; en zij gingen met Salomo'
108 2Kro 21:2 | tegen u van gene zijde der zee, uit Syrie, en zie, zij
109 Ezra 3:7 | Libanon te brengen aan de zee naar Jafo, naar de vergunning
110 Neh 9:11 | 11 En Gij hebt de zee voor hun aangezicht gekliefd,
111 Neh 9:11 | dat zij in het midden der zee op het droge zijn doorgegaan;
112 Est 56:1 | land, en de eilanden der zee. ~
113 Job 7:12 | 12 Ben ik dan een zee, of walvis, dat Gij om mij
114 Job 9:8 | treedt op de hoogten der zee; ~
115 Job 11:9 | haar maat, en breder dan de zee. ~
116 Job 12:8 | zullen het u de vissen der zee vertellen. ~
117 Job 26:12 | Zijn kracht klieft Hij de zee, en door Zijn verstand verslaat
118 Job 28:14 | Zij is in mij niet; en de zee zegt: Zij is niet bij mij. ~
119 Job 36:30 | uit, en de wortelen der zee bedekt Hij. ~
120 Job 37:8 | 8 Of wie heeft de zee met deuren toegesloten,
121 Job 37:16 | tot aan de oorsprongen der zee, en hebt gij in het onderste
122 Job 40:22 | gelijk een pot; hij stelt de zee als een apothekerskokerij. ~
123 Psa 8:9 | hemels, en de vissen der zee; hetgeen de paden der zeeen
124 Psa 33:7 | vergadert de wateren der zee als op een hoop; Hij stelt
125 Psa 34:7 | vergadert de wateren der zee als op een hoop; Hij stelt
126 Psa 65:6 | der verre gelegenen aan de zee! ~
127 Psa 66:6 | 6 Hij heeft de zee veranderd in het droge;
128 Psa 68:23 | wederbrengen uit de diepten der zee; ~
129 Psa 72:8 | En hij zal heersen van de zee tot aan de zee, en van de
130 Psa 72:8 | heersen van de zee tot aan de zee, en van de rivier tot aan
131 Psa 74:13 | hebt door Uw sterkte de zee gespleten; Gij hebt de koppen
132 Psa 77:20 | 20 Uw weg was in de zee, en Uw pad in grote wateren,
133 Psa 78:13 | 13 Hij kliefde de zee, en deed er hen doorgaan;
134 Psa 78:53 | zij niet vreesden; want de zee had hun vijanden overdekt. ~
135 Psa 80:12 | zijn ranken uit tot aan de zee, en zijn scheuten tot aan
136 Psa 89:10 | over de opgeblazenheid der zee; wanneer haar baren zich
137 Psa 89:26 | En Ik zal zijn hand in de zee zetten, en zijn rechterhand
138 Psa 93:4 | dan de geweldige baren der zee. ~
139 Psa 95:5 | 5 Wiens ook de zee is, want Hij heeft ze gemaakt;
140 Psa 96:11 | aarde zich verheuge, dat de zee bruise met haar volheid. ~
141 Psa 98:7 | 7De zee bruise met haar volheid,
142 Psa 104:25 | 25 Deze zee, die groot en wijd van ruimte
143 Psa 106:7 | waren wederspannig aan de zee, bij de Schelfzee. ~
144 Psa 107:3 | van het noorden en van de zee. ~
145 Psa 107:23 | 23 Die met schepen ter zee afvaren, handel doende op
146 Psa 114:3 | 3De zee zag het, en vlood; de Jordaan
147 Psa 114:5 | 5Wat was u, gij zee! dat gij vloodt? gij Jordaan!
148 Psa 139:9 | ik aan het uiterste der zee; ~
149 Psa 146:6 | aarde gemaakt heeft, de zee en al wat in dezelve is;
150 Spre 8:29| 29 Toen Hij der zee haar perk zette, opdat de
151 Spre 23:34| die in het hart van de zee slaapt; en gelijk een, die
152 Spre 30:19| een schip in het hart der zee; en de weg eens mans bij
153 Pred 1:7 | Al de beken gaan in de zee, nochtans wordt de zee niet
154 Pred 1:7 | de zee, nochtans wordt de zee niet vol; naar de plaats,
155 Jes 5:30 | bruisen, als het bruisen der zee. Dan zal men de aarde aanzien,
156 Jes 10:22 | is gelijk het zand der zee, zo zal toch maar het overblijfsel
157 Jes 10:26 | gelijk Zijn staf over de zee was, denwelken Hij
158 Jes 11:9 | de wateren den bodem der zee bedekken. ~
159 Jes 11:11 | en van de eilanden der zee. ~
160 Jes 11:15 | zal de HEERE den inham der zee van Egypte verbannen, en
161 Jes 16:8 | uitgespreid, zij zijn gegaan over zee. ~
162 Jes 18:2 | Dat gezanten zendt over de zee, en in schepen van biezen
163 Jes 19:5 | zullen de wateren uit de zee doen vergaan, en de rivier
164 Jes 21:1 | last der woestijn aan de zee. Gelijk de wervelwinden
165 Jes 23:2 | kooplieden van Sidon, over zee varende, vervulden, ~
166 Jes 23:4 | beschaamd, o Sidon! want de zee spreekt, ja, de sterkte
167 Jes 23:4 | spreekt, ja, de sterkte der zee, zeggende: Ik heb geen barensnood
168 Jes 23:11 | hand uitgestrekt over de zee, Hij heeft de koninkrijken
169 Jes 24:14 | zullen zij juichen van de zee af. ~
170 Jes 24:15 | valleien, in de eilanden der zee den Naam des HEEREN, des
171 Jes 27:1 | den draak, die in de zee is, doden. ~
172 Jes 42:10 | der aarde; gij, die ter zee vaart, en al wat daarin
173 Jes 43:16 | zegt de HEERE, Die in de zee een weg, en in de sterke
174 Jes 48:18 | gerechtigheid als de golven der zee. ~
175 Jes 50:2 | Mijn schelding maak Ik de zee droog, Ik stel de rivieren
176 Jes 51:10 | Zijt Gij het niet, Die de zee, de wateren des groten afgronds,
177 Jes 51:10 | hebt? Die de diepten der zee gemaakt hebt tot een weg,
178 Jes 51:15 | de HEERE, uw God, Die de zee klieft, dat haar golven
179 Jes 58:20 | zijn als een voortgedreven zee, want die kan niet rusten,
180 Jes 61:5 | worden; want de menigte de zee zal tot u gekeerd worden,
181 Jes 64:11 | waar is Hij, Die hen uit de zee opgebracht heeft, met de
182 Jer 5:22 | aangezicht niet beven? Die der zee het zand tot een paal gesteld
183 Jer 6:23 | stem zal bruisen als de zee, en op paarden zullen zij
184 Jer 25:22 | die aan gene zijde der zee zijn. ~
185 Jer 27:19 | van de pilaren, en van de zee, en van de stellingen, en
186 Jer 31:35 | lichte des nachts, Die de zee klieft, dat haar golven
187 Jer 33:22 | geteld, en het zand der zee niet gemeten kan worden,
188 Jer 46:18 | bergen, en als Karmel bij de zee, aankomen! ~
189 Jer 48:32 | uw wijnranken zijn over zee gegaan, zij hebben gereikt
190 Jer 48:32 | gereikt tot aan Jaezers zee; maar de verstoorder is
191 Jer 49:23 | zijn zij gesmolten; bij de zee is bekommernis, men kan
192 Jer 50:42 | stem zal bruisen als de zee, en op paarden zullen zij
193 Jer 51:36 | wraak wreken; en Ik zal haar zee droog maken, en haar springader
194 Jer 51:42 | 42 Een zee is over Babel gerezen, door
195 Jer 52:17 | stellingen, en de koperen zee, die in het huis des HEEREN
196 Jer 52:20 | De twee pilaren, de ene zee, en de twaalf koperen runderen,
197 Klaa 1:35| is zo groot als de zee, wie kan u helen? ~
198 Eze 26:3 | doen opkomen, alsof Ik de zee met haar golven deed opkomen. ~
199 Eze 26:5 | Zij zal in het midden der zee zijn tot uitspreiding van
200 Eze 26:16 | En alle vorsten der zee zullen afdalen van hun tronen,
201 Eze 26:17 | die sterk geweest is ter zee, zij en haar inwoners;
202 Eze 26:18 | de eilanden, die in de zee zijn, zullen beroerd worden
203 Eze 27:3 | woont aan de ingangen der zee, handelende met de volken
204 Eze 27:9 | breuken; alle schepen der zee en haar zeelieden waren
205 Eze 27:29 | en alle schippers van de zee, zullen uit hun schepen
206 Eze 27:32 | uitgeroeide in het midden der zee? ~
207 Eze 38:20 | beven zullen de vissen der zee, en het gevogelte des hemels,
208 Eze 39:11 | doorgangers naar het oosten der zee; en datzelve zal den doorgangers
209 Eze 47:8 | daarna komen zij in de zee; in de zee uitgebracht zijnde,
210 Eze 47:8 | komen zij in de zee; in de zee uitgebracht zijnde, zo worden
211 Eze 47:10 | als de vis van de grote zee, zeer menigvuldig. ~
212 Eze 47:15 | noorderhoek, van de grote zee af, den weg van Hethlon,
213 Eze 47:17 | Alzo zal de landpale van de zee af zijn, Hazar-Enon, de
214 Eze 47:19 | henen, tot aan de grote zee; en dat zal de zuiderhoek
215 Eze 47:20 | den westerhoek, de grote zee, van de landpale af tot
216 Eze 48:28 | henen, tot aan de grote zee. ~
217 Dan 7:2 | braken voort op de grote zee. ~
218 Dan 7:3 | vier grote dieren op uit de zee, het ene van het andere
219 Hos 1:10 | Israels zijn als het zand der zee, dat niet gemeten noch geteld
220 Hos 4:3 | hemels; ja, ook de vissen der zee zullen weggeraapt worden. ~
221 Hos 11:10 | zullen de kinderen van de zee af al bevende aankomen. ~
222 Joe 2:20 | einde naar de achterste zee; en zijn stank zal opgaan,
223 Amos 5:8 | verduistert; Die de wateren der zee roept, en giet ze uit
224 Amos 8:12| En zij zullen zwerven van zee tot zee, en van het noorden
225 Amos 8:12| zullen zwerven van zee tot zee, en van het noorden tot
226 Amos 9:3 | ogen in den grond van de zee, zo zal Ik van daar
227 Amos 9:6 | gefondeerd; Die de wateren der zee roept, en giet ze uit op
228 Jona 1:4 | wierp een groten wind op de zee; en er werd een grote storm
229 Jona 1:4 | werd een grote storm in de zee, zodat het schip dacht te
230 Jona 1:5 | in het schip waren, in de zee, om het van dezelve te verlichten;
231 Jona 1:9 | den God des hemels, Die de zee en het droge gemaakt heeft. ~
232 Jona 1:11| zullen wij u doen, opdat de zee stil worde van ons? Want
233 Jona 1:11| stil worde van ons? Want de zee werd hoe langer hoe onstuimiger. ~
234 Jona 1:12| mij op, en werpt mij in de zee, zo zal de zee stil worden
235 Jona 1:12| mij in de zee, zo zal de zee stil worden van ulieden;
236 Jona 1:13| zij konden niet; want de zee werd hoe langer hoe onstuimiger
237 Jona 1:15| op, en wierpen hem in de zee. Toen stond de zee stil
238 Jona 1:15| in de zee. Toen stond de zee stil van haar verbolgenheid. ~
239 Mic 7:12 | tot aan de rivier, en van zee tot zee, en van gebergte
240 Mic 7:12 | de rivier, en van zee tot zee, en van gebergte tot gebergte. ~
241 Mic 7:19 | zonden in de diepten der zee werpen. ~
242 Nah 1:4 | 4 Hij scheldt de zee, en maakt ze droog, en Hij
243 Nah 3:8 | heeft, welker voormuur de zee is, haar muur is van zee. ~
244 Nah 3:8 | zee is, haar muur is van zee. ~
245 Zep 1:3 | hemels, en de vissen der zee, en de ergernissen met de
246 Zep 2:5 | inwonenden van de landstreek der zee, den volken der Cheretim!
247 Zep 2:6 | En de landstreek der zee zal wezen tot hutten, uitgegraven
248 Zac 9:4 | Hij zal haar vesting in de zee verslaan; en zij zal met
249 Zac 9:10 | heerschappij zal zijn van zee tot aan zee, en van de rivier
250 Zac 9:10 | zijn van zee tot aan zee, en van de rivier tot aan
251 Zac 10:11 | En Hij zal door de zee gaan, die benauwende, en
252 Zac 10:11 | Hij zal de golven in de zee slaan, en al de diepten
253 Zac 14:8 | van die naar de achterste zee aan; zij zullen des
254 Matt 4:13| Kapernaum, gelegen aan de zee, in de landpale van Zebulon
255 Matt 4:15| Nafthali aan den weg der zee over de Jordaan, Galilea
256 Matt 4:18| Jezus, wandelende aan de zee van Galilea, zag twee broeders,
257 Matt 4:18| zijn broeder, het net in de zee werpende (want zij waren
258 Matt 8:24| grote onstuimigheid in de zee, alzo dat het schip van
259 Matt 8:26| bestrafte de winden en de zee; en er werd grote stilte. ~
260 Matt 8:27| dat ook de winden en de zee Hem gehoorzaam zijn! ~
261 Matt 8:32| van de steilte af in de zee, en zij stierven in het
262 Matt 13:1 | gegaan zijnde, zat bij de zee. ~
263 Matt 13:47| een net, geworpen in de zee, en dat allerlei soorten
264 Matt 14:24| schip was nu midden in de zee, zijnde in nood van de baren;
265 Matt 14:25| tot hen, wandelende op de zee. ~
266 Matt 14:26| discipelen, ziende Hem op de zee wandelen, werden ontroerd,
267 Matt 15:29| vertrekkende, kwam aan de zee van Galilea, en klom op
268 Matt 17:27| aanstoot geven, ga heen naar de zee, werp de angel uit, en de
269 Matt 18:6 | verzonken ware in de diepte der zee. ~
270 Matt 21:21| Word opgeheven en in de zee geworpen! het zou geschieden. ~
271 Matt 23:15| geveinsden, want gij omreist zee en land, om een Jodengenoot
272 Mark 1:16| wandelende bij de Galilese zee, zag Hij Simon en Andreas,
273 Mark 1:16| werpende het net in de zee (want zij waren vissers); ~
274 Mark 2:13| ging wederom uit naar de zee; en de gehele schare kwam
275 Mark 3:7 | Zijn discipelen naar de zee; en Hem volgde een grote
276 Mark 4:1 | wederom te leren omtrent de zee; en er vergaderde een grote
277 Mark 4:1 | gegaan zijnde, nederzat op de zee; en de gehele schare was
278 Mark 4:1 | schare was op het land aan de zee. ~
279 Mark 4:39| den wind, en zeide tot de zee: Zwijg, wees stil! En de
280 Mark 4:41| Deze, dat ook de wind en de zee Hem gehoorzaam zijn? ~ ~
281 Mark 5:1 | over op de andere zijde der zee, in het land der Gadarenen. ~
282 Mark 5:13| van de steilte af in de zee (daar waren er nu omtrent
283 Mark 5:13| duizend), en versmoorden in de zee. ~
284 Mark 5:21| bij Hem; en Hij was bij de zee. ~
285 Mark 6:47| schip in het midden van de zee, en Hij was alleen op het
286 Mark 6:48| tot hen, wandelende op de zee, en wilde hen voorbijgaan. ~
287 Mark 6:49| ziende Hem wandelen op de zee, meenden, dat het een spooksel
288 Mark 7:31| Tyrus en Sidon, kwam aan de zee van Galilea, door het midden
289 Mark 9:42| gedaan ware, en dat hij in de zee geworpen ware. ~
290 Mark 11:23| Word opgeheven en in de zee geworpen; en niet zal twijfelen
291 Luk 17:2 | gedaan ware, en hij in de zee geworpen, dan dat hij een
292 Luk 17:6 | Word ontworteld, en in de zee geplant, en hij zou u gehoorzaam
293 Luk 21:25 | twijfelmoedigheid, als de zee en watergolven groot geluid
294 Joha 6:1 | dezen vertrok Jezus over de zee van Galilea, welke is de
295 Joha 6:1 | van Galilea, welke is de zee van Tiberias. ~
296 Joha 6:16| Zijn discipelen af naar de zee. ~
297 Joha 6:17| zijnde, kwamen zij over de zee naar Kapernaum. En het was
298 Joha 6:18| 18 En de zee verhief zich, overmits er
299 Joha 6:19| Jezus, wandelende op de zee, en komende bij het schip;
300 Joha 6:22| aan de andere zijde der zee stond, ziende, dat aldaar
301 Joha 6:25| gevonden hadden over de zee, zeiden zij tot Hem: Rabbi,
302 Joha 21:1 | wederom den discipelen aan de zee van Tiberias. En Hij openbaarde
303 Joha 21:7 | en wierp zichzelven in de zee. ~
304 Hand 4:24| hemel, en de aarde, en de zee, en alle dingen, die in
305 Hand 5:6 | die zijn huis heeft bij de zee; deze zal u zeggen, wat
306 Hand 5:32| den lederbereider, aan de zee, welke, hier gekomen zijnde,
307 Hand 8:15| hemel, en de aarde, en de zee, en al hetgeen in dezelve
308 Hand 11:14| dat hij ging als naar de zee; maar Silas en Timotheus
309 Hand 21:5 | 5 En de zee, die langs Cilicie en Pamfylie
310 Hand 21:27| alzo wij in de Adriatische zee herwaarts en derwaarts gedreven
311 Hand 21:30| de boot nederlieten in de zee, onder den schijn, alsof
312 Hand 21:38| wierpen het koren uit in de zee. ~
313 Hand 21:40| gaven zij het schip aan de zee over, meteen de roerbanden
314 Hand 21:41| vervallende op een plaats, die de zee aan beide zijden had, zetten
315 Hand 22:4 | laat leven, daar hij uit de zee ontkomen is. ~
316 Rom 9:27 | Israels gelijk het zand der zee, zo zal het overblijfsel
317 1Kor 10:1 | waren, en allen door de zee doorgegaan zijn; ~
318 1Kor 10:2 | zijn in de wolk en in de zee; ~
319 2Kor 11:26| woestijn, in gevaren op de zee, in gevaren onder de valse
320 Heb 11:12 | zand, dat aan den oever der zee is, hetwelk ontallijk is. ~
321 Heb 11:29 | geloof zijn zij de Rode zee doorgegaan, als door het
322 Jako 1:6 | twijfelt, is een baar der zee gelijk, die van den wind
323 Jud 1:13 | 13 Wilde baren der zee, hun eigen schande opschuimende;
324 Open 4:6 | den troon was een glazen zee, kristal gelijk. En in het
325 Open 5:13| onder de aarde, en die in de zee zijn, en alles, wat in dezelve
326 Open 7:1 | op de aarde, noch op de zee, noch tegen enigen boom. ~
327 Open 7:2 | gegeven was de aarde en de zee te beschadigen, ~
328 Open 7:3 | Beschadigt de aarde niet, noch de zee, noch de bomen, totdat wij
329 Open 8:8 | van vuur brandende, in de zee geworpen; en het derde deel
330 Open 8:8 | geworpen; en het derde deel der zee is bloed geworden. ~
331 Open 8:9 | deel der schepselen in de zee, die leven hadden, is gestorven;
332 Open 10:2 | zette zijn rechtervoet op de zee, en den linker op de aarde. ~
333 Open 10:5 | dien ik zag staan op de zee, en op de aarde, hief zijn
334 Open 10:6 | hetgeen daarin is, en de zee en hetgeen daarin is, dat
335 Open 10:8 | des engels is, die op de zee en op de aarde staat. ~
336 Open 12:12| dengenen, die de aarde en de zee bewonen, want de duivel
337 Open 12:18| ik stond op het zand der zee. ~ ~ ~
338 Open 13:1 | 1 En ik zag uit de zee een beest opkomen, hebbende
339 Open 14:7 | hemel, en de aarde, en de zee, en de fonteinen der wateren
340 Open 15:2 | 2En ik zag als een glazen zee, met vuur gemengd; en die
341 Open 15:2 | welke stonden aan de glazen zee, hebbende de citers Gods; ~
342 Open 16:3 | goot zijn fiool uit in de zee, en zij werd bloed als van
343 Open 16:3 | ziel is gestorven in de zee. ~
344 Open 18:17| bootsgezellen, en allen, die ter zee handelen, stonden van verre; ~
345 Open 18:19| allen, die schepen in de zee hadden, van haar kostelijkheid
346 Open 18:21| molensteen, en wierp dien in de zee, zeggende: Aldus zal de
347 Open 20:8 | getal is als het zand aan de zee. ~
348 Open 20:13| 13 En de zee gaf de doden, die in haar
349 Open 21:1 | was voorbijgegaan, en de zee was niet meer. ~
|