Book Chapter: Verse
1 Gen 16:22 | Hij eindigde met hem te spreken, en God voer op van Abraham. ~
2 Gen 17:27 | ik heb mij onderwonden te spreken tot den Heere, hoewel ik
3 Gen 17:29 | voer voort nog tot Hem te spreken, en zeide: Misschien zullen
4 Gen 17:31 | ik heb mij onderwonden te spreken tot de Heere; misschien
5 Gen 17:33 | geeindigd had tot Abraham te spreken; en Abraham keerde weder
6 Gen 23:15 | eer hij geeindigd had te spreken, ziet, zo kwam Rebekka uit,
7 Gen 23:45 | Eer ik geeindigd had te spreken in mijn hart, ziet, zo kwam
8 Gen 23:50 | kunnen kwaad noch goed tot u spreken. ~
9 Gen 25:6 | Ezau, uw broeder, horen spreken, zeggende: ~
10 Gen 28:29 | Wacht u, van met Jakob te spreken, of goed, of kwaad. ~
11 Gen 29:19 | ditzelfde woord zult gij spreken tot Ezau, als gij hem vinden
12 Gen 31:6 | tot Jakob, om met hem te spreken. ~
13 Gen 40:16 | heer zeggen, wat zullen wij spreken, en wat zullen wij ons rechtvaardigen?
14 Gen 40:18 | toch uw knecht een woord spreken voor mijns heren oren, en
15 Exo 4:12 | en zal u leren, wat gij spreken zult. ~
16 Exo 4:14 | Ik weet, dat hij zeer wel spreken zal, en ook, zie, hij zal
17 Exo 4:15 | 15 Gij dan zult tot hem spreken, en de woorden in zijn mond
18 Exo 4:16 | zal voor u tot het volk spreken; en het zal geschieden,
19 Exo 5:23 | ingegaan, om in Uw Naam te spreken, heeft hij dit volk kwaad
20 Exo 7:2 | 2 Gij zult spreken alles, wat Ik u gebieden
21 Exo 7:2 | uw broeder, zal tot Farao spreken, dat hij de kinderen Israels
22 Exo 7:9 | Wanneer Farao tot ulieden spreken zal, zeggende: Doet een
23 Exo 19:3 | gij tot het huis van Jakob spreken, en den kinderen Israels
24 Exo 19:6 | tot de kinderen Israels spreken zult. ~
25 Exo 20:16 | zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste. ~
26 Exo 23:2 | volgen; en gij zult niet spreken in een twistige zaak, dat
27 Exo 23:22 | gehoorzaamt, en doet al wat Ik spreken zal, zo zal Ik uwer vijanden
28 Exo 25:22 | u komen, en Ik zal met u spreken van boven het verzoendeksel
29 Exo 28:3 | 3 Gij zult ook spreken tot allen, die wijs van
30 Exo 30:31 | tot de kinderen Israels spreken, zeggende: Dit zal Mij een
31 Exo 31:18 | hem op den berg Sinai te spreken geeindigd had, de twee tafelen
32 Exo 32:12 | Waarom zouden de Egyptenaars spreken, zeggende: In kwaadheid
33 Exo 33:12 | Waarom zouden de Egyptenaars spreken, zeggende: In kwaadheid
34 Exo 34:56 | eindigde Mozes met hen te spreken, en hij had een deksel op
35 Exo 34:57 | HEEREN kwam, om met Hem te spreken, zo nam hij het deksel af,
36 Exo 34:58 | hij inging om met Hem te spreken. ~ ~
37 Lev 23:15 | kinderen Israels zult gij spreken, zeggende: Een ieder, als
38 Num 7:89 | samenkomst ging, om met Hem te spreken, zo hoorde hij een stem
39 Num 11:17 | afkomen en met u aldaar spreken; en van den Geest, die op
40 Num 12:6 | een droom zal Ik met hem spreken. ~
41 Num 12:8 | knecht, tegen Mozes, te spreken? ~
42 Num 14:15 | gerucht gehoord hebben, spreken, zeggende: ~
43 Num 16:31 | geeindigd had al deze woorden te spreken, zo werd het aardrijk, dat
44 Num 18:39 | zult ook tot de Levieten spreken, en tot hen zeggen: Wanneer
45 Num 19:26 | zult ook tot de Levieten spreken, en tot hen zeggen: Wanneer
46 Num 22:19 | de HEERE tot mij verder spreken zal. ~
47 Num 22:20 | dat doen, hetwelk Ik tot u spreken zal. ~
48 Num 22:35 | dat woord, wat Ik tot u spreken zal, dat zult gij spreken.
49 Num 22:35 | spreken zal, dat zult gij spreken. Alzo toog Bileam met de
50 Num 22:38 | nu enigzins iets kunnen spreken? Het woord, hetwelk God
51 Num 22:38 | mond leggen zal, dat zal ik spreken. ~
52 Num 23:12 | ik dat niet waarnemen te spreken, wat de HEERE in mijn mond
53 Num 23:19 | zeggen, en niet doen, of spreken, en niet bestendig maken? ~
54 Num 23:26 | zeggende: Al wat de HEERE spreken zal, dat zal ik doen? ~
55 Num 24:13 | eigen hart; wat de HEERE spreken zal, dat zal ik spreken. ~
56 Num 24:13 | spreken zal, dat zal ik spreken. ~
57 Num 27:7 | De dochteren van Zelafead spreken recht; gij zult haar ganselijk
58 Num 27:8 | kinderen Israels zult gij spreken, zeggende: Wanneer iemand
59 Deu 5:20 | zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste. ~
60 Deu 5:27 | de HEERE, onze God, tot u spreken zal, en wij zullen het horen
61 Deu 6:7 | kinderen inscherpen, en daarvan spreken, als gij in uw huis zit,
62 Deu 18:18 | geven, en Hij zal tot hen spreken alles, wat Ik Hem gebieden
63 Deu 18:19 | die Hij in Mijn Naam zal spreken, van dien zal Ik het zoeken. ~
64 Deu 18:20 | hem niet geboden heb te spreken, of die spreken zal in den
65 Deu 18:20 | geboden heb te spreken, of die spreken zal in den naam van andere
66 Deu 20:2 | toetreden, en tot het volk spreken. ~
67 Deu 20:5 | ambtlieden tot het volk spreken, zeggende: Wie is de man,
68 Deu 20:8 | ambtlieden voortvaren te spreken tot het volk, en zeggen:
69 Deu 20:9 | geeindigd zullen hebben te spreken tot het volk, zo zullen
70 Deu 25:1 | rechtvaardige rechtvaardig spreken, en den onrechtvaardige
71 Deu 25:8 | stad roepen, en tot hem spreken; blijft hij dan daarbij
72 Deu 32:1 | oren, gij hemel, en ik zal spreken; en de aarde hore de redenen
73 Deu 32:45 | woorden tot gans Israel te spreken; ~
74 Joz 20:4 | en hij zal zijn woorden spreken voor de oren van de oudsten
75 Joz 23:24 | kinderen tot onze kinderen spreken, zeggende: Wat hebt gij
76 Ric 6:11 | zult horen, wat zij zullen spreken, en daarna zullen uw handen
77 Ric 8:37 | Gaal voer wijders voort te spreken en zeide: Zie daar volk,
78 Ric 10:40 | Jeftha, de Gileadiet, aan te spreken, vier dagen in het jaar. ~ ~ ~
79 Ric 11:6 | kon het alzo niet recht spreken; zo grepen zij hem, en versloegen
80 Ric 14:17 | als hij geeindigd had te spreken, zo wierp hij het kinnebakken
81 Ric 18:3 | na, om naar haar hart te spreken, om haar weder te halen;
82 Rut 1:18 | hield zij op tot haar te spreken. ~
83 1Sa 2:3 | dat gij hoog, hoog zoudt spreken, dat iets hards uit uw mond
84 1Sa 17:28 | hem tot die mannen hoorde spreken, zo ontstak de toorn van
85 1Sa 18:1 | geeindigd had tot Saul te spreken, dat de ziel van Jonathan
86 1Sa 19:3 | zal van u tot mijn vader spreken, en zal zien wat het zij;
87 1Sa 24:17 | deze woorden tot Saul te spreken, zo zeide Saul: Is dit uw
88 1Sa 25:24 | dienstmaagd voor uw oren spreken, en hoor de woorden uwer
89 1Sa 25:39 | heen, en liet met Abigail spreken, dat hij ze zich ter vrouwe
90 2Sa 3:19 | Hebron voor Davids oren te spreken alles, wat goed was in de
91 2Sa 3:27 | in de stilte met hem te spreken; en hij sloeg hem aldaar
92 2Sa 7:20 | zal David nog meer tot U spreken? Want Gij kent Uw knecht,
93 2Sa 11:19 | strijd tot den koning uit te spreken; ~
94 2Sa 13:36 | als hij geeindigd had te spreken, ziet, zo kwamen de zonen
95 2Sa 14:12 | tot mijn heer den koning spreken. En hij zeide: Spreek. ~
96 2Sa 14:15 | den koning, mijn heer, te spreken, is omdat het volk mij vreesachtig
97 2Sa 14:15 | Ik zal nu tot den koning spreken; misschien zal de koning
98 1Kon 1:14| daar nog met den koning spreken zult, zo zal ik na u inkomen,
99 1Kon 2:19| om hem voor Adonia aan te spreken. En de koning stond op,
100 1Kon 12:7 | en tot hen goede woorden spreken zult, zo zullen zij te allen
101 1Kon 12:10| lichter; alzo zult gij tot hen spreken: Mijn kleinste vinger zal
102 1Kon 14:5 | en zo zult gij tot haar spreken, en het zal zijn, als zij
103 1Kon 21:19| 19 En gij zult tot hem spreken, zeggende: Alzo zegt de
104 1Kon 21:19| Daartoe zult gij tot hem spreken, zeggende: Alzo zegt de
105 1Kon 22:14| mij zeggen zal, dat zal ik spreken. ~
106 1Kon 22:24| doorgegaan, om u aan te spreken? ~
107 2Kon 4:13| Is er iets om voor u te spreken tot den koning, of tot den
108 2Kon 20:27| gezonden, om deze woorden te spreken? Is het niet tot de mannen,
109 2Kon 21:10| 10 Zo zult gij spreken tot Hizkia, den koning van
110 2Kro 11:7 | en tot hen goede woorden spreken, zo zullen zij te allen
111 2Kro 11:10| lichter; alzo zult gij tot hen spreken: Mijn kleinste vinger zal
112 2Kro 19:13| God zeggen zal, dat zal ik spreken! ~
113 2Kro 19:23| doorgegaan, om u aan te spreken? ~
114 2Kro 32:17| honen en om tegen Hem te spreken, zeggende: Gelijk de goden
115 Neh 13:24 | en zij konden geen Joods spreken, maar naar de taal eens
116 Est 1:22 | zijn huis wezen zou, en spreken naar de spraak zijns volks. ~ ~ ~ ~
117 Job 7:11 | niet wederhouden, ik zal spreken in benauwdheid mijns geestes;
118 Job 8:2 | lang zult gij deze dingen spreken, en de redenen uws monds
119 Job 8:10 | die u niet leren, tot u spreken, en uit hun hart redenen
120 Job 9:35 | 35 Zo zal ik spreken, en Hem niet vrezen; want
121 Job 10:1 | klacht op mij laten; ik zal spreken in bitterheid mijner ziel. ~
122 Job 13:3 | ik zal tot den Almachtige spreken, en ben belust mij te verdedigen
123 Job 13:7 | Zult gij voor God onrecht spreken, en zult gij voor Hem bedriegerij
124 Job 13:7 | gij voor Hem bedriegerij spreken? ~
125 Job 13:22 | zal antwoorden; of ik zal spreken, en geef mij antwoord. ~
126 Job 16:4 | Zou ik ook, als gijlieden, spreken, indien uw ziel ware in
127 Job 18:2 | op, en daarna zullen wij spreken. ~
128 Job 19:18 | kinderen; sta ik op, zo spreken zij mij tegen. ~
129 Job 21:3 | Verdraagt mij, en ik zal spreken; en nadat ik gesproken zal
130 Job 27:4 | mijn lippen onrecht zullen spreken, en indien mijn tong bedrog
131 Job 32:4 | had gewacht op Job in het spreken, omdat zij ouder van dagen
132 Job 32:7 | Ik zeide: Laat de dagen spreken, en de veelheid der jaren
133 Job 32:16 | heb dan gewacht, maar zij spreken niet; want zij staan stil;
134 Job 32:20 | 20 Ik zal spreken, opdat ik voor mij lucht
135 Job 33:31 | naar mij; zwijg, en ik zal spreken. ~
136 Job 36:53 | verteld worden, als ik zo zou spreken? Denkt iemand dat, gewisselijk,
137 Job 39:22 | Zal hij zachtjes tot u spreken? ~
138 Job 41:4 | 4 Hoor toch, en ik zal spreken; ik zal U vragen, en onderricht
139 Psa 2:5 | 5 Dan zal Hij tot hen spreken in Zijn toorn, en in Zijn
140 Psa 12:3 | 3Zij spreken valsheid, een ieder met
141 Psa 12:3 | met vleiende lippen; zij spreken met een dubbel hart. ~
142 Psa 17:10 | besluiten zij zich, met hun mond spreken zij hovaardelijk. ~
143 Psa 28:3 | ongerechtigheid, die van vrede spreken met hun naasten, maar kwaad
144 Psa 31:19 | lippen stom worden, die hard spreken tegen den rechtvaardige,
145 Psa 35:14 | uw lippen van bedrog te spreken. ~
146 Psa 36:20 | 20 Want zij spreken niet van vrede, maar zij
147 Psa 39:13 | en die mijn kwaad zoeken, spreken verdervingen, en zij overdenken
148 Psa 42:6 | 6 Mijn vijanden spreken kwaad van mij, zeggende:
149 Psa 49:4 | mond zal enkel wijsheid spreken, en de overdenking mijns
150 Psa 50:7 | Hoort, Mijn volk! en Ik zal spreken; Israel! en Ik zal onder
151 Psa 51:6 | rechtvaardig zijt in Uw spreken, en rein zijt in Uw richten. ~
152 Psa 52:5 | leugen, dan gerechtigheid te spreken. Sela. ~
153 Psa 68:12 | 12 De HEERE gaf te spreken; der boodschappers van goede
154 Psa 71:10 | 10 Want mijn vijanden spreken van mij, en die op mijn
155 Psa 73:8 | mergelen de lieden uit, en spreken boselijk van verdrukking;
156 Psa 73:8 | boselijk van verdrukking; zij spreken uit de hoogte. ~
157 Psa 73:15 | zeggen: Ik zal ook alzo spreken; ziet, zo zou ik trouweloos
158 Psa 77:13 | betrachten, en van Uw daden spreken. ~
159 Psa 85:9 | horen, wat God, de HEERE, spreken zal; want Hij zal tot Zijn
160 Psa 85:9 | Zijn gunstgenoten van vrede spreken; maar dat zij niet weder
161 Psa 94:4 | 4 Uitgieten? hard spreken? alle werkers der ongerechtigheid
162 Psa 109:20 | en dergenen, die kwaad spreken tegen mijn ziel. ~
163 Psa 115:5 | Zij hebben een mond, maar spreken niet; zij hebben ogen, maar
164 Psa 119:46 | Ook zal ik voor koningen spreken van Uw getuigenissen, en
165 Psa 122:8 | vrienden wil, zal ik nu spreken, vrede zij in u! ~
166 Psa 127:5 | als zij met de vijanden spreken zullen in de poort. ~ ~
167 Psa 135:16 | Zij hebben een mond, maar spreken niet; zij hebben ogen, maar
168 Psa 139:20 | 20 Die van U schandelijk spreken, en Uw vijanden ijdellijk
169 Spre 6:22| wordt, zal hetzelve met u spreken. ~
170 Spre 8:6 | ik zal vorstelijke dingen spreken, en de opening Mijner lippen
171 Spre 21:28| een man, die hoort, zal spreken tot overwinning. ~
172 Spre 23:16| als uw lippen billijkheden spreken zullen. ~
173 Spre 23:33| uw hart zal verkeerdheden spreken. ~
174 Spre 24:2 | verwoesting, en hun lippen spreken moeite. ~
175 Pred 3:7 | zwijgen, en een tijd om te spreken; ~
176 Hoo 5:6 | ziel ging uit vanwege Zijn spreken; ik zocht Hem, maar ik vond
177 Hoo 7:9 | de lippen der slapenden spreken. ~
178 Hoo 8:8 | dien dag, als men van haar spreken zal? ~
179 Jes 3:9 | tegen hen, en hun zonden spreken zij vrij uit, gelijk Sodom;
180 Jes 7:10 | En de HEERE voer voort te spreken tot Achaz, zeggende: ~
181 Jes 8:20 | getuigenis! zo zij niet spreken naar dit woord, het zal
182 Jes 28:11 | andere tong tot dit volk spreken; ~
183 Jes 29:4 | worden, gij zult uit de aarde spreken, en uw spraak zal uit het
184 Jes 32:4 | zijn, om bescheidenlijk te spreken. ~
185 Jes 32:6 | plegen, en om dwaling te spreken tegen den HEERE, om de ziel
186 Jes 36:12 | gezonden, om deze woorden te spreken? Is het niet tot de mannen,
187 Jes 37:10 | 10 Zo zult gijlieden spreken tot Hizkia, den koning van
188 Jes 38:15 | 15 Wat zal ik spreken? Gelijk Hij het mij heeft
189 Jes 41:1 | ze toetreden, laat ze dan spreken; laat ons samen ten gerichte
190 Jes 50:4 | woord ter rechter tijd te spreken; Hij wekt allen morgen,
191 Jes 59:9 | des vingers, en het spreken der ongerechtigheid; ~
192 Jes 60:3 | ongerechtigheid; uw lippen spreken valsheid, uw tong dicht
193 Jes 60:4 | vertrouwen op ijdelheid, en spreken leugen; met moeite zijn
194 Jes 60:13 | wijken van onzen God; het spreken van onderdrukking en afval,
195 Jes 66:24 | antwoorden; terwijl zij nog spreken, zo zal Ik horen. ~
196 Jer 1:6 | HEERE! zie, ik kan niet spreken, want ik ben jong. ~
197 Jer 1:7 | u gebieden zal, zult gij spreken. ~
198 Jer 5:5 | tot de groten, en met hen spreken, want die weten den weg
199 Jer 5:15 | niet horen, wat het spreken zal. ~
200 Jer 6:10 | 10 Tot wie zal ik spreken en betuigen, dat zij het
201 Jer 7:27 | al deze woorden tot hen spreken, maar zij zullen naar u
202 Jer 8:6 | geluisterd en toegehoord, zij spreken dat niet recht is, er is
203 Jer 9:5 | ieder met zijn vriend, en spreken de waarheid niet; zij leren
204 Jer 9:5 | zij leren hun tong leugen spreken, zij maken zich moede met
205 Jer 10:5 | dicht werk, maar kunnen niet spreken; zij moeten gedragen worden,
206 Jer 12:1 | nochtans van Uw oordelen met U spreken; waarom is der goddelozen
207 Jer 12:6 | zij vriendelijk tot u spreken. ~
208 Jer 18:7 | In een ogenblik zal Ik spreken over een volk en over een
209 Jer 18:9 | Ook zal Ik in een ogenblik spreken over een volk en over een
210 Jer 18:20 | heb, om goed voor hen te spreken, om Uw grimmigheid
211 Jer 19:2 | de woorden, die Ik tot u spreken zal; ~
212 Jer 20:9 | en niet meer in Zijn Naam spreken; maar het werd in mijn hart
213 Jer 23:16 | zij maken u ijdel; zij spreken het gezicht huns harten,
214 Jer 23:31 | die hun tong nemen, en spreken: Hij heeft het gesproken; ~
215 Jer 26:2 | u geboden heb tot hen te spreken, doe er niet een woord af. ~
216 Jer 26:7 | hoorden Jeremia deze woorden spreken in het huis des HEEREN. ~
217 Jer 26:8 | Jeremia geeindigd had te spreken alles, wat de HEERE geboden
218 Jer 26:8 | geboden had tot al het volk te spreken, dat de priesters en de
219 Jer 26:15 | woorden voor uw oren te spreken. ~
220 Jer 27:9 | tovenaars, dewelke tot u spreken, zeggende: Gij zult
221 Jer 27:14 | der profeten, die tot u spreken, zeggende: Gij zult den
222 Jer 29:24 | den Nechelamiet, zult gij spreken, zeggende: ~
223 Jer 32:4 | zal tot deszelfs mond spreken, en zijn ogen zullen deszelfs
224 Jer 34:3 | mond zal tot uw mond spreken, en gij zult te Babel komen. ~
225 Jer 39:12 | maar gelijk als hij tot u spreken zal, doe alzo met hem. ~
226 Jer 43:1 | had tot het ganse volk te spreken al de woorden des HEEREN,
227 Eze 2:1 | voeten, en Ik zal met u spreken. ~
228 Eze 2:7 | zult Mijn woorden tot hen spreken, hetzij dat zij horen zullen,
229 Eze 3:10 | Mijn woorden, die Ik tot u spreken zal, in uw hart, en hoor
230 Eze 3:22 | vallei, en Ik zal daar met u spreken. ~
231 Eze 3:27 | 27 Maar als Ik met u spreken zal, zal Ik uw mond opendoen,
232 Eze 12:25 | Ik ben de HEERE, Ik zal spreken; het woord, de tijd zal
233 Eze 12:25 | wederspannig huis, zal Ik een woord spreken, en hetzelve doen,
234 Eze 24:27 | opengedaan worden, en gij zult spreken, en niet meer stom zijn;
235 Eze 33:24 | plaatsen in het land Israels spreken, zeggende: Abraham was een
236 Eze 33:30 | mensenkind! de kinderen uws volks spreken steeds van u bij de wanden
237 Eze 37:18 | kinderen uws volks tot u zullen spreken, zeggende: Zult gij ons
238 Eze 44:5 | oren alles, wat Ik met u spreken zal, van alle inzettingen
239 Dan 7:25 | En het zal woorden spreken tegen den Allerhoogste,
240 Dan 8:13 | Daarna hoorde ik een heilige spreken; en de heilige zeide tot
241 Dan 10:11 | de woorden, die Ik tot u spreken zal, en sta op uw standplaats,
242 Dan 10:17 | knecht van dezen mijn Heere spreken met dien mijn Heere? Want
243 Dan 11:27 | tafel zullen zij leugen spreken; en het zal niet gelukken,
244 Dan 11:36 | goden wonderlijke dingen spreken; en hij zal voorspoedig
245 Hos 2:13 | en Ik zal naar haar hart spreken. ~
246 Hos 7:13 | wel verlossen, maar zij spreken leugenen tegen Mij. ~
247 Hos 12:11 | 11 En Ik zal spreken tot de profeten, en Ik zal
248 Mic 6:12 | en haar inwoners leugen spreken, en haar tong bedriegelijk
249 Zep 3:13 | onrecht doen, noch leugen spreken, en in hun mond zal geen
250 Zac 9:10 | Hij zal den heidenen vrede spreken; en Zijn heerschappij zal
251 Zac 10:2 | 2 Want de terafim spreken ijdelheid, en de waarzeggers
252 Zac 10:2 | waarzeggers zien valsheid, en zij spreken ijdele dromen, zij troosten
253 Mal 3:16 | 16 Alsdan spreken, die den HEERE vrezen, een
254 Matt 5:11| liegende alle kwaad tegen u spreken, om Mijnentwil. ~
255 Matt 10:19| bezorgd zijn, hoe of wat gij spreken zult; want het zal u in
256 Matt 10:19| gegeven worden, wat gij spreken zult. ~
257 Matt 12:34| hoe kunt gij goede dingen spreken, daar gij boos zijt? want
258 Matt 12:46| buiten, zoekende Hem te spreken. ~
259 Matt 12:47| daar buiten, zoekende U te spreken. ~
260 Mark 1:34| de duivelen niet toe te spreken, omdat zij Hem kenden. ~
261 Mark 7:37| doven horen, en de stommen spreken. ~ ~ ~ ~
262 Mark 9:39| van Mij zal kunnen kwalijk spreken. ~
263 Mark 13:11| voren niet bezorgd, wat gij spreken zult, en bedenkt het niet;
264 Mark 16:17| nieuwe tongen zullen zij spreken, ~
265 Luk 1:19 | uitgezonden, om tot u te spreken, en u deze dingen te verkondigen. ~
266 Luk 1:20 | zwijgen, en niet kunnen spreken, tot op den dag, dat deze
267 Luk 1:22 | uitkwam, kon hij tot hen niet spreken; en zij bekenden, dat hij
268 Luk 1:48 | nu aan zullen mij zalig spreken al de geslachten. ~
269 Luk 4:41 | bestraffende, liet Hij die niet spreken, omdat zij wisten, dat Hij
270 Luk 5:4 | 4 En als Hij afliet van spreken, zeide Hij tot Simon: Steek
271 Luk 6:26 | wanneer al de mensen wel van u spreken, want hun vaders deden desgelijks
272 Luk 7:15 | zat overeind, en begon te spreken. En Hij gaf hem aan zijn
273 Luk 11:53 | van vele dingen te doen spreken; ~
274 Luk 12:10 | iegelijk, die enig woord spreken zal tegen den Zoon des mensen,
275 Luk 12:11 | verantwoording zeggen, of wat gij spreken zult; ~
276 Luk 12:12 | dezelve ure leren, hetgeen gij spreken moet. ~
277 Joha 1:37| discipelen hoorden hem dat spreken, en zij volgden Jezus. ~
278 Joha 3:11| voorwaar zeg Ik u: Wij spreken, wat Wij weten, en getuigen,
279 Joha 9:21| hij zal van zichzelven spreken. ~
280 Joha 12:49| Ik zeggen zal, en wat Ik spreken zal. ~
281 Joha 14:30| zal niet meer veel met u spreken; want de overste dezer wereld
282 Joha 16:13| zal van Zichzelven niet spreken, maar zo wat Hij zal gehoord
283 Joha 16:13| gehoord hebben, zal Hij spreken, en de toekomende dingen
284 Joha 16:25| door gelijkenissen tot u spreken zal, maar u vrijuit van
285 Hand 2:4 | Heiligen Geest, en begonnen te spreken met andere talen, zoals
286 Hand 2:4 | de Geest hun gaf uit te spreken. ~
287 Hand 2:6 | hoorde hen in zijn eigen taal spreken. ~
288 Hand 2:7 | niet alle dezen, die daar spreken, Galileers? ~
289 Hand 2:11| talen de grote werken Gods spreken. ~
290 Hand 2:29| geoorloofd vrij uit tot u te spreken van den patriarch David,
291 Hand 3:22| in alles, wat Hij tot u spreken zal. ~
292 Hand 4:17| enig mens in dezen Naam spreken. ~
293 Hand 4:18| zij ganselijk niet zouden spreken, noch leren, in den Naam
294 Hand 4:20| wij kunnen niet laten te spreken, hetgeen wij gezien en gehoord
295 Hand 4:29| vrijmoedigheid Uw woord te spreken; ~
296 Hand 5:32| hier gekomen zijnde, tot u spreken zal. ~
297 Hand 5:46| 46 Want zij hoorden hen spreken met vreemde talen, en God
298 Hand 6:14| 14 Die woorden tot u zal spreken, door welke gij zult zalig
299 Hand 6:15| 15 En als ik begon te spreken, viel de Heilige Geest op
300 Hand 8:9 | 9 Deze hoorde Paulus spreken; welke de ogen op hem houdende,
301 Hand 10:6 | verhinderd het Woord in Azie te spreken.
302 Hand 12:26| begon vrijmoediglijk te spreken in de synagoge. En als hem
303 Hand 15:37| geoorloofd tot u wat te spreken? En hij zeide: Kent gij
304 Hand 15:39| mij toe tot het volk te spreken. ~
305 Hand 18:10| gewenkt had, dat hij zou spreken, antwoordde: Dewijl ik weet,
306 Hand 20:1 | geoorloofd voor uzelven te spreken. Toen strekte Paulus de
307 Hand 22:20| om u te zien en aan te spreken; want vanwege de hope Israels
308 1Kor 2:6 | 6 En wij spreken wijsheid onder de volmaakten;
309 1Kor 2:7 | 7 Maar wij spreken de wijsheid Gods, bestaande
310 1Kor 2:13| 13 Dewelke wij ook spreken, niet met woorden, die de
311 1Kor 3:1 | broeders, kon tot u niet spreken als tot geestelijken, maar
312 1Kor 12:30| gaven der gezondmakingen? Spreken zij allen met menigerlei
313 1Kor 14:19| de Gemeente vijf woorden spreken met mijn verstand, opdat
314 1Kor 14:21| andere lippen tot dit volk spreken, en ook alzo zullen zij
315 1Kor 14:29| dat twee of drie profeten spreken, en dat de anderen oordelen. ~
316 1Kor 14:34| haar niet toegelaten te spreken, maar bevolen onderworpen
317 1Kor 14:35| dat zij in de Gemeente spreken. ~
318 1Kor 14:39| niet in vreemde talen te spreken. ~
319 2Kor 2:17| de tegenwoordigheid Gods, spreken wij het in Christus. ~ ~ ~
320 2Kor 3:12| vele vrijmoedigheid in het spreken; ~
321 2Kor 4:13| geloven wij ook, daarom spreken wij ook; ~
322 2Kor 7:4 | vele vrijmoedigheid in het spreken tegen u, ik heb veel roems
323 2Kor 12:4 | mens niet geoorloofd is te spreken.
324 2Kor 12:19| u verontschuldigen? Wij spreken in de tegenwoordigheid van
325 Efez 6:20| hetzelve vrijmoediglijk moge spreken, gelijk mij betaamt te spreken. ~
326 Efez 6:20| spreken, gelijk mij betaamt te spreken. ~
327 Fili 1:14| Woord onbevreesd durven spreken. ~
328 Kol 3:8 | kwaadheid, lastering, vuil spreken uit uw mond. ~
329 Kol 4:3 | des Woords opene, om te spreken de verborgenheid van Christus,
330 Kol 4:4 | openbaren, gelijk ik moet spreken. ~
331 1The 1:8 | hebben, iets daarvan te spreken. ~
332 1The 2:2 | Evangelie van God tot u te spreken in veel strijds. ~
333 1The 2:4 | toebetrouwd worden, alzo spreken wij, niet als mensen behagende,
334 1The 2:16| 16 En verhinderen ons te spreken tot de heidenen, dat zij
335 Heb 2:5 | toekomende wereld, van welke wij spreken. ~
336 Heb 6:9 | gevoegd, hoewel wij alzo spreken. ~
337 Heb 7:9 | 9 En, om zo te spreken, ook Levi, die tienden neemt,
338 Heb 8:1 | der dingen, waarvan wij spreken, is, dat wij hebben zodanigen
339 Jako 1:19| om te horen, traag om te spreken, traag tot toorn; ~
340 1Pet 2:12| hetgeen zij kwalijk van u spreken, als van kwaaddoeners, zij
341 1Pet 3:10| lippen, dat zij geen bedrog spreken; ~
342 1Pet 3:16| hetgeen zij kwalijk van u spreken, als van kwaaddoeners, zij
343 1Joh 4:5 | zijn uit de wereld, daarom spreken zij uit de wereld, en de
344 2Joh 1:12| en mond tot mond met u te spreken, opdat onze blijdschap volkomen
345 3Joh 1:14| wij zullen mond tot mond spreken. ~
346 Open 13:5 | dingen en gods lasteringen te spreken; en hetzelve werd macht
347 Open 13:15| beeld van het beest ook zou spreken, en maken, dat allen, die
|