Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
spreiden 1
spreidt 4
spreke 18
spreken 347
sprekende 31
spreng 3
sprengbekken 13
Frequency    [«  »]
349 zee
347 gezien
347 knecht
347 spreken
345 totdat
341 dood
339 horen

Bijbel

IntraText - Concordances

spreken

    Book Chapter: Verse
1 Gen 16:22 | Hij eindigde met hem te spreken, en God voer op van Abraham. ~ 2 Gen 17:27 | ik heb mij onderwonden te spreken tot den Heere, hoewel ik 3 Gen 17:29 | voer voort nog tot Hem te spreken, en zeide: Misschien zullen 4 Gen 17:31 | ik heb mij onderwonden te spreken tot de Heere; misschien 5 Gen 17:33 | geeindigd had tot Abraham te spreken; en Abraham keerde weder 6 Gen 23:15 | eer hij geeindigd had te spreken, ziet, zo kwam Rebekka uit, 7 Gen 23:45 | Eer ik geeindigd had te spreken in mijn hart, ziet, zo kwam 8 Gen 23:50 | kunnen kwaad noch goed tot u spreken. ~ 9 Gen 25:6 | Ezau, uw broeder, horen spreken, zeggende: ~ 10 Gen 28:29 | Wacht u, van met Jakob te spreken, of goed, of kwaad. ~ 11 Gen 29:19 | ditzelfde woord zult gij spreken tot Ezau, als gij hem vinden 12 Gen 31:6 | tot Jakob, om met hem te spreken. ~ 13 Gen 40:16 | heer zeggen, wat zullen wij spreken, en wat zullen wij ons rechtvaardigen? 14 Gen 40:18 | toch uw knecht een woord spreken voor mijns heren oren, en 15 Exo 4:12 | en zal u leren, wat gij spreken zult. ~ 16 Exo 4:14 | Ik weet, dat hij zeer wel spreken zal, en ook, zie, hij zal 17 Exo 4:15 | 15 Gij dan zult tot hem spreken, en de woorden in zijn mond 18 Exo 4:16 | zal voor u tot het volk spreken; en het zal geschieden, 19 Exo 5:23 | ingegaan, om in Uw Naam te spreken, heeft hij dit volk kwaad 20 Exo 7:2 | 2 Gij zult spreken alles, wat Ik u gebieden 21 Exo 7:2 | uw broeder, zal tot Farao spreken, dat hij de kinderen Israels 22 Exo 7:9 | Wanneer Farao tot ulieden spreken zal, zeggende: Doet een 23 Exo 19:3 | gij tot het huis van Jakob spreken, en den kinderen Israels 24 Exo 19:6 | tot de kinderen Israels spreken zult. ~ 25 Exo 20:16 | zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste. ~ 26 Exo 23:2 | volgen; en gij zult niet spreken in een twistige zaak, dat 27 Exo 23:22 | gehoorzaamt, en doet al wat Ik spreken zal, zo zal Ik uwer vijanden 28 Exo 25:22 | u komen, en Ik zal met u spreken van boven het verzoendeksel 29 Exo 28:3 | 3 Gij zult ook spreken tot allen, die wijs van 30 Exo 30:31 | tot de kinderen Israels spreken, zeggende: Dit zal Mij een 31 Exo 31:18 | hem op den berg Sinai te spreken geeindigd had, de twee tafelen 32 Exo 32:12 | Waarom zouden de Egyptenaars spreken, zeggende: In kwaadheid 33 Exo 33:12 | Waarom zouden de Egyptenaars spreken, zeggende: In kwaadheid 34 Exo 34:56 | eindigde Mozes met hen te spreken, en hij had een deksel op 35 Exo 34:57 | HEEREN kwam, om met Hem te spreken, zo nam hij het deksel af, 36 Exo 34:58 | hij inging om met Hem te spreken. ~  ~ 37 Lev 23:15 | kinderen Israels zult gij spreken, zeggende: Een ieder, als 38 Num 7:89 | samenkomst ging, om met Hem te spreken, zo hoorde hij een stem 39 Num 11:17 | afkomen en met u aldaar spreken; en van den Geest, die op 40 Num 12:6 | een droom zal Ik met hem spreken. ~ 41 Num 12:8 | knecht, tegen Mozes, te spreken? ~ 42 Num 14:15 | gerucht gehoord hebben, spreken, zeggende: ~ 43 Num 16:31 | geeindigd had al deze woorden te spreken, zo werd het aardrijk, dat 44 Num 18:39 | zult ook tot de Levieten spreken, en tot hen zeggen: Wanneer 45 Num 19:26 | zult ook tot de Levieten spreken, en tot hen zeggen: Wanneer 46 Num 22:19 | de HEERE tot mij verder spreken zal. ~ 47 Num 22:20 | dat doen, hetwelk Ik tot u spreken zal. ~ 48 Num 22:35 | dat woord, wat Ik tot u spreken zal, dat zult gij spreken. 49 Num 22:35 | spreken zal, dat zult gij spreken. Alzo toog Bileam met de 50 Num 22:38 | nu enigzins iets kunnen spreken? Het woord, hetwelk God 51 Num 22:38 | mond leggen zal, dat zal ik spreken. ~ 52 Num 23:12 | ik dat niet waarnemen te spreken, wat de HEERE in mijn mond 53 Num 23:19 | zeggen, en niet doen, of spreken, en niet bestendig maken? ~ 54 Num 23:26 | zeggende: Al wat de HEERE spreken zal, dat zal ik doen? ~ 55 Num 24:13 | eigen hart; wat de HEERE spreken zal, dat zal ik spreken. ~ 56 Num 24:13 | spreken zal, dat zal ik spreken. ~ 57 Num 27:7 | De dochteren van Zelafead spreken recht; gij zult haar ganselijk 58 Num 27:8 | kinderen Israels zult gij spreken, zeggende: Wanneer iemand 59 Deu 5:20 | zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste. ~ 60 Deu 5:27 | de HEERE, onze God, tot u spreken zal, en wij zullen het horen 61 Deu 6:7 | kinderen inscherpen, en daarvan spreken, als gij in uw huis zit, 62 Deu 18:18 | geven, en Hij zal tot hen spreken alles, wat Ik Hem gebieden 63 Deu 18:19 | die Hij in Mijn Naam zal spreken, van dien zal Ik het zoeken. ~ 64 Deu 18:20 | hem niet geboden heb te spreken, of die spreken zal in den 65 Deu 18:20 | geboden heb te spreken, of die spreken zal in den naam van andere 66 Deu 20:2 | toetreden, en tot het volk spreken. ~ 67 Deu 20:5 | ambtlieden tot het volk spreken, zeggende: Wie is de man, 68 Deu 20:8 | ambtlieden voortvaren te spreken tot het volk, en zeggen: 69 Deu 20:9 | geeindigd zullen hebben te spreken tot het volk, zo zullen 70 Deu 25:1 | rechtvaardige rechtvaardig spreken, en den onrechtvaardige 71 Deu 25:8 | stad roepen, en tot hem spreken; blijft hij dan daarbij 72 Deu 32:1 | oren, gij hemel, en ik zal spreken; en de aarde hore de redenen 73 Deu 32:45 | woorden tot gans Israel te spreken; ~ 74 Joz 20:4 | en hij zal zijn woorden spreken voor de oren van de oudsten 75 Joz 23:24 | kinderen tot onze kinderen spreken, zeggende: Wat hebt gij 76 Ric 6:11 | zult horen, wat zij zullen spreken, en daarna zullen uw handen 77 Ric 8:37 | Gaal voer wijders voort te spreken en zeide: Zie daar volk, 78 Ric 10:40 | Jeftha, de Gileadiet, aan te spreken, vier dagen in het jaar. ~  ~  ~  79 Ric 11:6 | kon het alzo niet recht spreken; zo grepen zij hem, en versloegen 80 Ric 14:17 | als hij geeindigd had te spreken, zo wierp hij het kinnebakken 81 Ric 18:3 | na, om naar haar hart te spreken, om haar weder te halen; 82 Rut 1:18 | hield zij op tot haar te spreken. ~ 83 1Sa 2:3 | dat gij hoog, hoog zoudt spreken, dat iets hards uit uw mond 84 1Sa 17:28 | hem tot die mannen hoorde spreken, zo ontstak de toorn van 85 1Sa 18:1 | geeindigd had tot Saul te spreken, dat de ziel van Jonathan 86 1Sa 19:3 | zal van u tot mijn vader spreken, en zal zien wat het zij; 87 1Sa 24:17 | deze woorden tot Saul te spreken, zo zeide Saul: Is dit uw 88 1Sa 25:24 | dienstmaagd voor uw oren spreken, en hoor de woorden uwer 89 1Sa 25:39 | heen, en liet met Abigail spreken, dat hij ze zich ter vrouwe 90 2Sa 3:19 | Hebron voor Davids oren te spreken alles, wat goed was in de 91 2Sa 3:27 | in de stilte met hem te spreken; en hij sloeg hem aldaar 92 2Sa 7:20 | zal David nog meer tot U spreken? Want Gij kent Uw knecht, 93 2Sa 11:19 | strijd tot den koning uit te spreken; ~ 94 2Sa 13:36 | als hij geeindigd had te spreken, ziet, zo kwamen de zonen 95 2Sa 14:12 | tot mijn heer den koning spreken. En hij zeide: Spreek. ~ 96 2Sa 14:15 | den koning, mijn heer, te spreken, is omdat het volk mij vreesachtig 97 2Sa 14:15 | Ik zal nu tot den koning spreken; misschien zal de koning 98 1Kon 1:14| daar nog met den koning spreken zult, zo zal ik na u inkomen, 99 1Kon 2:19| om hem voor Adonia aan te spreken. En de koning stond op, 100 1Kon 12:7 | en tot hen goede woorden spreken zult, zo zullen zij te allen 101 1Kon 12:10| lichter; alzo zult gij tot hen spreken: Mijn kleinste vinger zal 102 1Kon 14:5 | en zo zult gij tot haar spreken, en het zal zijn, als zij 103 1Kon 21:19| 19 En gij zult tot hem spreken, zeggende: Alzo zegt de 104 1Kon 21:19| Daartoe zult gij tot hem spreken, zeggende: Alzo zegt de 105 1Kon 22:14| mij zeggen zal, dat zal ik spreken. ~ 106 1Kon 22:24| doorgegaan, om u aan te spreken? ~ 107 2Kon 4:13| Is er iets om voor u te spreken tot den koning, of tot den 108 2Kon 20:27| gezonden, om deze woorden te spreken? Is het niet tot de mannen, 109 2Kon 21:10| 10 Zo zult gij spreken tot Hizkia, den koning van 110 2Kro 11:7 | en tot hen goede woorden spreken, zo zullen zij te allen 111 2Kro 11:10| lichter; alzo zult gij tot hen spreken: Mijn kleinste vinger zal 112 2Kro 19:13| God zeggen zal, dat zal ik spreken! ~ 113 2Kro 19:23| doorgegaan, om u aan te spreken? ~ 114 2Kro 32:17| honen en om tegen Hem te spreken, zeggende: Gelijk de goden 115 Neh 13:24 | en zij konden geen Joods spreken, maar naar de taal eens 116 Est 1:22 | zijn huis wezen zou, en spreken naar de spraak zijns volks.   ~  ~  ~ ~ 117 Job 7:11 | niet wederhouden, ik zal spreken in benauwdheid mijns geestes; 118 Job 8:2 | lang zult gij deze dingen spreken, en de redenen uws monds 119 Job 8:10 | die u niet leren, tot u spreken, en uit hun hart redenen 120 Job 9:35 | 35 Zo zal ik spreken, en Hem niet vrezen; want 121 Job 10:1 | klacht op mij laten; ik zal spreken in bitterheid mijner ziel. ~ 122 Job 13:3 | ik zal tot den Almachtige spreken, en ben belust mij te verdedigen 123 Job 13:7 | Zult gij voor God onrecht spreken, en zult gij voor Hem bedriegerij 124 Job 13:7 | gij voor Hem bedriegerij spreken? ~ 125 Job 13:22 | zal antwoorden; of ik zal spreken, en geef mij antwoord. ~ 126 Job 16:4 | Zou ik ook, als gijlieden, spreken, indien uw ziel ware in 127 Job 18:2 | op, en daarna zullen wij spreken. ~ 128 Job 19:18 | kinderen; sta ik op, zo spreken zij mij tegen. ~ 129 Job 21:3 | Verdraagt mij, en ik zal spreken; en nadat ik gesproken zal 130 Job 27:4 | mijn lippen onrecht zullen spreken, en indien mijn tong bedrog 131 Job 32:4 | had gewacht op Job in het spreken, omdat zij ouder van dagen 132 Job 32:7 | Ik zeide: Laat de dagen spreken, en de veelheid der jaren 133 Job 32:16 | heb dan gewacht, maar zij spreken niet; want zij staan stil; 134 Job 32:20 | 20 Ik zal spreken, opdat ik voor mij lucht 135 Job 33:31 | naar mij; zwijg, en ik zal spreken. ~ 136 Job 36:53 | verteld worden, als ik zo zou spreken? Denkt iemand dat, gewisselijk, 137 Job 39:22 | Zal hij zachtjes tot u spreken? ~ 138 Job 41:4 | 4 Hoor toch, en ik zal spreken; ik zal U vragen, en onderricht 139 Psa 2:5 | 5 Dan zal Hij tot hen spreken in Zijn toorn, en in Zijn 140 Psa 12:3 | 3Zij spreken valsheid, een ieder met 141 Psa 12:3 | met vleiende lippen; zij spreken met een dubbel hart. ~ 142 Psa 17:10 | besluiten zij zich, met hun mond spreken zij hovaardelijk. ~ 143 Psa 28:3 | ongerechtigheid, die van vrede spreken met hun naasten, maar kwaad 144 Psa 31:19 | lippen stom worden, die hard spreken tegen den rechtvaardige, 145 Psa 35:14 | uw lippen van bedrog te spreken. ~ 146 Psa 36:20 | 20 Want zij spreken niet van vrede, maar zij 147 Psa 39:13 | en die mijn kwaad zoeken, spreken verdervingen, en zij overdenken 148 Psa 42:6 | 6 Mijn vijanden spreken kwaad van mij, zeggende: 149 Psa 49:4 | mond zal enkel wijsheid spreken, en de overdenking mijns 150 Psa 50:7 | Hoort, Mijn volk! en Ik zal spreken; Israel! en Ik zal onder 151 Psa 51:6 | rechtvaardig zijt in Uw spreken, en rein zijt in Uw richten. ~ 152 Psa 52:5 | leugen, dan gerechtigheid te spreken. Sela. ~ 153 Psa 68:12 | 12 De HEERE gaf te spreken; der boodschappers van goede 154 Psa 71:10 | 10 Want mijn vijanden spreken van mij, en die op mijn 155 Psa 73:8 | mergelen de lieden uit, en spreken boselijk van verdrukking; 156 Psa 73:8 | boselijk van verdrukking; zij spreken uit de hoogte. ~ 157 Psa 73:15 | zeggen: Ik zal ook alzo spreken; ziet, zo zou ik trouweloos 158 Psa 77:13 | betrachten, en van Uw daden spreken. ~ 159 Psa 85:9 | horen, wat God, de HEERE, spreken zal; want Hij zal tot Zijn 160 Psa 85:9 | Zijn gunstgenoten van vrede spreken; maar dat zij niet weder 161 Psa 94:4 | 4 Uitgieten? hard spreken? alle werkers der ongerechtigheid 162 Psa 109:20 | en dergenen, die kwaad spreken tegen mijn ziel. ~ 163 Psa 115:5 | Zij hebben een mond, maar spreken niet; zij hebben ogen, maar 164 Psa 119:46 | Ook zal ik voor koningen spreken van Uw getuigenissen, en 165 Psa 122:8 | vrienden wil, zal ik nu spreken, vrede zij in u! ~ 166 Psa 127:5 | als zij met de vijanden spreken zullen in de poort. ~  ~ 167 Psa 135:16 | Zij hebben een mond, maar spreken niet; zij hebben ogen, maar 168 Psa 139:20 | 20 Die van U schandelijk spreken, en Uw vijanden ijdellijk 169 Spre 6:22| wordt, zal hetzelve met u spreken. ~ 170 Spre 8:6 | ik zal vorstelijke dingen spreken, en de opening Mijner lippen 171 Spre 21:28| een man, die hoort, zal spreken tot overwinning. ~ 172 Spre 23:16| als uw lippen billijkheden spreken zullen. ~ 173 Spre 23:33| uw hart zal verkeerdheden spreken. ~ 174 Spre 24:2 | verwoesting, en hun lippen spreken moeite. ~ 175 Pred 3:7 | zwijgen, en een tijd om te spreken; ~ 176 Hoo 5:6 | ziel ging uit vanwege Zijn spreken; ik zocht Hem, maar ik vond 177 Hoo 7:9 | de lippen der slapenden spreken. ~ 178 Hoo 8:8 | dien dag, als men van haar spreken zal? ~ 179 Jes 3:9 | tegen hen, en hun zonden spreken zij vrij uit, gelijk Sodom; 180 Jes 7:10 | En de HEERE voer voort te spreken tot Achaz, zeggende: ~ 181 Jes 8:20 | getuigenis! zo zij niet spreken naar dit woord, het zal 182 Jes 28:11 | andere tong tot dit volk spreken; ~ 183 Jes 29:4 | worden, gij zult uit de aarde spreken, en uw spraak zal uit het 184 Jes 32:4 | zijn, om bescheidenlijk te spreken. ~ 185 Jes 32:6 | plegen, en om dwaling te spreken tegen den HEERE, om de ziel 186 Jes 36:12 | gezonden, om deze woorden te spreken? Is het niet tot de mannen, 187 Jes 37:10 | 10      Zo zult gijlieden spreken tot Hizkia, den koning van 188 Jes 38:15 | 15      Wat zal ik spreken? Gelijk Hij het mij heeft 189 Jes 41:1 | ze toetreden, laat ze dan spreken; laat ons samen ten gerichte 190 Jes 50:4 | woord ter rechter tijd te spreken; Hij wekt allen morgen, 191 Jes 59:9 | des vingers,      en het spreken der ongerechtigheid; ~ 192 Jes 60:3 | ongerechtigheid; uw lippen spreken valsheid, uw tong dicht 193 Jes 60:4 | vertrouwen op ijdelheid, en spreken leugen; met moeite zijn 194 Jes 60:13 | wijken van onzen God; het spreken van onderdrukking en afval, 195 Jes 66:24 | antwoorden; terwijl zij nog spreken, zo zal Ik horen. ~ 196 Jer 1:6 | HEERE! zie, ik kan niet spreken, want ik ben jong. ~ 197 Jer 1:7 | u gebieden zal, zult gij spreken. ~ 198 Jer 5:5 | tot de groten, en met hen spreken, want die weten den weg 199 Jer 5:15 | niet horen, wat het spreken zal. ~ 200 Jer 6:10 | 10      Tot wie zal ik spreken en betuigen, dat zij het 201 Jer 7:27 | al deze woorden tot hen spreken, maar zij zullen naar u 202 Jer 8:6 | geluisterd en toegehoord, zij spreken dat niet recht is, er is 203 Jer 9:5 | ieder met zijn vriend, en spreken de waarheid niet; zij leren 204 Jer 9:5 | zij leren hun tong leugen spreken, zij maken zich moede met 205 Jer 10:5 | dicht werk, maar kunnen niet spreken; zij moeten gedragen worden, 206 Jer 12:1 | nochtans van Uw oordelen met U spreken; waarom is der goddelozen 207 Jer 12:6 | zij vriendelijk      tot u spreken. ~ 208 Jer 18:7 | In een ogenblik zal Ik spreken over een volk en over een 209 Jer 18:9 | Ook zal Ik in een ogenblik spreken over een volk en over een 210 Jer 18:20 | heb, om goed voor hen te spreken, om Uw      grimmigheid 211 Jer 19:2 | de woorden, die Ik tot u spreken zal; ~ 212 Jer 20:9 | en niet meer in Zijn Naam spreken; maar het werd in mijn hart 213 Jer 23:16 | zij maken u ijdel; zij spreken het gezicht huns harten, 214 Jer 23:31 | die hun tong nemen, en spreken: Hij heeft het gesproken; ~ 215 Jer 26:2 | u geboden heb tot hen te spreken, doe er niet een woord af. ~ 216 Jer 26:7 | hoorden Jeremia deze woorden spreken in het huis des HEEREN. ~ 217 Jer 26:8 | Jeremia geeindigd had te spreken alles, wat de HEERE geboden 218 Jer 26:8 | geboden had tot al het volk te spreken, dat de priesters en de 219 Jer 26:15 | woorden voor uw oren te spreken. ~ 220 Jer 27:9 | tovenaars, dewelke tot u spreken, zeggende: Gij      zult 221 Jer 27:14 | der profeten, die tot u spreken, zeggende: Gij zult den 222 Jer 29:24 | den Nechelamiet, zult gij spreken, zeggende: ~ 223 Jer 32:4 | zal tot      deszelfs mond spreken, en zijn ogen zullen deszelfs 224 Jer 34:3 | mond zal tot uw      mond spreken, en gij zult te Babel komen. ~ 225 Jer 39:12 | maar gelijk als hij tot u spreken zal, doe alzo met hem. ~ 226 Jer 43:1 | had tot het ganse volk te spreken al de woorden des HEEREN, 227 Eze 2:1 | voeten, en Ik zal met u spreken. ~ 228 Eze 2:7 | zult Mijn woorden tot hen spreken, hetzij dat zij horen zullen, 229 Eze 3:10 | Mijn woorden, die Ik tot u spreken zal, in uw hart, en hoor 230 Eze 3:22 | vallei, en Ik zal daar met u spreken. ~ 231 Eze 3:27 | 27      Maar als Ik met u spreken zal, zal Ik uw mond opendoen, 232 Eze 12:25 | Ik ben de HEERE, Ik zal spreken; het woord, de tijd zal 233 Eze 12:25 | wederspannig huis, zal Ik een woord spreken, en hetzelve doen,      234 Eze 24:27 | opengedaan worden, en gij zult spreken, en niet meer stom zijn; 235 Eze 33:24 | plaatsen in het land Israels spreken, zeggende: Abraham was een 236 Eze 33:30 | mensenkind! de kinderen uws volks spreken steeds van u bij de wanden 237 Eze 37:18 | kinderen uws volks tot u zullen spreken, zeggende: Zult gij ons 238 Eze 44:5 | oren alles, wat Ik met u spreken zal, van alle inzettingen 239 Dan 7:25 | En het zal woorden spreken tegen den Allerhoogste, 240 Dan 8:13 | Daarna hoorde ik een heilige spreken; en de heilige zeide tot 241 Dan 10:11 | de woorden, die Ik tot u spreken zal, en sta op uw standplaats, 242 Dan 10:17 | knecht van dezen mijn Heere spreken met dien mijn Heere? Want 243 Dan 11:27 | tafel zullen zij leugen spreken; en het zal niet gelukken, 244 Dan 11:36 | goden wonderlijke dingen spreken;      en hij zal voorspoedig 245 Hos 2:13 | en Ik zal naar haar hart spreken. ~ 246 Hos 7:13 | wel verlossen, maar zij spreken leugenen tegen Mij. ~ 247 Hos 12:11 | 11      En Ik zal spreken tot de profeten, en Ik zal 248 Mic 6:12 | en haar inwoners leugen spreken, en haar tong bedriegelijk 249 Zep 3:13 | onrecht doen, noch leugen spreken, en in hun mond zal geen 250 Zac 9:10 | Hij zal den heidenen vrede spreken; en Zijn heerschappij zal      251 Zac 10:2 | 2      Want de terafim spreken ijdelheid, en de waarzeggers 252 Zac 10:2 | waarzeggers zien valsheid, en zij spreken ijdele dromen, zij troosten 253 Mal 3:16 | 16      Alsdan spreken, die den HEERE vrezen, een 254 Matt 5:11| liegende alle kwaad tegen u spreken, om Mijnentwil. ~ 255 Matt 10:19| bezorgd zijn, hoe of wat gij spreken zult; want het zal u in 256 Matt 10:19| gegeven worden, wat gij spreken zult. ~ 257 Matt 12:34| hoe kunt gij goede dingen spreken, daar gij boos zijt? want 258 Matt 12:46| buiten, zoekende Hem te spreken. ~ 259 Matt 12:47| daar buiten, zoekende U te spreken. ~ 260 Mark 1:34| de duivelen niet toe te spreken, omdat zij Hem kenden. ~ 261 Mark 7:37| doven horen, en de stommen spreken. ~  ~  ~  ~ 262 Mark 9:39| van Mij zal kunnen kwalijk spreken. ~ 263 Mark 13:11| voren niet bezorgd, wat gij spreken zult, en bedenkt het niet; 264 Mark 16:17| nieuwe tongen zullen zij spreken, ~ 265 Luk 1:19 | uitgezonden, om tot u te spreken, en u deze dingen te verkondigen. ~ 266 Luk 1:20 | zwijgen, en niet kunnen spreken, tot op den dag, dat deze 267 Luk 1:22 | uitkwam, kon hij tot hen niet spreken; en zij bekenden, dat hij 268 Luk 1:48 | nu aan zullen mij zalig spreken al de geslachten. ~ 269 Luk 4:41 | bestraffende, liet Hij die niet spreken, omdat zij wisten, dat Hij 270 Luk 5:4 | 4 En als Hij afliet van spreken, zeide Hij tot Simon: Steek 271 Luk 6:26 | wanneer al de mensen wel van u spreken, want hun vaders deden desgelijks 272 Luk 7:15 | zat overeind, en begon te spreken. En Hij gaf hem aan zijn 273 Luk 11:53 | van vele dingen te doen spreken; ~ 274 Luk 12:10 | iegelijk, die enig woord spreken zal tegen den Zoon des mensen, 275 Luk 12:11 | verantwoording zeggen, of wat gij spreken zult; ~ 276 Luk 12:12 | dezelve ure leren, hetgeen gij spreken moet. ~ 277 Joha 1:37| discipelen hoorden hem dat spreken, en zij volgden Jezus. ~ 278 Joha 3:11| voorwaar zeg Ik u: Wij spreken, wat Wij weten, en getuigen, 279 Joha 9:21| hij zal van zichzelven spreken. ~ 280 Joha 12:49| Ik zeggen zal, en wat Ik spreken zal. ~ 281 Joha 14:30| zal niet meer veel met u spreken; want de overste dezer wereld 282 Joha 16:13| zal van Zichzelven niet spreken, maar zo wat Hij zal gehoord 283 Joha 16:13| gehoord hebben, zal Hij spreken, en de toekomende dingen 284 Joha 16:25| door gelijkenissen tot u spreken zal, maar u vrijuit van 285 Hand 2:4 | Heiligen Geest, en begonnen te spreken met andere talen, zoals 286 Hand 2:4 | de Geest hun gaf uit te spreken. ~ 287 Hand 2:6 | hoorde hen in zijn eigen taal spreken. ~ 288 Hand 2:7 | niet alle dezen, die daar spreken, Galileers? ~ 289 Hand 2:11| talen de grote werken Gods spreken. ~ 290 Hand 2:29| geoorloofd vrij uit tot u te spreken van den patriarch David, 291 Hand 3:22| in alles, wat Hij tot u spreken zal. ~ 292 Hand 4:17| enig mens in dezen Naam spreken. ~ 293 Hand 4:18| zij ganselijk niet zouden spreken, noch leren, in den Naam 294 Hand 4:20| wij kunnen niet laten te spreken, hetgeen wij gezien en gehoord 295 Hand 4:29| vrijmoedigheid Uw woord te spreken; ~ 296 Hand 5:32| hier gekomen zijnde, tot u spreken zal. ~ 297 Hand 5:46| 46 Want zij hoorden hen spreken met vreemde talen, en God 298 Hand 6:14| 14 Die woorden tot u zal spreken, door welke gij zult zalig 299 Hand 6:15| 15 En als ik begon te spreken, viel de Heilige Geest op 300 Hand 8:9 | 9 Deze hoorde Paulus spreken; welke de ogen op hem houdende, 301 Hand 10:6 | verhinderd het Woord in Azie te spreken. 302 Hand 12:26| begon vrijmoediglijk te spreken in de synagoge. En als hem 303 Hand 15:37| geoorloofd tot u wat te spreken? En hij zeide: Kent gij 304 Hand 15:39| mij toe tot het volk te spreken. ~ 305 Hand 18:10| gewenkt had, dat hij zou spreken, antwoordde: Dewijl ik weet, 306 Hand 20:1 | geoorloofd voor uzelven te spreken. Toen strekte Paulus de 307 Hand 22:20| om u te zien en aan te spreken; want vanwege de hope Israels 308 1Kor 2:6 | 6 En wij spreken wijsheid onder de volmaakten; 309 1Kor 2:7 | 7 Maar wij spreken de wijsheid Gods, bestaande 310 1Kor 2:13| 13 Dewelke wij ook spreken, niet met woorden, die de 311 1Kor 3:1 | broeders, kon tot u niet spreken als tot geestelijken, maar 312 1Kor 12:30| gaven der gezondmakingen? Spreken zij allen met menigerlei 313 1Kor 14:19| de Gemeente vijf woorden spreken met mijn verstand, opdat 314 1Kor 14:21| andere lippen tot dit volk spreken, en ook alzo zullen zij 315 1Kor 14:29| dat twee of drie profeten spreken, en dat de anderen oordelen. ~ 316 1Kor 14:34| haar niet toegelaten te spreken, maar bevolen onderworpen 317 1Kor 14:35| dat zij in de Gemeente spreken. ~ 318 1Kor 14:39| niet in vreemde talen te spreken. ~ 319 2Kor 2:17| de tegenwoordigheid Gods, spreken wij het in Christus. ~  ~  ~  320 2Kor 3:12| vele vrijmoedigheid in het spreken; ~ 321 2Kor 4:13| geloven wij ook, daarom spreken wij ook; ~ 322 2Kor 7:4 | vele vrijmoedigheid in het spreken tegen u, ik heb veel roems 323 2Kor 12:4 | mens niet geoorloofd is te spreken. 324 2Kor 12:19| u verontschuldigen? Wij spreken in de tegenwoordigheid van 325 Efez 6:20| hetzelve vrijmoediglijk moge spreken, gelijk mij betaamt te spreken. ~ 326 Efez 6:20| spreken, gelijk mij betaamt te spreken. ~ 327 Fili 1:14| Woord onbevreesd durven spreken. ~ 328 Kol 3:8 | kwaadheid, lastering, vuil spreken uit uw mond. ~ 329 Kol 4:3 | des Woords opene, om te spreken de verborgenheid van Christus, 330 Kol 4:4 | openbaren, gelijk ik moet spreken. ~ 331 1The 1:8 | hebben, iets daarvan te spreken. ~ 332 1The 2:2 | Evangelie van God tot u te spreken in veel strijds. ~ 333 1The 2:4 | toebetrouwd worden, alzo spreken wij, niet als mensen behagende, 334 1The 2:16| 16 En verhinderen ons te spreken tot de heidenen, dat zij 335 Heb 2:5 | toekomende wereld, van welke wij spreken. ~ 336 Heb 6:9 | gevoegd, hoewel wij alzo spreken. ~ 337 Heb 7:9 | 9 En, om zo te spreken, ook Levi, die tienden neemt, 338 Heb 8:1 | der dingen, waarvan wij spreken, is, dat wij hebben zodanigen 339 Jako 1:19| om te horen, traag om te spreken, traag tot toorn; ~ 340 1Pet 2:12| hetgeen zij kwalijk van u spreken, als van kwaaddoeners, zij 341 1Pet 3:10| lippen, dat zij geen bedrog spreken; ~ 342 1Pet 3:16| hetgeen zij kwalijk van u spreken, als van kwaaddoeners, zij 343 1Joh 4:5 | zijn uit de wereld, daarom spreken zij uit de wereld, en de 344 2Joh 1:12| en mond tot mond met u te spreken, opdat onze blijdschap volkomen 345 3Joh 1:14| wij zullen mond tot mond spreken. ~ 346 Open 13:5 | dingen en gods lasteringen te spreken; en hetzelve werd macht 347 Open 13:15| beeld van het beest ook zou spreken, en maken, dat allen, die


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License