Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
demas 3
demetrius 3
dempen 1
den 11232
dengene 77
dengenen 95
denk 7
Frequency    [«  »]
18165 het
13263 zijn
12370 in
11232 den
10542 hij
10527 een
10033 zal

Bijbel

IntraText - Concordances

den

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11232

      Book Chapter: Verse
4501 1Kro 9:15 | Micha, den zoon van Zichri, den zoon van Asaf; ~ 4502 1Kro 9:16 | Obadja, de zoon van Semaja, den zoon van Galal, den zoon 4503 1Kro 9:16 | Semaja, den zoon van Galal, den zoon van Jeduthun; en Berechja, 4504 1Kro 9:16 | Berechja, de zoon van Asa, den zoon van Elkana, woonachtig 4505 1Kro 9:19 | Sallum, de zoon van Kore, den zoon van Ebjasaf, den zoon 4506 1Kro 9:19 | Kore, den zoon van Ebjasaf, den zoon van Korah, en zijn 4507 1Kro 9:19 | waren over het werk van den dienst, wachters der dorpelen 4508 1Kro 9:19 | geweest waren bewaarders van den ingang; ~ 4509 1Kro 9:28 | waren over de vaten van den dienst; want bij getal droegen 4510 1Kro 9:31 | eerstgeborene van Sallum, den Korahiet, was in het ambt 4511 1Kro 10:4 | onbesnedenen niet komen, en met mij den spot drijven. Maar zijn 4512 1Kro 10:13 | hij overtreden had tegen den HEERE, tegen het woord des 4513 1Kro 10:14 | 14 En den HEERE niet gezocht had; 4514 1Kro 10:14 | het koninkrijk tot David, den zoon van Isai. ~  ~  4515 1Kro 11:3 | alle oudsten in Israel tot den koning van Hebron, en David 4516 1Kro 11:3 | het woord des HEEREN, door den dienst van Samuel. ~ 4517 1Kro 11:5 | inkomen. David dan nog won den burg Sion, welke is de stad 4518 1Kro 11:7 | 7 David nu woonde op den burg; daarom heet men dien 4519 1Kro 11:15 | dertig hoofden togen af naar den rotssteen tot David in de 4520 1Kro 11:18 | maar hij goot het uit voor den HEERE; ~ 4521 1Kro 11:22 | het midden des kuils, in den sneeuwtijd. ~ 4522 1Kro 11:34 | Van de kinderen van Hasem, den Gizoniet, was Jonathan, 4523 1Kro 11:39 | Berothiet, wapendrager van Joab, den zoon van Zeruja; ~ 4524 1Kro 11:44 | Jeiel, de zoon van Hotham, den Aroeriet; ~ 4525 1Kro 12:1 | het aangezicht van Saul, den zoon van Kis; zij waren 4526 1Kro 12:2 | met pijlen schietende uit den boog; zij waren van de broederen 4527 1Kro 12:3 | en Joas, zonen van Semaa, den Gibeathiet; daarna Jeziel 4528 1Kro 12:18 | de Geest toog Amasai aan, den overste der hoofdlieden, 4529 1Kro 12:23 | tot hem te wenden, naar den mond des HEEREN: ~ 4530 1Kro 12:31 | 31 En van den halven stam van Manasse 4531 1Kro 12:37 | Rubenieten, en Gadieten, en den halven stam van Manasse, 4532 1Kro 13:2 | ulieden goeddunkt, en van den HEERE, onzen God, te zijn, 4533 1Kro 13:7 | Uza nu en Ahio leidden den wagen. ~ 4534 1Kro 13:9 | 9 Toen zij aan den dorsvloer van Chidon gekomen 4535 1Kro 13:12 | 12 En David vreesde den HEERE te dien dage, zeggende: 4536 1Kro 13:13 | het huis van Obed-Edom, den Gethiet. ~ 4537 1Kro 14:11 | wateren; daarom noemden zij den naam derzelver plaats Baal-Perazim. ~ 4538 1Kro 15:17 | stelden dan de Levieten Heman, den zoon van Joel, en uit zijn 4539 1Kro 15:17 | uit zijn broederen Asaf, den zoon van Berechja; en uit 4540 1Kro 15:17 | Merari, hun broederen, Ethan, den zoon van Kusaja; ~ 4541 1Kro 15:21 | harpen op de Scheminith, om den toon te versterken. ~ 4542 1Kro 15:29 | door een venster keek, en den koning David zag, springende 4543 1Kro 16:2 | zegende hij het volk in den Naam des HEEREN. ~ 4544 1Kro 16:3 | iegelijk in Israel, van den man tot de vrouw, een iegelijk 4545 1Kro 16:4 | tot dienaars, en dat, om den HEERE, den God Israels, 4546 1Kro 16:4 | dienaars, en dat, om den HEERE, den God Israels, te vermelden, 4547 1Kro 16:7 | ten eerste dezen psalm, om den HEERE te loven, door den 4548 1Kro 16:7 | den HEERE te loven, door den dienst van Asaf, en zijn 4549 1Kro 16:8 | 8 Looft den HEERE, roept Zijn Naam aan, 4550 1Kro 16:10 | 10 Roemt u in den Naam Zijner heiligheid; 4551 1Kro 16:10 | zich het hart dergenen, die den HEERE zoeken, verblijde. ~ 4552 1Kro 16:11 | 11 Vraagt naar den HEERE en Zijn sterkte, zoekt 4553 1Kro 16:23 | 23 Zingt den HEERE, gij, ganse aarde, 4554 1Kro 16:28 | 28 Geeft den HEERE, gij, geslachten der 4555 1Kro 16:28 | geslachten der volken, geeft den HEERE eer en sterkte. ~ 4556 1Kro 16:29 | 29 Geeft den HEERE de eer Zijns Naams, 4557 1Kro 16:29 | Zijn aangezicht; aanbidt den HEERE in de heerlijkheid 4558 1Kro 16:34 | 34 Looft den HEERE, want Hij is goed, 4559 1Kro 16:36 | zeide: Amen! en het loofde den HEERE. ~ 4560 1Kro 16:38 | en hij stelde Obed-Edom, den zoon van Jeduthun, en Hosa, 4561 1Kro 16:39 | 39 En den priester Zadok, en zijn 4562 1Kro 16:39 | broederen, de priesters, voor den tabernakel des HEEREN op 4563 1Kro 16:40 | 40 Om den HEERE de brandofferen geduriglijk 4564 1Kro 16:41 | namen uitgedrukt zijn om den HEERE te loven; want Zijn 4565 1Kro 17:1 | woonde, dat David tot Nathan, den profeet, zeide: Zie, ik 4566 1Kro 18:3 | David sloeg ook Hadar-ezer, den koning van Zoba, naar Hamath 4567 1Kro 18:5 | Damaskus kwamen, om Hadar-ezer, den koning van Zoba, te helpen; 4568 1Kro 18:9 | heirkracht van Hadar-ezer, den koning van Zoba, geslagen 4569 1Kro 18:10 | hij zijn zoon Hadoram tot den koning David, om hem naar 4570 1Kro 18:11 | heiligde de koning David ook den HEERE, met het zilver en 4571 1Kro 19:3 | David sloeg ook Hadar-ezer, den koning van Zoba, naar Hamath 4572 1Kro 19:5 | Damaskus kwamen, om Hadar-ezer, den koning van Zoba, te helpen; 4573 1Kro 19:9 | heirkracht van Hadar-ezer, den koning van Zoba, geslagen 4574 1Kro 19:10 | hij zijn zoon Hadoram tot den koning David, om hem naar 4575 1Kro 19:11 | heiligde de koning David ook den HEERE, met het zilver en 4576 1Kro 20:2 | weldadigheid doen aan Hanun, den zoon van Nahas; want zijn 4577 1Kro 20:18 | daartoe doodde hij Sofach, den krijgsoverste. ~ 4578 1Kro 21:5 | van Jair, versloeg Lachmi, den broeder van Goliath, den 4579 1Kro 21:5 | den broeder van Goliath, den Gethiet, wiens spieshout 4580 1Kro 21:7 | Jonathan, de zoon van Simea, den broeder van David, versloeg 4581 1Kro 22:9 | HEERE nu sprak tot Gad, den ziener van David, zeggende: ~ 4582 1Kro 22:15 | kwaad; en Hij zeide tot den verdervenden engel: Het 4583 1Kro 22:15 | des HEEREN nu stond bij den dorsvloer van Ornan, den 4584 1Kro 22:15 | den dorsvloer van Ornan, den Jebusiet. ~ 4585 1Kro 22:16 | ogen ophief, zo zag hij den engel des HEEREN, staande 4586 1Kro 22:16 | tussen de aarde en tussen den hemel, met zijn uitgetrokken 4587 1Kro 22:18 | dat David zou opgaan, om den HEERE een altaar op te richten 4588 1Kro 22:18 | altaar op te richten op den dorsvloer van Ornan, den 4589 1Kro 22:18 | den dorsvloer van Ornan, den Jebusiet. ~ 4590 1Kro 22:19 | woord van Gad, dat hij in den Naam des HEEREN gesproken 4591 1Kro 22:20 | Ornan wendde, zo zag hij den engel; en zijn vier zonen, 4592 1Kro 22:21 | zag David; zo ging hij uit den dorsvloer, en boog zich 4593 1Kro 22:22 | dorsvloers, dat ik op dezelve den HEERE een altaar bouwe; 4594 1Kro 22:24 | volle geld; want ik zal voor den HEERE niet nemen wat uw 4595 1Kro 22:26 | Toen bouwde David aldaar den HEERE een altaar, en hij 4596 1Kro 22:26 | en dankofferen. Als hij den HEERE aanriep, zo antwoordde 4597 1Kro 22:26 | antwoordde Hij hem door vuur uit den hemel, op het brandofferaltaar. ~ 4598 1Kro 22:27 | 27 En de HEERE zeide tot den engel, dat hij zijn zwaard 4599 1Kro 22:28 | HEERE hem geantwoord had op den dorsvloer van Ornan, den 4600 1Kro 22:28 | den dorsvloer van Ornan, den Jebusiet, zo offerde hij 4601 1Kro 22:30 | verschrikt voor het zwaard van den engel des HEEREN. ~  ~ 4602 1Kro 23:5 | teder; en het huis, dat men den HEERE bouwen zal, zal men 4603 1Kro 23:6 | zoon Salomo, en gebood hem den HEERE, den God Israels, 4604 1Kro 23:6 | en gebood hem den HEERE, den God Israels, een huis te 4605 1Kro 23:7 | aangaat, het was in mijn hart den Naam des HEEREN, mijns Gods, 4606 1Kro 23:10 | tot een Vader; en Ik zal den troon zijns rijks over Israel 4607 1Kro 23:19 | en uw ziel, om te zoeken den HEERE, uw God, en maakt 4608 1Kro 23:19 | in dit huis brenge, dat den Naam des HEEREN zal gebouwd 4609 1Kro 24:14 | 14 Aangaande nu Mozes, den man Gods, zijn kinderen 4610 1Kro 24:14 | kinderen werden genoemd onder den stam van Levi. ~ 4611 1Kro 24:24 | hoofden, doende het werk van den dienst van het huis des 4612 1Kro 24:26 | aangaande de Levieten, dat zij den tabernakel, noch enig van 4613 1Kro 24:28 | hand der zonen van Aaron in den dienst van het huis des 4614 1Kro 24:28 | dingen, en het werk van den dienst van het huis Gods; ~ 4615 1Kro 24:30 | alle morgens te staan, om den HEERE te loven en te prijzen; 4616 1Kro 24:32 | Aaron, hun broederen, in den dienst van het huis des 4617 1Kro 25:6 | en van de vorsten, en van den priester Zadok, en van Achimelech, 4618 1Kro 25:6 | Zadok, en van Achimelech, den zoon van Abjathar, en van 4619 1Kro 25:31 | voor het aangezicht van den koning David, en Zadok, 4620 1Kro 26:1 | des heirs, scheidde af tot den dienst, van de kinderen 4621 1Kro 26:3 | harpen profeterende met den HEERE te danken en te loven. ~ 4622 1Kro 26:5 | waren kinderen van Heman, den ziener des konings, in de 4623 1Kro 26:5 | in de woorden Gods, om den hoorn te verheffen; want 4624 1Kro 26:6 | luiten, en harpen, tot den dienst van het huis Gods, 4625 1Kro 26:6 | Gods, aan de handen van den koning, van Asaf, Jeduthun, 4626 1Kro 26:8 | kleinen, als de groten, den meester met den leerling. ~ 4627 1Kro 26:8 | groten, den meester met den leerling. ~ 4628 1Kro 27:8 | kloeke mannen in kracht tot den dienst; daar waren er twee 4629 1Kro 27:16 | de poort Schallechet, bij den opgaanden hogen weg, wacht 4630 1Kro 27:18 | westen waren er vier bij den hogen weg, twee bij Parbar. ~ 4631 1Kro 27:21 | van Ladan, kinderen van den Gersonieten Ladan; van Ladan, 4632 1Kro 27:21 | Gersonieten Ladan; van Ladan, den Gersoniet, waren hoofden 4633 1Kro 27:24 | Sebuel, de zoon van Gersom, den zoon van Mozes, was overste 4634 1Kro 27:27 | 27 Van de krijgen en van den buit hadden zij het geheiligd, 4635 1Kro 27:30 | werk des HEEREN, en tot den dienst des konings. ~ 4636 1Kro 27:32 | Rubenieten, en Gadieten, en den halven stam der Manassieten, 4637 1Kro 28:1 | honderden, met hun ambtlieden, den koning dienende in alle 4638 1Kro 28:5 | Benaja, de zoon van Jojada, den opperambtman; die was het 4639 1Kro 28:20 | de zoon van Azarja; over den halven stam van Manasse 4640 1Kro 28:24 | rekening der kronieken van den koning David. ~ 4641 1Kro 29:1 | oversten der verdelingen, den koning dienende, en de oversten 4642 1Kro 29:5 | verkoren, dat hij zitten zou op den stoel des koninkrijks des 4643 1Kro 29:9 | gij, mijn zoon Salomo, ken den God uws vaders, en dien 4644 1Kro 29:12 | alles, wat bij hem door den Geest was, namelijk van 4645 1Kro 29:13 | Levieten, en van alle werk van den dienst van het huis des 4646 1Kro 29:13 | HEEREN, en van alle vaten van den dienst van het huis des 4647 1Kro 29:15 | kandelaar en zijn lampen, naar den dienst van elken kandelaar. ~ 4648 1Kro 29:20 | totdat gij al het werk tot den dienst van het huis des 4649 1Kro 30:1 | een mens, maar voor God, den HEERE. ~ 4650 1Kro 30:5 | willig, heden zijn hand den HEERE te vullen? ~ 4651 1Kro 30:7 | 7 En zij gaven, tot den dienst van het huis Gods, 4652 1Kro 30:8 | werden, die gaven zij in den schat van het huis des HEEREN, 4653 1Kro 30:8 | onder de hand van Jehiel, den Gersoniet. ~ 4654 1Kro 30:9 | gaven met een volkomen hart den HEERE vrijwillig; en de 4655 1Kro 30:10 | 10 Daarom loofde David den HEERE voor de ogen der ganse 4656 1Kro 30:11 | majesteit; want alles, wat in den hemel en op aarde is, is 4657 1Kro 30:13 | wij danken U, en loven den Naam Uwer heerlijkheid. ~ 4658 1Kro 30:16 | om U een huis te bouwen, den Naam Uwer heiligheid, dat 4659 1Kro 30:18 | dit in der eeuwigheid in den zin der gedachten van het 4660 1Kro 30:20 | ganse gemeente: Looft nu den HEERE, uw God! Toen loofde 4661 1Kro 30:20 | loofde de ganse gemeente den HEERE, den God hunner vaderen; 4662 1Kro 30:20 | ganse gemeente den HEERE, den God hunner vaderen; en zij 4663 1Kro 30:20 | zij bogen zich neder voor den HEERE, en voor den koning. ~ 4664 1Kro 30:20 | voor den HEERE, en voor den koning. ~ 4665 1Kro 30:21 | 21 En zij offerden den HEERE slachtofferen; ook 4666 1Kro 30:21 | slachtofferen; ook offerden zij den HEERE brandofferen, des 4667 1Kro 30:22 | en zij maakten Salomo, den zoon van David, ten andere 4668 1Kro 30:22 | koning, en zij zalfden hem den HEERE tot voorganger, en 4669 1Kro 30:23 | 23 Alzo zat Salomo op den troon des HEEREN, als koning 4670 1Kro 30:24 | ja, ook al de zonen van den koning David, gaven de hand, 4671 1Kro 30:24 | gaven de hand, dat zij onder den koning Salomo zijn zouden. ~ 4672 1Kro 30:29 | De geschiedenissen nu van den koning David, de eerste 4673 1Kro 30:29 | geschiedenissen van Samuel, den ziener, en in de geschiedenissen 4674 1Kro 30:29 | in de geschiedenissen van den profeet Nathan, en in de 4675 1Kro 30:29 | geschiedenissen van Gad, den ziener; ~ 4676 2Kro 1:5 | Bezaleel, de zoon van Uri, den zoon van Hur, gemaakt had, 4677 2Kro 1:5 | gemaakt had, aldaar voor den tabernakel des HEEREN; Salomo 4678 2Kro 1:14 | in de wagensteden, en bij den koning te Jeruzalem. ~ 4679 2Kro 1:16 | namen het linnengaren voor den prijs. ~ 4680 2Kro 2:1 | 1 Salomo nu dacht voor den Naam des HEEREN een huis 4681 2Kro 2:3 | En Salomo zond tot Huram, den koning van Tyrus, zeggende: 4682 2Kro 2:4 | Zie, ik zal een huis voor den Naam des HEEREN, mijns Gods, 4683 2Kro 2:10 | zie, ik zal uw knechten, den houwers, die het hout houwen, 4684 2Kro 2:12 | HEERE, de God Israels, Die den hemel en de aarde gemaakt 4685 2Kro 2:12 | aarde gemaakt heeft, dat Hij den koning David een wijzen 4686 2Kro 2:12 | heeft, die een huis voor den HEERE, en een huis voor 4687 2Kro 2:14 | 14 Den zoon ener vrouw uit de dochteren 4688 2Kro 2:15 | en de gerst, de olie en den wijn, die hij gezegd heeft. ~ 4689 2Kro 2:16 | wij zullen hout houwen uit den Libanon, naar al uw nooddruft, 4690 2Kro 3:1 | bouwen te Jeruzalem, op den berg Moria, die zijn vader 4691 2Kro 3:1 | David toebereid had, op den dorsvloer van Ornan, den 4692 2Kro 3:1 | den dorsvloer van Ornan, den Jebusiet. ~ 4693 2Kro 3:2 | bouwen in de tweede maand, op den tweeden dag, in het vierde 4694 2Kro 3:11 | vijf ellen, rakende aan den wand van het huis, en de 4695 2Kro 3:12 | vijf ellen, rakende aan den wand van het huis; en de 4696 2Kro 3:12 | vijf ellen, klevende aan den vleugel des anderen cherubs. ~ 4697 2Kro 3:14 | 14 Hij maakte ook den voorhang van hemelsblauw, 4698 2Kro 3:17 | richtte de pilaren op voor aan den tempel, een ter rechterhand, 4699 2Kro 3:17 | linkerhand; en hij noemde den naam van den rechter Jachin, 4700 2Kro 3:17 | hij noemde den naam van den rechter Jachin, en den naam 4701 2Kro 3:17 | van den rechter Jachin, en den naam van den linker Boaz. ~  ~ 4702 2Kro 3:17 | Jachin, en den naam van den linker Boaz. ~  ~ 4703 2Kro 4:5 | haar rand als het werk van den rand eens bekers of ener 4704 2Kro 4:7 | wijze, en hij stelde ze in den tempel, vijf aan de rechterhand, 4705 2Kro 4:8 | tafelen, en hij zette ze in den tempel, vijf aan de rechterhand, 4706 2Kro 4:22 | gesloten goud; aangaande den ingang van het huis, zijn 4707 2Kro 5:13 | horen, prijzende en lovende den HEERE; en als zij de stem 4708 2Kro 5:13 | instrumenten, en als zij den HEERE prezen, dat Hij goed 4709 2Kro 6:13 | horen, prijzende en lovende den HEERE; en als zij de stem 4710 2Kro 6:13 | instrumenten, en als zij den HEERE prezen, dat Hij goed 4711 2Kro 7:7 | David, een huis te bouwen den Naam des HEEREN, des Gods 4712 2Kro 7:10 | vader David, en ik zit op den troon van Israel, gelijk 4713 2Kro 7:10 | ik heb een huis gebouwd den Naam des HEEREN, des Gods 4714 2Kro 7:13 | breidde zijn handen uit naar den hemel.) ~ 4715 2Kro 7:14 | geen God gelijk Gij, in den hemel noch op de aarde, 4716 2Kro 7:16 | afgesneden worden, die zitte op den troon van Israel; alleenlijk 4717 2Kro 7:21 | plaats Uwer woning, uit den hemel, ja, hoor, en vergeef. ~ 4718 2Kro 7:23 | 23 Hoor Gij dan uit den hemel, en doe, en richt 4719 2Kro 7:23 | Uw knechten, vergeldende den goddeloze, gevende zijn 4720 2Kro 7:23 | hoofd, en rechtvaardigende den rechtvaardige, gevende hem 4721 2Kro 7:25 | 25 Hoor Gij dan uit den hemel, en vergeef de zonden 4722 2Kro 7:27 | 27 Hoor Gij dan in den hemel, en vergeef de zonden 4723 2Kro 7:27 | hun zult geleerd hebben den goeden weg, in denwelken 4724 2Kro 7:30 | 30 Hoor Gij dan uit den hemel, de vaste plaats Uwer 4725 2Kro 7:32 | 32 Zelfs ook aangaande den vreemde, die van Uw volk 4726 2Kro 7:33 | 33 Hoor Gij dan uit den hemel, uit de vaste plaats 4727 2Kro 7:34 | 34 Wanneer Uw volk in den krijg tegen zijn vijanden 4728 2Kro 7:34 | vijanden uittrekken zal door den weg, dien Gij hen heenzenden 4729 2Kro 7:34 | zullen tot U bidden naar den weg dezer stad, die Gij 4730 2Kro 7:35 | 35 Hoor dan uit den hemel hun gebed en hun smeking, 4731 2Kro 7:38 | hebben, en bidden zullen naar den weg huns lands, dat Gij 4732 2Kro 7:39 | 39 Hoor dan uit den hemel, uit de vaste plaats 4733 2Kro 8:1 | zo daalde het vuur van den hemel, en verteerde het 4734 2Kro 8:3 | aangezichten ter aarde op den vloer, en aanbaden en loofden 4735 2Kro 8:3 | en aanbaden en loofden den HEERE, dat Hij goedig is, 4736 2Kro 8:6 | koning David gemaakt had, om den HEERE te loven, dat Zijn 4737 2Kro 8:8 | zeer grote gemeente, van den ingang af van Hamath, tot 4738 2Kro 8:10 | 10 Doch op den drie en twintigsten dag 4739 2Kro 8:13 | 13 Zo Ik den hemel toesluite, dat er 4740 2Kro 8:13 | geen regen zij, of zo Ik den sprinkhaan gebiede, het 4741 2Kro 8:14 | boze wegen; zo zal Ik uit den hemel horen, en hun zonden 4742 2Kro 8:18 | 18 Zo zal Ik den troon uws koninkrijks bevestigen, 4743 2Kro 8:22 | men zal zeggen: Omdat zij den HEERE, hunner vaderen God, 4744 2Kro 9:6 | bouwen, in Jeruzalem, en in den Libanon, en in het ganse 4745 2Kro 9:11 | zal in het huis van David, den koning van Israel, niet 4746 2Kro 9:12 | 12 Toen offerde Salomo den HEERE brandofferen op het 4747 2Kro 9:13 | 13 Zelfs naar den eis van elken dag, offerende, 4748 2Kro 9:14 | priesteren te dienen, naar den eis van elken dag; en de 4749 2Kro 9:14 | was het gebod van David, den man Gods. ~ 4750 2Kro 9:16 | werk van Salomo bereid tot den dag der grondlegging van 4751 2Kro 9:17 | Ezeon-Geber, en naar Eloth, aan den oever der zee, in het land 4752 2Kro 9:18 | dewelke zij brachten tot den koning Salomo. ~  ~ 4753 2Kro 10:5 | 5 En zij zeide tot den koning: Het is een waarachtig 4754 2Kro 10:8 | heeft, om u op Zijn troon, den HEERE, uw God, tot een koning 4755 2Kro 10:9 | die de koningin van Scheba den koning Salomo gaf, geen 4756 2Kro 10:12 | behalve hetgeen zij tot den koning gebracht had; zo 4757 2Kro 10:16 | in het huis des wouds van den Libanon. ~ 4758 2Kro 10:18 | een voetbank van goud, aan den troon vast zijnde, en leuningen 4759 2Kro 10:20 | waren alle drinkvaten van den koning Salomo van goud, 4760 2Kro 10:20 | van het huis des wouds van den Libanon waren van gesloten 4761 2Kro 10:25 | in de wagensteden, en bij den koning te Jeruzalem. ~ 4762 2Kro 10:29 | in de woorden van Nathan, den profeet, en in de profetie 4763 2Kro 10:29 | in de profetie van Ahia, den Siloniet, en in de gezichten 4764 2Kro 10:29 | in de gezichten van Jedi, den ziener, aangaande Jerobeam, 4765 2Kro 10:29 | ziener, aangaande Jerobeam, den zoon van Nebat? ~ 4766 2Kro 11:2 | hij van het aangezicht van den koning Salomo gevloden was), 4767 2Kro 11:8 | 8 Maar hij verliet den raad der oudsten, dien zij 4768 2Kro 11:12 | het volk tot Rehabeam, op den derden dag, gelijk als de 4769 2Kro 11:12 | zeggende: Komt weder tot mij op den derden dag. ~ 4770 2Kro 11:13 | koning Rehabeam verliet den raad der oudsten. ~ 4771 2Kro 11:14 | En hij sprak tot hen naar den raad der jongelingen, zeggende: 4772 2Kro 11:15 | bevestigde, hetwelk Hij door den dienst van Ahia, den Siloniet, 4773 2Kro 11:15 | door den dienst van Ahia, den Siloniet, gesproken had 4774 2Kro 11:15 | gesproken had tot Jerobeam, den zoon van Nebat. ~ 4775 2Kro 11:16 | zo antwoordde het volk den koning, zeggende: Wat deel 4776 2Kro 11:16 | geen erve hebben wij aan den zoon van Isai; een ieder 4777 2Kro 12:2 | HEEREN geschiedde tot Semaja, den man Gods, zeggende: ~ 4778 2Kro 12:3 | 3 Zeg tot Rehabeam, den zoon van Salomo, den koning 4779 2Kro 12:3 | Rehabeam, den zoon van Salomo, den koning van Juda, en tot 4780 2Kro 12:16 | die hun hart begaven, om den HEERE, den God Israels, 4781 2Kro 12:16 | hart begaven, om den HEERE, den God Israels, te zoeken, 4782 2Kro 12:16 | Israels, te zoeken, dat zij den HEERE, den God hunner vaderen, 4783 2Kro 12:16 | zoeken, dat zij den HEERE, den God hunner vaderen, offerande 4784 2Kro 12:17 | bekrachtigden Rehabeam, den zoon van Salomo, drie jaren; 4785 2Kro 12:17 | drie jaren wandelden zij in den weg van David, en Salomo. ~ 4786 2Kro 12:18 | de dochter van Jerimoth, den zoon van David, ter vrouwe 4787 2Kro 12:18 | Abihail, de dochter van Eliab, den zoon van Isai, ~ 4788 2Kro 12:22 | En Rehabeam stelde Abia, den zoon van Maacha, tot een 4789 2Kro 13:2 | in het vijfde jaar van den koning Rehabeam, dat Sisak, 4790 2Kro 13:2 | hadden overtreden tegen den HEERE), ~ 4791 2Kro 13:8 | onderkennen Mijn dienst, en den dienst van de koninkrijken 4792 2Kro 13:14 | zijn hart niet richtte, om den HEERE te zoeken. ~ 4793 2Kro 13:15 | in de woorden van Semaja, den profeet, en Iddo, den ziener, 4794 2Kro 13:15 | Semaja, den profeet, en Iddo, den ziener, verhalende de geslachtsregisteren; 4795 2Kro 14:1 | het achttiende jaar van den koning Jerobeam, zo werd 4796 2Kro 14:3 | 3 En Abia bond den strijd aan met een heir 4797 2Kro 14:4 | maakte zich op van boven den berg Zemaraim, dewelke is 4798 2Kro 14:6 | Nebat, de knecht van Salomo, den zoon van David, opgestaan, 4799 2Kro 14:7 | gemaakt tegen Rehabeam, den zoon van Salomo, als Rehabeam 4800 2Kro 14:10 | verlaten; en de priesters, die den HEERE dienen, zijn de zonen 4801 2Kro 14:11 | 11 En zij steken aan voor den HEERE brandofferen, op elken 4802 2Kro 14:11 | broods op de reine tafel, en den gouden kandelaar en zijn 4803 2Kro 14:12 | Israels, strijdt niet tegen den HEERE, den God uwer vaderen, 4804 2Kro 14:12 | strijdt niet tegen den HEERE, den God uwer vaderen, want gij 4805 2Kro 14:14 | omzag, ziet, zo hadden zij den strijd voor en achter; en 4806 2Kro 14:14 | achter; en zij riepen tot den HEERE, en de priesters trompetten 4807 2Kro 14:18 | werden machtig, dewijl zij op den HEERE, hunner vaderen God, 4808 2Kro 14:22 | beschreven in de historie van den profeet Iddo. ~  ~  ~  4809 2Kro 15:4 | zeide tot Juda, dat zij den HEERE, den God hunner vaderen, 4810 2Kro 15:4 | Juda, dat zij den HEERE, den God hunner vaderen, zoeken, 4811 2Kro 15:7 | aangezicht; want wij hebben den HEERE, onzen God, gezocht, 4812 2Kro 15:8 | het schild dragende en den boog spannende; al dezen 4813 2Kro 15:11 | 11 En Asa riep tot den HEERE, zijn God, en zeide: 4814 2Kro 15:11 | bij U, te helpen hetzij den machtige, hetzij den krachteloze; 4815 2Kro 15:11 | hetzij den machtige, hetzij den krachteloze; help ons, o 4816 2Kro 15:11 | Gij zijt onze God; laat den sterfelijken mens tegen 4817 2Kro 15:13 | zij waren verbroken voor den HEERE en voor Zijn leger; 4818 2Kro 16:1 | de Geest Gods op Azaria, den zoon van Oded. ~ 4819 2Kro 16:3 | vele dagen geweest zonder den waren God, en zonder een 4820 2Kro 16:4 | in hun nood bekeerden tot den HEERE, den God Israels, 4821 2Kro 16:4 | bekeerden tot den HEERE, den God Israels, en Hem zochten, 4822 2Kro 16:8 | hoorde, en de profetie van den profeet Oded, sterkte hij 4823 2Kro 16:11 | 11 En zij offerden den HEERE ten zelfden dage van 4824 2Kro 16:11 | HEERE ten zelfden dage van den roof, dien zij gebracht 4825 2Kro 16:12 | in een verbond, dat zij den HEERE, den God hunner vaderen, 4826 2Kro 16:12 | verbond, dat zij den HEERE, den God hunner vaderen, zoeken 4827 2Kro 16:13 | 13 En al wie den HEERE, den God Israels, 4828 2Kro 16:13 | 13 En al wie den HEERE, den God Israels, niet zou zoeken, 4829 2Kro 16:13 | zou gedood worden, van den kleine tot den grote, en 4830 2Kro 16:13 | worden, van den kleine tot den grote, en van den man tot 4831 2Kro 16:13 | kleine tot den grote, en van den man tot de vrouw toe. ~ 4832 2Kro 16:14 | 14 En zij zwoeren den HEERE met luider stem en 4833 2Kro 16:16 | ook Maacha, de moeder van den koning Asa, hij zette haar 4834 2Kro 17:1 | en in te komen tot Asa, den koning van Juda. ~ 4835 2Kro 17:2 | konings, en zond tot Benhadad, den koning van Syrie, die te 4836 2Kro 17:3 | verbond te niet met Baesa, den koning van Israel, dat hij 4837 2Kro 17:4 | En Benhadad hoorde naar den koning Asa, en zond de oversten 4838 2Kro 17:7 | de ziener Hanani tot Asa, den koning van Juda, en hij 4839 2Kro 17:7 | Omdat gij gesteund hebt op den koning van Syrie, en niet 4840 2Kro 17:7 | en niet gesteund hebt op den HEERE, uw God, daarom is 4841 2Kro 17:8 | ruiteren? Toen gij nochtans op den HEERE steundet, heeft Hij 4842 2Kro 17:9 | 9 Want den HEERE aangaande, Zijn ogen 4843 2Kro 17:10 | Doch Asa werd toornig tegen den ziener, en leidde hem in 4844 2Kro 17:12 | krankheid; daartoe ook zocht hij den HEERE niet in zijn krankheid, 4845 2Kro 18:4 | 4 Maar hij zocht den God zijns vaders, en wandelde 4846 2Kro 18:16 | Zichri, die zich vrijwillig den HEERE overgegeven had; en 4847 2Kro 18:19 | 19 Dezen waren in den dienst des konings; behalve 4848 2Kro 19:3 | Israel, zeide tot Josafat, den koning van Juda: Zult gij 4849 2Kro 19:4 | Verder zeide Josafat tot den koning van Israel: Vraag 4850 2Kro 19:7 | nog een man, om door hem den HEERE te vragen; maar ik 4851 2Kro 19:8 | Haal haastelijk Micha, den zoon van Jimla. ~ 4852 2Kro 19:12 | uit een mond, goed tot den koning; dat nu toch uw woord 4853 2Kro 19:14 | 14 Als hij tot den koning gekomen was, zo zeide 4854 2Kro 19:15 | spreekt, dan de waarheid, in den Naam des HEEREN? ~ 4855 2Kro 19:18 | woord des HEEREN: Ik zag den HEERE, zittende op Zijn 4856 2Kro 19:19 | HEERE zeide: Wie zal Achab, den koning van Israel, overreden, 4857 2Kro 19:21 | een leugengeest zijn in den mond van al zijn profeten. 4858 2Kro 19:22 | heeft een leugengeest in den mond van deze uw profeten 4859 2Kro 19:25 | brengt hem weder tot Amon, den overste der stad, en tot 4860 2Kro 19:25 | overste der stad, en tot Joas, den zoon des konings; ~ 4861 2Kro 19:29 | versteld heb, zal ik in den strijd komen; maar gij, 4862 2Kro 19:29 | Israel, en zij kwamen in den strijd. ~ 4863 2Kro 19:30 | noch groten, maar tegen den koning van Israel alleen. ~ 4864 2Kro 19:33 | 33 Toen spande een man den boog in zijn eenvoudigheid, 4865 2Kro 19:33 | eenvoudigheid, en schoot den koning van Israel tussen 4866 2Kro 19:33 | pantsier. Toen zeide hij tot den voerman: Keer uw hand en 4867 2Kro 19:34 | van Israel deed zich met den wagen staande houden tegenover 4868 2Kro 19:34 | tegenover de Syriers, tot den avond toe; en hij stierf 4869 2Kro 20:2 | hem tegen, en zeide tot den koning Josafat: Zoudt gij 4870 2Kro 20:2 | koning Josafat: Zoudt gij den goddeloze helpen, en die 4871 2Kro 20:2 | goddeloze helpen, en die den HEERE haten, liefhebben? 4872 2Kro 20:4 | deed hen wederkeren tot den HEERE, hunner vaderen God. ~ 4873 2Kro 20:6 | gij houdt het gericht niet den mens, maar den HEERE; en 4874 2Kro 20:6 | gericht niet den mens, maar den HEERE; en Hij is bij u in 4875 2Kro 20:7 | waar, en doet het; want bij den HEERE, onzen God, is geen 4876 2Kro 20:10 | niet schuldig worden aan den HEERE, en een grote toornigheid 4877 2Kro 20:11 | 11 En ziet, Amarja, den hoofdpriester, is over u 4878 2Kro 20:11 | het, en de HEERE zal met den goede zijn. ~  ~  ~  ~  ~ 4879 2Kro 21:3 | stelde zijn aangezicht, om den HEERE te zoeken; en hij 4880 2Kro 21:4 | Juda werd vergaderd, om van den HEERE hulp te zoeken; ook 4881 2Kro 21:4 | alle steden van Juda, om den HEERE te zoeken. ~ 4882 2Kro 21:6 | zijt Gij niet de God in den hemel? Ja, Gij zijt de Heerser 4883 2Kro 21:14 | der gemeente, op Jahaziel, den zoon van Zecharja, den zoon 4884 2Kro 21:14 | den zoon van Zecharja, den zoon van Benaja, den zoon 4885 2Kro 21:14 | Zecharja, den zoon van Benaja, den zoon van Jehiel, den zoon 4886 2Kro 21:14 | Benaja, den zoon van Jehiel, den zoon van Matthanja, den 4887 2Kro 21:14 | den zoon van Matthanja, den Leviet, uit de zonen van 4888 2Kro 21:16 | ziet, zij komen op bij den opgang van Ziz; en gij zult 4889 2Kro 21:18 | des HEEREN, aanbiddende den HEERE. ~ 4890 2Kro 21:19 | Korahieten, stonden op, om den HEERE, den God Israels, 4891 2Kro 21:19 | stonden op, om den HEERE, den God Israels, met luider 4892 2Kro 21:20 | van Jeruzalem! Gelooft in den HEERE, uw God, zo zult gij 4893 2Kro 21:21 | het volk, en hij stelde den HEERE zangers, die de heilige 4894 2Kro 21:21 | uitgaande en zeggende: Looft den HEERE, want Zijn goedertierenheid 4895 2Kro 21:23 | hadden, hielpen zij de een den ander ten verderve. ~ 4896 2Kro 21:24 | 24 Als nu Juda tot den wachttoren in de woestijn 4897 2Kro 21:25 | dragen konden; en zij roofden den buit drie dagen, want dies 4898 2Kro 21:26 | 26 En op den vierden dag vergaderden 4899 2Kro 21:26 | Beracha, want daar loofden zij den HEERE; daarom noemden zij 4900 2Kro 21:26 | HEERE; daarom noemden zij den naam dierzelver plaats het 4901 2Kro 21:32 | 32 En hij wandelde in den weg van zijn vader Asa, 4902 2Kro 21:33 | zijn hart niet geschikt tot den God zijner vaderen. ~ 4903 2Kro 21:34 | geschiedenissen van Jehu, den zoon van Hanani, die men 4904 2Kro 21:35 | koning van Juda, met Ahazia, den koning van Israel; die handelde 4905 2Kro 22:2 | waren zonen van Josafat, den koning van Israel. ~ 4906 2Kro 22:10 | zijn gebied, want hij had den HEERE, den God zijner vaderen, 4907 2Kro 22:10 | want hij had den HEERE, den God zijner vaderen, verlaten. ~ 4908 2Kro 22:12 | een schrift tot hem van den profeet Elia, zeggende: 4909 2Kro 22:12 | en in de wegen van Asa, den koning van Juda, niet gewandeld 4910 2Kro 22:13 | 13 Maar hebt gewandeld in den weg der koningen van Israel, 4911 2Kro 22:16 | verwekte de HEERE tegen Joram den geest der Filistijnen en 4912 2Kro 22:22 | waren zonen van Josafat, den koning van Israel. ~ 4913 2Kro 22:30 | zijn gebied, want hij had den HEERE, den God zijner vaderen, 4914 2Kro 22:30 | want hij had den HEERE, den God zijner vaderen, verlaten. ~ 4915 2Kro 22:32 | een schrift tot hem van den profeet Elia, zeggende: 4916 2Kro 22:32 | en in de wegen van Asa, den koning van Juda, niet gewandeld 4917 2Kro 22:33 | 13 Maar hebt gewandeld in den weg der koningen van Israel, 4918 2Kro 22:36 | verwekte de HEERE tegen Joram den geest der Filistijnen en 4919 2Kro 23:4 | waren zijn raadgevers, na den dood zijns vaders, hem ten 4920 2Kro 23:5 | en toog henen met Joram, den zoon van Achab, den koning 4921 2Kro 23:5 | Joram, den zoon van Achab, den koning van Israel, tot den 4922 2Kro 23:5 | den koning van Israel, tot den strijd tegen Hazael, den 4923 2Kro 23:5 | den strijd tegen Hazael, den koning van Syrie, bij Ramoth 4924 2Kro 23:6 | hij streed tegen Hazael, den koning van Syrie; en Azarja, 4925 2Kro 23:6 | Azarja, de zoon van Joram, den koning van Juda, kwam af, 4926 2Kro 23:6 | Juda, kwam af, om Joram, den zoon van Achab, te Jizreel 4927 2Kro 23:7 | met Joram uit tot Jehu, den zoon van Nimsi, denwelken 4928 2Kro 23:9 | de zoon van Josafat, die den HEERE met zijn ganse hart 4929 2Kro 23:11 | dochter des konings, nam Joas, den zoon van Ahazia, en stal 4930 2Kro 23:11 | Jozabath, de dochter van den koning Joram, de huisvrouw 4931 2Kro 23:11 | Joram, de huisvrouw van den priester Jojada (want zij 4932 2Kro 23:14 | oversten der honderden, Azarja, den zoon van Jeroham en Ismael, 4933 2Kro 23:14 | zoon van Jeroham en Ismael, den zoon van Johanan, en Azarja, 4934 2Kro 23:14 | van Johanan, en Azarja, den zoon van Obed, en Maaseja, 4935 2Kro 23:14 | zoon van Obed, en Maaseja, den zoon van Adaja en Elisafat, 4936 2Kro 23:14 | zoon van Adaja en Elisafat, den zoon van Zichri, met zich 4937 2Kro 23:16 | verbond in het huis Gods, met den koning; en hij zeide tot 4938 2Kro 23:17 | derde deel van u, die op den sabbat ingaan, van de priesteren 4939 2Kro 23:20 | doch weest gijlieden bij den koning, als hij inkomt en 4940 2Kro 23:21 | ieder zijn mannen, die op den sabbat inkwamen, met degenen, 4941 2Kro 23:21 | inkwamen, met degenen, die op den sabbat uitgingen; want de 4942 2Kro 23:22 | en de schilden, die van den koning David geweest waren, 4943 2Kro 23:23 | altaar, en naar het huis, bij den koning rondom. ~ 4944 2Kro 23:25 | des volks, dat toeliep en den koning roemde, kwam zij 4945 2Kro 23:26 | de trompetten waren bij den koning; en al het volk des 4946 2Kro 23:28 | aan haar, en zij ging naar den ingang van de Paardenpoort, 4947 2Kro 23:29 | tussen al het volk, en tussen den koning, dat zij den HEERE 4948 2Kro 23:29 | tussen den koning, dat zij den HEERE tot een volk zouden 4949 2Kro 23:30 | verbraken zij, en Matthan, den priester van Baal, sloegen 4950 2Kro 23:33 | volk des lands, en bracht den koning van het huis des 4951 2Kro 23:33 | des konings; en zij zetten den koning op den troon des 4952 2Kro 23:33 | zij zetten den koning op den troon des koninkrijks. 4953 2Kro 24:2 | HEEREN, al de dagen van den priester Jojada. ~ 4954 2Kro 24:6 | de schatting van Mozes, den knecht des HEEREN, en van 4955 2Kro 24:9 | en in Jeruzalem, dat men den HEERE inbrengen zou de schatting 4956 2Kro 24:9 | de schatting van Mozes, den knecht Gods, over Israel 4957 2Kro 24:12 | dengenen, die het werk van den dienst van het huis des 4958 2Kro 24:14 | hadden, brachten zij voor den koning en Jojada het overige 4959 2Kro 24:17 | 17 Maar na den dood van Jojada kwamen de 4960 2Kro 24:17 | en bogen zich neder voor den koning; toen hoorde de koning 4961 2Kro 24:19 | profeten onder hen, om hen tot den HEERE te doen wederkeren; 4962 2Kro 24:20 | Gods toog Zacharia aan, den zoon van Jojada, den priester, 4963 2Kro 24:20 | aan, den zoon van Jojada, den priester, die boven het 4964 2Kro 24:20 | voorspoedig zijn; dewijl gij den HEERE verlaten hebt, zo 4965 2Kro 24:23 | Daarom geschiedde het met den omgang des jaars, dat de 4966 2Kro 24:23 | zij zonden al hun roof tot den koning van Damaskus. ~ 4967 2Kro 24:24 | grote menigte, dewijl zij den HEERE, den God hunner vaderen, 4968 2Kro 24:24 | menigte, dewijl zij den HEERE, den God hunner vaderen, verlaten 4969 2Kro 24:25 | het bloed der zonen van den priester Jojada, een verbintenis 4970 2Kro 24:27 | zonen, en de grootheid van den last, hem opgelegd, en het 4971 2Kro 25:3 | dat hij zijn knechten, die den koning, zijn vader, geslagen 4972 2Kro 25:8 | God zal u doen vallen voor den vijand; want in God is kracht, 4973 2Kro 25:9 | 9 En Amazia zeide tot den man Gods: Maar wat zal men 4974 2Kro 25:13 | wederkeren, dat zij met hem in den strijd niet zouden trekken, 4975 2Kro 25:17 | dat hij zond tot Joas, den zoon van Joahaz, den zoon 4976 2Kro 25:17 | Joas, den zoon van Joahaz, den zoon van Jehu, den koning 4977 2Kro 25:17 | Joahaz, den zoon van Jehu, den koning van Israel, om te 4978 2Kro 25:18 | Israel, zond tot Amazia, den koning van Juda, om te zeggen: 4979 2Kro 25:18 | zeggen: De distel, die op den Libanon is, zond tot den 4980 2Kro 25:18 | den Libanon is, zond tot den ceder, die op den Libanon 4981 2Kro 25:18 | zond tot den ceder, die op den Libanon is, om te zeggen: 4982 2Kro 25:18 | gedierte des velds, dat op den Libanon is, ging voorbij, 4983 2Kro 25:23 | van Israel, greep Amazia, den koning van Juda, den zoon 4984 2Kro 25:23 | Amazia, den koning van Juda, den zoon van Joas, den zoon 4985 2Kro 25:23 | Juda, den zoon van Joas, den zoon van Joahaz, te Beth-Semes; 4986 2Kro 25:23 | Jeruzalem, en hij brak aan den muur van Jeruzalem, van 4987 2Kro 25:25 | koning van Juda, leefde na den dood van Joas, den zoon 4988 2Kro 25:25 | leefde na den dood van Joas, den zoon van Joahaz, den koning 4989 2Kro 25:25 | Joas, den zoon van Joahaz, den koning van Israel, vijftien 4990 2Kro 25:27 | 27 Van den tijd nu af, dat Amazia afgeweken 4991 2Kro 25:27 | afgeweken was van achter den HEERE, zo maakten zij in 4992 2Kro 26:5 | in de dagen nu, dat hij den HEERE zocht, maakte hem 4993 2Kro 26:6 | de Filistijnen, en brak den muur van Gath, en den muur 4994 2Kro 26:6 | brak den muur van Gath, en den muur van Jabne, en den muur 4995 2Kro 26:6 | en den muur van Jabne, en den muur van Asdod; daartoe 4996 2Kro 26:8 | geschenken; en zijn naam ging tot den ingang van Egypte, want 4997 2Kro 26:10 | hij was een liefhebber van den land bouw. ~ 4998 2Kro 26:11 | daar de hand van Jeiel, den schrijver, en Mahaseja, 4999 2Kro 26:11 | schrijver, en Mahaseja, den ambtman; onder de hand van 5000 2Kro 26:13 | ten oorlog oefenden, om den koning tegen den vijand


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11232

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License