Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
demas 3
demetrius 3
dempen 1
den 11232
dengene 77
dengenen 95
denk 7
Frequency    [«  »]
18165 het
13263 zijn
12370 in
11232 den
10542 hij
10527 een
10033 zal

Bijbel

IntraText - Concordances

den

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11232

      Book Chapter: Verse
5501 Neh 13:18 | over Israel, ontheiligende den sabbat. ~ 5502 Neh 13:19 | Jeruzalem schaduw gaven, voor den sabbat, dat ik bevel gaf, 5503 Neh 13:19 | niet zouden opendoen tot na den sabbat; en ik stelde van 5504 Neh 13:19 | geen last zou inkomen op den sabbatdag. ~ 5505 Neh 13:21 | vernacht gijlieden tegenover den muur? Zo gij het weder doet, 5506 Neh 13:21 | tijd af kwamen zij niet op den sabbat. ~ 5507 Neh 13:22 | poorten komen wachten, om den sabbatdag te heiligen. Gedenk 5508 Neh 13:28 | de kinderen van Jojada, den zoon van Eljasib, den hogepriester, 5509 Neh 13:28 | Jojada, den zoon van Eljasib, den hogepriester, schoonzoon 5510 Neh 13:28 | geworden van Sanballat, den Horoniet; daarom jaagde 5511 Est 1:2 | als de koning Ahasveros op den troon zijns koninkrijks 5512 Est 1:2 | koninkrijks zat, die op den burg Susan was; ~ 5513 Est 1:4 | 4 Als hij vertoonde den rijkdom der heerlijkheid 5514 Est 1:5 | de koning een maaltijd al den volke, dat gevonden werd 5515 Est 1:5 | volke, dat gevonden werd op den burg Susan, van den grootste 5516 Est 1:5 | werd op den burg Susan, van den grootste tot den kleinste, 5517 Est 1:5 | Susan, van den grootste tot den kleinste, zeven dagen lang, 5518 Est 1:5 | lang, in het voorhof van den hof van het koninklijk paleis. ~ 5519 Est 1:8 | dat zij doen zouden naar den wil van een iegelijk. ~ 5520 Est 1:10 | 10 Op den zevenden dag, toen des konings 5521 Est 1:10 | konings hart vrolijk was van den wijn, zeide hij tot Mehuman, 5522 Est 1:10 | voor het aangezicht van den koning Ahasveros, ~ 5523 Est 1:11 | de koninklijke kroon, om den volken en den vorsten haar 5524 Est 1:11 | kroon, om den volken en den vorsten haar schoonheid 5525 Est 1:12 | des konings, hetwelk door den dienst der kamerlingen haar 5526 Est 1:15 | gedaan had het woord van den koning Ahasveros, door den 5527 Est 1:15 | den koning Ahasveros, door den dienst der kamerlingen? ~ 5528 Est 1:16 | heeft niet alleen tegen den koning misdaan, maar ook 5529 Est 1:16 | in al de landschappen van den koning Ahasveros zijn. ~ 5530 Est 1:19 | 19 Indien het den koning goeddunkt, dat een 5531 Est 1:19 | voor het aangezicht van den koning Ahasveros, en de 5532 Est 2:1 | toen de grimmigheid van den koning Ahasveros gestild 5533 Est 2:2 | dienden: Men zoeke voor den koning jonge dochters, maagden, 5534 Est 2:3 | schoon van aangezicht, tot den burg Susan, tot het huis 5535 Est 2:5 | Er was een Joods man op den burg Susan, wiens naam was 5536 Est 2:5 | Mordechai, een zoon van Jair, den zoon van Simei, den zoon 5537 Est 2:5 | Jair, den zoon van Simei, den zoon van Kis, een man van 5538 Est 2:6 | weggevoerd waren met Jechonia, den koning van Juda, denwelken 5539 Est 3:1 | samenvergaderd werden op den burg Susan, onder de hand 5540 Est 4 | onder de hand van Hegai, den bewaarder der vrouwen. ~ 5541 Est 5:1 | vrouwen, om te vernemen naar den welstand van ~ 5542 Est 6:1 | jonge dochter naakte, om tot den koning Ahasveros te komen, 5543 Est 6:2 | dan de jonge dochter tot den koning; al wat zij zeide, 5544 Est 6:3 | onder de hand van Saasgaz, den kamerling des konings, bewaarder 5545 Est 6:3 | zij kwam niet weder tot den koning, ten ware de koning 5546 Est 7 | de dochter van Abichail, den oom van Mordechai, (die 5547 Est 7 | had) naakte, dat zij tot den koning komen zou, begeerde 5548 Est 9 | den koning Ahasveros, tot zijn 5549 Est 10:1 | vorsten en zijn knechten, den maaltijd van ~ 5550 Est 11 | en hij gaf den landschappen rust, en hij 5551 Est 13:1 | zochten de hand te slaan aan den koning Ahasveros. ~ 5552 Est 16:1 | koning Ahasveros Haman groot, den zoon van Hammedatha, den 5553 Est 16:1 | den zoon van Hammedatha, den Agagiet, en hij verhoogde 5554 Est 16:7 | in het twaalfde jaar van den koning Ahasveros, wierp 5555 Est 16:8 | 8 Want Haman had tot den koning Ahasveros gezegd: 5556 Est 16:8 | wetten niet; daarom is het den koning niet oorbaar hen 5557 Est 16:9 | 9 Indien het den koning goeddunkt, laat er 5558 Est 16:10 | en hij gaf hem aan Haman, den zoon van Hammedatha, den 5559 Est 16:10 | den zoon van Hammedatha, den Agagiet, der Joden tegenpartijder. ~ 5560 Est 16:12 | in de eerste maand, op den dertienden dag derzelve, 5561 Est 16:12 | spraak; er werd geschreven in den naam van den koning Ahasveros, 5562 Est 16:12 | geschreven in den naam van den koning Ahasveros, en het 5563 Est 16:13 | verdoen al de Joden, van den jonge tot den oude toe, 5564 Est 16:13 | Joden, van den jonge tot den oude toe, de kleine kinderen 5565 Est 16:13 | vrouwen, op een dag, op den dertienden der twaalfde 5566 Est 16:15 | de wet werd uitgegeven in den burg Susan. En de koning 5567 Est 17:1 | koning Ahasveros Haman groot, den zoon van Hammedatha, den 5568 Est 17:1 | den zoon van Hammedatha, den Agagiet, en hij verhoogde 5569 Est 17:7 | in het twaalfde jaar van den koning Ahasveros, wierp 5570 Est 17:8 | 8 Want Haman had tot den koning Ahasveros gezegd: 5571 Est 17:8 | wetten niet; daarom is het den koning niet oorbaar hen 5572 Est 17:9 | 9 Indien het den koning goeddunkt, laat er 5573 Est 17:10 | en hij gaf hem aan Haman, den zoon van Hammedatha, den 5574 Est 17:10 | den zoon van Hammedatha, den Agagiet, der Joden tegenpartijder. ~ 5575 Est 17:12 | in de eerste maand, op den dertienden dag derzelve, 5576 Est 17:12 | spraak; er werd geschreven in den naam van den koning Ahasveros, 5577 Est 17:12 | geschreven in den naam van den koning Ahasveros, en het 5578 Est 17:13 | verdoen al de Joden, van den jonge tot den oude toe, 5579 Est 17:13 | Joden, van den jonge tot den oude toe, de kleine kinderen 5580 Est 17:13 | vrouwen, op een dag, op den dertienden der twaalfde 5581 Est 17:15 | de wet werd uitgegeven in den burg Susan. En de koning 5582 Est 18:1 | 1 Het geschiedde nu aan den derden dag, dat ~ 5583 Est 20 | zijn ogen, zodat de koning den gouden scepter, die in zijn 5584 Est 24 | Indien het den koning goeddunkt, zo kome 5585 Est 24 | koning met Haman heden tot den maaltijd, dien ik hem bereid 5586 Est 25 | de koning met Haman tot den maaltijd, dien ~ 5587 Est 28:1 | des konings, en indien het den koning goeddunkt, mij te 5588 Est 28:1 | de koning met Haman tot den maaltijd, dien ik hem bereiden 5589 Est 29 | den koning doen komen tot den 5590 Est 29 | den koning doen komen tot den maaltijd, dien zij bereid 5591 Est 29 | tegen morgen van haar met den koning genodigd. ~ 5592 Est 29:1 | niet, zo langen tijd als ik den Jood Mordechai zie zitten 5593 Est 29:2 | hoog, en zeg morgen aan den koning, dat men Mordechai 5594 Est 29:2 | hange; ga dan vrolijk met den koning tot dien maaltijd. 5595 Est 30:1 | denzelfden nacht was de slaap van den koning geweken, en hij zeide, 5596 Est 30:2 | hand zochten te leggen aan den koning Ahasveros. ~ 5597 Est 30:4 | het huis des konings, om den koning te zeggen, dat men 5598 Est 30:7 | 7 Daarom zeide Haman tot den koning: Den man, tot wiens 5599 Est 30:7 | zeide Haman tot den koning: Den man, tot wiens eer de koning 5600 Est 30:10 | doe alzo aan Mordechai, den Jood, dien aan de poort 5601 Est 30:14 | en zij haastten Haman tot den maaltijd te brengen, dien ~ 5602 Est 34 | ook op den tweeden dag, op den maaltijd 5603 Est 34 | ook op den tweeden dag, op den maaltijd des wijns: Wat 5604 Est 36 | gevonden heb, en indien het den koning goeddunkt, men geve 5605 Est 38:1 | in zijn grimmigheid van den maaltijd des wijns, en ging 5606 Est 38:1 | des wijns, en ging naar den hof van het paleis. En Haman 5607 Est 39:1 | de koning wederkwam uit den hof van het paleis in het 5608 Est 39:1 | het paleis in het huis van den maaltijd des wijns, zo was 5609 Est 40:1 | Mordechai, die goed voor den koning gesproken heeft, 5610 Est 42 | Haman, den vijand der Joden; en Mordechai 5611 Est 45 | hij de boosheid van Haman, den Agagiet, en zijn gedachte, 5612 Est 45:1 | 4 De koning nu reikte den gouden scepter ~ 5613 Est 47:1 | En zij zeide: Indien het den koning goeddunkt, en indien 5614 Est 47:1 | gevonden heb en deze zaak voor den koning recht is, en ik in 5615 Est 47:1 | en de gedachte van Haman, den zoon van Hammedatha, den 5616 Est 47:1 | den zoon van Hammedatha, den Agagiet, wederroepen worden, 5617 Est 48 | den Jood: Ziet, het huis van 5618 Est 49:2 | zij is de maand Sivan), op den drie en twintigsten derzelve, 5619 Est 49:3 | 10 En men schreef in den naam van den koning Ahasveros, 5620 Est 49:3 | schreef in den naam van den koning Ahasveros, en men 5621 Est 49:4 | 11 Dat de koning den Joden toeliet, die in elke 5622 Est 49:5 | in al de landschappen van den koning Ahasveros, op den 5623 Est 49:5 | den koning Ahasveros, op den dertienden der twaalfde 5624 Est 49:7 | Deze wet nu werd gegeven op den burg Susan. ~ 5625 Est 50:1 | dezelve is de maand Adar), op den dertienden dag derzelve, 5626 Est 50:2 | in al de landschappen van den koning Ahasveros, om de 5627 Est 50:5 | op al hun vijanden, met den slag des zwaards, en der 5628 Est 50:6 | 6 En in den burg Susan hebben de Joden 5629 Est 50:10 | De tien zonen van Haman, den zoon van Hammedatha, den 5630 Est 50:10 | den zoon van Hammedatha, den vijand der Joden, doodden 5631 Est 50:10 | sloegen hun handen niet aan den roof. ~ 5632 Est 50:11 | Ten zelfden dage kwam voor den koning het getal der gedoden 5633 Est 50:11 | het getal der gedoden op den burg Susan. ~ 5634 Est 51 | Te Susan op den burg hebben de Joden gedood 5635 Est 52 | Dunkt het den koning goed, men late ook 5636 Est 52 | goed, men late ook morgen den Joden, die te Susan zijn, 5637 Est 52:2 | waren, vergaderden ook op den veertienden dag der maand 5638 Est 52:2 | sloegen hun hand niet aan den roof. ~ 5639 Est 52:3 | sloegen hun hand niet aan den roof. ~ 5640 Est 52:4 | 17 Dit geschiedde op den dertienden dag der maand 5641 Est 52:5 | Susan waren, vergaderden op den dertienden derzelve, en 5642 Est 52:5 | dertienden derzelve, en op den veertienden derzelve; en 5643 Est 52:5 | derzelve; en zij rustten op den vijftienden derzelve, en 5644 Est 52:6 | in de dorpsteden woonden, den veertienden dag der maand 5645 Est 52:7 | in al de landschappen van den koning Ahasveros waren, 5646 Est 52:8 | dat zij zouden onderhouden den veertienden dag der maand 5647 Est 52:8 | veertienden dag der maand Adar, en den vijftienden dag derzelve, 5648 Est 52:11 | de zoon van Hammedatha, den Agagiet, aller Joden vijand, 5649 Est 52:12 | 25 Maar als zij voor den koning gekomen was, heeft 5650 Est 52:13 | men die dagen Purim, van den naam van dat Pur. Hierom, 5651 Est 52:14 | voorschrift derzelve, en naar den bestemden tijd derzelve, 5652 Est 56:3 | Mordechai was de tweede bij den koning Ahasveros, en groot 5653 Est 56:3 | zijnvolk, en sprekende voor den welstand van zijn ganse 5654 Job 1:6 | Gods kwamen, om zich voor den HEERE te stellen, dat de 5655 Job 1:7 | Toen zeide de HEERE tot den satan; Van waar komt gij? 5656 Job 1:7 | En de satan antwoordde den HEERE, en zeide: Van om 5657 Job 1:8 | 8 En de HEERE zeide tot den satan: Hebt gij ook acht 5658 Job 1:9 | Toen antwoordde de satan den HEERE, en zeide: Is het 5659 Job 1:10 | in menigte uitgebroken in den lande. ~ 5660 Job 1:12 | 12 En de HEERE zeide tot den satan: Zie, al wat hij heeft, 5661 Job 1:13 | het huis van hun broeder, den eerstgeborene. ~ 5662 Job 1:16 | Het vuur Gods viel uit den hemel, en ontstak onder 5663 Job 1:18 | het huis van hun broeder, den eerstgeborene; ~ 5664 Job 2:1 | Gods kwamen, om zich voor den HEERE te stellen, dat de 5665 Job 2:1 | van hen kwam, om zich voor den HEERE te stellen. ~ 5666 Job 2:2 | Toen zeide de HEERE tot den satan: Van waar komt gij? 5667 Job 2:2 | En de satan antwoordde den HEERE, en zeide: Van om 5668 Job 2:3 | 3 En de HEERE zeide tot den satan: Hebt gij ook acht 5669 Job 2:4 | Toen antwoordde de satan den HEERE, en zeide: Huid voor 5670 Job 2:6 | 6 En de HEERE zeide tot den satan: Zie, hij zij in uw 5671 Job 2:12 | stof op hun hoofden naar den hemel. ~ 5672 Job 3:11 | de baarmoeder af, en heb den geest gegeven, als ik uit 5673 Job 3:11 | geest gegeven, als ik uit den buik voortkwam? ~ 5674 Job 3:20 | 20 Waarom geeft Hij den ellendigen het licht, en 5675 Job 3:20 | het licht, en het leven den bitterlijk bedroefden van 5676 Job 3:21 | 21 Die verlangen naar den dood, maar hij is er niet; 5677 Job 3:23 | 23 Aan den man, wiens weg verborgen 5678 Job 4:4 | 4 Uw woorden hebben den struikelende opgericht, 5679 Job 4:9 | 9 Van den adem Gods vergaan zij, en 5680 Job 4:20 | 20 Van den morgen tot den avond worden 5681 Job 4:20 | 20 Van den morgen tot den avond worden zij vermorzeld; 5682 Job 5:2 | 2 Want den dwaze brengt de toornigheid 5683 Job 5:2 | toornigheid om, en de ijver doodt den slechte. ~ 5684 Job 5:10 | 10 Die den regen geeft op de aarde, 5685 Job 5:15 | 15 Maar Hij verlost den behoeftige van het zwaard, 5686 Job 5:16 | 16 Zo is voor den arme verwachting; en de 5687 Job 5:20 | 20 In den honger zal Hij u verlossen 5688 Job 5:20 | zal Hij u verlossen van den dood, en in den oorlog van 5689 Job 5:20 | verlossen van den dood, en in den oorlog van het geweld des 5690 Job 5:21 | 21 Tegen den gesel der tong zult gij 5691 Job 5:22 | de verwoesting en tegen den honger zult gij lachen, 5692 Job 6:10 | en zou mij verkwikken in den weedom, zo Hij niet spaarde; 5693 Job 7:4 | Wanneer zal ik opstaan, en Hij den avond afgemeten hebben? 5694 Job 7:4 | zat van woelingen tot aan den schemertijd. ~ 5695 Job 7:15 | ziel de verworging kiest; den dood meer dan mijn beenderen. ~ 5696 Job 8:5 | God vroeg zoekt, en tot den Almachtige om genade bidt; ~ 5697 Job 8:20 | 20 Zie, God zal den oprechte niet verwerpen; 5698 Job 9:9 | 9 Die den Wagen maakt, den Orion, 5699 Job 9:9 | 9 Die den Wagen maakt, den Orion, en het Zevengesternte, 5700 Job 9:22 | een ding, daarom zeg ik: Den oprechte en den goddeloze 5701 Job 9:22 | zeg ik: Den oprechte en den goddeloze verdoet Hij. ~ 5702 Job 10:3 | verdrukt, dat Gij verwerpt den arbeid Uwer handen, en over 5703 Job 10:3 | arbeid Uwer handen, en over den raad der goddelozen schijnsel 5704 Job 10:18 | voortgebracht? Och, dat ik den geest gegeven had, en geen 5705 Job 11:7 | tot de volmaaktheid toe den Almachtige vinden? ~ 5706 Job 12:5 | gerust is; hij is gereed met den voet te struikelen. ~ 5707 Job 12:18 | 18 Den band der koningen maakt 5708 Job 12:18 | maakt Hij los, en Hij bindt den gordel aan hun lenden. ~ 5709 Job 12:20 | 20 Hij beneemt den getrouwen de spraak, en 5710 Job 12:21 | prinsen uit, en Hij verslapt den riem der geweldigen. ~ 5711 Job 13:3 | 3 Maar ik zal tot den Almachtige spreken, en ben 5712 Job 13:19 | Wanneer ik nu zweeg, zo zou ik den geest geven. ~ 5713 Job 13:27 | legt ook mijn voeten in den stok, en neemt waar al mijn 5714 Job 14:4 | zal een reine geven uit den onreine? Niet een. ~ 5715 Job 14:9 | 9 Hij zal van den reuk der wateren weder uitspruiten, 5716 Job 14:10 | verzwakt is, en de mens geeft den geest, waar is hij dan? ~ 5717 Job 15:8 | 8 Hebt gij den verborgen raad Gods gehoord, 5718 Job 15:20 | jaren in getal zijn voor den tiran weggelegd. ~ 5719 Job 15:21 | verschrikkingen is in zijn oren; in den vrede zelven komt de verwoester 5720 Job 15:25 | zijn hand uit, en tegen den Almachtige stelt hij zich 5721 Job 15:26 | loopt tegen Hem aan met den hals, met zijn dikke, hoog 5722 Job 16:11 | 11 God heeft mij den verkeerde overgegeven, en 5723 Job 16:19 | 19 Ook nu, zie, in den hemel is mijn Getuige, en 5724 Job 17:5 | 5 Die met vleiing den vrienden wat aanzegt, ook 5725 Job 17:8 | onschuldige zal zich tegen den huichelaar opmaken; ~ 5726 Job 17:12 | 12 Den nacht verstellen zij in 5727 Job 17:12 | nacht verstellen zij in den dag; het licht is nabij 5728 Job 17:12 | dag; het licht is nabij den ondergang vanwege de duisternis. ~ 5729 Job 18:14 | zal hem doen treden tot den koning der verschrikkingen. ~ 5730 Job 20:4 | Van altoos af, van dat God den mens op de wereld gezet 5731 Job 20:6 | Wanneer zijn hoogheid tot den hemel toe opklomme, en zijn 5732 Job 20:10 | Zijn kinderen zullen zoeken den armen te behagen; en zijn 5733 Job 20:18 | 18 Den arbeid zal hij wedergeven 5734 Job 20:26 | opgeblazen is, zal hem verteren; den overigen in zijn tent zal 5735 Job 20:28 | het zal al henenvloeien in den dag Zijns toorns. ~ 5736 Job 21:4 | aangaande) mijn klacht tot den mens? Doch of het zo ware, 5737 Job 21:5 | verbaasd, en legt de hand op den mond. ~ 5738 Job 21:18 | gelijk stro worden voor den wind, en gelijk kaf, dat 5739 Job 21:28 | zeggen: Waar is het huis van den prins, en waar is de tent 5740 Job 21:29 | gevraagd de voorbijgaanden op den weg, en kent gij hun tekenen 5741 Job 21:32 | gebracht, en is gedurig in den aardhoop. ~ 5742 Job 22:3 | 3 Is het voor den Almachtige nuttigheid, dat 5743 Job 22:7 | 7 Den moede hebt gij geen water 5744 Job 22:7 | drinken gegeven, en van den hongerige hebt gij het brood 5745 Job 22:14 | niet ziet; en Hij bewandelt den omgang der hemelen. ~ 5746 Job 22:23 | 23 Zo gij u bekeert tot den Almachtige, gij zult gebouwd 5747 Job 22:24 | en het goud van Ofir bij den rotssteen der beken; ~ 5748 Job 22:26 | Want dan zult gij u over den Almachtige verlustigen, 5749 Job 22:29 | zij verhoging; dan zal God den nederige van ogen behouden. ~ 5750 Job 23:10 | 10 Doch Hij kent den weg, die bij mij is; Hij 5751 Job 24:1 | 1 Waarom zouden van den Almachtige de tijden niet 5752 Job 24:3 | 3 Den ezel der wezen drijven zij 5753 Job 24:3 | der wezen drijven zij weg; den os ener weduwe nemen zij 5754 Job 24:4 | nooddruftigen wijken van den weg; te zamen versteken 5755 Job 24:5 | veld is hem tot spijs, en den jongeren. ~ 5756 Job 24:6 | maaien zij zijn voeder, en den wijnberg des goddelozen 5757 Job 24:7 | 7 Den naakten laten zij vernachten 5758 Job 24:8 | 8 Van den stroom der bergen worden 5759 Job 24:9 | van de borst, en dat over den arme is, nemen zij te pand. ~ 5760 Job 24:10 | 10 Den naakte doen zij weggaan 5761 Job 24:14 | staat de moorder op, doodt den arme en den nooddruftige; 5762 Job 24:14 | moorder op, doodt den arme en den nooddruftige; en des nachts 5763 Job 24:18 | hij wendt zich niet tot den weg der wijngaarden. ~ 5764 Job 26:2 | zonder kracht is, en behouden den arm, die zonder sterkte 5765 Job 26:14 | Hem gehoord? Wie zou dan den donder Zijner mogendheden 5766 Job 27:5 | rechtvaardigen zou; totdat ik den geest zal gegeven hebben, 5767 Job 27:10 | hij zich verlustigen in den Almachtige? Zal hij God 5768 Job 27:11 | van de hand Gods; wat bij den Almachtige is, zal ik niet 5769 Job 27:13 | der tirannen, die zij van den Almachtige ontvangen zullen. ~ 5770 Job 27:15 | overgeblevenen zullen in den dood begraven worden, en 5771 Job 28:4 | wateren vergeten zijnde van den voet, worden van den mens 5772 Job 28:4 | van den voet, worden van den mens uitgeput, en gaan weg. ~ 5773 Job 28:6 | stenen zijn de plaats van den saffier, en zij heeft stofjes 5774 Job 28:9 | hij keert de bergen van den wortel om. ~ 5775 Job 28:16 | fijn goud van Ofir, tegen den kostelijken Schoham, en 5776 Job 28:16 | kostelijken Schoham, en den Saffier. ~ 5777 Job 28:25 | 25 Als Hij den wind het gewicht maakte, 5778 Job 28:26 | 26 Als Hij den regen een gezette orde maakte, 5779 Job 28:28 | 28 Maar tot den mens heeft Hij gezegd: Zie, 5780 Job 29:12 | 12 Want ik bevrijdde den ellendige, die riep, en 5781 Job 29:12 | ellendige, die riep, en den wees, die geen helper had. ~ 5782 Job 29:15 | 15 Den blinden was ik tot ogen, 5783 Job 29:15 | blinden was ik tot ogen, en den kreupelen was ik tot voeten. ~ 5784 Job 29:16 | 16 Ik was den nooddruftigen een vader; 5785 Job 29:17 | des verkeerden, en wierp den roof uit zijn tanden. ~ 5786 Job 29:18 | zeide: Ik zal in mijn nest den geest geven, en ik zal de 5787 Job 29:23 | wachtten naar mij, gelijk naar den regen, en sperden hun mond 5788 Job 29:23 | hun mond open, als naar den spaden regen. ~ 5789 Job 30:8 | zij waren geslagen uit den lande. ~ 5790 Job 30:11 | bedrukt; daarom hebben zij den breidel voor mijn aangezicht 5791 Job 30:22 | 22 Gij heft mij op in den wind; Gij doet mij daarop 5792 Job 30:25 | mijn ziel niet beangst over den nooddruftige? ~ 5793 Job 30:29 | 29 Ik ben den draken een broeder geworden, 5794 Job 31:3 | Is niet het verderf voor den verkeerde, ja, wat vreemds 5795 Job 31:7 | 7 Zo mijn gang uit den weg geweken is, en mijn 5796 Job 31:15 | Heeft Hij niet, Die mij in den buik maakte, hem ook gemaakt 5797 Job 31:16 | 16 Zo ik den armen hun begeerte onthouden 5798 Job 31:21 | 21 Zo ik mijn hand tegen den wees bewogen heb, omdat 5799 Job 31:28 | ware ook een misdaad bij den rechter; want ik zou den 5800 Job 31:28 | den rechter; want ik zou den God van boven verzaakt hebben. ~ 5801 Job 31:32 | mijn deuren opende ik naar den weg; ~ 5802 Job 32:2 | ontstak de toorn van Elihu, den zoon van Baracheel, den 5803 Job 32:2 | den zoon van Baracheel, den Buziet, van het geslacht 5804 Job 32:5 | er geen antwoord was in den mond van die drie mannen, 5805 Job 32:6 | de zoon van Baracheel, den Buziet, en zeide: Ik ben 5806 Job 32:8 | Zekerlijk de geest, die in den mens is, en de inblazing 5807 Job 32:21 | aangezicht aanneme, en tot den mens geen bijnamen gebruike! ~ 5808 Job 33:11 | Hij legt mijn voeten in den stok; Hij neemt al mijn 5809 Job 33:15 | 15 In den droom, door het gezicht 5810 Job 33:17 | 17 Opdat Hij den mens afwende van zijn werk, 5811 Job 33:17 | afwende van zijn werk, en van den man de hovaardij verberge; ~ 5812 Job 33:23 | Uitlegger, een uit duizend, om den mens zijn rechten plicht 5813 Job 33:26 | gejuich aanzien; want Hij zal den mens zijn gerechtigheid 5814 Job 34:15 | Alle vlees zou tegelijk den geest geven, en de mens 5815 Job 34:17 | ook, die het recht haat, den gewonde verbinden, en zoudt 5816 Job 34:17 | verbinden, en zoudt gij den zeer Rechtvaardige verdoemen? ~ 5817 Job 34:19 | vorsten niet aanneemt, en den rijke voor den arme niet 5818 Job 34:19 | aanneemt, en den rijke voor den arme niet kent? Want zij 5819 Job 34:23 | 23 Gewisselijk, Hij legt den mens niet te veel op, dat 5820 Job 35:5 | 5 Bemerk den hemel en zie; en aanschouw 5821 Job 35:9 | zij schreeuwen vanwege den arm der groten. ~ 5822 Job 35:10 | Die de psalmen geeft in den nacht? ~ 5823 Job 35:12 | antwoordt niet, vanwege den hoogmoed der bozen. ~ 5824 Job 36:6 | 6 Hij laat den goddeloze niet leven, en 5825 Job 36:7 | onttrekt Zijn ogen niet van den rechtvaardige, maar met 5826 Job 36:7 | de koningen zijn zij in den troon; daar zet Hij hen 5827 Job 36:12 | zwaard door, en zij geven den geest zonder kennis. ~ 5828 Job 36:15 | 15 Hij zal den ellendige in zijn ellende 5829 Job 36:16 | ook u afgekeerd hebben van den mond des angstes tot de 5830 Job 36:27 | druppelen der wateren op, die den regen na zijn damp uitgieten; ~ 5831 Job 36:28 | wolken uitgieten, en over den mens overvloediglijk afdruipen. ~ 5832 Job 36:33 | geklater, en het vee; ook van den opgaanden damp ~  ~Job 37 ~ 5833 Job 36:36 | zendt Hij rechtuit onder den gansen hemel, en Zijn licht 5834 Job 36:39 | Wees op de aarde; en tot den plasregens des regens; dan 5835 Job 36:54 | niet als het helder is in den hemel, als de wind doorgaat, 5836 Job 36:56 | 23 Den Almachtige, Dien kunnen 5837 Job 37:2 | 2 Wie is hij, die den raad verduistert met woorden 5838 Job 37:11 | zal hij zich stellen tegen den hoogmoed uwer golven. ~ 5839 Job 37:12 | 12 Hebt gij van uw dagen den morgenstond geboden? Hebt 5840 Job 37:12 | morgenstond geboden? Hebt gij den dageraad zijn plaats aangewezen; ~ 5841 Job 37:23 | 23 Dien Ik ophoude tot den tijd der benauwdheid, tot 5842 Job 37:23 | tijd der benauwdheid, tot den dag des strijds en des oorlogs! ~ 5843 Job 37:25 | 25 Wie deelt voor den stortregen een waterloop 5844 Job 37:29 | ijs voort, en wie baart den rijm des hemels? ~ 5845 Job 37:32 | voortbrengen op haar tijd, en den Wagen met zijn kinderen 5846 Job 37:36 | binnenste gezet? Of wie heeft den zin het verstand gegeven? ~ 5847 Job 38:1 | 1 Zult gij voor den ouden leeuw roof jagen, 5848 Job 38:2 | nederbukken in de holen, en in den kuil zitten, ter loering? ~ 5849 Job 38:4 | 4 Weet gij den tijd van het baren der steengeiten? 5850 Job 38:4 | steengeiten? Hebt gij waargenomen den arbeid der hinden? ~ 5851 Job 38:5 | zij vervullen, en weet gij den tijd van haar baren? ~ 5852 Job 38:8 | 8 Wie heeft den woudezel vrij henengezonden, 5853 Job 38:13 | 13 Zult gij den eenhoorn met zijn touw aan 5854 Job 38:24 | 24 Het graaft in den grond, en het is vrolijk 5855 Job 38:24 | zijn kracht; en trekt uit, den geharnaste tegemoet. ~ 5856 Job 38:28 | zegt het: Heah! en ruikt den krijg van verre, den donder 5857 Job 38:28 | ruikt den krijg van verre, den donder der vorsten en het 5858 Job 38:35 | 35 Is het twisten met den Almachtige onderrichten? 5859 Job 38:36 | 36 Toen antwoordde Job den HEERE, en zeide: ~ 5860 Job 39:11 | lenden, en zijn macht in den navel zijns buiks. ~ 5861 Job 39:19 | Zou men hem met strikken den neus doorboren kunnen? ~ 5862 Job 39:20 | 20 Zult gij den Leviathan met den angel 5863 Job 39:20 | Zult gij den Leviathan met den angel trekken, of zijn tong 5864 Job 39:21 | Zult gij hem een bieze in den neus leggen, of met een 5865 Job 40:2 | zou vergelden? Wat onder den gansen hemel is, is het 5866 Job 40:15 | vast gelijk een deel van den ondersten molensteen. ~ 5867 Job 40:23 | verlicht hij het pad; men zou den afgrond voor grijzigheid 5868 Job 41:1 | 1 Toen antwoordde Job den HEERE, en zeide: ~ 5869 Job 41:3 | Wie is hij, zegt Gij, die den raad verbergt zonder wetenschap? 5870 Job 41:7 | dat de HEERE tot Elifaz, den Themaniet, zeide: Mijn toorn 5871 Job 41:14 | 14 En hij noemde den naam der eerste Jemima, 5872 Job 41:14 | naam der eerste Jemima, en den naam der tweede Kezia, en 5873 Job 41:14 | naam der tweede Kezia, en den naam der derde Keren-Happuch. ~ 5874 Psa 1:1 | goddelozen, noch staat op den weg der zondaren, noch zit 5875 Psa 1:6 | 6Want de HEERE kent den weg der rechtvaardigen; 5876 Psa 2:2 | beraadslagen te zamen tegen den HEERE, en tegen Zijn Gezalfde, 5877 Psa 2:4 | 4 Die in den hemel woont, zal lachen; 5878 Psa 2:6 | Koning gezalfd over Sion, den berg Mijner heiligheid. ~ 5879 Psa 2:11 | 11 Dient den HEERE met vreze, en verheugt 5880 Psa 2:12 | 12 Kust den Zoon, opdat Hij niet toorne, 5881 Psa 2:12 | Hij niet toorne, en gij op den weg vergaat, wanneer Zijn 5882 Psa 3:5 | 5Ik riep met mijn stem tot den HEERE, en Hij verhoorde 5883 Psa 3:5 | en Hij verhoorde mij van den berg Zijner heiligheid. 5884 Psa 4:1 | 1Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op de 5885 Psa 4:6 | gerechtigheid, en vertrouwt op den HEERE. ~ 5886 Psa 5:1 | Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op de 5887 Psa 5:7 | leugensprekers verdoen; van den man des bloeds en des bedrogs 5888 Psa 5:13 | 13 Want Gij, HEERE, zult den rechtvaardige zegenen; Gij 5889 Psa 6:1 | Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op de 5890 Psa 6:7 | zuchten; ik doe mijn bed den gansen nacht zwemmen; ik 5891 Psa 7:1 | Davids Schiggajon, dat hij den HEERE gezongen heeft, over 5892 Psa 7:1 | over de woorden van Cusch, den zoon van Jemini. ~ 5893 Psa 7:9 | 9 De HEERE zal den volken recht doen; richt 5894 Psa 7:10 | einde nemen, maar bevestig den rechtvaardige, Gij, Die 5895 Psa 7:18 | 18 Ik zal den HEERE loven naar Zijn gerechtigheid, 5896 Psa 7:18 | naar Zijn gerechtigheid, en den Naam des HEEREN, des Allerhoogsten, 5897 Psa 8:1 | Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op de 5898 Psa 8:3 | Uwer tegenpartijen wil, om den vijand en wraakgierige te 5899 Psa 9:1 | Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op Muth-Labben. ~ 5900 Psa 9:2 | 2 Ik zal den HEERE loven met mijn ganse 5901 Psa 9:5 | afgedaan; Gij hebt gezeten op den troon, o Rechter, der gerechtigheid. ~ 5902 Psa 9:6 | de heidenen gescholden, den goddeloze verdaan, hun naam 5903 Psa 9:12 | 12 Psalmzingt den HEERE, Die te Sion woont; 5904 Psa 10:3 | de goddeloze roemt over den wens zijner ziel; hij zegent 5905 Psa 10:3 | zijner ziel; hij zegent den gierigaard, hij lastert 5906 Psa 10:3 | gierigaard, hij lastert den HEERE. ~ 5907 Psa 10:8 | verborgene plaatsen doodt hij den onschuldige; zijn ogen verbergen 5908 Psa 10:8 | ogen verbergen zich tegen den arme. ~ 5909 Psa 10:9 | hol; hij legt lagen, om den ellendige te roven; hij 5910 Psa 10:9 | ellendige te roven; hij rooft den ellendige, als hij hem trekt 5911 Psa 10:14 | zijt geweest een Helper van den wees. ~ 5912 Psa 10:15 | 15 Breek den arm des goddelozen en bozen. 5913 Psa 10:17 | 17 HEERE! Gij hebt den wens der zachtmoedigen gehoord; 5914 Psa 10:18 | 18 Om den wees en verdrukte recht 5915 Psa 11:1 | 1Een psalm van David, voor den opperzangmeester. Ik betrouw 5916 Psa 11:1 | opperzangmeester. Ik betrouw op den HEERE; hoe zegt gijlieden 5917 Psa 11:2 | ziet, de goddelozen spannen den boog, zij schikken hun pijlen 5918 Psa 11:4 | des HEEREN troon is in den hemel; Zijn ogen aanschouwen, 5919 Psa 11:5 | 5De HEERE proeft den rechtvaardige; maar den 5920 Psa 11:5 | den rechtvaardige; maar den goddeloze, en dien, die 5921 Psa 11:7 | Zijn aangezicht aanschouwt den oprechte. ~  ~  ~  ~ 5922 Psa 12:1 | 1Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op de 5923 Psa 13:1 | 1Een psalm van David, voor den opperzangmeester. ~ 5924 Psa 13:6 | verheugen in Uw heil; ik zal den HEERE zingen, omdat Hij 5925 Psa 14:1 | 1Een psalm van David, voor den opperzangmeester. De dwaas 5926 Psa 14:2 | 2De HEERE heeft uit den hemel nedergezien op de 5927 Psa 14:4 | zij brood aten? Zij roepen den HEERE niet aan. ~ 5928 Psa 14:6 | 6Gijlieden beschaamt den raad des ellendigen, omdat 5929 Psa 15:1 | Uw tent? Wie zal wonen op den berg Uwer heiligheid? ~ 5930 Psa 15:4 | maar hij eert degenen, die den HEERE vrezen; heeft hij 5931 Psa 15:5 | geen geschenk neemt tegen den onschuldige. Die deze dingen 5932 Psa 16:2 | mijn ziel! gij hebt tot den HEERE gezegd: Gij zijt de 5933 Psa 16:7 | 7 Ik zal den HEERE loven, Die mij raad 5934 Psa 16:8 | 8 Ik stel den HEERE geduriglijk voor mij, 5935 Psa 17:13 | mijn ziel met Uw zwaard van den goddeloze; ~ 5936 Psa 18:1 | 1 Voor den opperzangmeester, een psalm 5937 Psa 18:1 | woorden dezes lieds tot den HEERE gesproken heeft, ten 5938 Psa 18:4 | 4 Ik riep den HEERE aan, Die te prijzen 5939 Psa 18:7 | Als mij bange was, riep ik den HEERE aan, en riep tot mijn 5940 Psa 18:10 | 10 En Hij boog den hemel, en daalde neder, 5941 Psa 18:13 | 13 Van den glans, die voor Hem was, 5942 Psa 18:14 | En de HEERE donderde in den hemel, en de Allerhoogste 5943 Psa 18:26 | 26 Bij den goedertierene houdt Gij 5944 Psa 18:26 | Gij U goedertieren, bij den oprechten man houdt Gij 5945 Psa 18:27 | 27 Bij den reine houdt Gij U rein, 5946 Psa 18:27 | houdt Gij U rein, maar bij den verkeerde bewijst Gij U 5947 Psa 18:41 | 41 En Gij gaaft mij den nek mijner vijanden, en 5948 Psa 18:42 | was geen verlosser; tot den HEERE, maar Hij antwoordde 5949 Psa 18:43 | vergruisde ik hen als stof voor den wind; ik ruimde hen weg 5950 Psa 18:49 | opstaan; Gij redt mij van den man des gewelds. ~ 5951 Psa 19:1 | Een psalm van David, voor den opperzangmeester. ~ 5952 Psa 19:3 | 3 De dag aan den dag stort overvloediglijk 5953 Psa 19:3 | spraak uit, en de nacht aan den nacht toont wetenschap. ~ 5954 Psa 19:8 | getuigenis des HEEREN is gewis, den slechten wijsheid gevende. ~ 5955 Psa 20:1 | Een psalm van David, voor den opperzangmeester. ~ 5956 Psa 20:2 | 2 De HEERE verhore u in den dag der benauwdheid; de 5957 Psa 20:2 | benauwdheid; de Naam van den God Jakobs zette u in een 5958 Psa 20:6 | de vaandelen opsteken in den Naam onzes Gods. De HEERE 5959 Psa 20:7 | Hij zal Hem verhoren uit den hemel Zijner heiligheid; 5960 Psa 20:8 | wij zullen vermelden van den Naam des HEEREN, onzes Gods. ~ 5961 Psa 21:1 | Een psalm van David, voor den opperzangmeester. ~ 5962 Psa 21:8 | Want de koning vertrouwt op den HEERE, en door de goedertierenheid 5963 Psa 22:1 | Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op Aijeleth 5964 Psa 22:9 | 9 Hij heeft het op den HEERE gewenteld, dat Hij 5965 Psa 22:10 | het immers, Die mij uit den buik hebt uitgetogen; Die 5966 Psa 22:11 | van de baarmoeder af; van den buik mijner moeder aan zijt 5967 Psa 22:24 | 24 Gij, die den HEERE vreest! prijst Hem; 5968 Psa 22:27 | verzadigd worden; zij zullen den HEERE prijzen, die Hem zoeken; 5969 Psa 22:28 | het gedenken, en zich tot den HEERE bekeren; en alle geslachten 5970 Psa 22:31 | zal Hem dienen; het zal den HEERE aangeschreven worden 5971 Psa 22:32 | gerechtigheid verkondigen den volke, dat geboren wordt, 5972 Psa 24:3 | 3 Wie zal klimmen op den berg des HEEREN, en wie 5973 Psa 24:5 | 5 Die zal den zegen ontvangen van den 5974 Psa 24:5 | den zegen ontvangen van den HEERE, en gerechtigheid 5975 Psa 24:5 | HEERE, en gerechtigheid van den God zijns heils. ~ 5976 Psa 24:8 | geweldig, de HEERE, geweldig in den strijd. ~ 5977 Psa 25:5 | mijns heils; U verwacht ik den ganse dag. ~ 5978 Psa 25:8 | zondaars onderwijzen in den weg. ~ 5979 Psa 25:9 | in het recht, en Hij zal den zachtmoedigen Zijn weg leren. ~ 5980 Psa 25:12 | Mem. Wie is de man, die den HEERE vreest? Hij zal hem 5981 Psa 25:12 | Hij zal hem onderwijzen in den weg, dien hij zal hebben 5982 Psa 25:15 | ogen zijn geduriglijk op den HEERE, want Hij zal mijn 5983 Psa 26:1 | oprechtigheid; en ik vertrouw op den HEERE, ik zal niet wankelen. ~ 5984 Psa 26:12 | staat op effen baan; ik zal den HEERE loven in de vergaderingen. ~  ~ 5985 Psa 27:4 | 4 Een ding heb ik van den HEERE begeerd, dat zal ik 5986 Psa 27:6 | zingen, ja, psalmzingen den HEERE. ~ 5987 Psa 27:14 | 14 Wacht op den HEERE, zijt sterk, en Hij 5988 Psa 27:14 | versterken, ja, wacht op den HEERE. ~  ~ 5989 Psa 28:1 | worde metdegenen, die in den kuil nederdalen. ~ 5990 Psa 29:1 | Een psalm van David. Geeft den HEERE, gij kinderen der 5991 Psa 29:1 | kinderen der machtigen! geeft den HEERE eer en sterkte. ~ 5992 Psa 29:2 | 2 Geeft den HEERE de eer Zijns Naams, 5993 Psa 29:2 | eer Zijns Naams, aanbidt den HEERE in de heerlijkheid 5994 Psa 29:10 | HEERE heeft gezeten over den watervloed; ja, de HEERE 5995 Psa 30:4 | leven behouden, dat ik in den kuil niet ben nedergedaald. ~ 5996 Psa 30:5 | 5 Psalmzingt den HEERE, gij Zijn gunstgenoten! 5997 Psa 30:9 | riep ik, en ik smeekte tot den HEERE: ~ 5998 Psa 31:1 | Een psalm van David, voor den opperzangmeester. ~ 5999 Psa 31:7 | nemen, en ik betrouw op den HEERE. ~ 6000 Psa 31:19 | die hard spreken tegen den rechtvaardige, in hoogmoed


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11232

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License