Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
demas 3
demetrius 3
dempen 1
den 11232
dengene 77
dengenen 95
denk 7
Frequency    [«  »]
18165 het
13263 zijn
12370 in
11232 den
10542 hij
10527 een
10033 zal

Bijbel

IntraText - Concordances

den

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11232

      Book Chapter: Verse
7501 Jer 17:18 | verschrikt worden; breng over hen den dag des      kwaads, en 7502 Jer 17:21 | en draagt geen last op den sabbatdag, noch brengt in 7503 Jer 17:22 | uitvoeren uit uw huizen op den sabbatdag, noch enig werk 7504 Jer 17:22 | werk doen; maar gij zult den sabbatdag heiligen, gelijk 7505 Jer 17:24 | de poorten dezer stad op den sabbatdag inbrengt, en gij 7506 Jer 17:24 | sabbatdag inbrengt, en gij den sabbatdag      heiligt, 7507 Jer 17:25 | en vorsten, zittende op den troon van David, rijdende 7508 Jer 17:27 | Mij niet zult horen, om den sabbatdag te heiligen, en 7509 Jer 17:27 | last te dragen als gij op den sabbatdag door de poorten 7510 Jer 18:1 | Jeremia geschied is van den HEERE, zeggende: ~ 7511 Jer 18:17 | des vijands; Ik zal hun den nek en niet het aangezicht 7512 Jer 18:18 | wet zal niet vergaan van den priester, noch de raad van 7513 Jer 18:18 | priester, noch de raad van den wijze, noch het woord van 7514 Jer 18:18 | wijze, noch het woord van den      profeet; komt aan, 7515 Jer 18:21 | Daarom, geef hun zonen den honger over, en doe ze wegvloeien 7516 Jer 18:21 | laat hun      mannen door den dood omgebracht, en hun 7517 Jer 18:21 | zwaard geslagen worden in den strijd. ~ 7518 Jer 19:7 | 7      Want Ik zal den raad van Juda en Jeruzalem 7519 Jer 20:2 | 2      Zo sloeg Pashur den profeet Jeremia, en hij 7520 Jer 20:7 | en hebt overmocht; ik ben den gansen dag tot een belachen, 7521 Jer 20:8 | omdat mij des HEEREN woord den gansen dag tot smaad en 7522 Jer 20:12 | HEERE der heirscharen, Die den rechtvaardige proeft, Die 7523 Jer 20:13 | 13      Zingt den HEERE, prijst den HEERE; 7524 Jer 20:13 | Zingt den HEERE, prijst den HEERE; want Hij heeft de 7525 Jer 20:16 | berouwd; en hij hore in den morgenstond een geroep, 7526 Jer 20:16 | morgenstond een geroep, en op den middagtijd een      geschrei. ~ 7527 Jer 21:1 | Het woord, dat van den HEERE geschied is tot Jeremia, 7528 Jer 21:1 | Zekekia tot hem zond Pashur, den zoon van Malchia, en Zefanja, 7529 Jer 21:1 | van Malchia, en Zefanja, den zoon van Maaseja, den priester,      7530 Jer 21:1 | Zefanja, den zoon van Maaseja, den priester,      zeggende: ~ 7531 Jer 21:2 | 2      Vraag toch den HEERE voor ons, want Nebukadrezar, 7532 Jer 21:4 | dewelke gij strijdt tegen den koning van Babel en tegen 7533 Jer 21:4 | belegeren, van buiten aan den muur; en Ik zal ze verzamelen 7534 Jer 21:7 | de HEERE, zal Ik Zedekia, den koning van Juda, en zijn 7535 Jer 21:7 | van het zwaard en van      den honger, geven in de hand 7536 Jer 21:7 | de hand van Nebukadrezar, den koning van Babel, en in 7537 Jer 21:8 | voor ulieder aangezicht den weg des levens en den weg 7538 Jer 21:8 | aangezicht den weg des levens en den weg des doods. ~ 7539 Jer 21:9 | door het zwaard, of door den honger, of door de pestilentie; 7540 Jer 21:12 | morgens recht, en verlost den beroofde uit den hand des 7541 Jer 21:12 | verlost den beroofde uit den hand des verdrukkers; opdat 7542 Jer 22:3 | en gerechtigheid, en redt den beroofde uit de hand des 7543 Jer 22:3 | verdrukkers; en onderdrukt den vreemdeling niet, den wees 7544 Jer 22:3 | onderdrukt den vreemdeling niet, den wees noch de weduwe; doet 7545 Jer 22:4 | koningen ingaan, zittende den David op zijn troon, rijdende 7546 Jer 22:10 | 10      Weent niet over den dode, en beklaagt hem niet; 7547 Jer 22:11 | zegt de HEERE van Sallum, den zoon van Josia, koning van 7548 Jer 22:15 | regeren, omdat gij u mengt met den ceder? Heeft niet uw vader 7549 Jer 22:20 | 20      Klim op den Libanon en roep, en verhef 7550 Jer 22:20 | roep, en verhef uw stem op den Basan; roep ook van de veren; 7551 Jer 22:23 | 23      O gij, die nu op den Libanon woont, en in de 7552 Jer 22:24 | Chonia, de zoon van Jojakim, den koning van Juda, een zegelring 7553 Jer 22:25 | de hand van Nebukadrezar, den koning van      Babel, en 7554 Jer 22:30 | voorspoedig zijn, zittende op      den troon Davids, en heersende 7555 Jer 23:1 | 1      Wee den herderen, die de schapen 7556 Jer 23:9 | boven gaat;      vanwege den HEERE, en vanwege de woorden 7557 Jer 23:10 | het land treurt vanwege den vloek, de weiden der woestijn 7558 Jer 23:24 | de HEERE; vervul Ik niet den hemel en de aarde? spreekt 7559 Jer 23:28 | een droom is, die vertelle den droom; en bij welken Mijn 7560 Jer 23:34 | 34      En aangaande den profeet, of den priester, 7561 Jer 23:34 | aangaande den profeet, of den priester, of het volk, dat 7562 Jer 23:36 | verkeert de woorden van den levenden God, den HEERE 7563 Jer 23:36 | woorden van den levenden God, den HEERE der      heirscharen, 7564 Jer 23:37 | Aldus zult gij zeggen tot den profeet: Wat heeft u de 7565 Jer 24:1 | vijgenkorven, gezet voor den tempel des HEEREN; nadat 7566 Jer 24:1 | weggevoerd      Jechonia, den zoon van Jojakim, den koning 7567 Jer 24:1 | Jechonia, den zoon van Jojakim, den koning van Juda, mitsgaders 7568 Jer 24:2 | 2      In den enen korf waren zeer goede 7569 Jer 24:2 | rijpe vijgen zijn; maar in den anderen korf waren zeer 7570 Jer 24:8 | alzo zal Ik maken Zedekia, den koning van Juda, mitsgaders 7571 Jer 24:10 | onder hen zenden het zwaard, den honger en de pestilentie, 7572 Jer 25:3 | dertiende jaar van Josia, den zoon van Amon, den koning 7573 Jer 25:3 | Josia, den zoon van Amon, den koning van Juda, tot op 7574 Jer 25:9 | HEERE; en tot Nebukadrezar, den koning van Babel, Mijn knecht; 7575 Jer 25:11 | ontzetting; en deze volken zullen den koning van Babel dienen 7576 Jer 25:12 | vervuld zijn, dan zal Ik over den koning van Babel, en over 7577 Jer 25:15 | geef dien te drinken al den volken, tot welke Ik u      7578 Jer 25:17 | 17      En ik nam den beker van des HEEREN hand, 7579 Jer 25:17 | en ik gaf te drinken al den volken, tot welke de HEERE 7580 Jer 25:19 | 19      Farao, den koning van Egypte, en zijn 7581 Jer 25:20 | 20      En den gansen gemengden hoop, en 7582 Jer 25:21 | 21      Edom, en Moab, en den kinderen Ammons; ~ 7583 Jer 25:22 | allen koningen van Sidon; en den koningen der eilanden, die 7584 Jer 25:26 | nabij en die verre zijn, den een met den anderen; ja, 7585 Jer 25:26 | verre zijn, den een met den anderen; ja, allen koninkrijken 7586 Jer 25:26 | koninkrijken der aarde, die op den aardbodem zijn. En de koning 7587 Jer 25:28 | wanneer zij weigeren zullen den beker van uw hand te nemen 7588 Jer 25:33 | begraven worden; tot mest op den aardbodem zullen zij zijn. ~ 7589 Jer 26:1 | koninkrijks van Jojakim, den zoon van Josia, koning van 7590 Jer 26:1 | geschiedde dit woord van den HEERE, zeggende: ~ 7591 Jer 26:8 | zeggende: Gij zult den dood sterven! ~ 7592 Jer 26:9 | Waarom hebt gij in den Naam des HEEREN geprofeteerd, 7593 Jer 26:13 | HEEREN, uws Gods; zo zal het den HEERE berouwen over het 7594 Jer 26:16 | heeft tot ons gesproken in den Naam des      HEEREN, onzes 7595 Jer 26:19 | gedood? Vreesde hij niet den HEERE, en smeekte des HEEREN 7596 Jer 26:19 | HEEREN aangezicht, zodat het den HEERE berouwde      over 7597 Jer 26:20 | was ook een man, die in den Naam des HEEREN profeteerde, 7598 Jer 26:22 | mannen naar Egypte, Elnathan, den zoon van Achbor, en andere 7599 Jer 26:23 | Egypte, en brachten hem tot den koning Jojakim, en hij sloeg 7600 Jer 26:24 | Maar de hand van Ahikam, den zoon van Safan, was met 7601 Jer 27:1 | dit woord tot Jeremia, van den HEERE, zeggende: ~ 7602 Jer 27:3 | 3      En zend ze tot den koning van Edom, en tot 7603 Jer 27:3 | koning van Edom, en tot den koning van Moab, en tot 7604 Jer 27:3 | koning van Moab, en tot den koning der kinderen Ammons, 7605 Jer 27:3 | kinderen Ammons, en tot den koning van Tyrus, en tot 7606 Jer 27:3 | koning van Tyrus, en tot den koning van Sidon; door de      7607 Jer 27:3 | te Jeruzalem tot Zedekia, den koning van Juda, komen. ~ 7608 Jer 27:5 | Ik heb gemaakt de aarde, den mens en het vee, die op 7609 Jer 27:5 | mens en het vee, die op den aardbodem zijn, door Mijn 7610 Jer 27:6 | de hand van Nebukadnezar, den koning van Babel, Mijn knecht; 7611 Jer 27:8 | dat hem, Nebukadnezar, den koning van Babel, niet zal 7612 Jer 27:8 | door het zwaard, en door den honger, en door de pestilentie, 7613 Jer 27:9 | zeggende: Gij      zult den koning van Babel niet dienen. ~ 7614 Jer 27:12 | Daarna sprak ik tot Zedekia, den koning van Juda, naar al 7615 Jer 27:13 | volk door het zwaard, door den honger en door de pestilentie, 7616 Jer 27:13 | heeft van het volk, dat den koning van Babel      niet 7617 Jer 27:14 | spreken, zeggende: Gij zult den koning van Babel niet dienen; 7618 Jer 27:17 | niet naar hen, maar dient den koning van Babel, zo zult 7619 Jer 27:18 | hen is, laat hen nu bij den HEERE der heirscharen voorbidden, 7620 Jer 27:20 | weggenomen, als hij Jechonia, den zoon van Jojakim, koning 7621 Jer 27:22 | aldaar zullen zij zijn, tot den dag toe, dat Ik ze bezoeken 7622 Jer 28:4 | Ook zal Ik Jechonia, den zoon van Jojakim, koning 7623 Jer 28:5 | sprak de profeet Jeremia tot den profeet Hananja, voor de 7624 Jer 28:10 | profeet Hananja het juk van den hals van den profeet Jeremia, 7625 Jer 28:10 | het juk van den hals van den profeet Jeremia, en verbrak 7626 Jer 28:11 | het juk van Nebukadnezar, den koning van Babel, in nog 7627 Jer 28:11 | twee volle jaren,      van den hals al der volken. En de 7628 Jer 28:12 | profeet Hananja het juk van den hals van den profeet Jeremia 7629 Jer 28:12 | het juk van den hals van den profeet Jeremia verbroken 7630 Jer 28:14 | een ijzeren juk gedaan aan den hals van al deze volken, 7631 Jer 28:14 | volken, om Nebukadnezar, den koning van Babel, te dienen, 7632 Jer 28:15 | profeet Jeremia zeide tot den profeet Hananja: Hoor nu, 7633 Jer 28:16 | Ik zal u wegwerpen van den aardbodem; dit jaar zult 7634 Jer 28:16 | afval gesproken hebt tegen den HEERE. ~ 7635 Jer 29:3 | Door de hand van Elasa, den zoon van Safan, en Gemarja, 7636 Jer 29:3 | zoon van Safan, en Gemarja, den zoon van Hilkia, die Zedekia, 7637 Jer 29:3 | zond, tot Nebukadnezar, den koning van Babel,      zeggende: ~ 7638 Jer 29:7 | 7      En zoekt den vrede der stad, waarhenen 7639 Jer 29:7 | wegvoeren, en bidt voor haar tot den HEERE; want in haar vrede 7640 Jer 29:16 | Daarom zegt de HEERE alzo van den koning, die op Davids troon 7641 Jer 29:17 | Ziet, Ik zal het zwaard, den honger en de pestilentie 7642 Jer 29:18 | jagen met het zwaard, met den honger en met de pestilentie; 7643 Jer 29:21 | de hand van Nebukadrezar, den koning van Babel, en hij 7644 Jer 29:24 | 24      Tot Semaja nu, den Nechelamiet, zult gij spreken, 7645 Jer 29:25 | Jeruzalem is, en tot Zefanja, den zoon van      Maaseja, den 7646 Jer 29:25 | den zoon van      Maaseja, den priester, en tot al de priesteren, 7647 Jer 29:26 | priester gesteld, in plaats van den priester Jojada, dat gij 7648 Jer 29:26 | stelt in de gevangenis en in den stok. ~ 7649 Jer 29:27 | waarom hebt gij Jeremia, den Anathothiet, niet gescholden, 7650 Jer 29:29 | gelezen voor de oren van den profeet Jeremia. ~ 7651 Jer 29:31 | zegt de HEERE van Semaja, den Nechelamiet: Omdat Semaja 7652 Jer 29:32 | bezoeking doen over Semaja, den Nechelamiet, en over zijn 7653 Jer 29:32 | een afval gesproken tegen den HEERE. ~  ~ 7654 Jer 30:1 | Jeremia geschied is van den HEERE, zeggende: ~ 7655 Jer 30:9 | Maar zij zullen dienen den HEERE, hun God, en hun koning 7656 Jer 31:4 | trommelen, en uitgaan met den rei der spelenden. ~ 7657 Jer 31:6 | ons opgaan naar Sion, tot den HEERE, onzen God! ~ 7658 Jer 31:12 | goed, tot het koren, en tot den most, en tot de olie, en 7659 Jer 31:13 | jonkvrouw verblijden in den rei, daartoe de jongelingen 7660 Jer 31:21 | zet uw hart op de baan, op den weg, dien gij gewandeld 7661 Jer 31:22 | geschapen: de vrouw zal den man omvangen. ~ 7662 Jer 31:34 | broeder, leren, zeggende: Kent den HEERE! want zij zullen Mij 7663 Jer 31:38 | de HEERE, dat deze stad den HEERE zal herbouwd worden, 7664 Jer 31:38 | zal herbouwd worden, van den toren Hananeel af tot aan 7665 Jer 31:39 | dezelve uitgaan tot aan den heuvel Gareb, en zich naar 7666 Jer 31:40 | de beek Kidron, tot aan den hoek van de Paardenpoort 7667 Jer 31:40 | Paardenpoort tegen het oosten, zal den HEERE een heiligheid      7668 Jer 32:1 | Jeremia geschied is van den HEERE, in het tiende jaar 7669 Jer 32:10 | En ik onderschreef den brief en verzegelde dien, 7670 Jer 32:11 | 11      En ik nam den koopbrief, die verzegeld 7671 Jer 32:11 | gebod en de inzettingen, en den open brief; ~ 7672 Jer 32:12 | 12      En ik gaf den koopbrief aan Baruch, den 7673 Jer 32:12 | den koopbrief aan Baruch, den zoon van Nerija, den zoon 7674 Jer 32:12 | Baruch, den zoon van Nerija, den zoon van Machseja, voor 7675 Jer 32:12 | de ogen der getuigen die den      koopbrief hadden onderschreven; 7676 Jer 32:14 | brieven, dezen koopbrief, zo den verzegelden als dezen open 7677 Jer 32:16 | 16      Voorts, nadat ik den koopbrief aan Baruch, den 7678 Jer 32:16 | den koopbrief aan Baruch, den zoon van Nerija, gegeven 7679 Jer 32:16 | gegeven had, bad ik tot den HEERE, zeggende: ~ 7680 Jer 32:18 | der vaderen vergeldt in den schoot hunner kinderen na 7681 Jer 32:24 | strijden; vanwege het zwaard en den honger en      de pestilentie; 7682 Jer 32:28 | de hand van Nebukadrezar, den koning van Babel, en hij 7683 Jer 32:31 | Mij deze stad geweest, van den dag af, dat zij haar gebouwd 7684 Jer 32:33 | 33      Die Mij den nek hebben toegekeerd en 7685 Jer 32:35 | hun zonen en hun dochteren den Molech door het vuur te 7686 Jer 32:36 | door het zwaard, en door den honger, en      door de 7687 Jer 33:9 | al het goede, en over al den vrede, dien Ik hun beschikke. ~ 7688 Jer 33:11 | dergenen, die zeggen: Looft den HEERE der heirscharen, want 7689 Jer 33:17 | afgesneden een Man, Die op den troon van het huis Israels 7690 Jer 33:18 | 18      Ook zal den Levietischen priesteren, 7691 Jer 33:20 | gijlieden Mijn verbond van den dag; en Mijn verbond van 7692 Jer 33:20 | dag; en Mijn verbond van den nacht kondt vernietigen, 7693 Jer 34:1 | Jeremia geschied is van den HEERE (als Nebukadrezar, 7694 Jer 34:2 | henen en spreek tot Zedekia, den koning van Juda, en zeg 7695 Jer 34:6 | deze woorden tot Zedekia, den koning van Juda, te Jeruzalem. ~ 7696 Jer 34:8 | Jeremia geschied is van den HEERE, nadat de koning Zedekia 7697 Jer 34:12 | HEEREN woord tot Jeremia, van den HEERE, zeggende: ~ 7698 Jer 34:21 | 21      Zelfs Zedekia, den koning van Juda, en zijn 7699 Jer 35:1 | Jeremia geschied is van den HEERE, in de dagen van Jojakim, 7700 Jer 35:1 | in de dagen van Jojakim, den zoon van Josia, den koning 7701 Jer 35:1 | Jojakim, den zoon van Josia, den koning van Juda, zeggende: ~ 7702 Jer 35:3 | Toen nam ik Jaazanja, den zoon van Jeremia, den zoon 7703 Jer 35:3 | Jaazanja, den zoon van Jeremia, den zoon van Habazzinja, mitsgaders 7704 Jer 35:4 | kamer der zonen van Hanan, den zoon van Jigdalia, den man 7705 Jer 35:4 | den zoon van Jigdalia, den man Gods; welke is bij de 7706 Jer 35:4 | kamer      van Maaseja, den zoon van Sallum, den dorpelbewaarder. ~ 7707 Jer 35:4 | Maaseja, den zoon van Sallum, den dorpelbewaarder. ~ 7708 Jer 35:5 | 5      En ik zette den kinderen van het huis der 7709 Jer 35:8 | der stemme van Jonadab, den zoon van Rechab, onzen vader, 7710 Jer 35:14 | De woorden van Jonadab, den zoon van Rechab, die hij 7711 Jer 35:16 | de kinderen van Jonadab, den zoon van Rechab, het gebod 7712 Jer 35:19 | Israels: Er zal Jonadab, den zoon van Rechab, niet worden 7713 Jer 36:1 | vierde jaar van Jojakim, den zoon van Josia, den koning 7714 Jer 36:1 | Jojakim, den zoon van Josia, den koning van Juda, dat dit 7715 Jer 36:1 | tot Jeremia geschiedde van den HEERE, zeggende: ~ 7716 Jer 36:2 | en over al de volken, van den dag aan, dat Ik tot u gesproken      7717 Jer 36:4 | Toen riep Jeremia Baruch, den zoon van Nerija; en Baruch 7718 Jer 36:4 | Nerija; en Baruch schreef uit den mond van Jeremia alle woorden 7719 Jer 36:6 | in des HEEREN huis, op den vastendag; en      gij zult 7720 Jer 36:9 | vijfde jaar van Jojakim, den zoon van Josia, den koning 7721 Jer 36:9 | Jojakim, den zoon van Josia, den koning van Juda, in de negende 7722 Jer 36:10 | in de kamer van Gemarja, den zoon van Safan, den schrijver, 7723 Jer 36:10 | Gemarja, den zoon van Safan, den schrijver, in het bovenste 7724 Jer 36:11 | Michaja, de zoon van Gemarja, den zoon van Safan, al de woorden 7725 Jer 36:14 | zonden al de vorsten Jehudi, den zoon van Nethanja, den zoon 7726 Jer 36:14 | den zoon van Nethanja, den zoon van Selemja, den zoon 7727 Jer 36:14 | Nethanja, den zoon van Selemja, den zoon van Cuschi, tot Baruch, 7728 Jer 36:16 | verschrikten, de een tegen den ander; en zij zeiden tot 7729 Jer 36:16 | zullen wij al deze woorden den koning bekend      maken. ~ 7730 Jer 36:20 | Zij dan gingen in tot den koning in het voorhof; maar 7731 Jer 36:20 | in de kamer van Elisama, den schrijver; en zij verklaarden 7732 Jer 36:21 | uit de kamer van Elisama, den schrijver; en Jehudi las 7733 Jer 36:21 | vorsten, die omtrent den koning stonden. ~ 7734 Jer 36:22 | voor zijn aangezicht op den haard aangestoken.) ~ 7735 Jer 36:23 | wierp ze in het vuur, dat op den haard was, totdat de ganse 7736 Jer 36:23 | was in het vuur, dat op den haard was. ~ 7737 Jer 36:25 | en Delaja, en Gemarja bij den koning daarvoor spraken, 7738 Jer 36:26 | de koning aan Jerahmeel, den zoon van Hammelech, en Zeraja, 7739 Jer 36:26 | van Hammelech, en Zeraja, den zoon van Azriel, en Selemja, 7740 Jer 36:26 | van Azriel, en Selemja, den zoon van Abdeel, om den 7741 Jer 36:26 | den zoon van Abdeel, om den schrijver Baruch en den 7742 Jer 36:26 | den schrijver Baruch en den profeet      Jeremia te 7743 Jer 36:27 | Baruch geschreven had uit den mond van Jeremia, verbrand 7744 Jer 36:29 | 29      En tot Jojakim, den koning van Juda, zult gij 7745 Jer 36:30 | HEERE alzo van Jojakim, den koning van Juda: Hij zal 7746 Jer 36:32 | andere rol, en gaf ze aan den schrijver Baruch, den zoon 7747 Jer 36:32 | aan den schrijver Baruch, den zoon van Nerija; die schreef 7748 Jer 36:32 | die schreef daarop, uit den mond van Jeremia, al de 7749 Jer 37:2 | HEEREN, die Hij sprak door den dienst van den profeet Jeremia. ~ 7750 Jer 37:2 | sprak door den dienst van den profeet Jeremia. ~ 7751 Jer 37:3 | de koning Zedekia Juchal, den zoon van Selemja, en Sefanja, 7752 Jer 37:3 | van Selemja, en Sefanja, den zoon van Maaseja, den priester, 7753 Jer 37:3 | Sefanja, den zoon van Maaseja, den priester, tot den profeet 7754 Jer 37:3 | Maaseja, den priester, tot den profeet Jeremia, om te zeggen: 7755 Jer 37:3 | Bid toch voor ons tot      den HEERE, onzen God! ~ 7756 Jer 37:6 | geschiedde des HEEREN woord tot den profeet Jeremia, zeggende: ~ 7757 Jer 37:7 | zult gijlieden zeggen tot den koning van Juda, die u tot 7758 Jer 37:13 | Jerija, de zoon van Selemja, den zoon van Hananja; die greep 7759 Jer 37:13 | zoon van Hananja; die greep den profeet Jeremia,      zeggende: 7760 Jer 37:15 | ten huize van Jonathan, den schrijver; want zij hadden 7761 Jer 37:17 | Is er ook een woord van den HEERE? En Jeremia zeide:      7762 Jer 37:18 | Voorts zeide Jeremia tot den koning Zedekia: Wat heb 7763 Jer 37:20 | in het huis van Jonathan, den schrijver, opdat ik aldaar      7764 Jer 38:2 | zal door het zwaard, door den honger of door de pestilentie 7765 Jer 38:4 | Zo zeiden de vorsten tot den koning: Laat toch dezen 7766 Jer 38:4 | sprekende; want deze man zoekt den vrede dezes volks niet, 7767 Jer 38:6 | Jeremia en wierpen hem in den kuil van Malchia, den zoon 7768 Jer 38:6 | in den kuil van Malchia, den zoon van Hammelech, die 7769 Jer 38:6 | Jeremia af met zelen; in den kuil      nu was geen water, 7770 Jer 38:7 | hoorde, dat zij Jeremia in den kuil gedaan hadden (de koning 7771 Jer 38:8 | konings uit, en hij sprak tot den koning, zeggende: ~ 7772 Jer 38:9 | wat zij gedaan hebben aan den profeet Jeremia, dien zij 7773 Jer 38:9 | profeet Jeremia, dien zij in den kuil geworpen hebben; daar 7774 Jer 38:9 | zou gestorven zijn vanwege den honger, dewijl geen brood 7775 Jer 38:10 | Toen gebood de koning den Moorman Ebed-melech, zeggende: 7776 Jer 38:10 | mannen onder uw hand, en haal den profeet Jeremia op uit den 7777 Jer 38:10 | den profeet Jeremia op uit den kuil, eer dat hij sterft. ~ 7778 Jer 38:11 | zelen af tot Jeremia in den kuil. ~ 7779 Jer 38:14 | koning Zedekia henen, en liet den profeet Jeremia tot zich 7780 Jer 38:14 | Jeremia tot zich halen, in den derden ingang, die aan des 7781 Jer 38:19 | derzelver hand overgeven, en zij den spot met      mij drijven. ~ 7782 Jer 38:22 | overmocht; uw voeten zijn in den modder gezonken; zij zijn 7783 Jer 38:25 | ons nu, wat hebt gij tot den koning gesproken? verheel 7784 Jer 38:28 | voorhof der bewaring tot op den dag, dat Jeruzalem werd 7785 Jer 39:2 | in de vierde maand, op den negenden der maand, werd 7786 Jer 39:4 | nacht uit de stad, door den weg van des konings hof, 7787 Jer 39:4 | muren; en hij toog uit door den weg des vlakken velds. ~ 7788 Jer 39:5 | opwaarts tot Nebukadrezar,      den koning van Babel, naar Ribla, 7789 Jer 39:11 | de hand van Nebuzaradan, den overste der trawanten, zeggende: ~ 7790 Jer 39:14 | gaven hem over aan Gedalia, den zoon van Ahikam, den zoon 7791 Jer 39:14 | Gedalia, den zoon van Ahikam, den zoon van Safan, dat hij 7792 Jer 39:16 | spreek tot Ebed-melech, den Moorman, zeggende: Zo zegt 7793 Jer 40:1 | Het woord, dat van den HEERE geschied is tot Jeremia, 7794 Jer 40:3 | gijlieden hebt gezondigd tegen den HEERE, en Zijner stem niet 7795 Jer 40:5 | zo keer gij tot Gedalia, den zoon van Ahikam, den zoon 7796 Jer 40:5 | Gedalia, den zoon van Ahikam, den zoon van Safan, dien de 7797 Jer 40:6 | kwam Jeremia tot Gedalia, den zoon van Ahikam, te Mizpa; 7798 Jer 40:7 | koning van Babel Gedalia, den zoon van Ahikam, over het 7799 Jer 40:8 | de zonen      van Efai, den Netofathiet, en Jezanja, 7800 Jer 40:9 | Gedalia, de zoon van Ahikam, den zoon van Safan, zwoer hun 7801 Jer 40:9 | blijft in het land, en dient den koning van      Babel, zo 7802 Jer 40:11 | had; en dat hij Gedalia, den zoon van Ahikam, den zoon 7803 Jer 40:11 | Gedalia, den zoon van Ahikam, den zoon van Safan, over hen 7804 Jer 40:14 | kinderen Ammons, Ismael, den zoon van Nethanja, uitgezonden 7805 Jer 40:15 | toch henengaan, en Ismael, den zoon van Nethanja, slaan, 7806 Jer 40:16 | Ahikam, zeide tot Johanan, den zoon van Kareah: Doe deze 7807 Jer 41:1 | Ismael, de zoon van Nethanja, den zoon van Elisama, van koninklijken 7808 Jer 41:1 | hem kwamen tot Gedalia, den zoon van Ahikam, te Mizpa; 7809 Jer 41:2 | en zij sloegen Gedalia, den zoon van Ahikam, den zoon 7810 Jer 41:2 | Gedalia, den zoon van Ahikam, den zoon van Safan, met het      7811 Jer 41:4 | Het geschiedde nu op den tweeden dag, nadat hij Gedalia 7812 Jer 41:5 | Samaria, tachtig man, hebbende den baard afgeschoren, en de 7813 Jer 41:6 | zeide: Komt tot Gedalia, den zoon van      Ahikam! ~ 7814 Jer 41:9 | maakte vanwege Baesa,      den koning Israels; dezen vulde 7815 Jer 41:10 | trawanten, aan Gedalia, den zoon van Ahikam, bevolen 7816 Jer 41:10 | bevolen had; Ismael dan, den zoon van Nethanja, voerde 7817 Jer 41:12 | togen henen, om met Ismael, den zoon van Nethanja, te strijden; 7818 Jer 41:13 | Ismael was, Johanan zag, den zoon van Kareah, en al de 7819 Jer 41:14 | gingen over tot Johanan, den zoon van Kareah. ~ 7820 Jer 41:16 | wedergebracht had van Ismael, den      zoon van Nethanja, 7821 Jer 41:16 | Mizpa, (nadat hij Gedalia, den zoon van Ahikam, geslagen 7822 Jer 41:18 | zoon van Nethanja, Gedalia, den zoon van Ahikam, geslagen 7823 Jer 42:1 | Hosaja, en al het volk, van den kleinste tot den grootste 7824 Jer 42:1 | volk, van den kleinste tot den grootste toe; ~ 7825 Jer 42:2 | 2      En zij zeiden tot den profeet Jeremia: Laat toch 7826 Jer 42:2 | nedervallen, en bid voor ons tot den HEERE, uw God, voor dit 7827 Jer 42:3 | HEERE, uw God, bekend make den weg, dien wij zullen ingaan, 7828 Jer 42:4 | gehoord; ziet, ik zal tot den HEERE, uw God, bidden naar 7829 Jer 42:8 | Toen riep hij Johanan, den zoon van Kareah, en alle 7830 Jer 42:8 | waren, en al het volk, van den kleinste af tot den grootste 7831 Jer 42:8 | van den kleinste af tot den grootste toe; ~ 7832 Jer 42:17 | sterven door het zwaard, door den honger en      door de pestilentie; 7833 Jer 42:20 | verleid; want gij hebt mij tot den HEERE, uw God, gezonden, 7834 Jer 42:20 | zeggende: Bid voor ons tot den HEERE, onzen God, en naar 7835 Jer 42:22 | gij door het zwaard, door den honger en door de pestilentie 7836 Jer 43:6 | trawanten, bij Gedalia, den zoon van Ahikam, den zoon      7837 Jer 43:6 | Gedalia, den zoon van Ahikam, den zoon      van Safan, gelaten 7838 Jer 43:6 | Safan, gelaten had, ook den profeet Jeremia, en Baruch, 7839 Jer 43:6 | profeet Jeremia, en Baruch, den zoon van Nerija; ~ 7840 Jer 43:9 | verberg ze in de klei in den ticheloven, die bij de deur 7841 Jer 43:10 | henenzenden, en Nebukadrezar, den koning van Babel, Mijn knecht, 7842 Jer 44:7 | tegen uw zielen, opdat gij u den man en de vrouw, het kind 7843 Jer 44:7 | en de vrouw, het kind en den      zuigeling uit het midden 7844 Jer 44:12 | zullen zij vallen, door den honger zullen zij verteerd 7845 Jer 44:12 | zij verteerd worden, van den kleinste tot den grootste 7846 Jer 44:12 | worden, van den kleinste tot den grootste toe; door het zwaard 7847 Jer 44:12 | door het zwaard en door den      honger zullen zij sterven; 7848 Jer 44:13 | Jeruzalem, door het zwaard, door den honger en door de pestilentie; ~ 7849 Jer 44:18 | het zwaard      en door den honger verteerd. ~ 7850 Jer 44:23 | gerookt hebt, en dat gij tegen den HEERE gezondigd hebt, en 7851 Jer 44:26 | HEERE, zo Mijn Naam met den mond van enig man van      7852 Jer 44:27 | door het zwaard en door den honger verteerd worden, 7853 Jer 44:30 | Ziet, Ik zal Farao Hofra, den koning van Egypte, geven 7854 Jer 44:30 | gelijk als Ik Zedekia, den      koning van Juda, gegeven 7855 Jer 44:30 | de hand van Nebukadrezar, den koning van Babel, zijn vijand, 7856 Jer 45:1 | gesproken heeft tot Baruch, den zoon van Nerija, als hij 7857 Jer 45:1 | als hij die woorden uit den mond van Jeremia in een 7858 Jer 45:1 | vierde jaar van   Jojakim, den zoon van Josia, den koning 7859 Jer 45:1 | Jojakim, den zoon van Josia, den koning van Juda, zeggende: ~ 7860 Jer 46:1 | woord des HEEREN, dat tot den profeet Jeremia geschied 7861 Jer 46:2 | vierde jaar      van Jojakim, den zoon van Josia, den koning 7862 Jer 46:2 | Jojakim, den zoon van Josia, den koning van Juda. ~ 7863 Jer 46:3 | rondas toe, en nadert tot den strijd! ~ 7864 Jer 46:6 | tegen het noorden, aan den oever der rivier Frath zijn 7865 Jer 46:9 | handelen, en de Lydiers, die den boog handelen en spannen. ~ 7866 Jer 46:13 | woord, dat de HEERE tot den profeet Jeremia sprak, van 7867 Jer 46:13 | aankomst van Nebukadrezar, den koning van Babel, om Egypteland 7868 Jer 46:16 | veel; ja, de een viel op den ander; zodat zij zeiden: 7869 Jer 46:17 | maar een gedruis; hij heeft den gezetten tijd laten voorbijgaan. ~ 7870 Jer 46:26 | de hand van Nebukadrezar, den koning van Babel, en in 7871 Jer 47:1 | woord des HEEREN, dat tot den profeet Jeremia geschiedde, 7872 Jer 47:4 | 4   Vanwege den dag, die er komt om alle 7873 Jer 48:5 | 5      Want in den opgang van Luhith zal geween 7874 Jer 48:5 | bij geween opgaan, want in den afgang van Horonaim hebben 7875 Jer 48:19 | 19      Sta aan den weg, en zie toe, gij inwoneres 7876 Jer 48:19 | inwoneres van Aroer! Vraag den vluchtenden man en de ontkomene 7877 Jer 48:26 | groot gemaakt heeft tegen den HEERE; zo zal Moab met de 7878 Jer 48:27 | dat gij u zo bewoogt, van den tijd af, dat uw woorden 7879 Jer 48:28 | die in de doorgangen van den mond eens hols nestelt. ~ 7880 Jer 48:33 | weggenomen is; want Ik heb den wijn doen ophouden uit de 7881 Jer 48:39 | zij huilen; hoe heeft Moab den nek met schaamte gewend! 7882 Jer 48:42 | groot gemaakt heeft tegen den HEERE. ~ 7883 Jer 48:44 | vreze ontvliedt, zal in den kuil vallen, en die uit 7884 Jer 48:44 | kuil vallen, en die uit den kuil opkomt, zal in den 7885 Jer 48:44 | den kuil opkomt, zal in den strik gevangen worden; want 7886 Jer 48:45 | hoeken van      Moab en den schedel der kinderen van 7887 Jer 49:5 | worden,      en niemand zal den omdolende vergaderen. ~ 7888 Jer 49:8 | verderf over hem gebracht, den tijd, dat Ik hem bezocht 7889 Jer 49:12 | welker oordeel het niet is den beker te drinken, zullen 7890 Jer 49:14 | een gerucht gehoord van den HEERE, en er is een gezant 7891 Jer 49:27 | zal een vuur aansteken in den muur van Damaskus, en het 7892 Jer 49:34 | woord des HEEREN, dat tot den profeet Jeremia geschied 7893 Jer 49:34 | koninkrijks van Zedekia, den koning van Juda, zeggende: ~ 7894 Jer 49:38 | in Elam stellen; en zal den koning en de vorsten van 7895 Jer 50:1 | land der Chaldeen, door den dienst van den profeet Jeremia. ~ 7896 Jer 50:1 | Chaldeen, door den dienst van den profeet Jeremia. ~ 7897 Jer 50:4 | zullen zij henengaan, en      den HEERE, hun God, zoeken. ~ 7898 Jer 50:5 | zullen naar Sion vragen; op den weg herwaarts zullen hun 7899 Jer 50:5 | zijn; zij zullen komen en den HEERE toegevoegd worden, 7900 Jer 50:7 | zij gezondigd hebben tegen den HEERE, in de woning der      7901 Jer 50:7 | gerechtigheid, ja, tegen den HEERE, de Verwachting hunner 7902 Jer 50:14 | Babel rondom, gij allen, die den boog spant! schiet in haar, 7903 Jer 50:14 | niet; want zij heeft tegen den HEERE gezondigd. ~ 7904 Jer 50:16 | Roeit uit van Babel den zaaier, en dien, die de 7905 Jer 50:16 | die de sikkel handelt in den oogsttijd; laat hen vanwege 7906 Jer 50:18 | zal bezoeking doen over den koning van Babel en over 7907 Jer 50:18 | bezoeking gedaan heb over den      koning van Assur. ~ 7908 Jer 50:19 | brengen, en hij zal weiden op den Karmel en op den Basan; 7909 Jer 50:19 | weiden op den Karmel en op den Basan; en zijn ziel zal 7910 Jer 50:24 | gegrepen, omdat gij u tegen den HEERE in strijd gemengd 7911 Jer 50:25 | want dat is een werk van den HEERE, den HEERE der heirscharen, 7912 Jer 50:25 | een werk van den HEERE, den HEERE der heirscharen, in 7913 Jer 50:29 | schutters! gij allen, die den boog spant! legert u tegen 7914 Jer 50:29 | trotselijk gehandeld tegen den HEERE, tegen den Heilige 7915 Jer 50:29 | gehandeld tegen den HEERE, tegen den Heilige Israels. ~ 7916 Jer 50:37 | over zijn wagenen, en over den gansen gemengden hoop, die 7917 Jer 50:45 | 45      Daarom hoort den raadslag des HEEREN, dien 7918 Jer 51:5 | worden van zijn God, van den HEERE der heirscharen (hoewel 7919 Jer 51:5 | vol van schuld is), van den Heilige Israels. ~ 7920 Jer 51:9 | haar oordeel reikt tot aan den hemel, en is verheven      7921 Jer 51:11 | volkomenlijk toe; de HEERE heeft den geest der koningen van Medie 7922 Jer 51:15 | heeft door Zijn wijsheid, en den hemel uitgebreid door Zijn 7923 Jer 51:16 | een gedruis van wateren in den hemel, en Hij doet de dampen 7924 Jer 51:16 | Hij maakt de bliksemen met den regen, en      doet den 7925 Jer 51:16 | den regen, en      doet den wind voortkomen uit Zijn 7926 Jer 51:21 | zal Ik in stukken slaan den wagen en zijn ruiter. ~ 7927 Jer 51:22 | zal Ik in stukken slaan den man en de vrouw; en door 7928 Jer 51:22 | zal Ik in stukken slaan den oude en den jonge; en door 7929 Jer 51:22 | stukken slaan den oude en den jonge; en door u zal Ik 7930 Jer 51:22 | zal Ik in stukken slaan den jongeling en de jonkvrouw. ~ 7931 Jer 51:23 | zal Ik in stukken slaan den herder en zijn kudde; en 7932 Jer 51:23 | zal Ik in stukken slaan den akkerman en zijn juk ossen; 7933 Jer 51:31 | 31      De loper zal den loper tegemoet lopen, en 7934 Jer 51:31 | lopen, en de kondschapper den kondschapper tegemoet, om 7935 Jer 51:31 | kondschapper tegemoet, om den koning van Babel bekend 7936 Jer 51:45 | vanwege de hittigheid van den toorn des HEEREN. ~ 7937 Jer 51:59 | Jeremia beval aan Seraja, den zoon van Nerija, den zoon 7938 Jer 51:59 | Seraja, den zoon van Nerija, den zoon van Machseja, als hij 7939 Jer 51:59 | Machseja, als hij van Zedekia, den koning van Juda, naar Babel 7940 Jer 51:62 | geen inwoner in zij, van den mens tot op het beest, maar 7941 Jer 51:63 | werpen het in het midden van den Frath; ~ 7942 Jer 52:3 | Want het geschiedde, om den toorn des HEEREN tegen Jeruzalem 7943 Jer 52:3 | Zedekia rebelleerde tegen den koning van      Babel. ~ 7944 Jer 52:4 | in de tiende maand, op den tienden der maand, dat Nebukadrezar, 7945 Jer 52:5 | tot in het elfde jaar van den koning Zedekia. ~ 7946 Jer 52:6 | In de vierde maand, op den negenden der maand, als 7947 Jer 52:7 | nachts, uit de stad, door den weg der poort tussen de 7948 Jer 52:7 | rondom), en zij togen door den weg des vlakken velds. ~ 7949 Jer 52:8 | heir der Chaldeen jaagde den koning na, en zij achterhaalden 7950 Jer 52:9 | 9      Zij dan grepen den koning, en voerden hem opwaarts 7951 Jer 52:9 | voerden hem opwaarts tot den koning van Babel naar Ribla, 7952 Jer 52:11 | het gevangenhuis, tot      den dag zijns doods toe. ~ 7953 Jer 52:12 | in de vijfde maand, op den tienden der maand (dit jaar 7954 Jer 52:12 | het negentiende jaar van den koning Nebukadrezar, den 7955 Jer 52:12 | den koning Nebukadrezar, den koning van Babel), als Nebuzaradan, 7956 Jer 52:14 | heir der Chaldeen, dat met den overste der trawanten was, 7957 Jer 52:15 | en de afvalligen, die tot den koning van Babel gevallen 7958 Jer 52:18 | koperen vaten, waar men den dienst mede deed. ~ 7959 Jer 52:23 | en negentig, gezet naar den wind; alle granaatappelen 7960 Jer 52:24 | overste der trawanten Seraja, den hoofdpriester, en Zefanja, 7961 Jer 52:24 | hoofdpriester, en Zefanja, den tweeden priester, en de 7962 Jer 52:25 | werden,      mitsgaders den oversten schrijver des heirs, 7963 Jer 52:26 | had, zo bracht hij hen tot den koning van Babel naar Ribla. ~ 7964 Jer 52:31 | wegvoering van Jojachin, den koning van Juda, in de twaalfde 7965 Jer 52:31 | in de twaalfde maand, op den vijf en twintigsten der      7966 Jer 52:31 | het hoofd van Jojachin, den koning van Juda, verhief, 7967 Jer 52:32 | stelde zijn stoel boven den stoel der koningen, die 7968 Jer 52:34 | gedurige tering werd hem van den koning van Babel gegeven, 7969 Jer 52:34 | deel op zijn dag, tot op den dag zijns doods, al de dagen      7970 Klaa 1:13 | mij woest en ziek gemaakt den gansen dag. ~ 7971 Klaa 1:19 | oudsten hebben in de stad den geest gegeven, als zij spijze 7972 Klaa 1:21 | het gedaan hebt; als Gij den dag zult voortgebracht hebben,      7973 Klaa 1:23 | heerlijkheid van Israel van den hemel op de aarde nedergeworpen; 7974 Klaa 1:23 | Zijner voeten niet gedacht in den dag Zijns toorns. ~ 7975 Klaa 1:25 | in ontsteking des toorns, den gehelen hoorn Israels afgehouwen; 7976 Klaa 1:28 | heeft in Sion doen vergeten den hoogtijd en den sabbat, 7977 Klaa 1:28 | vergeten den hoogtijd en den sabbat, en Hij      heeft 7978 Klaa 1:28 | de gramschap Zijns toorns den koning en den priester smadelijk 7979 Klaa 1:28 | Zijns toorns den koning en den priester smadelijk verworpen. ~ 7980 Klaa 1:29 | een stem verheven als op den dag eens gezetten hoogtijds. ~ 7981 Klaa 1:30 | heeft gedacht te verderven den muur der dochter Sions; 7982 Klaa 1:30 | verslonde;      en Hij heeft den voormuur en den muur te 7983 Klaa 1:30 | Hij heeft den voormuur en den muur te zamen treurig gemaakt, 7984 Klaa 1:31 | vinden ook geen gezicht van den HEERE. ~ 7985 Klaa 1:34 | zich hun ziel uitschudt in den schoot      hunner moeders. ~ 7986 Klaa 1:39 | niet gespaard; en Hij heeft den      vijand over u verblijd, 7987 Klaa 1:39 | over u verblijd, Hij heeft den hoorn uwer tegenpartijders 7988 Klaa 1:40 | Hun hart schreeuwde tot den Heere: O gij muur der dochter 7989 Klaa 1:43 | gevallen; Gij hebt ze in den dag Uws toorns gedood,      7990 Klaa 1:44 | hoogtijds; en er is niemand aan den dag des toorns des HEEREN 7991 Klaa 1:47 | gewend, Hij heeft Zijn hand den gansen dag veranderd. ~ 7992 Klaa 1:56 | gespannen, en Hij heeft mij den pijl als ten doel gesteld. ~ 7993 Klaa 1:58 | geworden, hun snarenspel den gansen dag. ~ 7994 Klaa 1:61 | hebt mijn ziel verre van den vrede verstoten, ik heb 7995 Klaa 1:62 | vergaan, en mijn hoop van den HEERE. ~ 7996 Klaa 1:63 | aan mijn ballingschap, aan den alsem en galle. ~ 7997 Klaa 1:82 | Mem. Gaat niet uit den mond des Allerhoogsten het 7998 Klaa 1:84 | laat ons wederkeren tot den HEERE. ~ 7999 Klaa 1:85 | mitsgaders de handen, tot God in den hemel, zeggende: ~ 8000 Klaa 1:94 | Totdat het de HEERE van den hemel aanschouwe, en het


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11232

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License