Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
demas 3
demetrius 3
dempen 1
den 11232
dengene 77
dengenen 95
denk 7
Frequency    [«  »]
18165 het
13263 zijn
12370 in
11232 den
10542 hij
10527 een
10033 zal

Bijbel

IntraText - Concordances

den

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11232

      Book Chapter: Verse
8001 Klaa 1:99 | Uw Naam aangeroepen uit den ondersten kuil. ~ 8002 Klaa 1:106| en hun dichten tegen mij den gansen dag. ~ 8003 Klaa 1:110| en verdelg ze van onder den hemel des HEEREN. ~  ~Klaagliederen 8004 Klaa 1:115| opgetrokken zijn, omhelzen den drek. ~ 8005 Klaa 1:119| gelukkiger dan de verslagenen van den honger; want die vlieten 8006 Klaa 1:126| niet geeerd, zij hebben den ouden geen genade      bewezen. ~ 8007 Klaa 2:6 | 6      Wij hebben den Egyptenaar de hand gegeven, 8008 Klaa 2:6 | Egyptenaar de hand gegeven, en den Assyrier, om met brood verzadigd 8009 Klaa 2:10 | gelijk een oven, vanwege den geweldigen storm des hongers. ~ 8010 Eze 1:1 | in de vierde maand, op den vijfden derzelve maand, 8011 Eze 1:2 | 2      Op den vijfden derzelve maand ( 8012 Eze 1:2 | jaar van de wegvoering van den koning Jojachin), ~ 8013 Eze 1:3 | uitdrukkelijk tot Ezechiel, den zoon van Buzi, den priester, 8014 Eze 1:3 | Ezechiel, den zoon van Buzi, den priester, in het land der 8015 Eze 1:9 | samengevoegd, de een aan den ander; zij keerden zich 8016 Eze 1:23 | vleugelen rechtop, de een aan den ander; ieder had er twee, 8017 Eze 1:28 | Gelijk de gedaante van den boog, die in de wolk is 8018 Eze 1:28 | alzo was de gedaante van den glans rondom; dit was de 8019 Eze 3:13 | dieren vleugelen, die de een den ander raakten, en het geluid 8020 Eze 3:18 | 18      Als Ik tot den goddeloze zeg: Gij zult 8021 Eze 3:18 | goddeloze zeg: Gij zult den dood sterven, en gij waarschuwt 8022 Eze 3:18 | niet, en spreekt niet, om den goddeloze van zijn goddelozen 8023 Eze 3:19 | 19      Doch als gij den goddeloze waarschuwt, en 8024 Eze 3:21 | 21      Doch als gij den rechtvaardige waarschuwt, 8025 Eze 4:3 | belegeren. Dit zij den huize Israels een teken. ~ 8026 Eze 4:16 | mensenkind, zie, Ik breek den staf des broods in Jeruzalem, 8027 Eze 4:17 | gebrek hebben, en de een met den ander verbaasd worden, en 8028 Eze 5:2 | een derde deel zult gij in den wind strooien; want Ik zal 8029 Eze 5:15 | onderwijs en ontzetting den heidenen zijn, die rondom 8030 Eze 5:16 | te verderven; zo zal Ik den honger over u vermeerderen, 8031 Eze 5:16 | vermeerderen, en u      den staf des broods breken. ~ 8032 Eze 6:11 | zullen door het zwaard, door den      honger en door de pestilentie 8033 Eze 7:21 | vreemden overgeven ten roof, en den goddelozen der aarde ten 8034 Eze 7:24 | bezitten zullen, en zal den hoogmoed der sterken doen 8035 Eze 7:25 | ondergang komt; en zij zullen den vrede zoeken, maar hij zal 8036 Eze 7:26 | maar de wet zal vergaan van den priester, en de raad van 8037 Eze 8:1 | jaar, in de zesde maand, op den vijfden der maand, als ik 8038 Eze 8:3 | tussen de aarde en tussen den hemel, en bracht mij in 8039 Eze 8:5 | hef nu uw ogen op naar den weg van het noorden; en 8040 Eze 8:5 | ik hief mijn ogen op naar den weg van het noorden, en 8041 Eze 8:5 | dit beeld der ijvering, in den ingang. ~ 8042 Eze 8:7 | ziet, er was een hol in den wand. ~ 8043 Eze 8:10 | Israels, geheel rondom aan den wand      gemaald. ~ 8044 Eze 8:11 | huis Israels, met Jaazanja, den zoon van Safan, staande 8045 Eze 8:14 | zaten vrouwen, bewenende den Thammuz. ~ 8046 Eze 8:16 | en ziet, aan de deur van den tempel des HEEREN, tussen 8047 Eze 8:16 | achterste leden waren naar den tempel des HEEREN, en hun 8048 Eze 9:2 | ziet, zes mannen kwamen van den weg der Hoge poort, die 8049 Eze 9:3 | Israel hief zich op van den cherub, waarop Hij was, 8050 Eze 9:3 | cherub, waarop Hij was, tot den dorpel van het huis; en 8051 Eze 9:3 | het huis; en Hij riep tot den man, die met linnen bekleed 8052 Eze 10:2 | 2      En Hij sprak tot den man, bekleed met linnen, 8053 Eze 10:2 | tussen de wielen, tot onder den cherub, en vul uw vuisten 8054 Eze 10:4 | HEEREN omhoog van boven den cherub, op den dorpel van 8055 Eze 10:4 | van boven den cherub, op den dorpel van het huis; en 8056 Eze 10:4 | het voorhof was vol van den      glans der heerlijkheid 8057 Eze 10:6 | Het geschiedde nu, als Hij den man, bekleed met linnen, 8058 Eze 10:18 | heerlijkheid des HEEREN van boven den dorpel des huizes weg, en 8059 Eze 10:20 | het dier, dat ik zag onder den Gods Israels bij de rivier 8060 Eze 11:1 | van hen zag ik Jaazanja, den zoon van Azzur, en Pelatja, 8061 Eze 11:1 | zoon van Azzur, en Pelatja, den zoon van Benaja, vorsten 8062 Eze 11:15 | Maakt u verre af van den HEERE, ditzelve land is 8063 Eze 11:23 | midden der stad, en stond op den berg, die tegen het oosten 8064 Eze 11:24 | bracht mij in gezicht door den Geest Gods in Chaldea tot 8065 Eze 12:4 | vertrekken; daarna zult gij in den avond uitgaan voor hun ogen, 8066 Eze 12:5 | 5      Doorgraaf u den wand voor hun ogen, en breng 8067 Eze 12:6 | niet ziet; want Ik heb u den huize Israels tot      een 8068 Eze 12:7 | die vertrekken; daarna in den avond doorgroef ik mij den 8069 Eze 12:7 | den avond doorgroef ik mij den wand      met de hand; ik 8070 Eze 12:7 | donker, en ik droeg het op den schouder voor hun ogen. ~ 8071 Eze 12:10 | HEERE: Deze last is tegen den vorst te Jeruzalem, en het 8072 Eze 12:12 | zal het gereedschap op den schouder dragen in donker, 8073 Eze 12:12 | uitgaan; zij zullen door den wand graven, om hem daardoor 8074 Eze 12:16 | overblijven van het zwaard, van den honger en van de pestilentie; 8075 Eze 13:5 | niet opgetreden, noch hebt den muur toegemuurd voor het 8076 Eze 13:5 | het huis Israels, om in den strijd te staan, ten dage 8077 Eze 13:14 | 14      Zo zal Ik den wand afbreken, dien gijlieden 8078 Eze 13:15 | Ik Mijn grimmigheid tegen den wand voortbrengen, en tegen 8079 Eze 14:3 | hart opgezet, en hebben den aanstoot hunner ongerechtigheid 8080 Eze 14:4 | drekgoden in zijn hart opzet, en den aanstoot zijner      ongerechtigheid 8081 Eze 14:4 | aangezicht stelt, en komt tot den profeet, Ik, de HEERE zal 8082 Eze 14:7 | het huis Israels, en uit den vreemdeling, die in Israel 8083 Eze 14:7 | op in zijn hart, en stelt den aanstoot      zijner ongerechtigheid 8084 Eze 14:7 | aangezicht, en komt tot den profeet, om Mij door hem 8085 Eze 14:13 | uitstrekken, en zal hetzelve den staf des broods breken, 8086 Eze 14:21 | gerichten, het zwaard, en den honger, en het boze gedierte, 8087 Eze 16:27 | deel; en Ik gaf u over in den lust dergenen, die u haten, 8088 Eze 16:59 | als gij gedaan hebt, die den eed veracht hebt, brekende 8089 Eze 17:3 | verscheidene veren had, kwam op den Libanon, en nam      den 8090 Eze 17:3 | den Libanon, en nam      den oppersten tak van een ceder. ~ 8091 Eze 17:4 | 4      Hij plukte den top van zijn jonge takjes 8092 Eze 17:18 | 18      Want hij heeft den eed veracht, brekende het 8093 Eze 17:22 | Heere HEERE: Ik zal ook van den oppersten tak des hogen 8094 Eze 17:23 | 23      Op den berg der hoogte van Israel 8095 Eze 17:24 | weten, dat Ik, de HEERE, den hogen boom vernederd heb, 8096 Eze 17:24 | hogen boom vernederd heb, den nederigen boom verdroogd, 8097 Eze 17:24 | nederigen boom verdroogd, en den drogen boom bloeiende gemaakt 8098 Eze 18:7 | En niemand verdrukt, den schuldenaar zijn pand wedergeeft, 8099 Eze 18:7 | wedergeeft, geen roof rooft, den hongerige zijn brood geeft, 8100 Eze 18:7 | hongerige zijn brood geeft, en den naakte met kleding bedekt; ~ 8101 Eze 18:8 | waarachtig recht tussen den een en den anderen oefent; ~ 8102 Eze 18:8 | recht tussen den een en den anderen oefent; ~ 8103 Eze 18:12 | 12      Verdrukt den ellendige en den nooddruftige, 8104 Eze 18:12 | Verdrukt den ellendige en den nooddruftige, rooft veel 8105 Eze 18:16 | geen roof rooft, zijn brood den hongerige geeft, en den 8106 Eze 18:16 | den hongerige geeft, en den naakte met kleding bedekt; ~ 8107 Eze 18:17 | 17      Zijn hand van den ellendige afhoudt, geen 8108 Eze 18:23 | enigzins lust hebben aan den dood des goddelozen, spreekt 8109 Eze 18:32 | Want Ik heb geen lust aan den dood des stervenden, spreekt 8110 Eze 19:9 | opdat zij hem brachten tot den koning van Babel; zij brachten 8111 Eze 20:1 | in de vijfde maand, op den tienden derzelver maand, 8112 Eze 20:1 | oudsten van Israel kwamen, om den HEERE te vragen; en zij      8113 Eze 20:30 | verontreinigd geworden in den weg uwer vaderen, en hoereert 8114 Eze 20:37 | en Ik zal u brengen onder den band des verbonds. ~ 8115 Eze 20:40 | op Mijn heiligen berg, op den hogen berg Israels, spreekt 8116 Eze 20:41 | welgevallen aan ulieden nemen om den liefelijken reuk, wanneer 8117 Eze 20:46 | zet uw aangezicht naar den weg van het zuiden, en drup 8118 Eze 21:3 | en Ik zal van u uitroeien den rechtvaardige en den goddeloze. ~ 8119 Eze 21:3 | uitroeien den rechtvaardige en den goddeloze. ~ 8120 Eze 21:4 | dan van u uitroeien zal den rechtvaardige en den goddeloze, 8121 Eze 21:4 | zal den rechtvaardige en den goddeloze, daarom zal Mijn 8122 Eze 21:19 | ze aan het hoofd      van den weg der stad. ~ 8123 Eze 21:22 | hoofdmannen te stellen, om den mond te openen in het doodslaan, 8124 Eze 22:4 | gekomen; daarom heb Ik u den heidenen overgegeven tot 8125 Eze 22:7 | zij in u licht geacht; met den vreemdeling hebben zij in 8126 Eze 22:7 | gehandeld; zij hebben in u den wees en de weduwe      verdrukt. ~ 8127 Eze 22:25 | zij eten de zielen op, den schat en het kostelijke 8128 Eze 22:29 | roverij, ook onderdrukken zij den ellendige en nooddruftige, 8129 Eze 22:29 | ellendige en nooddruftige, en den vreemdeling verdrukken zij 8130 Eze 22:30 | nu een man uit hen, die den muur mocht toemuren, en 8131 Eze 23:14 | geschilderde mannen aan den wand zag, de beelden der 8132 Eze 23:31 | 31      In den weg uwer zuster hebt gij 8133 Eze 23:32 | de Heere HEERE: Gij zult den beker uwer zuster drinken, 8134 Eze 24:1 | in de tiende maand, op den tienden der maand, zeggende: ~ 8135 Eze 24:2 | Mensenkind! schrijf u den naam van den dag op, even 8136 Eze 24:2 | schrijf u den naam van den dag op, even van dezen zelfden 8137 Eze 24:4 | goede stukken, de dij en den schouder, vul hem met de 8138 Eze 24:6 | HEERE: Wee der bloedstad, den pot, welks schuim in hem 8139 Eze 24:9 | der bloedstad! Ik zal ook den brandstapel groot maken! ~ 8140 Eze 24:16 | Mensenkind! zie, Ik zal den lust uwer ogen van u wegnemen 8141 Eze 24:18 | sprak ik tot het volk in den morgenstond, en mijn huisvrouw 8142 Eze 24:18 | mijn huisvrouw stierf in den avond; en ik deed in den 8143 Eze 24:18 | den avond; en ik deed in den morgenstond, gelijk mij 8144 Eze 24:25 | de vreugde huns sieraads, den lust hunner ogen en het 8145 Eze 25:6 | de hand geklapt, en met den voet gestampt hebt, en van 8146 Eze 25:7 | tegen u uitstrekken, en u den heidenen ten buit geven, 8147 Eze 26:1 | gebeurde in het elfde jaar, op den eersten der maand, dat des 8148 Eze 26:5 | Heere HEERE; en zij zal den heidenen ten roof worden. ~ 8149 Eze 26:7 | Ziet, Ik zal Nebukadrezar, den koning van Babel, den koning 8150 Eze 26:7 | Nebukadrezar, den koning van Babel, den koning der koningen, van 8151 Eze 26:20 | nederdalen met degenen die in den kuil nederdalen tot het 8152 Eze 26:20 | zijn, met degenen, die in den kuil nederdalen, opdat gij 8153 Eze 27:5 | zij hebben cederen van den Libanon gehaald, om masten 8154 Eze 27:25 | Tarsis zongen van u, vanwege den onderlingen koophandel met 8155 Eze 27:29 | 29      En allen, die den riem handelen, zeelieden, 8156 Eze 28:2 | Mensenkind! zeg tot den vorst van Tyrus: Zo zegt 8157 Eze 28:8 | nederdalen; en gij zult sterven den dood eens verslagenen in 8158 Eze 28:10 | 10      Gij zult den dood der onbesnedenen sterven; 8159 Eze 28:12 | hef een klaaglied op over den koning van Tyrus, en zeg 8160 Eze 28:15 | volkomen in uw wegen, van den dag af, dat gij geschapen 8161 Eze 29:1 | in de tiende maand, op den twaalfden der maand, geschiedde 8162 Eze 29:2 | aangezicht tegen Farao, den koning van Egypte, en profeteer 8163 Eze 29:4 | haken in uw kaken doen, en den vis uwer rivieren aan uw 8164 Eze 29:5 | in de woestijn, u en al den vis uwer rivieren; op het 8165 Eze 29:6 | de HEERE ben, omdat zij den huize Israels een rietstaf 8166 Eze 29:10 | wilde eenzaamheden, van den toren van Syrene af, tot 8167 Eze 29:16 | 16      En het zal den huize Israels niet meer 8168 Eze 29:17 | in de eerste maand, op den eersten der maand, dat het 8169 Eze 29:18 | gehad vanwege Tyrus, voor den dienst, dien hij tegen haar 8170 Eze 29:19 | Zie, Ik zal Nebukadrezar, den koning van Babel, Egypteland 8171 Eze 29:21 | Te dien dage zal Ik den hoorn van het huis Israels 8172 Eze 30:6 | sterkte zal nederdalen; van den toren van Syene af zullen 8173 Eze 30:9 | smart bij hen zijn, als in den dag van      Egypte; want 8174 Eze 30:10 | de hand van Nebukadrezar, den koning van Babel. ~ 8175 Eze 30:20 | in de eerste maand, op den zevenden der maand, dat 8176 Eze 30:21 | Mensenkind! Ik heb den arm van Farao, den koning 8177 Eze 30:21 | Ik heb den arm van Farao, den koning van Egypte, verbroken; 8178 Eze 30:22 | Ziet, Ik wil aan Farao, den koning van Egypte, en zal 8179 Eze 30:22 | zijn armen verbreken, beide den sterken en den verbrokenen; 8180 Eze 30:22 | verbreken, beide den sterken en den verbrokenen; en Ik zal het 8181 Eze 31:1 | jaar, in de derde maand, op den eersten der maand, dat des 8182 Eze 31:2 | Mensenkind! zeg tot Farao, den koning van Egypte, en tot 8183 Eze 31:3 | Assur was een ceder op den Libanon, schoon van takken, 8184 Eze 31:11 | gaf Ik hem in de hand van den machtigste der heidenen, 8185 Eze 31:14 | mensenkinderen, tot degenen, die in den kuil nederdalen. ~ 8186 Eze 31:15 | Ik bedekte om zijnentwil den afgrond, en weerde de stromen 8187 Eze 31:15 | werden geschut; en Ik maakte den Libanon om zijnentwil zwart, 8188 Eze 31:16 | nederdalen, met degenen, die in den kuil nederdalen; en alle 8189 Eze 32:1 | in de twaalfde maand op den eersten der maand, dat het 8190 Eze 32:2 | klaaglied op over Farao, den koning van Egypte, en zeg 8191 Eze 32:7 | u zal uitblussen, zal Ik den hemel bedekken, en zijn 8192 Eze 32:8 | Alle lichtende lichten aan den hemel, die zal Ik om uwentwil 8193 Eze 32:17 | in het twaalfde jaar, op den vijftienden der maand, dat 8194 Eze 32:18 | bij degenen, die      in den kuil zijn nedergedaald. ~ 8195 Eze 32:24 | schande met degenen, die in den kuil zijn nedergedaald. ~ 8196 Eze 32:25 | schande met degenen, die in den kuil zijn nedergedaald; 8197 Eze 32:29 | met degenen,      die in den kuil zijn nedergedaald. ~ 8198 Eze 32:30 | schande met degenen, die in den kuil zijn nedergedaald. ~ 8199 Eze 33:8 | 8      Als Ik tot den goddeloze zeg: O goddeloze, 8200 Eze 33:8 | zeg: O goddeloze, gij zult den dood sterven! en gij spreekt 8201 Eze 33:8 | en gij spreekt niet, om den goddeloze van zijn weg af 8202 Eze 33:9 | 9      Maar als gij den goddeloze van zijn weg afmaant, 8203 Eze 33:11 | HEERE, zo Ik lust heb in den dood des goddelozen! maar 8204 Eze 33:13 | 13      Als Ik tot den rechtvaardige zeg, dat hij 8205 Eze 33:14 | 14      Als Ik ook tot den goddeloze zeg: Gij zult 8206 Eze 33:14 | goddeloze zeg: Gij zult den dood sterven! en hij zich 8207 Eze 33:21 | in de tiende maand, op den vijfden der maand, dat er 8208 Eze 33:30 | huizen; en de een spreekt met den ander, een iegelijk met 8209 Eze 33:30 | wat het woord zij, dat van den HEERE voortkomt. ~ 8210 Eze 34:2 | zegt de Heere HEERE: Wee den herderen Israels, die zichzelven 8211 Eze 34:6 | schapen zijn verstrooid op den gansen aardbodem; en er 8212 Eze 34:21 | zwakken met de zijde en met den schouder verdringt, en met 8213 Eze 34:26 | tot een zegen; en Ik zal den plasregen doen nederdalen 8214 Eze 34:28 | 28      En zij zullen den heidenen niet meer ten roof 8215 Eze 34:29 | door honger in het land, en den smaad der heidenen niet 8216 Eze 36:6 | grimmigheid gesproken, omdat gij den smaad der heidenen gedragen 8217 Eze 36:15 | En Ik zal maken, dat men den schimp der heidenen niet 8218 Eze 36:15 | over u hore, en gij zult den smaad der natien niet meer 8219 Eze 37:1 | HEERE voerde mij uit in den geest, en zette mij neder 8220 Eze 37:2 | ziet, er waren zeer vele op den grond der vallei; en ziet, 8221 Eze 37:5 | beenderen: Ziet, Ik zal den geest in u brengen, en gij 8222 Eze 37:6 | huid over u trekken, en den geest in u geven, en gij 8223 Eze 37:9 | zeide tot mij: Profeteer tot den geest; profeteer, mensenkind! 8224 Eze 37:9 | mensenkind! en zeg tot den geest: Zo zegt de Heere 8225 Eze 38:2 | Gog, het land van Magog, den hoofdvorst van Mesech en 8226 Eze 38:17 | dagen gesproken heb, door den dienst Mijner knechten, 8227 Eze 38:20 | alle      mensen, die op den aardbodem zijn; en de bergen 8228 Eze 39:11 | der zee; en datzelve zal den doorgangers      den neus 8229 Eze 39:11 | zal den doorgangers      den neus stoppen; en aldaar 8230 Eze 39:14 | begraven degenen, die op den aardbodem zijn      overgelaten, 8231 Eze 40:1 | het begin des jaars, op den tienden der maand, in het 8232 Eze 40:4 | gebracht; verkondig daarna den huize Israels alles, wat 8233 Eze 40:6 | tot de poort, welke zag den weg naar het oosten, en 8234 Eze 40:6 | derzelver trappen op, en mat den dorpel der poort een riet 8235 Eze 40:6 | een riet de breedte, en den anderen dorpel een      8236 Eze 40:7 | kamertjes vijf ellen; en den dorpel der poort, bij het 8237 Eze 40:10 | de kamertjes der poort, den weg naar het oosten, waren 8238 Eze 40:14 | zestig ellen, namelijk tot den post des voorhofs, rondom 8239 Eze 40:20 | Aangaande de poort nu, die den weg naar het noorden zag, 8240 Eze 40:22 | naar de maat der poort, die den weg naar het oosten zag; 8241 Eze 40:24 | Daarna voerde hij mij den weg naar het zuiden; en 8242 Eze 40:24 | en ziet, er was een poort den weg naar het zuiden; en 8243 Eze 40:27 | in het binnenste voorhof, den weg naar het zuiden; en 8244 Eze 40:27 | mat van poort tot poort, den weg naar het zuiden, honderd 8245 Eze 40:32 | tot het binnenste voorhof, den weg naar het oosten; en 8246 Eze 40:44 | voorste deel derzelve was den weg      naar het zuiden; 8247 Eze 40:44 | van de oostpoort, ziende den weg naar het noorden. ~ 8248 Eze 40:45 | kamer, welker voorste deel den weg naar het zuiden is, 8249 Eze 40:46 | kamer, welker voorste deel den weg naar het noorden is, 8250 Eze 40:46 | kinderen      van Levi tot den HEERE naderen, om Hem te 8251 Eze 41:1 | Voorts bracht hij mij tot den tempel; en hij mat de posten, 8252 Eze 41:3 | hij in naar binnen, en mat den post der deur, twee ellen; 8253 Eze 41:4 | breedte twintig ellen voor aan den tempel; en hij zeide tot 8254 Eze 41:5 | 5      En hij mat den wand des huizes zes ellen; 8255 Eze 41:6 | malen, en zij kwamen in den wand, die aan het huis was, 8256 Eze 41:6 | werden niet vastgehouden in den wand des huizes. ~ 8257 Eze 41:8 | riet, zes ellen, de el tot den oksel toe genomen. ~ 8258 Eze 41:9 | 9      De breedte van den wand, die tot de zijkameren 8259 Eze 41:11 | gelatene toe, de ene deur den weg naar het noorden, en 8260 Eze 41:12 | afgesneden plaats was in den hoek des wegs naar het westen, 8261 Eze 41:12 | breedte zeventig ellen, en van den wand des gebouws was de      8262 Eze 41:15 | zijde, honderd ellen; met den binnensten      tempel, 8263 Eze 41:16 | rondom die drie, tegenover den dorpel, waren beschoten 8264 Eze 41:17 | buitenste huis toe, en aan den gansen wand rondom henen 8265 Eze 41:19 | mensen aangezicht tegen den palmboom van deze, en eens 8266 Eze 41:19 | leeuws aangezicht tegen den palmboom van gene zijde; 8267 Eze 41:20 | palmbomen gemaakt, ook aan den wand des tempels. ~ 8268 Eze 42:1 | tot het buitenste voorhof; den weg naar den weg van het 8269 Eze 42:1 | buitenste voorhof; den weg naar den weg van het noorden; en 8270 Eze 42:7 | tegenover de kameren was, den weg naar het buitenste voorhof, 8271 Eze 42:8 | ellen; en ziet, voor aan den tempel waren honderd ellen. ~ 8272 Eze 42:10 | Aan de breedte van den muur des voorhofs, den weg 8273 Eze 42:10 | van den muur des voorhofs, den weg naar het oosten, voor 8274 Eze 42:11 | gedaante der kameren, die den weg naar het noorden waren, 8275 Eze 42:12 | deuren der kameren, die den weg naar het zuiden waren, 8276 Eze 42:12 | een deur in het hoofd van den weg, den weg voor aan den 8277 Eze 42:12 | in het hoofd van den weg, den weg voor aan den rechten 8278 Eze 42:12 | den weg, den weg voor aan den rechten muur, den weg naar 8279 Eze 42:12 | voor aan den rechten muur, den weg naar het oosten,      8280 Eze 42:13 | priesters, die tot      den HEERE naderen, die allerheiligste 8281 Eze 42:15 | zo bracht hij mij uit, den weg naar de poort, die den 8282 Eze 42:15 | den weg naar de poort, die den weg naar het oosten zag, 8283 Eze 43:1 | de poort, de poort, die den weg naar het oosten zag. ~ 8284 Eze 43:2 | Gods van Israel kwam van den weg naar het oosten; en 8285 Eze 43:4 | HEEREN kwam in het huis, door den weg der poort, die den weg 8286 Eze 43:4 | door den weg der poort, die den weg naar het oosten zag. ~ 8287 Eze 43:10 | Gij mensenkind; wijs den huize Israels dit huis, 8288 Eze 43:11 | hebben, zo maak hun bekend den vorm van het huis, en zijn 8289 Eze 43:14 | 14      Van den boezem nu op de aarde tot 8290 Eze 43:15 | Harel vier ellen; en van den Ariel voorts opwaarts, de 8291 Eze 43:20 | hoeken der afzetsels, en aan den rand rondom; alzo zult gij 8292 Eze 43:21 | 21      Daarna zult gij den var des zondoffers nemen; 8293 Eze 43:22 | 22      En op den tweeden dag zult gij een 8294 Eze 43:22 | dat ontzondigd hebben met den var. ~ 8295 Eze 43:24 | ze offeren ten brandoffer den HEERE. ~ 8296 Eze 43:27 | voleind hebben, dan zal het op den achtsten dag en voortaan 8297 Eze 44:1 | deed hij mij wederkeren den weg naar de poort van het 8298 Eze 44:3 | aangezicht des HEEREN; door den weg van het voorhuis der 8299 Eze 44:3 | zal hij ingaan, en door den weg van      hetzelve zal 8300 Eze 44:4 | Daarna bracht hij mij den weg der noorderpoort, voor 8301 Eze 44:5 | wetten; en zet uw hart op den ingang van het huis, met 8302 Eze 44:12 | aangezicht hunner drekgoden, en den huize Israels tot een aanstoot 8303 Eze 44:30 | eerstelingen van uw deeg den      priester geven, om 8304 Eze 44:30 | priester geven, om den zegen op uw huis te doen 8305 Eze 45:1 | zo zult gij een hefoffer den HEERE offeren, tot een heilige 8306 Eze 45:4 | bedienen, die naderen om den HEERE te dienen; en het 8307 Eze 45:7 | bezitting der stad; van den      westerhoek westwaarts, 8308 Eze 45:7 | westerhoek westwaarts, en van den oosterhoek oostwaarts; en 8309 Eze 45:8 | niet meer verdrukken, maar den huize Israels het land laten, 8310 Eze 45:11 | daarvan zal zijn naar      den homer. ~ 8311 Eze 45:16 | dit hefoffer zijn, voor den vorst in Israel. ~ 8312 Eze 45:17 | 17      En het zal den vorst opleggen te offeren 8313 Eze 45:18 | In de eerste maand, op den eersten der maand, zult 8314 Eze 45:20 | Alzo zult gij ook doen op den zevenden in die maand; vanwege 8315 Eze 45:20 | zevenden in die maand; vanwege den afdwalende, en vanwege den 8316 Eze 45:20 | den afdwalende, en vanwege den slechte; alzo zult gijlieden 8317 Eze 45:21 | In de eerste maand, op den veertienden dag der maand, 8318 Eze 45:23 | feest zal hij een brandoffer den HEERE bereiden, van zeven 8319 Eze 45:25 | In de zevende maand, op den vijftienden dag der maand 8320 Eze 46:1 | werkdagen gesloten zijn; maar op den sabbatdag zal zij geopend 8321 Eze 46:1 | zal zij geopend worden op den dag van de nieuwe maan. ~ 8322 Eze 46:2 | de vorst zal ingaan door den weg van het voorhuis derzelve 8323 Eze 46:2 | buiten, en zal staan aan den post van de poort; en de 8324 Eze 46:2 | en hij zal aanbidden aan den dorpel der poort, en daarna 8325 Eze 46:2 | niet gesloten worden tot op den avond. ~ 8326 Eze 46:4 | brandoffer nu, dat de vorst den HEERE zal offeren, zal op 8327 Eze 46:4 | HEERE zal offeren, zal op den sabbatdag zijn, zes volkomen 8328 Eze 46:5 | spijsoffer, een efa tot den ram, maar tot de lammeren 8329 Eze 46:6 | 6      Maar op den dag van de nieuwe maan, 8330 Eze 46:7 | hij bereiden een efa tot den var, en een efa tot den 8331 Eze 46:7 | den var, en een efa tot den ram; maar tot de lammeren, 8332 Eze 46:8 | vorst ingaat, zal hij door den weg van het voorhuis der 8333 Eze 46:9 | gezette hoogtijden, die door den weg van de noorderpoort 8334 Eze 46:9 | om te aanbidden, zal door den weg      van de zuiderpoort 8335 Eze 46:9 | weder uitgaan; en die door den weg van de zuiderpoort ingaat, 8336 Eze 46:9 | zuiderpoort ingaat, zal door den weg van de noorderpoort 8337 Eze 46:9 | zal niet wederkeren door den weg der      poort, door 8338 Eze 46:12 | tot een vrijwillig offer den HEERE, zo zal men hem de 8339 Eze 46:12 | hij zal gedaan hebben op den sabbatdag; en als hij weder 8340 Eze 46:13 | bereiden ten brandoffer den HEERE; alle morgens zult 8341 Eze 46:14 | bedruipen; tot een spijsoffer den      HEERE, tot eeuwige 8342 Eze 46:17 | vrijjaar toe; dan zal het tot den vorst wederkeren; het is 8343 Eze 46:19 | Daarna bracht hij mij door den ingang, die aan de zijde 8344 Eze 46:19 | tot de heilige kameren, den priesteren toe behorende, 8345 Eze 47:1 | vloten wateren uit, van onder den dorpel des huizes naar het 8346 Eze 47:2 | hij bracht mij uit door den weg van de noorderpoort, 8347 Eze 47:2 | noorderpoort, en voerde mij om door den weg van buiten, tot de buitenpoort, 8348 Eze 47:2 | buiten, tot de buitenpoort, den weg, die naar het oosten 8349 Eze 47:6 | bracht mij weder tot aan den oever der beek. ~ 8350 Eze 47:7 | wederkeerde, ziet, zo was er aan den oever der beek zeer veel 8351 Eze 47:15 | landpale des lands zijn: aan den noorderhoek, van de grote 8352 Eze 47:15 | noorderhoek, van de grote zee af, den weg van Hethlon, waar men 8353 Eze 47:18 | 18      Den oosterhoek nu zult gijlieden 8354 Eze 47:18 | tussen het land Israels aan den Jordaan, van de landpale 8355 Eze 47:19 | 19      En den zuiderhoek zuidwaarts van 8356 Eze 47:20 | 20      En den westerhoek, de grote zee, 8357 Eze 47:23 | Ook zal het geschieden, in den stam, bij welken de vreemdeling 8358 Eze 48:1 | van Hamath (ook zal hij den oosterhoek en westerhoek 8359 Eze 48:2 | de landpale van Dan, van den oosterhoek tot den westerhoek 8360 Eze 48:2 | van den oosterhoek tot den westerhoek toe, Aser een. ~ 8361 Eze 48:3 | de landpale van Aser, van den oosterhoek af tot den westerhoek 8362 Eze 48:3 | van den oosterhoek af tot den westerhoek toe, Nafthali 8363 Eze 48:4 | landpale van Nafthali, van den oosterhoek tot den westerhoek 8364 Eze 48:4 | van den oosterhoek tot den westerhoek toe, Manasse 8365 Eze 48:5 | landpale van Manasse, van den oosterhoek tot den westerhoek 8366 Eze 48:5 | van den oosterhoek tot den westerhoek toe, Efraim een. ~ 8367 Eze 48:6 | landpale van Efraim, van den oosterhoek tot den westerhoek 8368 Eze 48:6 | van den oosterhoek tot den westerhoek toe, Ruben een. ~ 8369 Eze 48:7 | landpale van Ruben, van den oosterhoek tot den westerhoek 8370 Eze 48:7 | van den oosterhoek tot den westerhoek toe, Juda een. ~ 8371 Eze 48:8 | landpale nu van Juda, van den oosterhoek tot den westerhoek 8372 Eze 48:8 | van den oosterhoek tot den westerhoek toe, zal het 8373 Eze 48:8 | een der andere delen, van den oosterhoek tot den westerhoek 8374 Eze 48:8 | van den oosterhoek tot den westerhoek toe; en het heiligdom 8375 Eze 48:9 | hefoffer, dat gijlieden den HEERE zult offeren, zal 8376 Eze 48:14 | want het is een heiligheid den HEERE. ~ 8377 Eze 48:16 | duizend en vijfhonderd en van den oosterhoek vier duizend 8378 Eze 48:21 | het overgelatene zal voor den vorst zijn, van deze en 8379 Eze 48:21 | andere delen, dat zal voor den vorst zijn; en het      8380 Eze 48:23 | overige der stammen; van den oosterhoek tot den westerhoek 8381 Eze 48:23 | van den oosterhoek tot den westerhoek toe, Benjamin 8382 Eze 48:24 | landpale van Benjamin, van den oosterhoek tot den westerhoek 8383 Eze 48:24 | van den oosterhoek tot den westerhoek toe, Simeon een. ~ 8384 Eze 48:25 | landpale van Simeon, van den oosterhoek tot de westerhoek 8385 Eze 48:26 | landpale van Issaschar, van den oosterhoek tot aan den westerhoek 8386 Eze 48:26 | van den oosterhoek tot aan den westerhoek toe, Zebulon 8387 Eze 48:27 | landpale van Zebulon, van den oosterhoek tot den westerhoek 8388 Eze 48:27 | van den oosterhoek tot den westerhoek toe, Gad een. ~ 8389 Eze 48:28 | landpale nu van Gad, aan den zuiderhoek zuidwaarts, daar 8390 Eze 48:30 | uitgangen der stad zijn: van den noorderhoek, vier duizend 8391 Eze 48:32 | 32      En aan den oosterhoek, vier duizend 8392 Dan 1:1 | koninkrijks van Jojakim, den koning van Juda, kwam Nebukadnezar, 8393 Dan 1:2 | En de HEERE gaf Jojakim, den koning van Juda, in zijn 8394 Dan 1:3 | koning zeide tot Aspenaz, den overste zijner kamerlingen, 8395 Dan 1:5 | spijs des konings, en van den wijn zijns dranks, en dat 8396 Dan 1:8 | spijs des konings, noch met den wijn zijns dranks; daarom 8397 Dan 1:8 | daarom verzocht hij van den overste der      kamerlingen, 8398 Dan 1:9 | voor het aangezicht van den overste der kamerlingen. ~ 8399 Dan 1:10 | Daniel: Ik vreze mijn heer, den koning, die ulieder spijs, 8400 Dan 1:10 | zoudt gij mijn hoofd bij den koning schuldig maken. ~ 8401 Dan 1:16 | spijs wegnam, mitsgaders den wijn huns dranks, en hij 8402 Dan 1:21 | tot het eerste jaar van den koning Kores toe. ~  ~ 8403 Dan 2:2 | guichelaars, en de Chaldeen, om den koning zijn dromen te kennen 8404 Dan 2:4 | spraken de Chaldeen, tot den koning in het Syrisch: O 8405 Dan 2:4 | eeuwigheid! Zeg uw knechten den droom, zo zullen wij de 8406 Dan 2:5 | ontgaan; indien gij mij den droom en zijn uitlegging 8407 Dan 2:6 | Maar indien gijlieden den droom en zijn uitlegging 8408 Dan 2:6 | ontvangen; daarom geeft mij den droom en zijn      uitlegging 8409 Dan 2:7 | koning zegge zijn knechten den droom, dan zullen wij de 8410 Dan 2:8 | vastelijk, dat gijlieden den tijd uitkoopt, dewijl gij 8411 Dan 2:9 | verandere; daarom zegt mij den droom, dan zal ik weten, 8412 Dan 2:10 | Chaldeen antwoordden voor den koning, en zeiden: Er is 8413 Dan 2:10 | zeiden: Er is geen mens op den aardbodem, die des konings 8414 Dan 2:11 | anders, die dezelve voor den koning te kennen kan geven, 8415 Dan 2:14 | oordeel in, aan Arioch, den overste der trawanten des 8416 Dan 2:15 | antwoordde en zeide tot Arioch, den bevelhebber des konings: 8417 Dan 2:16 | ging in, en verzocht van den koning, dat hij hem een 8418 Dan 2:16 | tijd wilde geven, dat hij den koning de uitlegging te 8419 Dan 2:18 | 18      Opdat zij van den God des hemels barmhartigheden 8420 Dan 2:19 | geopenbaard; toen loofde Daniel den God des hemels. ~ 8421 Dan 2:21 | bevestigt de koningen; Hij geeft den wijzen wijsheid, en wetenschap 8422 Dan 2:24 | maar breng mij in voor den koning, en ik zal den koning 8423 Dan 2:24 | voor den koning, en ik zal den koning de uitlegging te 8424 Dan 2:25 | met haast Daniel in voor den koning, en hij sprak alzo 8425 Dan 2:25 | weggevoerden van Juda gevonden, die den koning de      uitlegging 8426 Dan 2:26 | machtig mij bekend te maken den droom, dien ik gezien heb, 8427 Dan 2:27 | Daniel antwoordde voor den koning, en zeide: De verborgenheid, 8428 Dan 2:27 | tovenaars, en de waarzeggers den koning niet te      kennen 8429 Dan 2:28 | Maar er is een God in den hemel, Die verborgenheden 8430 Dan 2:28 | verborgenheden openbaart, Die heeft den koning Nebukadnezar bekend 8431 Dan 2:30 | maar daarom, opdat men den koning de uitlegging zou 8432 Dan 2:43 | maar zij zullen de een aan den ander niet hechten, gelijk 8433 Dan 2:45 | hebt gij gezien, dat uit den berg een steen zonder handen 8434 Dan 2:45 | vermaalde; de grote God heeft den koning      bekend gemaakt, 8435 Dan 2:49 | Toen verzocht Daniel van den koning; en hij stelde Sadrach, 8436 Dan 3:6 | dierzelfder ure in het midden van den oven des brandenden vuurs 8437 Dan 3:9 | antwoordden en zeiden tot den koning Nebukadnezar: O koning! 8438 Dan 3:11 | die zou in het midden van den oven des brandenden vuurs 8439 Dan 3:13 | toen werden die mannen voor den koning gebracht. ~ 8440 Dan 3:15 | worden in het midden van den      oven des brandenden 8441 Dan 3:16 | antwoordden en zeiden tot den koning Nebukadnezar: Wij 8442 Dan 3:17 | machtig ons te verlossen uit den oven des brandenden vuurs, 8443 Dan 3:19 | antwoordde en zeide, dat men den oven      zevenmaal meer 8444 Dan 3:20 | zouden, om te werpen in den oven des brandenden vuurs. ~ 8445 Dan 3:21 | wierpen hen in het midden van den oven des brandenden      8446 Dan 3:23 | Abed-nego, in het midden van den oven des brandenden vuurs, 8447 Dan 3:24 | antwoordden en zeiden tot den koning: Het is gewis, o 8448 Dan 3:26 | Nebukadnezar tot de deur van den oven des brandenden vuurs, 8449 Dan 3:29 | lastering spreekt tegen den God van Sadrach, Mesach 8450 Dan 4:1 | natien en tongen, die op den gansen aardbodem wonen: 8451 Dan 4:7 | waarzeggers; en ik zeide den droom voor hen; maar zij 8452 Dan 4:8 | naam Beltsazar is, naar den naam mijns gods, in wien 8453 Dan 4:8 | goden is; en ik vertelde den droom voor hem,      zeggende: ~ 8454 Dan 4:11 | en zijn hoogte reikte aan den hemel, en hij werd gezien 8455 Dan 4:13 | een heilige, kwam af van den hemel, ~ 8456 Dan 4:15 | 15      Doch laat den stam met zijn wortelen in 8457 Dan 4:17 | Hij wil, ja, zet daarover den laagste onder de mensen. ~ 8458 Dan 4:20 | en wiens hoogte tot aan den hemel reikte, en die over 8459 Dan 4:22 | gewassen, dat zij reikt aan den hemel, en uw heerschappij 8460 Dan 4:23 | heilige gezien heeft, van den hemel afkomende, die zeide: 8461 Dan 4:23 | verderft hem; doch laat den stam met zijn      wortelen 8462 Dan 4:24 | hetwelk over mijn heer, den koning komen zal: ~ 8463 Dan 4:25 | men zal u het kruid, als den ossen, te smaken geven; 8464 Dan 4:25 | smaken geven; en gij zult van den dauw      des hemels nat 8465 Dan 4:26 | er ook gezegd is, dat men den stam met de wortelen van 8466 Dan 4:28 | Dit alles overkwam den koning Nebukadnezar. ~ 8467 Dan 4:31 | mond, viel er een stem uit den hemel: U, o koning Nebukadnezar! 8468 Dan 4:32 | gras te smaken geven, als den ossen, en er zullen zeven 8469 Dan 4:33 | en zijn lichaam werd van den dauw des hemels      nat 8470 Dan 4:34 | weer in mij; en ik loofde den Allerhoogste, en ik prees 8471 Dan 4:34 | ik prees en verheerlijkte den      Eeuwiglevende, omdat 8472 Dan 4:37 | verhoog, en verheerlijk den Koning des hemels, omdat 8473 Dan 5:2 | 2      Als Belsazar den wijn geproefd had, zeide 8474 Dan 5:2 | zijn vader Nebukadnezar uit den tempel, die te Jeruzalem 8475 Dan 5:3 | gouden vaten, die men uit den tempel van het huis Gods, 8476 Dan 5:4 | 4      Zij dronken den wijn, en prezen de gouden, 8477 Dan 5:5 | die schreven tegenover den kandelaar, op de kalk van 8478 Dan 5:5 | kandelaar, op de kalk van den wand van het koninklijk 8479 Dan 5:8 | schrift niet lezen, noch den koning deszelfs uitlegging 8480 Dan 5:12 | in Daniel, dien de koning den naam van Beltsazar gaf; 8481 Dan 5:13 | Toen werd Daniel voor den koning ingebracht. De koning 8482 Dan 5:17 | antwoordde Daniel, en zeide voor den koning: Heb uw gaven voor 8483 Dan 5:17 | nochtans het schrift voor den koning lezen, en de      8484 Dan 5:20 | hovaardij, werd hij van den troon zijns koninkrijks 8485 Dan 5:21 | verstoten, en zijn hart werd den beesten gelijk gemaakt, 8486 Dan 5:21 | hem gras te smaken gelijk den      ossen; en zijn lichaam 8487 Dan 5:21 | en zijn lichaam werd van den dauw des hemels nat gemaakt, 8488 Dan 5:23 | gij hebt u verheven tegen den Heere des hemels, en men 8489 Dan 5:28 | koninkrijk is verdeeld, en het is den Meden en den Perzen gegeven. ~ 8490 Dan 5:28 | en het is den Meden en den Perzen gegeven. ~ 8491 Dan 6:7 | stadhouders met hopen tot den koning, en zeiden aldus 8492 Dan 6:8 | u, o koning! die zal in den kuil der leeuwen geworpen 8493 Dan 6:13 | zij nader, en spraken voor den koning van het gebod des 8494 Dan 6:13 | behalve van u, o koning! in den kuil der leeuwen zou geworpen 8495 Dan 6:14 | antwoordden zij, en zeiden voor den koning: Daniel, een van 8496 Dan 6:15 | hem te verlossen; ja, tot den ondergang der zon toe bemoeide 8497 Dan 6:16 | die mannen met hopen tot den koning, en zij zeiden tot 8498 Dan 6:16 | koning, en zij zeiden tot den koning: Weet, o koning! 8499 Dan 6:17 | voor, en wierpen hem in den kuil der leeuwen; en de 8500 Dan 6:18 | een steen gebracht, en op den mond des kuils gelegd: en


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11232

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License