1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11232
Book Chapter: Verse
1001 Lev 11:40 | en onrein zijn tot aan den avond; en die hun dood aas
1002 Lev 11:40 | en onrein zijn tot aan den avond. ~
1003 Lev 12:3 | 3En op den achtsten dag zal het vlees
1004 Lev 12:6 | dagen harer reiniging voor den zoon, of voor de dochter,
1005 Lev 12:6 | tent der samenkomst, tot den priester. ~
1006 Lev 12:7 | zo zal zij rein zijn van den vloed haars bloeds. Dit
1007 Lev 13:2 | worden, hij zal dan tot den priester Aaron, of tot een
1008 Lev 13:5 | Daarna zal de priester op den zevenden dag hem bezien;
1009 Lev 13:6 | priester zal hem andermaal op den zevenden dag bezien; indien,
1010 Lev 13:7 | uitgespreid is, nadat hij aan den priester tot zijn reiniging
1011 Lev 13:7 | zo zal hij andermaal aan den priester vertoond worden. ~
1012 Lev 13:9 | zal zijn, zo zal hij tot den priester gebracht worden. ~
1013 Lev 13:16 | zal worden, zo zal hij tot den priester komen. ~
1014 Lev 13:19 | worden zal, zo zal het aan den priester vertoond worden. ~
1015 Lev 13:25 | het is melaatsheid, door den brand is zij uitgebot; daarom
1016 Lev 13:27 | Daarna zal de priester hem op den zevenden dag bezien; indien
1017 Lev 13:28 | zijn, het is een gezwel van den brand; daarom zal de priester
1018 Lev 13:28 | want het is de roof van den brand. ~
1019 Lev 13:29 | zijn in het hoofd, of in den baard; ~
1020 Lev 13:30 | melaatsheid van het hoofd of van den baard. ~
1021 Lev 13:32 | de priester die plaag op den zevenden dag bezien; indien,
1022 Lev 13:34 | priester die schurftheid op den zevenden dag bezien; indien,
1023 Lev 13:48 | 48 Of aan den scheerdraad, of aan den
1024 Lev 13:48 | den scheerdraad, of aan den inslag van linnen, of van
1025 Lev 13:49 | of aan het vel, of aan den scheerdraad, of aan den
1026 Lev 13:49 | den scheerdraad, of aan den inslag, of aan enig vellentuig,
1027 Lev 13:49 | melaatsheid; daarom zal zij den priester vertoond worden. ~
1028 Lev 13:51 | 51 Daarna zal hij op den zevenden dag de plaag bezien;
1029 Lev 13:51 | is aan het kleed, of aan den scheerdraad, of aan den
1030 Lev 13:51 | den scheerdraad, of aan den inslag, of aan het vel,
1031 Lev 13:53 | plaag aan het kleed, of aan den scheerdraad, of aan den
1032 Lev 13:53 | den scheerdraad, of aan den inslag, of aan enig vellentuig
1033 Lev 13:56 | of van het vel, of van den scheerdraad, of van den
1034 Lev 13:56 | den scheerdraad, of van den inslag afscheuren. ~
1035 Lev 13:57 | nog aan het kleed, of aan den scheerdraad, of aan den
1036 Lev 13:57 | den scheerdraad, of aan den inslag, of aan enig vellentuig,
1037 Lev 14:2 | zijner reiniging: dat hij tot den priester zal gebracht worden. ~
1038 Lev 14:3 | plaag der melaatsheid van den melaatse genezen is; ~
1039 Lev 14:5 | zal ook gebieden, dat men den ene vogel slachte, in een
1040 Lev 14:6 | cederhout, en het scharlaken, en den hysop; en zal die, en den
1041 Lev 14:6 | den hysop; en zal die, en den levenden vogel dopen in
1042 Lev 14:7 | hij hem rein verklaren, en den levenden vogel in het open
1043 Lev 14:9 | 9 En op den zevenden dag zal het geschieden,
1044 Lev 14:10 | 10 En op den achtsten dag zal hij twee
1045 Lev 14:11 | die de reiniging doet, zal den man, die te reinigen is,
1046 Lev 14:12 | tot een schuldoffer met den log olie; en zal die ten
1047 Lev 14:13 | gelijk het zondoffer, is voor den priester; het is een heiligheid
1048 Lev 14:14 | die te reinigen is, en op den duim zijner rechterhand,
1049 Lev 14:14 | zijner rechterhand, en op den groten teen zijns rechtervoets. ~
1050 Lev 14:15 | De priester zal ook uit den log der olie nemen, en zal
1051 Lev 14:17 | die te reinigen is, en op den duim zijner rechterhand,
1052 Lev 14:17 | zijner rechterhand, en op den groten teen zijns rechtervoets,
1053 Lev 14:23 | 23 En hij zal die, op den achtsten dag zijner reiniging,
1054 Lev 14:23 | dag zijner reiniging, tot den priester brengen, aan de
1055 Lev 14:24 | lam des schuldoffers, en den log der olie nemen; en de
1056 Lev 14:25 | die te reinigen is, en op den duim zijner rechterhand,
1057 Lev 14:25 | zijner rechterhand, en op den groten teen zijns rechtervoets. ~
1058 Lev 14:28 | die te reinigen is, en aan den duim zijner rechterhand,
1059 Lev 14:28 | zijner rechterhand, en aan den groten teen zijns rechtervoets,
1060 Lev 14:35 | wien dat huis is, komen, en den priester te kennen geven,
1061 Lev 14:39 | Daarna zal de priester op den zevenden dag wederkeren;
1062 Lev 14:46 | zal onrein zijn tot aan den avond. ~
1063 Lev 14:50 | 50 En hij zal den enen vogel slachten in een
1064 Lev 14:51 | hysop, en het scharlaken, en den levenden vogel nemen, en
1065 Lev 14:52 | dat levend water, en met den levenden vogel, en met dat
1066 Lev 14:52 | dat cederenhout, en met den hysop, en met het scharlaken. ~
1067 Lev 14:53 | 53 Den levenden vogel nu zal hij
1068 Lev 15:4 | Alle leger, waarop hij, die den vloed heeft, zal liggen,
1069 Lev 15:5 | zal onrein zijn tot aan den avond.
1070 Lev 15:6 | tuig zit, waarop hij, die den vloed heeft, gezeten zal
1071 Lev 15:6 | zal onrein zijn tot aan den avond. ~
1072 Lev 15:7 | het vlees desgenen, die den vloed heeft, aanroert, zal
1073 Lev 15:7 | en onrein zijn tot aan den avond. ~
1074 Lev 15:8 | 8 Als ook hij, die den vloed heeft, op een reine
1075 Lev 15:8 | en onrein zijn tot aan den avond. ~
1076 Lev 15:9 | alle zadel, waarop hij, die den vloed heeft, zal gereden
1077 Lev 15:10 | zal onrein zijn tot aan den avond; en die hetzelve draagt,
1078 Lev 15:10 | en onrein zijn tot aan den avond. ~
1079 Lev 15:11 | een ieder, wien hij, die den vloed heeft, zal aangeroerd
1080 Lev 15:11 | en onrein zijn tot aan den avond. ~
1081 Lev 15:12 | aarden vat, hetwelk hij, die den vloed heeft, zal aangeroerd
1082 Lev 15:13 | 13 Als hij nu, die den vloed heeft, van zijn vloed
1083 Lev 15:14 | 14 En op den achtsten dag zal hij voor
1084 Lev 15:14 | samenkomst komen, en zal ze den priester geven. ~
1085 Lev 15:16 | en onrein zijn tot aan den avond. ~
1086 Lev 15:17 | en onrein zijn tot aan den avond. ~
1087 Lev 15:18 | en onrein zijn tot aan den avond. ~
1088 Lev 15:19 | zal onrein zijn tot aan den avond. ~
1089 Lev 15:21 | en onrein zijn tot aan den avond. ~
1090 Lev 15:22 | en onrein zijn tot aan den avond. ~
1091 Lev 15:23 | zal onrein zijn tot aan den avond. ~
1092 Lev 15:25 | vrouw, vele dagen buiten den tijd harer afzondering,
1093 Lev 15:25 | tijd harer afzondering, van den vloed haars bloeds vloeien
1094 Lev 15:25 | afzondering, zij zal al den dagen van den vloed harer
1095 Lev 15:25 | zij zal al den dagen van den vloed harer onreinigheid,
1096 Lev 15:27 | en onrein zijn tot aan den avond. ~
1097 Lev 15:29 | 29 En op den achtsten dag zal zij voor
1098 Lev 15:29 | nemen, en zij zal die tot den priester brengen, aan de
1099 Lev 15:30 | priester zal voor haar, van den vloed harer onreinigheid,
1100 Lev 15:32 | is de wet desgenen, die den vloed heeft, en van wien
1101 Lev 16:2 | ga in het heilige, binnen den voorhang, voor het verzoendeksel,
1102 Lev 16:4 | 4 Hij zal den heiligen linnen rok aandoen,
1103 Lev 16:6 | 6 Daarna zal Aaron den var des zondoffers, die
1104 Lev 16:8 | bokken werpen: een lot voor den HEERE, en een lot voor den
1105 Lev 16:8 | den HEERE, en een lot voor den weggaanden bok. ~
1106 Lev 16:9 | 9 Dan zal Aaron den bok, op denwelken het lot
1107 Lev 16:9 | op denwelken het lot voor den HEERE zal gekomen zijn,
1108 Lev 16:11 | 11 Aaron dan zal den var des zondoffers, die
1109 Lev 16:11 | verzoening doen, en zal den var des zondoffers, die
1110 Lev 16:12 | gestoten; en hij zal het binnen den voorhang dragen.
1111 Lev 16:14 | hij zal van het bloed van den var nemen, en zal met zijn
1112 Lev 16:15 | 15 Daarna zal hij den bok des zondoffers, die
1113 Lev 16:15 | zijn bloed tot binnen in den voorhang dragen, en zal
1114 Lev 16:15 | als hij met het bloed van den var gedaan heeft, en zal
1115 Lev 16:18 | hij zal van het bloed van den var, en van het bloed van
1116 Lev 16:18 | var, en van het bloed van den bok nemen, en doen het rondom
1117 Lev 16:21 | handen op het hoofd van den levenden bok leggen, en
1118 Lev 16:26 | 26 En die den bok, welke een weggaande
1119 Lev 16:27 | 27 Maar den var des zondoffers, en den
1120 Lev 16:27 | den var des zondoffers, en den bok des zondoffers, welker
1121 Lev 16:29 | in de zevende maand, op den tienden der maand, uw zielen
1122 Lev 17:4 | brengen zal, om een offerande den HEERE voor den tabernakel
1123 Lev 17:4 | offerande den HEERE voor den tabernakel des HEEREN te
1124 Lev 17:5 | veld slachten, dat zij die den HEERE toebrengen, aan de
1125 Lev 17:5 | tent der samenkomst tot den priester, en dezelve tot
1126 Lev 17:5 | dezelve tot dankofferen den HEERE slachten. ~
1127 Lev 17:6 | tot een liefelijken reuk den HEERE. ~
1128 Lev 17:7 | niet meer hun slachtofferen den duivelen, welke zij nahoereren,
1129 Lev 17:9 | zal brengen, om hetzelve den HEERE te bereiden; diezelve
1130 Lev 17:15 | en onrein zijn tot aan den avond; daarna zal hij rein
1131 Lev 18:14 | Gij zult de schaamte van den broeder uws vaders niet
1132 Lev 18:21 | gij niet geven, om voor den Molech door het vuur te
1133 Lev 18:21 | het vuur te doen gaan; en den Naam uws Gods zult gij niet
1134 Lev 19:5 | wanneer gij een dankoffer den HEERE offeren zult, naar
1135 Lev 19:6 | 6 Op den dag van uw offeren, en des
1136 Lev 19:6 | worden; maar wat tot op den derden dag overblijft zal
1137 Lev 19:7 | 7 En zo het op den derden dag enigzins gegeten
1138 Lev 19:9 | 9 Als gij ook den oogst uws lands inoogsten
1139 Lev 19:9 | inoogsten zult, gij zult den hoek uws velds niet ganselijk
1140 Lev 19:10 | wijngaard niet opzamelen; den arme en den vreemdeling
1141 Lev 19:10 | niet opzamelen; den arme en den vreemdeling zult gij die
1142 Lev 19:12 | Naam zweren; want gij zoudt den Naam uws Gods ontheiligen;
1143 Lev 19:13 | niet vernachten tot aan den morgen. ~
1144 Lev 19:14 | 14 Gij zult den dove niet vloeken, en voor
1145 Lev 19:20 | een dienstmaagd is, bij den man versmaad, en geenszins
1146 Lev 19:21 | hij zal zijn schuldoffer den HEERE aan de deur van de
1147 Lev 19:22 | 22 En de priester zal met den ram des schuldoffers, voor
1148 Lev 19:24 | zijn, ter lofzegging voor den HEERE. ~
1149 Lev 20:2 | verkeren, die van zijn zaad den Molech gegeven zal hebben,
1150 Lev 20:3 | hij heeft van zijn zaad den Molech gegeven, opdat hij
1151 Lev 20:4 | man, als hij van zijn zaad den Molech zal gegeven hebben,
1152 Lev 20:5 | die hem nahoereren, om den Molech na te hoereren, uit
1153 Lev 20:25 | gevogelte, en aan al wat op den aardbodem kruipt, hetwelk
1154 Lev 21:5 | kaalheid maken, en zullen den hoek van hun baard niet
1155 Lev 21:6 | hun God heilig zijn, en den Naam huns Gods zullen zij
1156 Lev 21:21 | uit het zaad van Aaron, den priester, in wien een gebrek
1157 Lev 21:23 | 23 Doch tot den voorhang zal hij niet komen,
1158 Lev 22:3 | die de kinderen Israels den HEERE heiligen, naderen
1159 Lev 22:6 | zal onrein zijn tot aan den avond, en hij zal van die
1160 Lev 22:14 | daarboven toedoen, en zal het den priester met het heilige
1161 Lev 22:15 | kinderen Israels, die zij den HEERE zullen gegeven hebben; ~
1162 Lev 22:18 | vrijwillige offeren, die zij den HEERE ten brandoffer zullen
1163 Lev 22:21 | als iemand een dankoffer den HEERE zal offeren, uitzonderende
1164 Lev 22:22 | hebbende, deze zult gij den HEERE niet offeren, en daarvan
1165 Lev 22:22 | offeren, en daarvan zult gij den HEERE geen vuuroffer op
1166 Lev 22:24 | of gesnedene, zult gij den HEERE niet offeren; dat
1167 Lev 22:27 | moeder zijn; daarna, van den achtsten dag en daarover,
1168 Lev 22:27 | offerande des vuuroffers den HEERE. ~
1169 Lev 22:29 | En als gij een lofoffer den HEERE zult slachten, naar
1170 Lev 22:30 | daarvan niet overlaten tot op den morgen; Ik ben de HEERE! ~
1171 Lev 22:34 | men het werk doen, maar op den zevenden dag is de sabbat
1172 Lev 22:36 | 5 In de eerste maand, op den veertienden der maand, tussen
1173 Lev 22:37 | 6 En op den vijftienden dag der derzelver
1174 Lev 22:38 | 7 Op den eersten dag zult gij een
1175 Lev 22:39 | zult zeven dagen vuuroffer den HEERE offeren; en op den
1176 Lev 22:39 | den HEERE offeren; en op den zevenden dag zal een heilige
1177 Lev 22:41 | eerstelingen van uw oogst tot den priester brengen. ~
1178 Lev 22:42 | zij; des anderen daags na den sabbat zal de priester die
1179 Lev 22:43 | 12 Gij zult ook op den dag, als gij die garf bewegen
1180 Lev 22:43 | eenjarig is, ten brandoffer den HEERE; ~
1181 Lev 22:44 | gemengd, ten vuuroffer, den HEERE tot een liefelijken
1182 Lev 22:46 | Daarna zult gij u tellen van den anderen dag na den sabbat,
1183 Lev 22:46 | tellen van den anderen dag na den sabbat, van den dag, dat
1184 Lev 22:46 | anderen dag na den sabbat, van den dag, dat gij de garf des
1185 Lev 22:47 | 16 Tot den anderen dag, na den zevenden
1186 Lev 22:47 | Tot den anderen dag, na den zevenden sabbat, zult gij
1187 Lev 22:47 | gij een nieuw spijsoffer den HEERE offeren. ~
1188 Lev 22:48 | het zijn de eerstelingen den HEERE. ~
1189 Lev 22:49 | rammen offeren; zij zullen den HEERE een brandoffer zijn,
1190 Lev 22:49 | tot een liefelijken reuk den HEERE. ~
1191 Lev 22:51 | lammeren bewegen; zij zullen den HEERE een heilig ding zijn,
1192 Lev 22:51 | een heilig ding zijn, voor den priester. ~
1193 Lev 22:53 | 22 Als gij nu den oogst uws lands zult inoogsten,
1194 Lev 22:53 | gij zult, in uw inoogsten, den hoek des velds niet ganselijk
1195 Lev 22:53 | oogst niet opzamelen; voor den arme en voor den vreemdeling
1196 Lev 22:53 | opzamelen; voor den arme en voor den vreemdeling zult gij ze
1197 Lev 22:55 | In de zevende maand, op den eersten der maand, zult
1198 Lev 22:56 | gij doen; maar gij zult den HEERE vuuroffer offeren. ~
1199 Lev 22:58 | 27 Doch op den tienden dezer zevende maand
1200 Lev 22:58 | verootmoedigen, en zult den HEERE een vuuroffer offeren. ~
1201 Lev 22:63 | zielen verootmoedigen; op den negenden der maand in den
1202 Lev 22:63 | den negenden der maand in den avond, van den avond tot
1203 Lev 22:63 | maand in den avond, van den avond tot den avond, zult
1204 Lev 22:63 | avond, van den avond tot den avond, zult gij uw sabbat
1205 Lev 22:65 | kinderen Israels, zeggende: Op den vijftienden dag van deze
1206 Lev 22:65 | der loofhutten zeven dagen den HEERE zijn. ~
1207 Lev 22:66 | 35 Op den eersten dag zal een heilige
1208 Lev 22:67 | 36 Zeven dagen zult gij den HEERE vuurofferen offeren;
1209 Lev 22:67 | vuurofferen offeren; op den achtsten dag zult gij een
1210 Lev 22:67 | samenroeping hebben, en zult den HEERE vuuroffer offeren;
1211 Lev 22:68 | heilige samenroepingen, om den HEERE vuuroffer, brandoffer
1212 Lev 22:69 | vrijwillige offeren, welke gij den HEERE geven zult. ~
1213 Lev 22:70 | 39 Doch op den vijftienden dag der zevenden
1214 Lev 22:70 | feest zeven dagen vieren; op den eersten dag zal er rust
1215 Lev 22:70 | zal er rust zijn, en op den achtsten dag zal er rust
1216 Lev 22:71 | 40 En op den eersten dag zult gij u nemen
1217 Lev 22:72 | 41 En gij zult dat feest den HEERE zeven dagen in het
1218 Lev 23:2 | 2 Gebied den kinderen Israels, dat zij
1219 Lev 23:2 | gestoten olijfolie, voor den luchter, om de lampen gedurig
1220 Lev 23:3 | gedurig toerichten, van den avond tot den morgen, buiten
1221 Lev 23:3 | toerichten, van den avond tot den morgen, buiten den voorhang
1222 Lev 23:3 | avond tot den morgen, buiten den voorhang van de getuigenis,
1223 Lev 23:4 | 4 Hij zal op den louteren kandelaar die lampen
1224 Lev 23:7 | zijn; het is een vuuroffer den HEERE. ~
1225 Lev 23:11 | Israelietische vrouw uitdrukkelijk den NAAM, en vloekte; daarom
1226 Lev 23:11 | de dochter van Dibri, van den stam Dan. ~
1227 Lev 23:12 | gevangenis, opdat hem, naar den mond des HEEREN, verklaring
1228 Lev 23:14 | 14 Breng den vloeker uit tot buiten het
1229 Lev 23:16 | 16 En wie den Naam des HEEREN gelasterd
1230 Lev 23:16 | gelijk de inboorling, als hij den NAAM zal gelasterd hebben,
1231 Lev 23:23 | kinderen Israels, dat zij den vloeker tot buiten het leger
1232 Lev 24:1 | de HEERE tot Mozes, aan den berg Sinai, zeggende: ~
1233 Lev 24:2 | land rusten, een sabbat den HEERE. ~
1234 Lev 24:4 | der rust zijn, een sabbat den HEERE; uw akker zult gij
1235 Lev 24:6 | 6 En de inkomst van den sabbat des lands zal voor
1236 Lev 24:9 | in de zevende maand, op den tienden der maand, de bazuin
1237 Lev 24:9 | geklanks doen doorgaan; op den verzoendag zult gij de bazuin
1238 Lev 24:14 | zult, dat niemand de een den ander verdrukke. ~
1239 Lev 24:27 | en het overschot zal hij den man, wien hij het verkocht
1240 Lev 24:39 | zult hem niet doen dienen den dienst van een slaaf; ~
1241 Lev 24:47 | zal zijn, dat hij zich aan den vreemdeling, den bijwoner,
1242 Lev 24:47 | zich aan den vreemdeling, den bijwoner, die bij u is,
1243 Lev 24:47 | bijwoner, die bij u is, of aan den stam van het geslacht des
1244 Lev 25:5 | dorstijd zal u reiken tot den wijnoogst, en de wijnoogst
1245 Lev 25:5 | wijnoogst zal reiken tot den zaaitijd; en gij zult uw
1246 Lev 25:26 | 26 Als Ik u den staf des broods zal gebroken
1247 Lev 25:37 | En zij zullen de een op den ander als voor het zwaard
1248 Lev 25:46 | de kinderen Israels, op den berg Sinai, door de hand
1249 Lev 26:3 | vijftig sikkelen zilvers, naar den sikkel des heiligdoms. ~
1250 Lev 26:9 | een beest is, waarvan men den HEERE offerande offert;
1251 Lev 26:9 | offert; al wat hij daarvan den HEERE zal gegeven hebben,
1252 Lev 26:11 | beest is, van hetwelk men den HEERE geen offerande offert,
1253 Lev 26:14 | geheiligd hebben, dat het den HEERE heilig zij, zo zal
1254 Lev 26:16 | 16 Indien ook iemand van den akker zijner bezitting den
1255 Lev 26:16 | den akker zijner bezitting den HEERE wat geheiligd zal
1256 Lev 26:19 | 19 En indien hij, die den akker geheiligd heeft, denzelven
1257 Lev 26:21 | zal uitgegaan zijn, zal den HEERE heilig zijn, als een
1258 Lev 26:22 | 22 En indien hij den HEERE een akker heeft geheiligd,
1259 Lev 26:22 | gekocht heeft, en niet is van den akker zijner bezitting; ~
1260 Lev 26:23 | schatting geven, een heiligheid den HEERE. ~
1261 Lev 26:25 | uw schatting nu zal naar den sikkel des heiligdoms geschieden;
1262 Lev 26:26 | Maar het eerstgeborene, dat den HEERE van een beest eerstgeboren
1263 Lev 26:28 | verbannen is, dat iemand den HEERE zal verbannen hebben,
1264 Lev 26:28 | of van een beest, of van den akker zijner bezitting,
1265 Lev 26:28 | al wat verbannen is, zal den HEERE een heiligheid der
1266 Lev 26:30 | zijn des HEEREN; zij zijn den HEERE heilig. ~
1267 Lev 26:32 | doorgaan, het tiende zal den HEERE heilig zijn. ~
1268 Lev 26:34 | de kinderen Israels, op den berg Sinai. ~
1269 Num 1:1 | tent der samenkomst, op den eersten der tweede maand,
1270 Num 1:18 | de gehele vergadering, op den eersten dag der tweede maand;
1271 Num 1:20 | waren de zonen van Ruben, den eerstgeborene van Israel,
1272 Num 1:21 | 21 Hun getelden van den stam van Ruben waren zes
1273 Num 1:23 | 23 Hun getelden van den stam van Simeon waren negen
1274 Num 1:25 | 25 Waren hun getelden van den stam van Gad vijf en veertig
1275 Num 1:27 | 27 Waren hun getelden van den stam van Juda vier en zeventig
1276 Num 1:29 | 29 Waren hun getelden van den stam van Issaschar vier
1277 Num 1:31 | 31 Waren hun getelden van den stam van Zebulon zeven en
1278 Num 1:33 | 33 Waren hun getelden van den stam van Efraim veertig
1279 Num 1:35 | 35 Waren hun getelden van den stam van Manasse twee en
1280 Num 1:37 | 37 Waren hun getelden van den stam van Benjamin vijf en
1281 Num 1:39 | 39 Waren hun getelden van den stam van Dan twee en zestig
1282 Num 1:41 | 41 Waren hun getelden van den stam van Aser een en veertig
1283 Num 1:43 | 43 Waren hun getelden van den stam van Nafthali drie en
1284 Num 1:47 | 47 Maar de Levieten, naar den stam hunner vaderen, werden
1285 Num 1:50 | gij, stel de Levieten over den tabernakel der getuigenis,
1286 Num 1:50 | daartoe behoort; zij zullen den tabernakel dragen, en al
1287 Num 1:50 | en zij zullen zich rondom den tabernakel legeren. ~
1288 Num 1:53 | zullen zich legeren rondom den tabernakel der getuigenis,
1289 Num 1:53 | de Levieten de wacht van den tabernakel der getuigenis
1290 Num 2:3 | zullen oostwaarts tegen den opgang, zal zijn de banier
1291 Num 3:1 | Mozes gesproken heeft op den berg Sinai. ~
1292 Num 3:6 | 6 Doe den stam van Levi naderen, en
1293 Num 3:6 | voor het aangezicht van den priester Aaron, opdat zij
1294 Num 3:7 | tent der samenkomst, om den dienst des tabernakels te
1295 Num 3:8 | kinderen Israels waarnemen, om den dienst des tabernakels te
1296 Num 3:13 | eerstgeborene is Mijn; van den dag, dat Ik alle eerstgeborenen
1297 Num 3:23 | zullen zich legeren achter den tabernakel, westwaarts. ~
1298 Num 3:26 | des voorhofs, welke bij den tabernakel en bij het altaar
1299 Num 3:32 | Eleazar, de zoon van Aaron, den priester; zijn opzicht zal
1300 Num 3:38 | zich legeren zullen voor den tabernakel oostwaarts, voor
1301 Num 3:38 | tent der samenkomst, tegen den opgang, zullen zijn Mozes,
1302 Num 3:47 | vijf sikkels nemen; naar den sikkel des heiligdoms zult
1303 Num 3:50 | en zestig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms. ~
1304 Num 4:5 | en zijn zonen komen, en den voorhang des deksels afnemen,
1305 Num 4:9 | hemelsblauw nemen, en bedekken den kandelaar des luchters,
1306 Num 4:10 | dassenvellen doen, en zullen hem op den draagboom leggen. ~
1307 Num 4:12 | nemen alle gereedschap van den dienst, met hetwelk zij
1308 Num 4:12 | bedekken; en zij zullen het op den draagboom leggen. ~
1309 Num 4:16 | opzicht nu van Eleazar, den zoon van Aaron, den priester,
1310 Num 4:16 | Eleazar, den zoon van Aaron, den priester, zal zijn over
1311 Num 4:18 | 18 Gij zult den stam van de geslachten der
1312 Num 4:23 | jaren oud, al wie inkomt om den strijd te strijden, opdat
1313 Num 4:23 | strijd te strijden, opdat hij den dienst bediene in de tent
1314 Num 4:24 | Gersonieten, in het dienen en in den last. ~
1315 Num 4:26 | voorhofs, hetwelk is bij den tabernakel en bij het altaar
1316 Num 4:28 | onder de hand van Ithamar, den zoon van Aaron, den priester. ~
1317 Num 4:28 | Ithamar, den zoon van Aaron, den priester. ~
1318 Num 4:30 | dezen strijd, om te bedienen den dienst van de tent der samenkomst. ~
1319 Num 4:33 | onder de hand van Ithamar, den zoon van Aaron, den priester. ~
1320 Num 4:33 | Ithamar, den zoon van Aaron, den priester. ~
1321 Num 4:35 | inkwam tot dezen strijd, tot den dienst in de tent der samenkomst; ~
1322 Num 4:39 | inkwam tot dezen strijd, tot den dienst in de tent der samenkomst; ~
1323 Num 4:43 | inkwam tot dezen strijd, tot den dienst in de tent der samenkomst; ~
1324 Num 4:47 | jaren oud, al wie inkwam, om den dienst der bediening en
1325 Num 4:47 | dienst der bediening en den dienst van den last, in
1326 Num 4:47 | bediening en den dienst van den last, in de tent der samenkomst,
1327 Num 5:2 | 2 Gebied den kinderen Israels, dat zij
1328 Num 5:6 | hebbende door overtreding tegen den HEERE, zo is diezelve ziel
1329 Num 5:8 | zal die schuld, welken den HEERE weder uitgekeerd wordt,
1330 Num 5:8 | priesters zijn; behalve den ram der verzoening, met
1331 Num 5:9 | kinderen Israels, welke zij tot den priester brengen, zijne
1332 Num 5:10 | zullen zijne zijn; wat iemand den priester zal gegeven hebben,
1333 Num 5:15 | die man zijn huisvrouw tot den priester brengen, en zal
1334 Num 5:17 | van het stof, hetwelk op den vloer des tabernakels is,
1335 Num 5:18 | bitter water zijn, hetwelk den vloek medebrengt. ~
1336 Num 5:19 | dit bitter water, hetwelk den vloek medebrengt! ~
1337 Num 5:21 | de priester die vrouw met den eed der vervloeking beedigen,
1338 Num 5:22 | in uw ingewand inga, om den buik te doen zwellen, en
1339 Num 6:2 | eens Nazireers, om zich den HEERE af te zonderen; ~
1340 Num 6:4 | niet eten van iets, dat van den wijnstok des wijns gemaakt
1341 Num 6:5 | zullen zijn, die hij zich den HEERE zal afgezonderd hebben,
1342 Num 6:8 | zijn Nazireerschap is hij den HEERE heilig. ~
1343 Num 6:9 | verontreinigd hebben, zo zal hij op den dag zijner reiniging zijn
1344 Num 6:9 | zijn hoofd bescheren; op den zevenden dag zal hij het
1345 Num 6:10 | 10 En op den achtsten dag zal hij twee
1346 Num 6:10 | jonge duiven brengen tot den priester, tot de deur van
1347 Num 6:12 | dagen van zijn Nazireerschap den HEERE afzonderen, en zal
1348 Num 6:13 | de wet des Nazireers: op den dag, als de dagen van zijn
1349 Num 6:14 | dan zal tot zijn offerande den HEERE offeren een volkomen
1350 Num 6:17 | 17 Hij zal ook den ram ten dankoffer den HEERE
1351 Num 6:17 | ook den ram ten dankoffer den HEERE bereiden, met den
1352 Num 6:17 | den HEERE bereiden, met den korf der ongezuurde koeken;
1353 Num 6:19 | gezoden schouder nemen van den ram, en een ongezuurden
1354 Num 6:19 | een ongezuurden koek uit den korf, en een ongezuurde
1355 Num 6:20 | is een heilig ding voor den priester, met de borst des
1356 Num 6:20 | des beweegoffers, en met den schouder des hefoffers;
1357 Num 6:21 | Nazireers, die zijn offerande den HEERE voor zijn Nazireerschap
1358 Num 7:1 | als Mozes geeindigd had den tabernakel op te richten,
1359 Num 7:3 | een; en brachten ze voor den tabernakel. ~
1360 Num 7:5 | zijn mogen om te bedienen den dienst van de tent der samenkomst;
1361 Num 7:5 | samenkomst; en gij zult dezelve den Levieten geven, een ieder
1362 Num 7:6 | runderen, en gaf dezelve den Levieten. ~
1363 Num 7:7 | en vier runderen gaf hij den zonen van Gerson, naar hun
1364 Num 7:8 | en acht runderen gaf hij den zonen van Merari, naar hun
1365 Num 7:8 | onder de hand van Ithamar, den zoon van Aaron, den priester. ~
1366 Num 7:8 | Ithamar, den zoon van Aaron, den priester. ~
1367 Num 7:10 | inwijding des altaars, op den dag als hetzelve gezalfd
1368 Num 7:12 | 12 Die nu op den eersten dag zijn offerande
1369 Num 7:12 | zoon van Amminadab, voor den stam van Juda. ~
1370 Num 7:13 | zeventig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; zij
1371 Num 7:17 | offerande van Nahesson, den zoon van Amminadab. ~
1372 Num 7:18 | 18 Op den tweeden dag offerde Nethaneel,
1373 Num 7:19 | zeventig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; zij
1374 Num 7:23 | offerande van Nethaneel, den zoon van Zuar.
1375 Num 7:24 | 24 Op den derden dag offerde de overste
1376 Num 7:25 | zeventig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; zij
1377 Num 7:29 | de offerande van Eliab, den zoon van Helon. ~
1378 Num 7:30 | 30 Op den vierden dag offerde de overste
1379 Num 7:31 | zeventig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; zij
1380 Num 7:35 | de offerande van Elizur, den zoon van Sedeur. ~
1381 Num 7:36 | 36 Op den vijfden dag offerde den
1382 Num 7:36 | den vijfden dag offerde den overste der kinderen van
1383 Num 7:37 | zeventig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; zij
1384 Num 7:41 | offerande van Selumiel, den zoon van Zurisaddai. ~
1385 Num 7:42 | 42 Op den zesden dag offerde de overste
1386 Num 7:42 | kinderen van Gad, Eljasaf, den zoon van Dehuel. ~
1387 Num 7:43 | zeventig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; zij
1388 Num 7:47 | de offerande van Eljasaf, den zoon van Dehuel.
1389 Num 7:48 | 48 Op den zevenden dag offerde de
1390 Num 7:48 | kinderen van Efraim, Elisama, den zoon van Ammihud. ~
1391 Num 7:49 | zeventig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; zij
1392 Num 7:53 | de offerande van Elisama, den zoon van Ammihud. ~
1393 Num 7:54 | 54 Op den achtsten dag offerde de
1394 Num 7:55 | zeventig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; zij
1395 Num 7:59 | offerande van Gamaliel, den zoon van Pedazur. ~
1396 Num 7:60 | 60 Op den negenden dag offerde de
1397 Num 7:61 | zeventig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; zij
1398 Num 7:65 | de offerande van Abidan, den zoon van Gideoni.
1399 Num 7:66 | 66 Op den tienden dag offerde de overste
1400 Num 7:67 | zeventig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; zij
1401 Num 7:71 | de offerande van Ahiezer, den zoon van Ammisaddai. ~
1402 Num 7:72 | 72 Op den elfden dag offerde de overste
1403 Num 7:73 | zeventig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; zij
1404 Num 7:77 | de offerande van Pagiel, den zoon van Ochran. ~
1405 Num 7:78 | 78 Op den twaalfden dag offerde de
1406 Num 7:79 | zeventig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; zij
1407 Num 7:83 | de offerande van Ahira, den zoon van Enan. ~
1408 Num 7:84 | oversten van Israel, op den dag als hetzelve gezalfd
1409 Num 7:85 | vierhonderd sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms. ~
1410 Num 7:86 | van tien sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; al
1411 Num 8:2 | aansteken zult, recht tegenover den kandelaar zullen de zeven
1412 Num 8:3 | alzo: tegenover vooraan den kandelaar stak hij deszelfs
1413 Num 8:4 | vertoond had, alzo had hij den kandelaar gemaakt. ~
1414 Num 8:11 | Israels; opdat zij zijn, om den dienst des HEEREN te bedienen. ~
1415 Num 8:12 | zondoffer, en een ten brandoffer den HEERE, om over de Levieten
1416 Num 8:13 | bewegen ten beweegoffer den HEERE. ~
1417 Num 8:19 | de kinderen Israels, om den dienst van de kinderen Israels
1418 Num 8:24 | zullen zij inkomen, om den strijd te strijden, in den
1419 Num 8:24 | den strijd te strijden, in den dienst van de tent der samenkomst. ~
1420 Num 8:25 | jaren oud is, zal hij van den strijd van dezen dienst
1421 Num 8:26 | wacht waar te nemen; maar den dienst zal hij niet bedienen.
1422 Num 9:3 | 3 Op den veertienden dag in deze
1423 Num 9:5 | zij hielden het pascha op den veertienden dag der eerste
1424 Num 9:10 | zal zijn, hij zal dan nog den HEERE het pascha houden. ~
1425 Num 9:11 | 11 In de tweede maand, op den veertienden dag, tussen
1426 Num 9:12 | daarvan niet overlaten tot den morgen, en zullen daaraan
1427 Num 9:13 | man, die rein is, en op den weg niet is, en nalaten
1428 Num 9:14 | verkeert, en hij het pascha den HEERE ook houden zal, naar
1429 Num 9:14 | voor ulieden zijn, beiden den vreemdeling en den inboorling
1430 Num 9:14 | beiden den vreemdeling en den inboorling des lands. ~
1431 Num 9:15 | 15 En op den dag van het oprichten des
1432 Num 9:15 | tabernakels bedekte de wolk den tabernakel, op de tent der
1433 Num 9:15 | tent der getuigenis; en in den avond was over den tabernakel
1434 Num 9:15 | en in den avond was over den tabernakel als een gedaante
1435 Num 9:15 | gedaante des vuurs, tot aan den morgen. ~
1436 Num 9:18 | 18 Naar den mond des HEEREN, verreisden
1437 Num 9:18 | in dewelke de wolk over den tabernakel bleef, legerden
1438 Num 9:19 | de wolk vele dagen over den tabernakel verbleef, zo
1439 Num 9:20 | de wolk weinige dagen op den tabernakel was, naar den
1440 Num 9:20 | den tabernakel was, naar den mond des HEEREN legerden
1441 Num 9:20 | legerden zij zich, en naar den mond des HEEREN verreisden
1442 Num 9:21 | was het, dat de wolk van den avond tot den morgen daar
1443 Num 9:21 | de wolk van den avond tot den morgen daar was, en de wolk
1444 Num 9:21 | daar was, en de wolk in den morgen opgeheven werd, zo
1445 Num 9:22 | of vele dagen vertoog op den tabernakel, blijvende daarop,
1446 Num 9:23 | 23 Naar den mond des HEEREN legerden
1447 Num 9:23 | legerden zij zich, en naar den mond des HEEREN verreisden
1448 Num 9:23 | wacht des HEEREN waar, naar den mond des HEEREN, door de
1449 Num 10:2 | der vergadering, en tot den optocht der legers. ~
1450 Num 10:9 | strijde zult trekken tegen den vijand, die u benauwt, zult
1451 Num 10:11 | in de tweede maand, op den twintigsten van de maand,
1452 Num 10:11 | verheven werd van boven den tabernakel der getuigenis. ~
1453 Num 10:13 | togen zij vooreerst op, naar den mond des HEEREN, door de
1454 Num 10:15 | 15 En over het heir van den stam der kinderen van Issaschar
1455 Num 10:15 | Issaschar was Nethaneel, den zoon van Zuar. ~
1456 Num 10:16 | 16 En over het heir van den stam der kinderen van Zebulon
1457 Num 10:17 | Merari togen op, dragende den tabernakel. ~
1458 Num 10:19 | 19 En over het heir van den stam der kinderen van Simeon
1459 Num 10:20 | 20 En over het heir van den stam der kinderen van Gad
1460 Num 10:21 | en de anderen richtten den tabernakel op, tegen dat
1461 Num 10:23 | 23 En over het heir van den stam der kinderen van Manasse
1462 Num 10:24 | 24 En over het heir van den stam der kinderen van Benjamin
1463 Num 10:26 | 26 En over het heir van den stam der kinderen van Aser
1464 Num 10:27 | 27 En over het heir van den stam der kinderen van Nafthali
1465 Num 10:29 | Mozes nu zeide tot Hobab, den zoon van Rehuel, den Midianiet,
1466 Num 10:29 | Hobab, den zoon van Rehuel, den Midianiet, den schoonvader
1467 Num 10:29 | van Rehuel, den Midianiet, den schoonvader van Mozes: Wij
1468 Num 10:33 | togen zij drie dagreizen van den berg des HEEREN; en de ark
1469 Num 11:2 | Mozes; en Mozes bad tot den HEERE; en het vuur werd
1470 Num 11:3 | 3 Daarom noemde hij den naam dier plaats Thab-era,
1471 Num 11:7 | verf was als de verf van den bedolah. ~
1472 Num 11:11 | Uw ogen gevonden, dat Gij den last van dit ganse volk
1473 Num 11:12 | gelijk als een voedstervader den zuigeling draagt, tot dat
1474 Num 11:17 | u aldaar spreken; en van den Geest, die op u is, zal
1475 Num 11:17 | leggen; en zij zullen met u den last van dit volk dragen,
1476 Num 11:20 | walging zij; overmits gij den HEERE, Die in het midden
1477 Num 11:25 | hem, en afzonderende van den Geest, die op hem was, legde
1478 Num 11:31 | Toen voer een wind uit van den HEERE, en raapte kwakkelen
1479 Num 11:32 | en dien gansen nacht, en den gansen anderen dag, en verzamelden
1480 Num 11:34 | 34 Daarom heet men den naam derzelver plaats Kibroth
1481 Num 12:3 | dan alle mensen, die op den aardbodem waren. ~
1482 Num 12:13 | 13 Mozes dan riep tot den HEERE, zeggende: O God!
1483 Num 13:2 | Kanaan verspieden, hetwelk Ik den kinderen Israels geven zal;
1484 Num 13:3 | woestijn van Paran, naar den mond des HEEREN; al die
1485 Num 13:4 | dit zijn hun namen: van den stam van Ruben, Sammua,
1486 Num 13:11 | de stam van Jozef, voor den stam van Manasse, Gaddi,
1487 Num 13:16 | en Mozes noemde Hosea, den zoon van Nun, Jozua. ~
1488 Num 13:24 | dal Eskol, ter oorzake van den tros, dien de kinderen Israels
1489 Num 13:29 | wonen aan de zee, en aan den oever van de Jordaan. ~
1490 Num 14:4 | En zij zeiden de een tot den ander: Laat ons een hoofd
1491 Num 14:9 | 9 Alleen zijt tegen den HEERE niet wederspannig!
1492 Num 14:13 | 13 En Mozes zeide tot den HEERE: Zo zullen het de
1493 Num 14:18 | ongerechtigheid en overtreding, die den schuldige geenszins onschuldig
1494 Num 14:25 | reize naar de woestijn, op den weg naar de Schelfzee. ~
1495 Num 14:43 | gij u afgekeerd hebt van den HEERE, zo zal de HEERE met
1496 Num 15:3 | 3 En gij een vuuroffer den HEERE zult doen, een brandoffer,
1497 Num 15:3 | uw gezette hoogtijden, om den HEERE een liefelijken reuk
1498 Num 15:4 | hij, die zijn offerande den HEERE offert, een spijsoffer
1499 Num 15:7 | tot een liefelijken reuk den HEERE. ~
1500 Num 15:8 | zonderen, of ten dankoffer den HEERE; ~
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11232 |