Book Chapter: Verse
1 Gen 2:17 | daarvan eet, zult gij den dood sterven. ~
2 Gen 3:4 | vrouw: Gijlieden zult den dood niet sterven; ~
3 Gen 4:8 | Habel opstond, en sloeg hem dood. ~
4 Gen 4:23 | Voorwaar, ik sloeg wel een man dood, om mijn wonde, en een jongeling,
5 Gen 19:3 | zeide tot hem: Zie, gij zijt dood om der vrouwe wil, die gij
6 Gen 23:67 | getroost na zijner moeders dood. ~ ~ ~ ~
7 Gen 23:78 | het geschiedde na Abrahams dood, dat God Izak, zijn zoon,
8 Gen 24:18 | Filistijnen na Abrahams dood toegestopt hadden; en hij
9 Gen 25:7 | aangezicht des HEEREN, voor mijn dood.
10 Gen 25:10 | opdat hij u zegene voor zijn dood. ~
11 Gen 27:36 | of indien niet, zo ben ik dood. ~
12 Gen 31:26 | Hemor, en zijn zoon Sichem, dood met de scherpte des zwaards;
13 Gen 38:37 | tot zijn vader, zeggende: Dood twee mijner zonen, zo ik
14 Gen 38:38 | aftrekken; want zijn broeder is dood, en hij is alleen overgebleven;
15 Gen 40:20 | kleinsten, wiens broeder dood is, en hij is alleen van
16 Gen 46:15 | broeders zagen, dat hun vader dood was, zo zeiden zij: Misschien
17 Gen 46:16 | heeft bevolen voor zijn dood, zeggende: ~
18 Exo 4:19 | want al de mannen zijn dood, die uw ziel zochten. ~
19 Exo 10:17 | God, dat Hij slechts dezen dood van mij wegneme. ~
20 Exo 12:33 | zij zeiden: Wij zijn allen dood! ~
21 Exo 14:30 | Israel zag de Egyptenaren dood aan den oever der zee. ~
22 Lev 7:24 | 24 Maar het vet van een dood aas, en het vet van het
23 Lev 11:8 | zult gij niet eten, en hun dood aas niet aanroeren, zij
24 Lev 11:11 | zult gij niet eten, en hun dood aas zult gij verfoeien. ~
25 Lev 11:24 | verontreinigd worden; zo wie hun dood aas zal aangeroerd hebben,
26 Lev 11:25 | 25 Zo wie van hun dood aas gedragen zal hebben,
27 Lev 11:27 | onrein zijn; al wie hun dood aas aangeroerd zal hebben,
28 Lev 11:28 | 28 Ook die hun dood aas zal gedragen hebben,
29 Lev 11:31 | aangeroerd hebben, als zij dood zijn, zal onrein zijn tot
30 Lev 11:32 | dezelve vallen zal, als zij dood zijn, zal onrein zijn, hetzij
31 Lev 11:35 | 35 En waarop iets van hun dood aas zal vallen, zal onrein
32 Lev 11:36 | rein zijn; maar wie hun dood aas zal aangeroerd hebben,
33 Lev 11:37 | 37 En wanneer van hun dood aas zal gevallen zijn op
34 Lev 11:38 | gedaan zal worden, en van hun dood aas daarop zal gevallen
35 Lev 11:39 | gestorven zijn, wie deszelfs dood aas zal aangeroerd hebben,
36 Lev 11:40 | 40 Ook die van hun dood aas gegeten zal hebben,
37 Lev 11:40 | aan den avond; en die hun dood aas zal gedragen hebben,
38 Lev 17:15 | de vreemdelingen, die een dood aas of het verscheurde zal
39 Lev 19:28 | 28 Gij zult om een dood lichaam geen snijding in
40 Lev 22:4 | aanroert, dat onrein is van een dood lichaam, of iemand, wien
41 Num 6:7 | verontreinigen, als zij dood zijn; want het Nazireerschap
42 Num 9:10 | uw geslachten, over een dood lichaam onrein, of op een
43 Num 11:15 | indien Gij alzo aan mij doet, dood mij toch slechts, indien
44 Num 23:10 | Israel? Mijn ziel sterve den dood der oprechten, en mijn uiterste
45 Num 34:25 | zal daarin blijven tot den dood des hogepriesters, dien
46 Num 34:28 | vrijstad gebleven zijn tot den dood des hogepriesters; maar
47 Num 34:28 | hogepriesters; maar na de dood des hogepriesters zal de
48 Num 34:32 | wonen in het land, tot den dood des hoge priesters. ~
49 Deu 14:8 | zult gij niet eten, en hun dood aas zult gij niet aanroeren. ~
50 Deu 14:21 | 21 Gij zult geen dood aas eten; den vreemdeling,
51 Deu 21:23 | 23 Zo zal zijn dood lichaam aan het hout niet
52 Deu 22:26 | naaste opstond, en sloeg hem dood aan het leven, alzo is deze
53 Deu 28:26 | 26 En uw dood lichaam zal aan alle gevogelte
54 Deu 30:15 | leven, en het goede, en den dood, en het kwade. ~
55 Deu 30:19 | aarde; het leven en den dood heb ik u voorgesteld, den
56 Deu 31:27 | hoe veel te meer na mijn dood! ~
57 Deu 31:29 | weet, dat gij het na mijn dood zekerlijk zult verderven,
58 Deu 32:39 | en geen God met Mij, Ik dood en maak levend; Ik versla
59 Deu 33:1 | gezegend heeft, voor zijn dood. ~
60 Joz 1:1 | Het geschiedde nu, na den dood van Mozes, den knecht des
61 Joz 2:13 | gij onze zielen van den dood redden zult. ~
62 Joz 8:29 | gebood Jozua, dat men zijn dood lichaam van het hout afname;
63 Ric 1:1 | En het geschiedde na den dood van Jozua, dat de kinderen
64 Ric 3:25 | hunlieder heer lag ter aarde dood. ~
65 Ric 4:22 | in, en ziet, Sisera lag dood, en de nagel was in den
66 Ric 7:20 | zijn eerstgeborene: Sta op, dood hen; maar de jongeling trok
67 Ric 8:54 | Trek uw zwaard uit, en dood mij, opdat zij niet van
68 Ric 8:55 | Israel zagen, dat Abimelech dood was, zo gingen zij een iegelijk
69 Rut 1:17 | Hij daartoe, zo niet de dood alleen zal scheiding maken
70 Rut 2:11 | schoonmoeder gedaan hebt, na de dood uws mans, en hebt uw vader
71 1Sa 14:39 | Jonathan, zo zal hij den dood sterven; en niemand uit
72 1Sa 14:44 | Jonathan! gij moet den dood sterven. ~
73 1Sa 15:3 | verschoon hem niet; maar dood van den man af tot de vrouw
74 1Sa 17:51 | zagen, dat hun geweldigste dood was, zo vluchtten zij. ~
75 1Sa 20:3 | tussen mij en tussen den dood! ~
76 1Sa 20:8 | er een misdaad in mij, zo dood gij mij; waarom zoudt gij
77 1Sa 22:16 | Achimelech, gij moet den dood sterven, gij en het ganse
78 1Sa 25:39 | David hoorde, dat Nabal dood was, zo zeide hij: Gezegend
79 1Sa 31:5 | wapendrager zag, dat Saul dood was, zo viel hij ook in
80 1Sa 31:7 | en dat Saul en zijn zonen dood waren, zo verlieten zij
81 2Sa 1:1 | geschiedde het na Sauls dood, als David van den slag
82 2Sa 1:4 | Saul en zijn zoon Jonathan dood waren. ~
83 2Sa 1:5 | Hoe weet gij, dat Saul dood is, en zijn zoon Jonathan? ~
84 2Sa 1:9 | mij: Sta toch bij mij, en dood mij; want deze malienkolder
85 2Sa 1:23 | hun leven, zijn ook in hun dood niet gescheiden; zij waren
86 2Sa 2:31 | en zestig mannen waren er dood gebleven. ~
87 2Sa 4:10 | zeggende: Zie, Saul is dood; daar hij in zijn ogen was
88 2Sa 6:23 | kind, tot den dag van haar dood toe. ~ ~
89 2Sa 11:21 | Uria, de Hethiet, is ook dood. ~
90 2Sa 11:24 | van des konings knechten dood gebleven zijn; en uw knecht,
91 2Sa 11:24 | Uria, de Hethiet, is ook dood. ~
92 2Sa 11:26 | hoorde, dat haar man Uria dood was, zo droeg zij leed over
93 2Sa 12:14 | zoon, die u geboren is, den dood sterven. ~
94 2Sa 12:18 | te zeggen, dat het kind dood was, want zij zeiden: Ziet,
95 2Sa 12:18 | hem zeggen: Het kind is dood? Want het mocht kwaad doen. ~
96 2Sa 12:19 | merkte David, dat het kind dood was. Dies zeide David tot
97 2Sa 12:19 | zijn knechten: Is het kind dood? En zij zeiden: Het is dood. ~
98 2Sa 12:19 | dood? En zij zeiden: Het is dood. ~
99 2Sa 12:23 | 23 Maar nu is het dood, waarom zou ik nu vasten?
100 2Sa 13:32 | hebben; maar Amnon alleen is dood; want bij Absalom is er
101 2Sa 13:33 | al des konings zonen zijn dood; want Amnon alleen is dood. ~
102 2Sa 13:33 | dood; want Amnon alleen is dood. ~
103 2Sa 13:39 | getroost over Amnon, dat hij dood was. ~
104 2Sa 14:14 | 14 Want wij zullen den dood sterven, en wezen als water,
105 2Sa 18:20 | daarom dat des konings zoon dood is. ~
106 2Sa 19:6 | leefde, en wij heden allen dood waren, dat het alsdan recht
107 2Sa 20:3 | op den dag van haarlieder dood, levende als weduwen. ~
108 1Kon 2:37| weet voorzeker, dat gij den dood sterven zult; uw bloed zal
109 1Kon 2:42| weet voorzeker, dat gij den dood zult sterven? En gij zeidet
110 1Kon 3:21| te zogen, en zie, hij was dood; maar ik lette in den morgen
111 1Kon 3:23| maar uw zoon is het, die dood is; en die zegt: Neen, maar
112 1Kon 3:26| haar dat levende kind, en dood het geenszins; deze daarentegen
113 1Kon 11:21| Joab, de krijgsoverste, dood was, zeide Hadad tot Farao:
114 1Kon 13:22| water drinken; zo zal uw dood lichaam in uw vaderen graf
115 1Kon 13:24| en doodde hem; en zijn dood lichaam lag geworpen op
116 1Kon 13:28| toog hij heen, en vond zijn dood lichaam geworpen op den
117 1Kon 13:30| 30 En hij legde zijn dood lichaam in zijn graf; en
118 1Kon 21:14| Naboth is gestenigd en is dood. ~
119 1Kon 21:15| dat Naboth gestenigd en dood was, dat Izebel tot Achab
120 1Kon 21:15| Naboth leeft niet, maar is dood. ~
121 1Kon 21:16| Achab hoorde, dat Naboth dood was, dat Achab opstond,
122 2Kon 1:1 | van Israel af, na Achabs dood. ~
123 2Kon 1:4 | zijt, maar gij zult den dood sterven. En Elia ging weg. ~
124 2Kon 1:6 | afkomen, maar gij zult den dood sterven. ~
125 2Kon 1:16| afkomen, maar gij zult den dood sterven. ~
126 2Kon 2:21| gezond gemaakt, er zal geen dood noch onvruchtbaarheid meer
127 2Kon 4:32| ziet, zo was de jongen dood, zijnde gelegd op zijn bed. ~
128 2Kon 4:40| en zeiden: Man Gods, de dood is in den pot! En zij konden
129 2Kon 8:10| mij getoond, dat hij den dood sterven zal. ~
130 2Kon 11:1 | Ahazia, zag, dat haar zoon dood was, zo maakte zij zich
131 2Kon 11:18| priester van Baal, sloegen zij dood voor de altaren. De priester
132 2Kon 15:17| van Juda, leefde na den dood van Joas, den zoon van Joahaz,
133 2Kon 25:30| zijn knechten voerden hem dood op een wagen van Megiddo,
134 1Kro 2:24| 24 En na den dood van Hezron, in Kaleb-Efratha,
135 1Kro 10:5 | wapendrager zag, dat Saul dood was, zo viel hij ook in
136 1Kro 10:7 | en dat Saul en zijn zonen dood waren, zo verlieten zij
137 1Kro 23:5 | voorraad in menigte voor zijn dood. ~
138 2Kro 23:4 | zijn raadgevers, na den dood zijns vaders, hem ten verderve. ~
139 2Kro 23:10| Ahazia, zag, dat haar zoon dood was, zo maakte zij zich
140 2Kro 23:30| priester van Baal, sloegen zij dood voor de altaren. ~
141 2Kro 24:17| 17 Maar na den dood van Jojada kwamen de vorsten
142 2Kro 24:25| hem, en zij sloegen hem dood op zijn bed, dat hij stierf;
143 2Kro 25:25| van Juda, leefde na den dood van Joas, den zoon van Joahaz,
144 2Kro 28:6 | honderd en twintig duizend dood op een dag, allen strijdbare
145 2Kro 28:7 | Maaseja, den zoon des konings, dood, en Azirkam, den huisoverste,
146 2Kro 32:33| Jeruzalem hem eer aan in zijn dood; en zijn zoon Manasse werd
147 Ezra 7:26| worden gedaan, hetzij ter dood, of tot uitbanning, of tot
148 Neh 4:11 | hen komen, en slaan hen dood; alzo zullen wij het werk
149 Job 3:21 | 21 Die verlangen naar den dood, maar hij is er niet; en
150 Job 5:20 | Hij u verlossen van den dood, en in den oorlog van het
151 Job 7:15 | de verworging kiest; den dood meer dan mijn beenderen. ~
152 Job 27:15 | overgeblevenen zullen in den dood begraven worden, en zijn
153 Job 28:22 | 22 Het verderf en de dood zeggen: Haar gerucht hebben
154 Job 30:23 | ik weet, dat Gij mij ter dood brengen zult, en tot het
155 Psa 6:6 | 6 Want in de dood is Uwer geen gedachtenis;
156 Psa 13:4 | mijn ogen, opdat ik in de dood niet ontslape; ~
157 Psa 33:19 | 19 Om hun ziel van den dood te redden, en om hen bij
158 Psa 34:19 | 19 Om hun ziel van den dood te redden, en om hen bij
159 Psa 48:15 | zal ons geleiden tot den dood toe. ~
160 Psa 49:15 | schapen in het graf, de dood zal hen afweiden; en de
161 Psa 55:16 | 16 Dat hun de dood als een schuldeiser overvalle,
162 Psa 56:14 | mijn ziel gered van den dood; ook niet mijn voeten van
163 Psa 59:12 | 12 Dood hen niet, opdat mijn volk
164 Psa 68:21 | zijn uitkomsten tegen den dood. ~
165 Psa 73:4 | zijn geen banden tot hun dood toe, en hun kracht is fris. ~
166 Psa 78:50 | onttrok hun ziel niet van den dood; en hun gedierte gaf Hij
167 Psa 89:49 | Wat man leeft er, die den dood niet zien zal, die zijn
168 Psa 116:8 | hebt mijn ziel gered van de dood, mijn ogen van tranen, mijn
169 Psa 116:15 | in de ogen des HEEREN de dood Zijner gunstgenoten. ~
170 Psa 118:18 | maar Hij heeft mij ter dood niet overgegeven. ~
171 Psa 143:3 | als degenen, die over lang dood zijn.
172 Spre 2:18| haar huis helt naar den dood, en haar paden naar de overledenen. ~
173 Spre 5:5 | Haar voeten dalen naar den dood, haar treden houden de hel
174 Spre 8:36| die Mij haten, hebben den dood lief. ~ ~
175 Spre 10:2 | gerechtigheid redt van den dood. ~
176 Spre 11:4 | gerechtigheid redt van den dood. ~
177 Spre 11:19| kwade najaagt, naar zijn dood jaagt. ~
178 Spre 12:28| weg van haar voetpad is de dood niet. ~ ~ ~ ~ ~
179 Spre 14:32| rechtvaardige betrouwt zelfs in zijn dood. ~
180 Spre 18:21| 21 Dood en leven zijn in het geweld
181 Spre 21:6 | ijdelheid dergenen, die den dood zoeken. ~
182 Spre 24:11| Red degenen, die ter dood gegrepen zijn; want zij
183 Pred 7:26| een bitterder ding, dan de dood: een vrouw, welker hart
184 Hoo 8:6 | de liefde is sterk als de dood; de ijver is hard als het
185 Jes 14:19 | als een vertreden dood lichaam. ~
186 Jes 25:8 | 8 Hij zal den dood verslinden tot overwinning,
187 Jes 26:14 | 14 Dood zijnde zullen zij niet weder
188 Jes 26:19 | doden zullen leven, ook mijn dood lichaam, zij zullen opstaan;
189 Jes 28:15 | hebben een verbond met den dood gemaakt, en met de hel hebben
190 Jes 28:18 | ulieder verbond met den dood zal te niet worden, en uw
191 Jes 38:18 | graf zal U niet loven, de dood zal U niet prijzen; die
192 Jes 53:9 | is bij den rijke in Zijn dood geweest, omdat Hij geen
193 Jes 53:12 | uitgestort heeft in den dood, en met de overtreders is
194 Jer 8:3 | 3 En de dood zal voor het leven verkoren
195 Jer 9:21 | 21 Want de dood is geklommen in onze vensteren,
196 Jer 9:22 | spreekt de HEERE: Ja, een dood lichaam des mensen zal liggen,
197 Jer 15:2 | Zo zegt de HEERE: Wie ten dood, ten dode; en wie tot het
198 Jer 18:21 | hun mannen door den dood omgebracht, en hun jongelingen
199 Jer 26:8 | zeggende: Gij zult den dood sterven! ~
200 Jer 26:23 | zwaard, en hij wierp zijn dood lichaam in de graven van
201 Jer 36:30 | Davids troon zitte; en zijn dood lichaam zal weggeworpen
202 Jer 41:8 | die tot Ismael zeiden: Dood ons niet, want wij hebben
203 Jer 43:11 | Egypteland slaan: wie ten dood, ten dode; en wie ter gevangenis,
204 Klaa 1:20| beroofd, van binnen is als de dood. ~
205 Klaa 1:50| als degenen, die over lang dood zijn. ~
206 Eze 3:18 | goddeloze zeg: Gij zult den dood sterven, en gij waarschuwt
207 Eze 4:14 | jeugd af tot nu toe, geen dood aas, noch dat verscheurd
208 Eze 18:23 | enigzins lust hebben aan den dood des goddelozen, spreekt
209 Eze 18:32 | Ik heb geen lust aan den dood des stervenden, spreekt
210 Eze 28:8 | en gij zult sterven den dood eens verslagenen in het
211 Eze 28:10 | 10 Gij zult den dood der onbesnedenen sterven;
212 Eze 31:14 | zijn allen overgegeven ter dood, tot het onderste der aarde,
213 Eze 33:8 | goddeloze, gij zult den dood sterven! en gij spreekt
214 Eze 33:11 | HEERE, zo Ik lust heb in den dood des goddelozen! maar daarin
215 Eze 33:14 | goddeloze zeg: Gij zult den dood sterven! en hij zich van
216 Hos 13:14 | zal ze vrijmaken van den dood: o dood! waar zijn uw pestilentien?
217 Hos 13:14 | vrijmaken van den dood: o dood! waar zijn uw pestilentien?
218 Jona 4:9 | mijn toorn ontstoken ter dood toe. ~
219 Matt 2:15| 15 En was aldaar tot den dood van Herodes; opdat vervuld
220 Matt 9:24| want het dochtertje is niet dood, maar slaapt. En zij belachten
221 Matt 10:21| broeder overleveren tot den dood, en de vader het kind, en
222 Matt 15:4 | moeder vloekt, die zal de dood sterven. ~
223 Matt 16:28| hier staan, dewelke den dood niet smaken zullen, totdat
224 Matt 20:18| worden, en zij zullen Hem ter dood veroordelen; ~
225 Matt 21:41| zal den kwaden een kwaden dood aandoen, en zal den wijngaard
226 Matt 26:38| geheel bedroefd tot den dood toe; blijft hier en waakt
227 Mark 6:29| gingen zij en namen zijn dood lichaam weg, en legden dat
228 Mark 7:10| moeder vloekt, die zal den dood sterven. ~
229 Mark 9:1 | die hier staan, die den dood niet zullen smaken, totdat
230 Mark 9:26| uit; en het kind werd als dood, alzo dat velen zeiden,
231 Mark 10:33| worden, en zij zullen Hem ter dood veroordelen, en Hem den
232 Mark 13:12| anderen overleveren tot den dood, en de vader het kind; en
233 Mark 14:34| geheel bedroefd tot den dood toe; blijft hier, en waakt. ~
234 Luk 2:26 | Heiligen Geest, dat hij den dood niet zien zoude, eer hij
235 Luk 9:27 | die hier staan, die den dood niet zullen smaken, totdat
236 Luk 10:30 | heengingen, en lieten hem half dood liggen. ~
237 Luk 15:24 | Want deze mijn zoon was dood, en is weder levend geworden;
238 Luk 15:32 | want deze uw broeder was dood, en is weder levend geworden;
239 Luk 19:27 | en slaat ze hier voor mij dood. ~
240 Luk 22:33 | de gevangenis en in den dood te gaan. ~
241 Joha 5:24| verdoemenis, maar is uit den dood overgegaan in het leven. ~
242 Joha 8:51| bewaard hebben, die zal den dood niet zien in der eeuwigheid. ~
243 Joha 8:52| zal hebben, die zal den dood niet smaken in der eeuwigheid? ~
244 Joha 11:4 | krankheid is niet tot den dood, maar ter heerlijkheid Gods;
245 Joha 11:13| Jezus had gesproken van zijn dood; maar zij meenden, dat Hij
246 Joha 12:33| betekenende, hoedanigen dood Hij sterven zou.) ~
247 Joha 18:32| betekenende, hoedanigen dood Hij sterven zoude. ~
248 Joha 21:19| betekenende, met hoedanigen dood hij God verheerlijken zou.
249 Hand 2:24| was, dat Hij van denzelven dood zou gehouden worden. ~
250 Hand 8:19| de stad, menende, dat hij dood was. ~
251 Hand 14:9 | zoldering nederwaarts, en werd dood opgenomen. ~
252 Hand 16:4 | weg vervolgd heb tot den dood, bindende en in de gevangenissen
253 Hand 16:20| een welbehagen had in zijn dood, en de klederen bewaarde
254 Hand 17:29| tegen hem te zijn, die den dood of banden waardig is. ~
255 Hand 19:16| enigen mens uit gunst ter dood over te geven, eer de beschuldigde
256 Hand 22:6 | zou opzwellen, of terstond dood nedervallen. Maar als zij
257 Rom 5:10 | God verzoend zijn door den dood Zijns Zoons, veel meer zullen
258 Rom 5:12 | is, en door de zonde de dood; en alzo de dood tot alle
259 Rom 5:12 | zonde de dood; en alzo de dood tot alle mensen doorgegaan
260 Rom 5:14 | 14 Maar de dood heeft geheerst van Adam
261 Rom 5:17 | door de misdaad van een de dood geheerst heeft door dien
262 Rom 5:21 | zonde geheerst heeft tot den dood, alzo ook de genade zou
263 Rom 6:3 | gedoopt zijn, wij in Zijn dood gedoopt zijn? ~
264 Rom 6:4 | begraven, door den doop in den dood, opdat, gelijkerwijs Christus
265 Rom 6:9 | doden, niet meer sterft; de dood heerst niet meer over Hem. ~
266 Rom 6:11 | daarvoor dat gij wel der zonde dood zijt, maar Gode levende
267 Rom 6:16 | gehoorzaamt, of der zonde tot den dood, of der gehoorzaamheid tot
268 Rom 6:21 | het einde derzelve is de dood. ~
269 Rom 6:23 | bezoldiging der zonde is de dood, maar de genadegift Gods
270 Rom 7:5 | zijn, in onze leden, om den dood vruchten te dragen. ~
271 Rom 7:8 | zonder de wet is de zonde dood.
272 Rom 7:10 | was, hetzelve is mij ten dood bevonden. ~
273 Rom 7:13 | Is dan het goede mij de dood geworden? Dat zij verre.
274 Rom 7:13 | Maar de zonde is mij de dood geworden; opdat zij zou
275 Rom 7:13 | werkende mij door het goede den dood; opdat de zonde boven mate
276 Rom 8:6 | bedenken des vleses is de dood; maar het bedenken des Geestes
277 Rom 8:10 | is, zo is wel het lichaam dood om der zonden wil; maar
278 Rom 8:38 | ben verzekerd, dat noch dood, noch leven, noch engelen,
279 1Kor 3:22| wereld, hetzij leven, hetzij dood, hetzij tegenwoordige, hetzij
280 1Kor 4:9 | heeft gesteld als tot den dood verwezen; want wij zijn
281 1Kor 11:26| drinken, zo verkondigt den dood des Heeren, totdat Hij komt. ~
282 1Kor 15:21| 21 Want dewijl de dood door een mens is, zo is
283 1Kor 15:26| niet gedaan wordt, is de dood. ~
284 1Kor 15:54| geschieden, dat geschreven is: De dood is verslonden tot overwinning. ~
285 1Kor 15:55| 55 Dood, waar is uw prikkel? Hel,
286 2Kor 1:10| 10 Die ons uit zo groten dood verlost heeft, en nog verlost;
287 2Kor 4:11| leven, worden altijd in den dood overgegeven om Jezus' wil;
288 2Kor 4:12| 12 Zo dan, de dood werkt wel in ons, maar het
289 2Kor 7:10| droefheid der wereld werkt den dood. ~
290 Efez 2:1 | levend gemaakt, daar gij dood waart door de misdaden en
291 Efez 2:5 | 5 Ook toen wij dood waren door de misdaden,
292 Fili 1:20| het leven, hetzij door den dood. ~
293 Fili 2:8 | geworden zijnde tot den dood, ja, den dood des kruises. ~
294 Fili 2:8 | zijnde tot den dood, ja, den dood des kruises. ~
295 Fili 2:27| krank geweest tot nabij den dood; maar God heeft Zich zijner
296 Fili 2:30| Christus was hij tot nabij den dood gekomen, zijn leven niet
297 Fili 3:10| gemeenschap Zijns lijdens, Zijn dood gelijkvormig wordende; ~
298 Kol 1:22 | lichaam Zijns vleses, door den dood, opdat Hij u zou heilig
299 Kol 2:13 | En Hij heeft u, als gij dood waart in de misdaden, en
300 2Tim 1:10| Jezus Christus, Die den dood heeft te niet gedaan, en
301 Heb 2:9 | genade Gods voor allen den dood smaken zou. ~
302 Heb 2:14 | geworden, opdat Hij door den dood te niet doen zou dengene,
303 Heb 5:7 | Dengene, Die Hem uit den dood kon verlossen, met sterke
304 Heb 7:23 | geworden, omdat zij door den dood verhinderd werden altijd
305 Heb 9:15 | nieuwen testaments, opdat, de dood daartussen gekomen zijnde,
306 Heb 9:16 | is het noodzaak, dat de dood des testamentmakers tussen
307 Heb 11:5 | weggenomen geweest, opdat hij den dood niet zou zien; en hij werd
308 Heb 11:37 | verzocht, door het zwaard ter dood gebracht; hebben gewandeld
309 Jako 1:15| voleindigd zijnde baart den dood. ~
310 Jako 2:17| heeft, is bij zichzelven dood. ~
311 Jako 2:20| geloof zonder de werken dood is? ~
312 Jako 2:26| het lichaam zonder geest dood is, alzo is ook het geloof
313 Jako 2:26| geloof zonder de werken dood. ~ ~
314 Jako 5:20| bekeert, een ziel van den dood zal behouden, en menigte
315 1Joh 3:12| wat oorzaak sloeg hij hem dood? Omdat zijn werken boos
316 1Joh 3:14| overgegaan zijn uit den dood in het leven, dewijl wij
317 1Joh 3:14| liefheeft, blijft in den dood. ~
318 1Joh 5:16| zondigen een zonde niet tot den dood, die zal God bidden en Hij
319 1Joh 5:16| die zondigen niet tot den dood. Er is een zonde tot den
320 1Joh 5:16| Er is een zonde tot den dood; voor dezelve zonde zeg
321 1Joh 5:17| er is zonde niet tot den dood. ~
322 Open 1:17| ik Hem zag, viel ik als dood aan Zijn voeten; en Hij
323 Open 1:18| 18 En Die leef, en Ik ben dood geweest; en zie, Ik ben
324 Open 2:8 | Eerste en de Laatste, Die dood geweest is, en weder levend
325 Open 2:10| dagen. Zijt getrouw tot den dood, en Ik zal u geven de kroon
326 Open 2:11| overwint, zal van den tweeden dood niet beschadigd worden. ~
327 Open 2:23| kinderen zal Ik door den dood ombrengen; en al de Gemeenten
328 Open 3:1 | dat gij leeft, en gij zijt dood. ~
329 Open 6:8 | daarop zat, zijn naam was de dood; en de hel volgde hem na.
330 Open 6:8 | en met honger, en met den dood, en door de wilde beesten
331 Open 9:6 | dagen zullen de mensen den dood zoeken, en zullen dien niet
332 Open 9:6 | begeren te sterven, en de dood zal van hen vlieden. ~
333 Open 12:11| leven niet liefgehad tot den dood toe. ~
334 Open 13:3 | zijn hoofden als tot den dood gewond, en zijn dodelijke
335 Open 18:8 | een dag komen, namelijk dood, en rouw, en honger, en
336 Open 20:6 | over deze heeft de tweede dood geen macht, maar zij zullen
337 Open 20:13| die in haar waren; en de dood en de hel gaven de doden,
338 Open 20:14| 14 En de dood en de hel werden geworpen
339 Open 20:14| vuurs; dit is de tweede dood. ~
340 Open 21:4 | hun ogen afwissen; en de dood zal niet meer zijn; noch
341 Open 21:8 | sulfer; hetwelk is de tweede dood. ~
|