Book Chapter: Verse
1 Gen 11:7 | aldaar verwarren, opdat iegelijk de spraak zijns naasten
2 Gen 31:25 | broeders van Dina, een iegelijk zijn zwaard, en kwamen stoutelijk
3 Gen 38:25 | hun geld wederkeerde, een iegelijk in zijn zak, en dat men
4 Gen 38:35 | ledigden, ziet, zo had een iegelijk den bundel zijns gelds in
5 Gen 40:11 | 11 En zij haastten, en iegelijk zette zijn zak af op de
6 Gen 40:11 | zijn zak af op de aarde, en iegelijk opende zijn zak. ~
7 Gen 45:28 | zegende; hij zegende hen, een iegelijk naar zijn bijzonderen zegen. ~
8 Exo 12:3 | tienden dezer maand neme een iegelijk een lam, naar de huizen
9 Exo 12:4 | het getal der zielen, een iegelijk naar dat hij eten kan; gij
10 Exo 16:18 | verzameld had, ontbrak niet; een iegelijk verzamelde zoveel, als hij
11 Exo 16:21 | verzamelden het allen morgen, een iegelijk naar dat hij eten mocht;
12 Exo 30:12 | onder hen, zo zullen zij een iegelijk de verzoening zijner ziel
13 Exo 31:6 | en in het hart van een iegelijk, die wijs van hart is, heb
14 Exo 32:27 | poort in het leger, en een iegelijk dode zijn broeder, en elk
15 Exo 33:27 | poort in het leger, en een iegelijk dode zijn broeder, en elk
16 Lev 19:11 | valselijk handelen, een iegelijk tegen zijn naaste. ~
17 Lev 24:46 | de kinderen Israels, een iegelijk over zijn broeder, gij zult
18 Num 1:52 | zullen zich legeren, een iegelijk bij zijn leger, en een iegelijk
19 Num 1:52 | iegelijk bij zijn leger, en een iegelijk bij zijn banier, naar hun
20 Num 2:17 | zullen zij optrekken, een iegelijk aan zijn plaats, naar hun
21 Num 2:34 | en zo trokken zij op, een iegelijk naar zijn geslachten, naar
22 Num 7:11 | Mozes: Elke overste zal, een iegelijk op zijn dag, zijn offerande
23 Num 26:54 | erfenis minder maken; aan een iegelijk zal, naar zijn getelden,
24 Num 31:53 | Aangaande de krijgslieden, een iegelijk had geroofd voor zichzelven. ~
25 Deu 1:41 | geboden heeft. Als gij nu een iegelijk zijn krijgsgereedschap aangorddet,
26 Joz 6:5 | zal daarin klimmen, een iegelijk tegenover zich. ~
27 Ric 6:8 | mannen van Israel gaan, een iegelijk naar zijn tent; maar die
28 Ric 6:16 | drie hopen; en hij gaf een iegelijk een bazuin in zijn hand,
29 Ric 6:21 | 21 En zij stonden, een iegelijk in zijn plaats, rondom het
30 Ric 7:24 | begeren: geeft mij maar een iegelijk een voorhoofdsiersel van
31 Ric 7:25 | uit, en wierpen daarop een iegelijk een voorhoofdsiersel van
32 Ric 8:49 | hieuw ook al het volk een iegelijk zijn tak af, en zij volgden
33 Ric 8:55 | dood was, zo gingen zij een iegelijk naar zijn plaats. ~
34 Ric 15:5 | zullen wij u geven, een iegelijk, duizend en honderd zilverlingen. ~
35 Ric 16:6 | geen koning in Israel; een iegelijk deed, wat recht was in zijn
36 Ric 20:24 | dier tijd van daar, een iegelijk naar zijn stam en naar zijn
37 Ric 20:24 | togen zij uit van daar, een iegelijk naar zijn erfenis. ~
38 Ric 20:25 | geen koning in Israel; een iegelijk deed, wat recht was in zijn
39 Rut 1:8 | Gaat heen, keert weder, een iegelijk tot het huis van haar moeder;
40 Rut 1:9 | dat gij ruste vindt, een iegelijk in het huis van haar man!
41 1Sa 4:10 | geslagen, en zij vloden een iegelijk in zijn tenten; en er geschiedde
42 1Sa 8:22 | van Israel: Gaat heen, een iegelijk naar zijn stad. ~ ~
43 1Sa 10:11 | het geschiedde, als een iegelijk, die hem van te voren gekend
44 1Sa 13:2 | volks liet hij gaan, een iegelijk naar zijn tent. ~
45 1Sa 13:20 | Filistijnen aftrekken, opdat een iegelijk zijn ploegijzer, of zijn
46 1Sa 14:34 | hen: Brengt tot mij een iegelijk zijn os, en een iegelijk
47 1Sa 14:34 | iegelijk zijn os, en een iegelijk zijn schaap, en slacht het
48 1Sa 14:34 | Toen bracht al het volk een iegelijk zijn os met zijn hand, des
49 1Sa 20:15 | niet wanneer de HEERE een iegelijk der vijanden van David van
50 1Sa 25:13 | zeide tot zijn mannen: Een iegelijk gorde zijn zwaard aan. Toen
51 1Sa 25:13 | zwaard aan. Toen gordde een iegelijk zijn zwaard aan, en David
52 1Sa 26:23 | HEERE dan vergelde aan een iegelijk zijn gerechtigheid en zijn
53 1Sa 27:3 | hij en zijn mannen, een iegelijk met zijn huis; David met
54 1Sa 30:6 | volk waren verbitterd, een iegelijk over zijn zonen en over
55 1Sa 30:22 | niet geven, maar aan een iegelijk zijn vrouw en zijn kinderen;
56 2Sa 2:3 | die bij hem waren, een iegelijk met zijn huisgezin; en zij
57 2Sa 2:27 | weggevoerd zijn geweest, een iegelijk van zijn broeder te vervolgen! ~
58 2Sa 6:19 | de vrouwen toe, aan een iegelijk een broodkoek, en een schoon
59 2Sa 6:19 | ging al dat volk heen, een iegelijk naar zijn huis. ~
60 2Sa 13:29 | konings op, en reden een iegelijk op zijn muildier, en vloden. ~
61 2Sa 15:13 | zeggende: Het hart van een iegelijk in Israel volgt Absalom
62 2Sa 15:30 | volk, dat met hem was, een iegelijk zijn hoofd bedekt, en zij
63 2Sa 18:17 | gans Israel vluchtte, een iegelijk naar zijn tent. ~
64 2Sa 19:8 | Israel was gevloden, een iegelijk naar zijn tenten. ~
65 2Sa 20:1 | aan den zoon van Isai, een iegelijk naar zijn tenten, o Israel! ~
66 2Sa 20:22 | verstrooiden zich van de stad, een iegelijk naar zijn tenten; en Joab
67 2Sa 23:7 | 7 Maar een iegelijk, die ze zal aantasten, voorziet
68 1Kon 1:49| Adonia waren, en gingen een iegelijk zijns weegs. ~
69 1Kon 4:25| Israel woonden zeker, een iegelijk onder zijn wijnstok en onder
70 1Kon 4:28| plaats, waar hij was, een iegelijk naar zijn last.
71 1Kon 8:39| vergeef, en doe, en geef een iegelijk naar al zijn wegen, gelijk
72 1Kon 22:17| Dezen hebben geen heer; een iegelijk kere weder naar zijn huis
73 2Kon 3:25| nu braken zij af, en een iegelijk wierp zijn steen op alle
74 2Kon 9:13| haastten zij zich, en een iegelijk nam zijn kleed, en legde
75 2Kon 15:12| Israel, en zij vloden, een iegelijk in zijn tenten. ~
76 1Kro 16:3 | 3 En hij deelde een iegelijk in Israel, van den man tot
77 1Kro 16:3 | den man tot de vrouw, een iegelijk een bol broods, en een schoon
78 1Kro 16:43| het ganse volk henen, een iegelijk in zijn huis; en David keerde
79 2Kro 7:30| en vergeef, en geef een iegelijk naar al zijn wegen, gelijk
80 2Kro 14:9 | de volken der landen? Een iegelijk, die komt om zijn hand te
81 2Kro 19:16| Dezen hebben geen heer; een iegelijk kere weder naar zijn huis
82 2Kro 25:22| Israel; en zij vloden een iegelijk in zijn tenten. ~
83 Ezra 1:5 | de Levieten, benevens een iegelijk, wiens geest God verwekte,
84 Ezra 2:1 | Juda zijn wedergekeerd, een iegelijk naar zijn stad; ~
85 Neh 3:28 | verbeterden de priesteren, een iegelijk tegenover zijn huis. ~
86 Neh 4:15 | weder tot den muur, een iegelijk tot zijn werk. ~
87 Neh 4:18 | En de bouwers hadden een iegelijk zijn zwaard aan zijn lenden
88 Neh 4:22 | dier tijd tot het volk: Een iegelijk vernachte met zijn jongen
89 Neh 4:23 | onze klederen niet uit; een iegelijk had zijn geweer en water. ~ ~
90 Neh 5:7 | Gijlieden vordert een last, een iegelijk van zijn broeder. Voorts
91 Neh 7:3 | inwoners van Jeruzalem, een iegelijk op zijn wacht, en een iegelijk
92 Neh 7:3 | iegelijk op zijn wacht, en een iegelijk tegenover zijn huis.
93 Neh 7:6 | Jeruzalem en naar Juda, een iegelijk tot zijn stad; ~
94 Neh 8:17 | maakten zich loofhutten, een iegelijk op zijn dak, en in hun voorhoven,
95 Neh 11:3 | steden van Juda woonden, een iegelijk op zijn bezitting, in hun
96 Neh 11:20 | alle steden van Juda, een iegelijk in zijn erfdeel. ~
97 Neh 13:10 | deden, gevloden waren, een iegelijk naar zijn akker. ~
98 Est 1:8 | zouden naar den wil van een iegelijk. ~
99 Est 1:22 | landschappen des konings, aan een iegelijk landschap naar zijn schrift,
100 Job 41:11 | had; en zij gaven hem een iegelijk een stuk gelds, een iegelijk
101 Job 41:11 | iegelijk een stuk gelds, een iegelijk ook een gouden voorhoofdsiersel. ~
102 Psa 29:9 | Zijn tempel zegt Hem een iegelijk eer. ~
103 Psa 62:13 | is Uwe; want Gij zult een iegelijk vergelden naar zijn werk. ~ ~ ~
104 Psa 63:12 | zich in God verblijden; een iegelijk, die bij Hem zweert, zal
105 Psa 68:24 | van de vijanden, van een iegelijk van hen. ~
106 Psa 78:25 | 25 Een iegelijk at het brood der Machtigen;
107 Psa 84:8 | van kracht tot kracht; een iegelijk van hen zal verschijnen
108 Psa 128:1 | Hammaaloth. Welgelukzalig is een iegelijk, die den HEERE vreest, die
109 Spre 1:19| Zo zijn de paden van een iegelijk, die gierigheid pleegt;
110 Spre 26:10| De groten doen een iegelijk verdriet aan, en huren de
111 Pred 5:18| 18 Ook een iegelijk mens, aan denwelken God
112 Pred 10:3 | hem, en hij zegt tot een iegelijk, dat hij dwaas is. ~
113 Pred 10:15| arbeid der zotten maakt een iegelijk van hen moede; dewijl zij
114 Jes 3:5 | tegen den ander, en een iegelijk tegen zijn naaste; de jongeling
115 Jes 4:3 | heilig geheten worden, een iegelijk, die geschreven is ten leven
116 Jes 6:2 | serafs stonden boven Hem; een iegelijk had zes vleugelen; met twee
117 Jes 9:19 | niet verzadigd worden; een iegelijk zal het vlees zijns arms
118 Jes 13:8 | als een barende vrouw; een iegelijk zal over zijn naaste verbaasd
119 Jes 13:14 | 14 En een iegelijk zal zijn als een verjaagde
120 Jes 13:14 | dat niemand vergadert; een iegelijk zal naar zijn volk omzien,
121 Jes 13:14 | zijn volk omzien, en een iegelijk zal naar zijn land vluchten. ~
122 Jes 14:18 | liggen neder met eer, een iegelijk in zijn huis; ~
123 Jes 19:2 | zij zullen strijden een iegelijk tegen zijn broeder, en een
124 Jes 19:2 | tegen zijn broeder, en een iegelijk tegen zijn naaste, stad
125 Jes 53:3 | verzocht in krankheid; en een iegelijk was als verbergende het
126 Jes 53:6 | schapen, wij keerden ons een iegelijk naar zijn weg; doch de HEERE
127 Jes 58:2 | op hun slaapsteden, een iegelijk, die in zijn oprechtheid
128 Jer 1:15 | zullen komen, en zetten een iegelijk zijn troon voor de deur
129 Jer 5:8 | vroeg op; zij hunkeren een iegelijk naar zijns naasten huisvrouw. ~
130 Jer 6:3 | opslaan; zij zullen een iegelijk zijn ruimte afweiden. ~
131 Jer 9:4 | 4 Wacht u, een iegelijk van zijn vriend, en vertrouwt
132 Jer 11:8 | maar hebben gewandeld, een iegelijk naar het goeddunken van
133 Jer 12:15 | zal hen wederbrengen, een iegelijk tot zijn erfenis, en een
134 Jer 12:15 | tot zijn erfenis, en een iegelijk tot zijn land. ~
135 Jer 16:12 | gijlieden wandelt, een iegelijk naar het goeddunken van
136 Jer 17:10 | de nieren; en dat, om een iegelijk te geven naar zijn wegen,
137 Jer 18:11 | gedachte; zo bekeert u nu, een iegelijk van zijn bozen weg, en maakt
138 Jer 18:12 | en wij zullen doen, een iegelijk het goeddunken van zijn
139 Jer 19:9 | en zij zullen eten, een iegelijk het vlees zijns naasten,
140 Jer 23:14 | zich niet bekeren, een iegelijk van zijn boosheid; zij allen
141 Jer 23:35 | zult gijlieden zeggen, een iegelijk tot zijn naaste, en een
142 Jer 23:35 | tot zijn naaste, en een iegelijk tot zijn broeder: Wat heeft
143 Jer 23:36 | meer gedenken; want een iegelijk zal zijn eigen woord een
144 Jer 25:5 | Zeggende: Bekeert u toch, een iegelijk van zijn bozen weg, en van
145 Jer 26:3 | horen, en zich bekeren, een iegelijk van zijn bozen weg; zo zou
146 Jer 31:30 | 30 Maar een iegelijk zal om zijn ongerechtigheid
147 Jer 31:34 | zij zullen niet meer, een iegelijk zijn naaste, en een iegelijk
148 Jer 31:34 | iegelijk zijn naaste, en een iegelijk zijn broeder, leren, zeggende:
149 Jer 32:19 | der mensenkinderen, om een iegelijk te geven naar zijn wegen,
150 Jer 34:9 | 9 Dat een iegelijk zijn knecht, en een iegelijk
151 Jer 34:9 | iegelijk zijn knecht, en een iegelijk zijn maagd, zijnde een Hebreer
152 Jer 34:10 | hadden ingegaan, dat zij, een iegelijk zijn knecht, en een iegelijk
153 Jer 34:10 | iegelijk zijn knecht, en een iegelijk zijn maagd zouden laten
154 Jer 34:14 | zult gij laten gaan, een iegelijk zijn broeder, een Hebreer,
155 Jer 34:15 | vrijheid uitroepende, een iegelijk voor zijn naaste; en gij
156 Jer 34:16 | en doen wederkomen, een iegelijk zijn knecht, en een iegelijk
157 Jer 34:16 | iegelijk zijn knecht, en een iegelijk zijn maagd, die gij hadt
158 Jer 34:17 | vrijheid uit te roepen, een iegelijk voor zijn broeder, en een
159 Jer 34:17 | voor zijn broeder, en een iegelijk voor zijn naaste; ziet,
160 Jer 35:15 | zeggen: Bekeert u toch, een iegelijk van zijn bozen weg, en maakt
161 Jer 36:3 | opdat zij zich bekeren, een iegelijk van zijn bozen weg, en Ik
162 Jer 36:7 | zullen zich bekeren, een iegelijk van zijn bozen weg; want
163 Jer 37:10 | zo zouden zich die, een iegelijk in zijn tent, opmaken,
164 Jer 49:5 | en gijlieden zult, een iegelijk voor zich henen, uitgedreven
165 Jer 50:16 | zwaard, zich keren, een iegelijk tot zijn volk, en vlieden,
166 Jer 50:16 | volk, en vlieden, een iegelijk naar zijn land. ~
167 Jer 51:6 | van Babel, en redt, een iegelijk zijn ziel; wordt niet uitgeroeid
168 Jer 51:9 | haar dan, en laat ons een iegelijk in zijn land trekken; want
169 Jer 51:45 | midden van haar, en redt een iegelijk zijn ziel, vanwege de hittigheid
170 Eze 24:23 | versmachten, en een iegelijk tegen zijn broeder zuchten. ~
171 Eze 33:30 | spreekt met den ander, een iegelijk met zijn broeder, zeggende:
172 Eze 46:18 | opdat niet Mijn volk, een iegelijk uit zijn erfenis, verstrooid
173 Hos 4:3 | het land treuren, en een iegelijk, die daarin woont, kwelen,
174 Joe 2:7 | zullen daarhenen trekken, een iegelijk in zijn wegen, en zullen
175 Amos 6:10| de naaste vriend zal een iegelijk van die opnemen, of die
176 Jona 1:5 | zeelieden, en riepen een iegelijk tot zijn god, en wierpen
177 Jona 3:8 | zullen zich bekeren, een iegelijk van zijn bozen weg, en van
178 Mic 2:2 | en zijn huis, ja, aan een iegelijk en zijn erfenis. ~
179 Mic 7:2 | op bloed, zij jagen, een iegelijk zijn broeder, met een jachtgaren. ~
180 Zep 2:11 | aarde doen uitteren; en een iegelijk uit zijn plaats zal Hem
181 Zac 3:10 | heirscharen, zult gijlieden een iegelijk zijn naaste nodigen tot
182 Zac 5:3 | het ganse land; want een iegelijk, die steelt, zal van hier,
183 Zac 5:3 | worden; desgelijks een iegelijk, die valselijk zweert, zal
184 Zac 8:10 | zond alle mensen, een iegelijk tegen zijn naaste.
185 Zac 8:16 | spreekt de waarheid, een iegelijk met zijn naaste; oordeelt
186 Zac 13:4 | beschaamd zullen worden, een iegelijk van wege zijn gezicht, wanneer
187 Matt 7:8 | 8 Want een iegelijk, die bidt, die ontvangt;
188 Matt 7:21| 21 Niet een iegelijk, die tot Mij zegt: Heere,
189 Matt 7:24| 24 Een iegelijk dan, die deze Mijn woorden
190 Matt 7:26| 26 En een iegelijk, die deze Mijn woorden hoort
191 Matt 10:32| 32 Een iegelijk dan, die Mij belijden zal
192 Matt 13:52| zeide tot hen: Daarom, een iegelijk Schriftgeleerde, in het
193 Matt 16:27| engelen, en alsdan zal Hij een iegelijk vergelden naar zijn doen. ~
194 Matt 18:35| niet van harte vergeeft een iegelijk zijn broeder zijn misdaden. ~ ~
195 Matt 25:15| en den derden een, een iegelijk naar zijn vermogen, en verreisde
196 Matt 25:29| 29 Want een iegelijk, die heeft, dien zal gegeven
197 Matt 26:22| geworden zijnde, begon een iegelijk van hen tot Hem te zeggen:
198 Mark 15:24| lot over dezelve, wat een iegelijk wegnemen zou. ~
199 Luk 2:3 | beschreven te worden, een iegelijk naar zijn eigen stad. ~
200 Luk 4:40 | tot Hem, en Hij legde een iegelijk van hen de handen op, en
201 Luk 6:30 | 30 Maar geeft een iegelijk, die van u begeert; en van
202 Luk 6:40 | boven zijn meester; maar een iegelijk volmaakt discipel zal zijn
203 Luk 6:47 | 47 Een iegelijk, die tot Mij komt, en Mijn
204 Luk 11:4 | ook wij vergeven aan een iegelijk, die ons schuldig is. En
205 Luk 11:10 | 10 Want een iegelijk, die bidt, die ontvangt;
206 Luk 12:8 | 8 En Ik zeg u: Een iegelijk, die Mij belijden zal voor
207 Luk 12:10 | 10 En een iegelijk, die enig woord spreken
208 Luk 12:48 | geslagen worden. En een iegelijk, wien veel gegeven is, van
209 Luk 13:15 | geveinsde, maakt niet een iegelijk van u op den sabbat zijn
210 Luk 14:11 | 11 Want een iegelijk, die zichzelven verhoogt,
211 Luk 14:33 | 33 Alzo dan een iegelijk van u, die niet verlaat
212 Luk 16:5 | En hij riep tot zich een iegelijk van de schuldenaars zijns
213 Luk 16:16 | Gods verkondigd, en een iegelijk doet geweld op hetzelve. ~
214 Luk 16:18 | 18 Een iegelijk, die zijn vrouw verlaat,
215 Luk 16:18 | die doet overspel; en een iegelijk, die de verlatene van den
216 Luk 19:15 | hij weten mocht, wat een iegelijk met handelen gewonnen had. ~
217 Luk 19:26 | 26 Want ik zeg u, dat een iegelijk, die heeft, zal gegeven
218 Luk 20:18 | 18 Een iegelijk, die op dien steen valt,
219 Joha 1:9 | Licht, Hetwelk verlicht een iegelijk mens, komende in de wereld. ~
220 Joha 3:8 | hij heen gaat; alzo is een iegelijk, die uit den Geest geboren
221 Joha 3:15| 15 Opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet
222 Joha 3:16| gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet
223 Joha 3:20| 20 Want een iegelijk, die kwaad doet, haat het
224 Joha 6:7 | dezen niet genoeg, opdat een iegelijk van hen een weinig neme. ~
225 Joha 6:40| gezonden heeft, dat een iegelijk, die den Zoon aanschouwt,
226 Joha 6:45| van God geleerd zijn. Een iegelijk dan, die het van den Vader
227 Joha 7:53| 53 En een iegelijk ging heen naar zijn huis. ~ ~ ~
228 Joha 8:34| voorwaar zeg Ik u: Een iegelijk, die de zonde doet, is een
229 Joha 11:26| 26 En een iegelijk, die leeft, en in Mij gelooft,
230 Joha 12:46| wereld gekomen, opdat een iegelijk, die in Mij gelooft, in
231 Joha 16:2 | ja, de ure komt, dat een iegelijk, die u zal doden, zal menen
232 Joha 16:32| zult verstrooid worden, een iegelijk naar het zijne, en gij Mij
233 Joha 18:37| getuigenis geven zou. Een iegelijk, die uit de waarheid is,
234 Joha 19:12| keizers vriend niet; een iegelijk, die zichzelven koning maakt,
235 Hand 2:3 | vuur, en het zat op een iegelijk van hen. ~
236 Hand 2:6 | en werd beroerd, want een iegelijk hoorde hen in zijn eigen
237 Hand 2:8 | En hoe horen wij hen een iegelijk in onze eigen taal, in welke
238 Hand 2:21| En het zal zijn, dat een iegelijk, die den Naam des Heeren
239 Hand 2:38| tot hen: Bekeert u, en een iegelijk van u worde gedoopt in den
240 Hand 3:26| zou, daarin dat Hij een iegelijk van u afkere van uw boosheden. ~ ~ ~
241 Hand 4:35| 35 En aan een iegelijk werd uitgedeeld, naar dat
242 Hand 5:43| al de profeten, dat een iegelijk, die in Hem gelooft, vergeving
243 Hand 6:29| 29 En naardat een iegelijk der discipelen vermocht,
244 Hand 7:39| van Mozes, door Dezen een iegelijk, die gelooft, gerechtvaardigd
245 Hand 11:27| Hij niet verre is van een iegelijk van ons. ~
246 Hand 14:31| niet opgehouden heb een iegelijk met tranen te vermanen. ~
247 Hand 15:26| blijvende daar, totdat voor een iegelijk van hen de offerande opgeofferd
248 Rom 1:16 | kracht Gods tot zaligheid een iegelijk, die gelooft, eerst den
249 Rom 2:6 | 6 Welke een iegelijk vergelden zal naar zijn
250 Rom 2:10 | heerlijkheid, en eer, en vrede een iegelijk, die het goede werkt, eerst
251 Rom 9:33 | rots der ergernis; en een iegelijk, die in Hem gelooft, zal
252 Rom 10:4 | tot rechtvaardigheid een iegelijk, die gelooft. ~
253 Rom 10:11 | Want de Schrift zegt: Een iegelijk, die in Hem gelooft, die
254 Rom 10:13 | 13 Want een iegelijk, die den Naam des Heeren
255 Rom 12:3 | mij gegeven is, zeg ik een iegelijk, die onder u is, dat hij
256 Rom 12:3 | matigheid, gelijk als God een iegelijk de mate des geloofs gedeeld
257 Rom 13:7 | 7 Zo geeft dan een iegelijk, wat gij schuldig zijt;
258 Rom 14:5 | al de dagen gelijk. Een iegelijk zij in zijn eigen gemoed
259 Rom 14:12 | 12 Zo dan een iegelijk van ons zal voor zichzelven
260 Rom 15:2 | 2 Dat dan een iegelijk van ons zijn naaste behage
261 1Kor 1:12| 12 En dit zeg ik, dat een iegelijk van u zegt: Ik ben van Paulus,
262 1Kor 3:5 | gelijk de Heere aan een iegelijk gegeven heeft? ~
263 1Kor 3:8 | maakt, zijn een; maar een iegelijk zal zijn loon ontvangen
264 1Kor 3:10| ander bouwt daarop. Maar een iegelijk zie toe, hoe hij daarop
265 1Kor 4:5 | harten; en alsdan zal een iegelijk lof hebben van God. ~
266 1Kor 7:2 | der hoererijen wil zal een iegelijk man zijn eigen vrouw hebben,
267 1Kor 7:7 | als ikzelf ben; maar een iegelijk heeft zijn eigen gave van
268 1Kor 7:17| Doch gelijk God aan een iegelijk heeft uitgedeeld, gelijk
269 1Kor 7:17| uitgedeeld, gelijk de Heere een iegelijk geroepen heeft, dat hij
270 1Kor 7:20| 20 Een iegelijk blijve in die beroeping,
271 1Kor 7:24| 24 Een iegelijk, waarin hij geroepen is,
272 1Kor 9:25| 25 En een iegelijk, die om prijs strijdt, onthoudt
273 1Kor 10:24| zijns zelfs is; maar een iegelijk zoeke dat des anderen is. ~
274 1Kor 11:4 | 4 Een iegelijk man, die bidt of profeteert,
275 1Kor 11:21| Want in het eten neemt een iegelijk te voren zijn eigen avondmaal;
276 1Kor 12:7 | 7 Maar aan een iegelijk wordt de openbaring des
277 1Kor 12:11| dezelfde Geest, delende aan een iegelijk in het bijzonder, gelijkerwijs
278 1Kor 12:18| God de leden gezet, een iegelijk van dezelve in het lichaam,
279 1Kor 14:26| Wanneer gij samenkomt, een iegelijk van u, heeft hij een psalm,
280 1Kor 15:23| 23 Maar een iegelijk in zijn orde: de eersteling
281 1Kor 15:38| gelijk Hij wil, en aan een iegelijk zaad zijn eigen lichaam. ~
282 1Kor 16:2 | dag der week, legge een iegelijk van u iets bij zichzelven
283 1Kor 16:16| zodanigen onderwerpt, en aan een iegelijk, die medewerkt en arbeidt. ~
284 2Kor 5:10| van Christus, opdat een iegelijk wegdrage, hetgeen door het
285 2Kor 9:7 | 7 Een iegelijk doe, gelijk hij in zijn
286 Gal 3:10 | geschreven: Vervloekt is een iegelijk, die niet blijft in al hetgeen
287 Gal 3:13 | geschreven: Vervloekt is een iegelijk, die aan het hout hangt. ~
288 Gal 5:3 | En ik betuig wederom een iegelijk mens, die zich laat besnijden,
289 Gal 6:4 | 4 Maar een iegelijk beproeve zijn eigen werk;
290 Gal 6:5 | 5 Want een iegelijk zal zijn eigen pak dragen. ~
291 Efez 4:16| naar de werking van een iegelijk deel in zijn maat, den wasdom
292 Efez 4:25| spreekt de waarheid, een iegelijk met zijn naaste; want wij
293 Efez 5:33| elk in het bijzonder, een iegelijk hebbe zijn eigen vrouw,
294 Efez 6:8 | Wetende, dat zo wat goed een iegelijk gedaan zal hebben, hij datzelve
295 Fili 2:4 | 4 Een iegelijk zie niet op het zijne, maar
296 Fili 2:4 | niet op het zijne, maar een iegelijk zie ook op hetgeen der anderen
297 Kol 1:28 | verkondigen, vermanende een iegelijk mens, en lerende een iegelijk
298 Kol 1:28 | iegelijk mens, en lerende een iegelijk mens in alle wijsheid, opdat
299 Kol 1:28 | wijsheid, opdat wij zouden een iegelijk mens volmaakt stellen in
300 Kol 4:6 | moogt weten, hoe gij een iegelijk moet antwoorden. ~
301 1The 2:11| Gelijk gij weet, hoe wij een iegelijk van u, als een vader zijn
302 1The 4:4 | 4 Dat een iegelijk van u wete zijn vat te bezitten
303 2The 3:6 | dat gij u onttrekt van een iegelijk broeder, die ongeregeld
304 2Tim 2:19| de Zijnen zijn; en: Een iegelijk, die den Naam van Christus
305 Heb 5:13 | 13 Want een iegelijk, die der melk deelachtig
306 Heb 6:11 | Maar wij begeren, dat een iegelijk van u dezelfde naarstigheid
307 Heb 8:3 | 3 Want een iegelijk hogepriester wordt gesteld,
308 Heb 8:11 | zij zullen niet leren, een iegelijk zijn naaste, en een iegelijk
309 Heb 8:11 | iegelijk zijn naaste, en een iegelijk zijn broeder, zeggende:
310 Heb 10:11 | 11 En een iegelijk priester stond wel alle
311 Heb 11:21 | heeft Jakob, stervende, een iegelijk der zonen van Jozef gezegend,
312 Jako 1:5 | van God begere, Die een iegelijk mildelijk geeft, en niet
313 Jako 1:14| 14 Maar een iegelijk wordt verzocht, als hij
314 Jako 1:19| mijn geliefde broeders, een iegelijk mens zij ras om te horen,
315 1Pet 2:17| 17 Eert een iegelijk; hebt de broederschap lief;
316 1Pet 3:15| tot verantwoording aan een iegelijk, die u rekenschap afeist
317 1Pet 4:10| 10 Een iegelijk, gelijk hij gave ontvangen
318 1Joh 2:23| 23 Een iegelijk, die den Zoon loochent,
319 1Joh 2:29| is, zo weet gij, dat een iegelijk, die de rechtvaardigheid
320 1Joh 3:3 | 3 En een iegelijk, die deze hoop op Hem heeft,
321 1Joh 3:4 | 4 Een iegelijk, die de zonde doet, die
322 1Joh 3:6 | 6 Een iegelijk, die in Hem blijft, die
323 1Joh 3:6 | blijft, die zondigt niet; een iegelijk, die zondigt, die heeft
324 1Joh 3:9 | 9 Een iegelijk, die uit God geboren is,
325 1Joh 3:10| des duivels openbaar. Een iegelijk, die de rechtvaardigheid
326 1Joh 3:15| 15 Een iegelijk, die zijn broeder haat,
327 1Joh 4:7 | liefde is uit God; en een iegelijk, die liefheeft, is uit God
328 1Joh 5:1 | 1 Een iegelijk, die gelooft, dat Jezus
329 1Joh 5:1 | uit God geboren; en een iegelijk, die liefheeft Dengene,
330 1Joh 5:18| 18 Wij weten, dat een iegelijk, die uit God geboren is,
331 2Joh 1:9 | 9 Een iegelijk, die overtreedt, en niet
332 Open 2:23| Ik zal ulieden geven een iegelijk naar uw werken. ~
333 Open 6:11| 11 En aan een iegelijk werden lange witte klederen
334 Open 20:13| zij werden geoordeeld, een iegelijk naar hun werken. ~
335 Open 22:12| loon is met Mij, om een iegelijk te vergelden, gelijk zijn
336 Open 22:15| afgodendienaars, en een iegelijk, die de leugen liefheeft,
337 Open 22:18| 18 Want ik betuig aan een iegelijk, die de woorden der profetie
|