Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
3 1198
30 405
31 379
32 337
33 311
34 280
35 254
Frequency    [«  »]
341 dood
339 horen
338 vaders
337 32
337 iegelijk
336 dochter
336 ga

Bijbel

IntraText - Concordances

32

    Book Chapter: Verse
1 Gen 5:32 | 32 En Noach was vijfhonderd 2 Gen 10:32 | 32 Deze zijn de huisgezinnen 3 Gen 11:32 | 32 En de dagen van Terah waren 4 Gen 17:32 | 32 Nog zeide hij: Dat toch 5 Gen 18:32 | 32 Kom, laat ons onze vader 6 Gen 20:32 | 32 Alzo maakten zij een verbond 7 Gen 23:32 | 32 Toen kwam die man naar het 8 Gen 23:99 | 32 En Ezau zeide: Zie, ik ga 9 Gen 24:32 | 32 En het geschiedde ten zelfde 10 Gen 25:32 | 32 En Izak, zijn vader, zeide 11 Gen 27:32 | 32 En Lea werd bevrucht, en 12 Gen 27:67 | 32 Ik zal heden door uw ganse 13 Gen 28:32 | 32 Bij wien gij uw goden vinden 14 Gen 29 | 32 ~ 15 Gen 29:32 | 32 Daarom eten de kinderen 16 Gen 33:32 | 32 Bela dan, de zoon van Beor, 17 Gen 34:32 | 32 En zij zonden den veelvervigen 18 Gen 37:32 | 32 En aangaande, dat die droom 19 Gen 38:32 | 32 Wij waren twaalf gebroeders, 20 Gen 39:32 | 32 En zij richtten voor hem 21 Gen 40:32 | 32 Want uw knecht is voor dezen 22 Gen 42:32 | 32 En die mannen zijn schaapherders; 23 Gen 45:32 | 32 De akker, en de spelonk, 24 Exo 8:32 | 32 Doch Farao verzwaarde zijn 25 Exo 9:32 | 32 Maar de tarwe en de spelt 26 Exo 12:32 | 32 Neemt ook met u uw schapen 27 Exo 16:32 | 32 Voorts zeide Mozes: Dit 28 Exo 21:32 | 32 Indien de os een knecht 29 Exo 23:32 | 32 Gij zult met hen, noch met 30 Exo 25:32 | 32 En zes rieten zullen uit 31 Exo 26:32 | 32 En gij zult hem hangen aan 32 Exo 28:32 | 32 En het hoofdgat deszelven 33 Exo 29:32 | 32 Aaron nu en zijn zonen zullen 34 Exo 30:32 | 32 Op geens mensen vlees zal 35 Exo 32 | 32 ~ 36 Exo 32:32 | 32 Nu dan, indien Gij hun zonden 37 Exo 33 | 32 ~ 38 Exo 33:32 | 32 Nu dan, indien Gij hun zonden 39 Exo 34:55 | 32 En daarna traden al de kinderen 40 Exo 35:32 | 32 En om te bedenken vernuftigen 41 Exo 36:32 | 32 En vijf richelen aan de 42 Exo 39:32 | 32 Aldus werd al het werk des 43 Exo 40:32 | 32 Als zij ingingen tot de 44 Lev 4:32 | 32 Maar zo hij een lam voor 45 Lev 7:32 | 32 Gij zult ook den rechterschouder 46 Lev 8:32 | 32 Maar het overige van het 47 Lev 11:32 | 32 Daartoe al hetgeen, waarop 48 Lev 13:32 | 32 Daarna zal de priester die 49 Lev 14:32 | 32 Dit is de wet desgenen, 50 Lev 15:32 | 32 Dit is de wet desgenen, 51 Lev 16:32 | 32 En de priester, dien men 52 Lev 19:32 | 32 Voor het grauwe haar zult 53 Lev 22:32 | 32 En gij zult Mijn heiligen 54 Lev 22:63 | 32 Het zal u een sabbat der 55 Lev 24:32 | 32 Aangaande de steden der 56 Lev 25:32 | 32 Ja, Ik zal dat land verwoesten; 57 Lev 26:32 | 32 Aangaande al de tienden 58 Num 1:32 | 32 Van de zonen van Jozef: 59 Num 2:32 | 32 Dezen zijn de getelden van 60 Num 3:32 | 32 De overste nu der oversten 61 Num 4:32 | 32 Mitsgaders de pilaren des 62 Num 7:32 | 32 Een reukschaal van tien 63 Num 10:32 | 32 En het zal geschieden, als 64 Num 11:32 | 32 Toen maakte zich het volk 65 Num 13:32 | 32 Alzo brachten zij een kwaad 66 Num 14:32 | 32 Maar u aangaande, uw dode 67 Num 15:32 | 32 Als nu de kinderen Israels 68 Num 16:32 | 32 En de aarde opende haar 69 Num 18:45 | 32 Zo zult gij daarover geen 70 Num 19:32 | 32 Zo zult gij daarover geen 71 Num 21:32 | 32 Daarna zond Mozes om Jaezer 72 Num 22:32 | 32 Toen zeide de Engel des 73 Num 26:32 | 32 En van Semida het geslacht 74 Num 29:32 | 32 En op den zevenden dag: 75 Num 31:32 | 32 De buit nu, het overschot 76 Num 31:85 | 32 Wij zullen toegerust overtrekken 77 Num 32:32 | 32 En zij verreisden van Bene-Jaakan, 78 Num 34:32 | 32 Ook zult gij geen verzoening 79 Deu 1:32 | 32 Maar door dit woord geloofdet 80 Deu 2:32 | 32 En Sihon toog uit ons tegemoet, 81 Deu 4:32 | 32 Want, vraag toch naar de 82 Deu 5:32 | 32 Neemt dan waar, dat gij 83 Deu 11:32 | 32 Neemt dan waar te doen al 84 Deu 12:32 | 32 Al dit woord, hetwelk ik 85 Deu 28:32 | 32 Uw zonen en uw dochteren 86 Deu 32 | 32 ~ 87 Deu 32:32 | 32 Want hun wijnstok is uit 88 Joz 8:32 | 32 Aldaar schreef hij ook op 89 Joz 10:32 | 32 En de HEERE gaf Lachis in 90 Joz 13:32 | 32 Dat is het, wat Mozes ten 91 Joz 15:32 | 32 En Lebaoth, en Silhim, en 92 Joz 19:32 | 32 Het zesde lot ging uit voor 93 Joz 22:5 | 32 En van den stam van Nafthali, 94 Joz 23:32 | 32 En Pinehas, de zoon van 95 Joz 25:32 | 32 Zij begroeven ook de beenderen 96 Ric 1:32 | 32 Maar de Aserieten woonden 97 Ric 5:32 | 32 Daarom noemde hij hem te 98 Ric 7:32 | 32 En Gideon, de zoon van Joas, 99 Ric 8:32 | 32 Zo maak u nu op bij nacht, 100 Ric 10:32 | 32 Alzo trok Jeftha door naar 101 Ric 19:32 | 32 Toen zeiden de kinderen 102 1Sa 2:32 | 32 En gij zult aanschouwen 103 1Sa 14:32 | 32 Toen maakte zich het volk 104 1Sa 15:32 | 32 Toen zeide Samuel: Breng 105 1Sa 17:32 | 32 En David zeide tot Saul: 106 1Sa 20:32 | 32 Toen antwoordde Jonathan 107 1Sa 25:32 | 32 Toen zeide David tot Abigail: 108 2Sa 2:32 | 32 En zij namen Asahel op, 109 2Sa 3:32 | 32 Als zij nu Abner te Hebron 110 2Sa 13:32 | 32 Maar Jonadab, de zoon van 111 2Sa 14:32 | 32 En Absalom zeide tot Joab: 112 2Sa 15:32 | 32 En het geschiedde, als David 113 2Sa 18:32 | 32 Toen zeide de koning tot 114 2Sa 19:32 | 32 Barzillai nu was zeer oud, 115 2Sa 22:32 | 32 Want wie is God, behalve 116 2Sa 23:32 | 32 Eljachba, de Saalboniet; 117 1Kon 1:32| 32 En de koning David zeide: 118 1Kon 2:32| 32 Zo zal de HEERE zijn bloed 119 1Kon 4:32| 32 En hij sprak drie duizend 120 1Kon 6:32| 32 De twee deuren ook waren 121 1Kon 7:32| 32 De vier raderen nu waren 122 1Kon 8:32| 32 Hoor Gij dan in den hemel, 123 1Kon 11:32| 32 Maar een stam zal hij hebben, 124 1Kon 12:32| 32 En Jerobeam maakte een feest 125 1Kon 13:32| 32 Want de zaak zal gewisselijk 126 1Kon 15:32| 32 En er was oorlog tussen 127 1Kon 16:32| 32 En hij richtte voor Baal 128 1Kon 18:32| 32 En hij bouwde met die stenen 129 1Kon 20:32| 32 Toen gordden zij zakken 130 1Kon 22:32| 32 Het geschiedde dan, als 131 2Kon 4:32| 32 En toen Elisa in het huis 132 2Kon 6:32| 32 (Elisa nu zat in zijn huis, 133 2Kon 9:32| 32 En hij hief zijn aangezicht 134 2Kon 10:32| 32 In die dagen begon de HEERE 135 2Kon 16:32| 32 In het tweede jaar van Pekah, 136 2Kon 19:32| 32 Ook vreesden zij den HEERE, 137 2Kon 20:32| 32 Totdat ik kom, en u haal 138 2Kon 21:32| 32 Daarom zo zegt de HEERE 139 2Kon 25:32| 32 En hij deed dat kwaad was 140 1Kro 1:32| 32 De kinderen nu van Ketura, 141 1Kro 2:32| 32 En de kinderen van Jada, 142 1Kro 4:32| 32 En hun dorpen waren Etam 143 1Kro 6:32| 32 En zij dienden voor den 144 1Kro 7:32| 32 En Heber gewon Jaflet, en 145 1Kro 8:32| 32 En Mikloth gewon Simea; 146 1Kro 9:32| 32 En uit de kinderen der Kahathieten, 147 1Kro 11:32| 32 Hurai, van de beken van 148 1Kro 12:32| 32 En van de kinderen van Issaschar, 149 1Kro 16:32| 32 Dat de zee bruise met haar 150 1Kro 24:32| 32 En dat zij de wacht van 151 1Kro 27:32| 32 En zijn broeders waren kloeke 152 1Kro 28:32| 32 En Jonathan, Davids oom, 153 2Kro 7:32| 32 Zelfs ook aangaande den 154 2Kro 19:32| 32 Want het geschiedde, als 155 2Kro 21:32| 32 En hij wandelde in den weg 156 2Kro 29:32| 32 En het getal der brandofferen, 157 2Kro 32 | 2 Kronieken 32 ~ 158 2Kro 32:32| 32 Het overige nu der geschiedenissen 159 2Kro 34:32| 32 En hij deed allen, die te 160 Ezra 2:32| 32 De kinderen van Harim, driehonderd 161 Ezra 8:32| 32 En wij kwamen te Jeruzalem; 162 Ezra 10:32| 32 Benjamin, Malluch, Semarja. ~ 163 Neh 3:32 | 32 En tussen de opperzaal van 164 Neh 7:32 | 32 De mannen van Beth-El en 165 Neh 9:32 | 32 Nu dan, o onze God, Gij 166 Neh 10:32 | 32 Voorts zetten wij ons geboden 167 Neh 11:32 | 32 Anathoth, Nob, Ananja, ~ 168 Neh 12:32 | 32 En achter hen ging Hosaja, 169 Est 54:1 | 32 En het bevel van ~ 170 Job 9:32 | 32 Want Hij is niet een man, 171 Job 15:32 | 32 Als zijn dag nog niet is, 172 Job 21:32 | 32 Eindelijk wordt hij naar 173 Job 31:32 | 32 De vreemdeling overnachtte 174 Job 32 | 32 ~ 175 Job 33:32 | 32 Zo er redenen zijn, antwoord 176 Job 34:32 | 32 Behalve wat ik zie, leer 177 Job 36:32 | 32 Met handen bedekt Hij het 178 Job 37:32 | 32 Kunt gij de Mazzaroth voortbrengen 179 Job 38:32 | 32 Van daar speurt hij de spijze 180 Psa 18:32 | 32 Want wie is God, behalve 181 Psa 22:32 | 32 Zij zullen aankomen, en 182 Psa 32 | 32 ~ 183 Psa 38:32 | 32 Tsade. De goddeloze loert 184 Psa 68:32 | 32 Prinselijke gezanten zullen 185 Psa 69:32 | 32 En het zal den HEERE aangenamer 186 Psa 78:32 | 32 Boven dit alles zondigden 187 Psa 89:32 | 32 Indien zij Mijn inzettingen 188 Psa 104:32 | 32 Als Hij de aarde aanschouwt, 189 Psa 105:32 | 32 Hij maakte hun regen tot 190 Psa 106:32 | 32 Zij maakten Hem ook zeer 191 Psa 107:32 | 32 En Hem verhogen in de gemeente 192 Psa 119:32 | 32  Ik zal den weg Uwer geboden 193 Spre 1:32| 32      Want de afkering der 194 Spre 3:32| 32      Want de afwijker is 195 Spre 6:32| 32      Maar die met een vrouw 196 Spre 8:32| 32      Nu dan, kinderen! hoort 197 Spre 10:32| 32      De lippen des rechtvaardigen 198 Spre 14:32| 32      De goddeloze zal heengedreven 199 Spre 15:32| 32      Die de tucht verwerpt, 200 Spre 16:32| 32      De lankmoedige is beter 201 Spre 23:32| 32      In zijn einde zal hij 202 Spre 24:32| 32      Als ik dat aanschouwde, 203 Spre 30:32| 32      Zo gij dwaselijk gehandeld 204 Jes 10:32 | 32      Nog een dag blijft 205 Jes 14:32 | 32      Wat zal men dan antwoorden 206 Jes 30:32 | 32      En alwaar die gegrondveste 207 Jes 32 | 32 ~ 208 Jes 37:32 | 32      Want van Jeruzalem 209 Jer 2:32 | 32      Vergeet ook een jonkvrouw 210 Jer 7:32 | 32      Daarom ziet, de dagen 211 Jer 23:32 | 32      Ziet, Ik wil aan degenen, 212 Jer 25:32 | 32      Zo zegt de HEERE der 213 Jer 29:32 | 32      Daarom zegt de HEERE 214 Jer 31:32 | 32      Niet naar het verbond, 215 Jer 32 | 32 ~ 216 Jer 32:32 | 32      Om al de boosheid der 217 Jer 36:32 | 32      Jeremia dan nam een 218 Jer 48:32 | 32      Boven het geween van 219 Jer 49:32 | 32      En hun kemelen zullen 220 Jer 50:32 | 32      Dan zal de trotse aanstoten 221 Jer 51:32 | 32      En dat de veren ingenomen, 222 Jer 52:32 | 32      En hij sprak vriendelijk 223 Klaa 1:76| 32      Caph. Maar als Hij 224 Eze 16:32 | 32      O, die overspelige 225 Eze 18:32 | 32      Want Ik heb geen lust 226 Eze 20:32 | 32      Daarom, dat in uw geest 227 Eze 21:32 | 32      Het vuur zult gij tot 228 Eze 23:32 | 32      Alzo zegt de Heere 229 Eze 27:32 | 32      En zij zullen in hun 230 Eze 32 | 32 ~ 231 Eze 32:32 | 32      Want Ik heb ook Mijn 232 Eze 33:32 | 32      En ziet, gij zijt hun 233 Eze 36:32 | 32      Ik doe het niet om 234 Eze 40:32 | 32      Daarna bracht hij mij 235 Eze 48:32 | 32      En aan den oosterhoek, 236 Dan 2:32 | 32      Het hoofd van dit beeld 237 Dan 4:32 | 32      En men zal u van de 238 Dan 11:32 | 32      En die goddelooslijk 239 Joe 2:32 | 32      En het zal geschieden, 240 Matt 5:32| 32 Maar Ik zeg u, dat zo wie 241 Matt 6:32| 32 Want al deze dingen zoeken 242 Matt 8:32| 32 En Hij zeide tot hen: Gaat 243 Matt 9:32| 32 Als dezen nu uitgingen, 244 Matt 10:32| 32 Een iegelijk dan, die Mij 245 Matt 12:32| 32 En zo wie enig woord gesproken 246 Matt 13:32| 32 Hetwelk wel het minste is 247 Matt 14:32| 32 En als zij in het schip 248 Matt 15:32| 32 En Jezus, Zijn discipelen 249 Matt 18:32| 32 Toen heeft hem zijn heer 250 Matt 20:32| 32 En Jezus, stil staande, 251 Matt 21:32| 32 Want Johannes is tot u gekomen 252 Matt 22:32| 32 Ik ben de God Abrahams, 253 Matt 23:32| 32 Gij dan ook, vervult de 254 Matt 24:32| 32 En leert van den vijgeboom 255 Matt 25:32| 32 En voor Hem zullen al de 256 Matt 26:32| 32 Maar nadat Ik zal opgestaan 257 Matt 27:32| 32 En uitgaande, vonden zij 258 Mark 1:32| 32 Als het nu avond geworden 259 Mark 3:32| 32 En de schare zat rondom 260 Mark 4:32| 32 En wanneer het gezaaid is, 261 Mark 5:32| 32 En Hij zag rondom om haar 262 Mark 6:32| 32 En zij vertrokken in een 263 Mark 7:32| 32 En zij brachten tot Hem 264 Mark 8:32| 32 En dit woord sprak Hij vrij 265 Mark 9:32| 32 Maar zij verstonden dat 266 Mark 10:32| 32 En zij waren op den weg, 267 Mark 11:32| 32 Maar indien wij zeggen: 268 Mark 12:32| 32 En de schriftgeleerde zeide 269 Mark 13:32| 32 Maar van dien dag en die 270 Mark 14:32| 32 En zij kwamen in een plaats, 271 Mark 15:32| 32 De Christus, de Koning Israels, 272 Luk 1:32 | 32 Deze zal groot zijn, en 273 Luk 2:32 | 32 Een Licht tot verlichting 274 Luk 3:32 | 32 Den zoon van Jesse, den 275 Luk 4:32 | 32 En zij versloegen zich over 276 Luk 5:32 | 32 Ik ben niet gekomen om te 277 Luk 6:32 | 32 En indien gij liefhebt, 278 Luk 7:32 | 32 Zij zijn gelijk aan de kinderen, 279 Luk 8:32 | 32 En aldaar was een kudde 280 Luk 9:32 | 32 Petrus nu, en die met hem 281 Luk 10:32 | 32 En desgelijks ook een Leviet, 282 Luk 11:32 | 32 De mannen van Nineve, zullen 283 Luk 12:32 | 32 Vreest niet, gij klein kuddeken, 284 Luk 13:32 | 32 En Hij zeide tot hen: Gaat 285 Luk 14:32 | 32 Anderszins zendt hij gezanten 286 Luk 15:32 | 32 Men behoorde dan vrolijk 287 Luk 17:32 | 32 Gedenkt aan de vrouw van 288 Luk 18:32 | 32 Want Hij zal den heidenen 289 Luk 19:32 | 32 En die uitgezonden waren, 290 Luk 20:32 | 32 En ten laatste na allen 291 Luk 21:32 | 32 Voorwaar Ik zeg u, dat dit 292 Luk 22:32 | 32 Maar Ik heb voor u gebeden, 293 Luk 23:32 | 32 En er werden ook twee anderen, 294 Luk 24:32 | 32 En zij zeiden tot elkander: 295 Joha 1:32| 32 En Johannes getuigde, zeggende: 296 Joha 3:32| 32 En hetgeen Hij gezien en 297 Joha 4:32| 32 Maar Hij zeide tot hen: 298 Joha 5:32| 32 Er is een ander, die van 299 Joha 6:32| 32 Jezus dan zeide tot hen: 300 Joha 7:32| 32 De Farizeen hoorden, dat 301 Joha 8:32| 32 En zult de waarheid verstaan, 302 Joha 9:32| 32 Van alle eeuw is het niet 303 Joha 10:32| 32 Jezus antwoordde hun: Ik 304 Joha 11:32| 32 Maria dan, als zij kwam, 305 Joha 12:32| 32 En Ik, zo wanneer Ik van 306 Joha 13:32| 32 Indien God in Hem verheerlijkt 307 Joha 16:32| 32 Ziet, de ure komt, en is 308 Joha 18:32| 32 Opdat het woord van Jezus 309 Joha 19:32| 32 De krijgsknechten dan kwamen, 310 Hand 2:32| 32 Dezen Jezus heeft God opgewekt; 311 Hand 4:32| 32 En de menigte van degenen, 312 Hand 5:32| 32 Zend dan naar Joppe, en 313 Hand 7:32| 32 En wij verkondigen u de 314 Hand 9:32| 32 Judas nu en Silas, die ook 315 Hand 10:32| 32 En zij spraken tot hem het 316 Hand 11:32| 32 Als zij nu van de opstanding 317 Hand 13:32| 32 Zij riepen dan de ene dit, 318 Hand 14:32| 32 En nu, broeders, ik bevele 319 Hand 15:32| 32 Welke terstond krijgsknechten 320 Hand 17:32| 32 En des anderen daags, latende 321 Hand 20:32| 32 En Agrippa zeide tot Festus: 322 Hand 21:32| 32 Toen hieuwen de krijgsknechten 323 Rom 1:32 | 32 Dewelken, daar zij het recht 324 Rom 8:32 | 32 Die ook Zijn eigen Zoon 325 Rom 9:32 | 32 Waarom? Omdat zij die zochten 326 Rom 11:32 | 32 Want God heeft hen allen 327 Rom 15:32 | 32 Opdat ik met blijdschap, 328 1Kor 7:32| 32 En ik wil, dat gij zonder 329 1Kor 10:32| 32 Weest zonder aanstoot te 330 1Kor 11:32| 32 Maar als wij geoordeeld 331 1Kor 14:32| 32 En de geesten der profeten 332 1Kor 15:32| 32 Zo ik, naar den mens, tegen 333 2Kor 11:32| 32 De stadhouder van den koning 334 Efez 4:32| 32 Maar zijt jegens elkander 335 Efez 5:32| 32 Deze verborgenheid is groot; 336 Heb 10:32 | 32 Doch gedenkt de vorige dagen, 337 Heb 11:32 | 32 En wat zal ik nog meer zeggen?


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License