Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
dizahab 1
dobrath 3
doch 913
dochter 336
dochteren 215
dochters 62
dochtertje 10
Frequency    [«  »]
338 vaders
337 32
337 iegelijk
336 dochter
336 ga
332 altaar
328 degenen

Bijbel

IntraText - Concordances

dochter

    Book Chapter: Verse
1 Gen 11:29 | huisvrouw was Milka, een dochter van Haran, vader van Milka, 2 Gen 19:12 | zuster; zij is mijns vaders dochter, maar niet mijner moeder 3 Gen 19:12 | maar niet mijner moeder dochter; en zij is mij ter vrouwe 4 Gen 23:14 | geschiede, dat die jonge dochter, tot welke ik zal zeggen: 5 Gen 23:16 | 16 En die jonge dochter was zeer schoon van aangezicht, 6 Gen 23:23 | Want hij had gezegd: Wiens dochter zijt gij? geef het mij toch 7 Gen 23:24 | tot hem gezegd: Ik ben de dochter van Bethuel, de zoon van 8 Gen 23:28 | 28 En die jonge dochter liep, en gaf ten huize harer 9 Gen 23:47 | ik haar, en zeide: Wiens dochter zijt gij? En zij zeide: 10 Gen 23:47 | zijt gij? En zij zeide: De dochter van Bethuel, den zoon van 11 Gen 23:48 | rechten weg geleid had, om de dochter des broeders van mijn heer 12 Gen 23:55 | haar moeder: Laat de jonge dochter enige dagen, of tien, bij 13 Gen 23:57 | zeiden zij: Laat ons de jonge dochter roepen, en haar mond vragen. ~ 14 Gen 23:87 | oud, als hij Rebekka, de dochter van Betuel, den Syrier, 15 Gen 24:34 | tot een vrouw Judith, de dochter van Beeri, den Hethiet, 16 Gen 24:34 | Hethiet, en Basmath, de dochter van Elon, den Hethiet. ~ 17 Gen 26:9 | zijn vrouwen, Mahalath, de dochter van Ismael, den zoon van 18 Gen 27:6 | wel; en zie, Rachel, zijn dochter, komt met de schapen. ~ 19 Gen 27:10 | als Jakob Rachel zag, de dochter van Laban, zijner moeders 20 Gen 27:18 | om Rachel, uw kleinste dochter. ~ 21 Gen 27:23 | des avonds, dat hij zijn dochter Lea nam, en bracht haar 22 Gen 27:24 | dienstmaagd, aan Lea, zijn dochter, tot een dienstmaagd. ~ 23 Gen 27:28 | gaf hij hem Rachel, zijn dochter, hem tot een vrouw. ~ 24 Gen 27:29 | 29 En Laban gaf aan zijn dochter Rachel zijn dienstmaagd 25 Gen 27:56 | En zij baarde daarna een dochter; en zij noemde haar naam 26 Gen 31:1 | 1 En Dina, de dochter van Lea, die zij Jakob gebaard 27 Gen 31:3 | kleefde aan Dina, Jakobs dochter; en hij had de jonge dochter 28 Gen 31:3 | dochter; en hij had de jonge dochter lief, en sprak naar het 29 Gen 31:3 | naar het hart van de jonge dochter. ~ 30 Gen 31:4 | zeggende: Neem mij deze dochter tot een vrouw. ~ 31 Gen 31:5 | Jakob hoorde, dat hij zijn dochter Dina verontreinigd had, 32 Gen 31:7 | Israel gedaan had, Jakobs dochter beslapende, hetwelk alzo 33 Gen 31:8 | ziel is verliefd op ulieder dochter; geeft hem haar toch tot 34 Gen 31:12 | geef mij slechts de jonge dochter tot een vrouw. ~ 35 Gen 31:19 | want hij had lust in Jakobs dochter; en hij was geeerd boven 36 Gen 33:2 | dochteren van Kanaan, Ada, de dochter van Elon, de Hethiet, en 37 Gen 33:2 | Hethiet, en Aholibama, de dochter van Ana, de dochter van 38 Gen 33:2 | de dochter van Ana, de dochter van Zibeon, de Heviet; ~ 39 Gen 33:3 | 3 En Basmath, de dochter van Ismael, zuster van Nebajoth. ~ 40 Gen 33:14 | de zonen van Aholibama, dochter van Ana, dochter van Zibeon, 41 Gen 33:14 | Aholibama, dochter van Ana, dochter van Zibeon, Ezau's huisvrouw; 42 Gen 33:18 | vorsten van Aholibama, de dochter van Ana, de huisvrouw van 43 Gen 33:25 | Dison; en Aholibama was de dochter van Ana. ~ 44 Gen 33:39 | huisvrouw was Mechetabeel, een dochter van Matred, de dochter van 45 Gen 33:39 | een dochter van Matred, de dochter van Mezahab. ~ 46 Gen 35:2 | 2 En Juda zag aldaar de dochter van een Kanaanietisch man, 47 Gen 35:12 | verlopen waren, stierf de dochter van Sua, de huisvrouw van 48 Gen 37:45 | Paaneah, en gaf hem Asnath, de dochter van Potifera, overste van 49 Gen 37:50 | aankwam, die Asnath, de dochter van Potifera, overste van 50 Gen 42:15 | Paddan-Aram, met Dina zijn dochter; al de zielen zijner zonen 51 Gen 42:18 | Zilpa, die Laban aan zijn dochter Lea gegeven had; en zij 52 Gen 42:20 | Efraim, die hem Asnath, de dochter van Potifera, den overste 53 Gen 42:25 | Bilha, die Laban aan zijn dochter Rachel gegeven had; en zij 54 Exo 1:16 | doodt hem; maar is het een dochter, zo laat haar leven! ~ 55 Exo 2:1 | van Levi ging, en nam een dochter van Levi. ~ 56 Exo 2:5 | 5 En de dochter van Farao ging af, om zich 57 Exo 2:7 | zijn zuster tot Farao's dochter: Zal ik heengaan, en u een 58 Exo 2:8 | 8 En de dochter van Farao zeide tot haar: 59 Exo 2:9 | 9 Toen zeide Farao's dochter tot haar: Neem dit knechtje 60 Exo 2:10 | bracht zij het tot Farao's dochter, en het werd haar ten zoon; 61 Exo 2:21 | wonen; en hij gaf Mozes zijn dochter Zippora; ~ 62 Exo 6:22 | zich tot een vrouw Eliseba, dochter van Amminadab, zuster van 63 Exo 20:10 | gij, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch 64 Exo 21:7 | 7 Wanneer nu iemand zijn dochter zal verkocht hebben tot 65 Exo 21:31 | zoon gestoten heeft, of een dochter gestoten heeft, naar dat 66 Lev 12:6 | voor den zoon, of voor de dochter, vervuld zullen zijn, zo 67 Lev 18:9 | schaamte uwer zuster, der dochter uws vaders, of der dochter 68 Lev 18:9 | dochter uws vaders, of der dochter uwer moeder, te huis geboren 69 Lev 18:10 | 10 De schaamte der dochter uws zoons, of der dochter 70 Lev 18:10 | dochter uws zoons, of der dochter uwer dochter, haar schaamte 71 Lev 18:10 | zoons, of der dochter uwer dochter, haar schaamte zult gij 72 Lev 18:11 | 11 De schaamte van de dochter der huisvrouw uws vaders, 73 Lev 18:17 | schaamte ener vrouw en harer dochter niet ontdekken; de dochter 74 Lev 18:17 | dochter niet ontdekken; de dochter haars zoons, noch de dochter 75 Lev 18:17 | dochter haars zoons, noch de dochter van haar dochter zult gij 76 Lev 18:17 | noch de dochter van haar dochter zult gij nemen, om haar 77 Lev 19:29 | 29 Gij zult uw dochter niet ontheiligen, haar ter 78 Lev 20:17 | een man zijn zuster, de dochter zijns vaders, of de dochter 79 Lev 20:17 | dochter zijns vaders, of de dochter zijner moeder, zal genomen 80 Lev 21:2 | zijn zoon, en over zijn dochter, en over zijn broeder. ~ 81 Lev 21:9 | 9 Als nu de dochter van enigen priester zal 82 Lev 22:12 | 12 Maar als des priesters dochter een vreemden man zal toebehoren, 83 Lev 22:13 | 13 Doch als des priesters dochter een weduwe of een verstotene 84 Lev 23:11 | moeder was Selomith, de dochter van Dibri, van den stam 85 Num 25:15 | Midianietische vrouw was Kozbi, een dochter van Zur, die een hoofd was 86 Num 25:18 | in de zaak van Kozbi, de dochter van den overste der Midianieten, 87 Num 26:46 | 46 En de naam der dochter van Aser was Serah. ~ 88 Num 26:59 | van Amram was Jochebed, de dochter van Levi, welke de huisvrouw 89 Num 27:8 | gij zijn erfenis op zijn dochter doen komen. ~ 90 Num 27:9 | 9 En indien hij geen dochter heeft, zo zult gij zijn 91 Num 30:16 | tussen een vader en zijn dochter, zijnde in haar jonkheid, 92 Num 35:8 | 8 Voorts zal elke dochter, die een erfenis erft, van 93 Deu 5:14 | gij, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch 94 Deu 12:18 | gij, en uw zoon, en uw dochter, en uw dienstknecht, en 95 Deu 13:6 | moeder, of uw zoon, of uw dochter, of de vrouw van uw schoot, 96 Deu 16:11 | gij, en uw zoon, en uw dochter, en uw dienstknecht, en 97 Deu 16:14 | gij, en uw zoon, en uw dochter, en uw dienstknecht, en 98 Deu 18:10 | worden, die zijn zoon of zijn dochter door het vuur doet doorgaan, 99 Deu 22:15 | de vader van deze jonge dochter en haar moeder nemen, en 100 Deu 22:16 | En de vader van de jonge dochter zal tot de oudsten zeggen: 101 Deu 22:16 | oudsten zeggen: Ik heb mijn dochter aan dezen man gegeven tot 102 Deu 22:17 | Ik heb den maagdom aan uw dochter niet gevonden; dit nu is 103 Deu 22:17 | nu is de maagdom mijner dochter. En zij zullen het kleed 104 Deu 22:19 | aan den vader van de jonge dochter, omdat hij een kwaden naam 105 Deu 22:19 | uitgebracht over een jonge dochter van Israel; voorts zal zij 106 Deu 22:20 | de maagdom aan de jonge dochter niet gevonden is; ~ 107 Deu 22:21 | Zo zullen zij deze jonge dochter uitbrengen tot de deur van 108 Deu 22:23 | 23 Wanneer er een jonge dochter zal zijn, die een maagd 109 Deu 22:24 | dat zij sterven; de jonge dochter, ter oorzake, dat zij niet 110 Deu 22:25 | man een ondertrouwde jonge dochter in het veld gevonden, en 111 Deu 22:26 | 26 Maar de jonge dochter zult gij niets doen; de 112 Deu 22:26 | gij niets doen; de jonge dochter heeft geen zonde des doods; 113 Deu 22:27 | gevonden; de ondertrouwde jonge dochter riep, en er was niemand, 114 Deu 22:28 | Wanneer een man een jonge dochter zal gevonden hebben, die 115 Deu 22:29 | den vader van de jonge dochter vijftig zilverlingen geven, 116 Deu 27:22 | bij zijn zuster ligt, de dochter zijns vaders of de dochter 117 Deu 27:22 | dochter zijns vaders of de dochter zijner moeder! En al het 118 Deu 28:56 | haar zoon, en tegen haar dochter; ~ 119 Deu 32:25 | jongeling, ook de jonge dochter, het zuigende kind met den 120 Joz 15:16 | in, dien zal ik ook mijn dochter Achsa tot een vrouw geven. ~ 121 Joz 15:17 | hij gaf hem Achsa, zijn dochter, tot een vrouw. ~ 122 Ric 1:12 | innemen, dien zal ik ook mijn dochter Achsa tot een vrouw geven. ~ 123 Ric 1:13 | Kaleb gaf hem Achsa, zijn dochter, tot een vrouw. ~ 124 Ric 10:34 | kwam, ziet, zo ging zijn dochter uit hem tegemoet, met trommelen 125 Ric 10:34 | zich anders geen zoon of dochter. ~ 126 Ric 10:35 | klederen, en zeide: Ach, mijn dochter! gij hebt mij ganselijk 127 Ric 10:40 | tot jaar heengingen, om de dochter van Jeftha, de Gileadiet, 128 Ric 18:5 | zeide de vader van de jonge dochter tot zijn schoonzoon: Sterk 129 Ric 18:24 | 24 Ziet, mijn dochter die maagd is, en zijn bijwijf, 130 Ric 20:1 | Niemand van ons zal zijn dochter aan de Benjaminieten ter 131 Rut 2:2 | tot haar: Ga heen, mijn dochter! ~ 132 Rut 2:8 | Ruth: Hoort gij niet, mijn dochter? Ga niet, om in een ander 133 Rut 2:22 | Ruth: Het is goed, mijn dochter, dat gij met zijn maagden 134 Rut 3:1 | schoonmoeder, zeide tot haar: Mijn dochter! zoude ik u geen rust zoeken, 135 Rut 3:10 | zijt gij den HEERE, mijn dochter! Gij hebt deze uw laatste 136 Rut 3:11 | 11 En nu, mijn dochter, vrees niet; al wat gij 137 Rut 3:16 | zeide: Wie zijt gij, mijn dochter? En zij verhaalde haar alles, 138 Rut 3:18 | zeide zij: Zit stil, mijn dochter, totdat gij weet, hoe de 139 1Sa 1:16 | dienstmaagd niet voor een dochter Belials; want ik heb tot 140 1Sa 14:50 | huisvrouw was Ahinoam, een dochter van Ahimaaz; en de naam 141 1Sa 17:25 | zal, en hij zal hem zijn dochter geven, en hij zal zijns 142 1Sa 18:17 | David: Zie, mijn grootste dochter Merab zal ik u tot een vrouw 143 1Sa 18:19 | tijde als men Merab, de dochter van Saul, aan David geven 144 1Sa 18:20 | 20 Doch Michal, de dochter van Saul, had David lief. 145 1Sa 18:27 | Toen gaf Saul hem zijn dochter Michal ter vrouw. ~ 146 1Sa 18:28 | David was; en Michal, de dochter van Saul, had hem lief. ~ 147 1Sa 25:44 | 44 Want Saul had zijn dochter Michal, de huisvrouw van 148 2Sa 3:3 | de zoon van Maacha, de dochter van Thalmai, koning van 149 2Sa 3:7 | welker naam was Rizpa, dochter van Aja; en Isboseth zeide 150 2Sa 3:13 | tenzij dat gij Michal, Sauls dochter, te voren inbrengt, als 151 2Sa 6:16 | kwam, dat Michal, Sauls dochter, door het venster uitzag. 152 2Sa 6:20 | zegenen, ging Michal, Sauls dochter, uit, David tegemoet, en 153 2Sa 6:23 | 23 Michal nu, Sauls dochter, had geen kind, tot den 154 2Sa 11:3 | Is dat niet Bathseba, de dochter van Eliam, de huisvrouw 155 2Sa 12:3 | en het was hem als een dochter. ~ 156 2Sa 14:27 | drie zonen geboren, en een dochter, welker naam was Thamar; 157 2Sa 17:25 | ingegaan was tot Abigail, dochter van Nahas, zuster van Zeruja, 158 2Sa 21:8 | de twee zonen van Rizpa, dochter van Aja, die zij Saul gebaard 159 2Sa 21:8 | van Michals zuster, Sauls dochter, die zij Adriel, den zoon 160 2Sa 21:10 | 10 Toen nam Rizpa, de dochter van Aja, een zak, en spande 161 2Sa 21:11 | aangezegd, wat Rizpa, de dochter van Aja, Sauls bijwijf, 162 1Kon 1:2 | heer den koning een jonge dochter, een maagd zoeken, die voor 163 1Kon 1:3 | zochten zij een schone jonge dochter in alle landpalen van Israel; 164 1Kon 1:4 | 4 En de jonge dochter was bovenmate schoon, en 165 1Kon 3:1 | koning van Egypte; en nam de dochter van Farao, en bracht ze 166 1Kon 4:11 | Dor; deze had Tafath, de dochter van Salomo, tot een vrouw. ~ 167 1Kon 4:15 | Nafthali; deze nam ook Salomo's dochter, Basmath, ter vrouwe. ~ 168 1Kon 7:8 | ook maakte hij voor de dochter van Farao, die Salomo tot 169 1Kon 9:16 | gedood, en had haar aan zijn dochter, de huisvrouw van Salomo, 170 1Kon 9:24 | 24 Doch de dochter van Farao toog van de stad 171 1Kon 11:1 | lief, en dat benevens de dochter van Farao: Moabietische, 172 1Kon 15:2 | zijner moeder was Maacha, een dochter van Abisalom. ~ 173 1Kon 15:10 | zijner moeder was Maacha, een dochter van Abisalom. ~ 174 1Kon 16:31 | ter vrouwe nam Izebel, de dochter van Eth-Baal, den koning 175 1Kon 22:42 | zijner moeder was Azuba, de dochter van Silchi. ~ 176 2Kon 5:2 | hadden een kleine jonge dochter uit het land van Israel 177 2Kon 5:4 | Zo en zo heeft de jonge dochter gesproken, die uit het land 178 2Kon 8:18 | van Achab deed; want de dochter van Achab was hem ter vrouw 179 2Kon 8:26 | zijner moeder was Athalia, de dochter van Omri, den koning van 180 2Kon 9:34 | want zij is eens konings dochter. ~ 181 2Kon 11:2 | 2 Maar Joseba, de dochter van den koning Joram, de 182 2Kon 15:9 | Libanon is, zeggende: Geef uw dochter mijn zoon ter vrouw; maar 183 2Kon 16:33 | zijner moeder was Jerusa, de dochter van Zadok. ~ 184 2Kon 20:2 | zijner moeder was Abi, een dochter van Zacharia. ~ 185 2Kon 21:21 | heeft: De jonkvrouw, de dochter van Sion, veracht u, zij 186 2Kon 21:21 | veracht u, zij bespot u, de dochter van Jeruzalem schudt het 187 2Kon 23:19 | moeder was Mesullemet, een dochter van Haruz van Jotba. ~ 188 2Kon 24:1 | zijner moeder was Jedida, een dochter van Adaja, van Bozkath. ~ 189 2Kon 25:10 | niemand zijn zoon of zijn dochter voor den Molech door het 190 2Kon 25:31 | zijner moeder was Hamutal, de dochter van Jeremia, van Libna. ~ 191 2Kon 25:36 | moeder was Zebudda, een dochter van Pedaja, van Ruma. ~ 192 2Kon 26:8 | moeder was Nehusta, een dochter van Elnathan, van Jeruzalem. ~ 193 2Kon 26:18 | moeder was Hamutal, een dochter van Jeremia, van Libna. ~ 194 1Kro 1:50 | huisvrouw was Mehetabeel, de dochter van Matred, dochter van 195 1Kro 1:50 | de dochter van Matred, dochter van Mee-Sahab. ~ 196 1Kro 2:3 | zijn er hem geboren van de dochter van Sua, de Kanaanietische; 197 1Kro 2:21 | Daarna ging Hezron in tot de dochter van Machir, den vader van 198 1Kro 2:35 | 35 Sesan nu gaf zijn dochter aan zijn knecht Jarha tot 199 1Kro 2:49 | den vader van Gibea; en de dochter van Kaleb was Achsa. ~ 200 1Kro 3:2 | de zoon van Maacha, de dochter van Thalmai, de koning te 201 1Kro 3:5 | vier zijn van Bath-Sua, de dochter van Ammiel; ~ 202 1Kro 4:18 | den vader van Bitja, de dochter van Farao, die Mered genomen 203 1Kro 7:24 | 24 Zijn dochter nu was Seera, die bouwde 204 1Kro 15:29 | gekomen was, dat Michal, de dochter van Saul, door een venster 205 2Kro 9:11 | 11 Salomo nu deed de dochter van Farao opkomen uit de 206 2Kro 12:18 | zich, benevens Mahalath, de dochter van Jerimoth, den zoon van 207 2Kro 12:18 | ter vrouwe Abihail, de dochter van Eliab, den zoon van 208 2Kro 12:20 | haar nam hij Maacha, de dochter van Absalom; deze baarde 209 2Kro 12:21 | Rehabeam had Maacha, Absaloms dochter, liever dan al zijn vrouwen 210 2Kro 14:2 | zijner moeder was Michaja, de dochter van Uriel, van Gibea; en 211 2Kro 21:31 | zijner moeder was Azuba, een dochter van Silhi. ~ 212 2Kro 22:6 | Achab deed; want hij had de dochter van Achab tot een vrouw; 213 2Kro 22:26 | Achab deed; want hij had de dochter van Achab tot een vrouw; 214 2Kro 23:2 | moeder was Athalia, een dochter van Omri. ~ 215 2Kro 23:11 | 11 Maar Jozabath, de dochter des konings, nam Joas, den 216 2Kro 23:11 | verborg hem Jozabath, de dochter van den koning Joram, de 217 2Kro 25:18 | is, om te zeggen: Geef uw dochter mijn zoon ter vrouw; maar 218 2Kro 27:1 | zijner moeder was Jerusa, een dochter van Zadok. ~ 219 2Kro 29:1 | zijner moeder was Abia, een dochter van Zacharia. ~ 220 Neh 6:18 | zoon Johanan had genomen de dochter van Mesullam, den zoon van 221 Est 2:4 | 4 En de jonge dochter, die in des konings oog 222 Est 3 | de dochter zijns ooms); want zij had 223 Est 3 | moeder; en zij was een jonge dochter, schoon van gedaante, en 224 Est 3 | Mordechai ze zich tot een dochter aangenomen. ~ 225 Est 4:1 | 9 En die jonge dochter was schoon in zijn ogen, 226 Est 6:1 | de beurt van elke jonge dochter naakte, om tot den koning 227 Est 6:2 | Daarmede kwam dan de jonge dochter tot den koning; al wat zij 228 Est 7 | de dochter van Abichail, den oom van 229 Est 7 | Mordechai, (die hij zich ter dochter genomen had) naakte, dat 230 Est 53 | de dochter van Abichail, en Mordechai, 231 Psa 9:15 | gansen lof in de poorten der dochter van Sion vertelle, dat ik 232 Psa 45:11 | 11 Hoor, o Dochter! en zie, en neig uw oor; 233 Psa 45:13 | 13 En de dochter van Tyrus, de rijken onder 234 Psa 45:14 | 14 Des Konings Dochter is geheel verheerlijkt inwendig; 235 Psa 137:8 | 8O dochter van Babel! die verwoest 236 Psa 144:12 | zijn in hun jeugd; onze dochter als hoekstenen, uitgehouwen 237 Jes 1:8 | 8      En de dochter van Sion is overgebleven 238 Jes 10:30 | Roep luide met uw stem, gij dochter van Gallim! laat ze horen 239 Jes 10:32 | bewegen tegen den berg der dochter van Sion, den heuvel van 240 Jes 16:1 | henen, tot den berg der dochter van Sion. ~ 241 Jes 23:10 | land, als een rivier, gij dochter van Tarsis! er is geen gordel 242 Jes 23:12 | gij verdrukte maagd, gij dochter van Sidon! Naar Chittim 243 Jes 37:22 | heeft: De jonkvrouw, de dochter van Sion, veracht u, zij 244 Jes 37:22 | veracht u, zij bespot u, de dochter van Jeruzalem schudt het 245 Jes 47:1 | het stof, gij jonkvrouw, dochter van Babel! zit op de aarde, 246 Jes 47:1 | is geen troon meer, gij dochter der Chaldeen! want gij zult 247 Jes 47:5 | ga in de duisternis, gij dochter der Chaldeen! want gij zult 248 Jes 52:2 | van uw hals, gij gevangene dochter van Sion! ~ 249 Jes 63:11 | einde der aarde: zegt de dochter van Sion: Zie, uw Heil komt; 250 Jer 4:11 | woestijn, van den weg der dochter Mijns volks; niet om te 251 Jer 4:31 | nood is, de stem van de dochter Sions; zij hijgt, zij breidt 252 Jer 6:2 | 2      Ik heb wel de dochter Sions bij een schone en 253 Jer 6:14 | genezen de breuk van de dochter Mijns volks op het lichtste, 254 Jer 6:23 | man ten oorlog tegen u, o dochter van Sion! ~ 255 Jer 6:26 | 26      O dochter Mijns volks! gord een zak 256 Jer 8:11 | genezen de breuk van de dochter Mijns volks op het lichtste, 257 Jer 8:21 | gebroken vanwege de breuk der dochter mijns volks; ik ga in het 258 Jer 8:22 | waarom is de gezondheid der dochter mijns volks niet gerezen? ~  ~  ~  ~ ~ 259 Jer 9:1 | bewenen de verslagenen van de dochter mijns volks. ~ 260 Jer 9:7 | anders doen ten aanzien der dochter Mijns volks? ~ 261 Jer 14:17 | ophouden; want de jonkvrouw der dochter Mijns volks is gebroken 262 Jer 31:22 | onttrekken, gij afkerige dochter? Want de HEERE heeft wat 263 Jer 46:11 | haal balsem, gij jonkvrouw, dochter van Egypte! Tevergeefs vermenigvuldigt 264 Jer 46:19 | wegvoering, gij inwoneres, gij dochter van Egypte! want Nof zal 265 Jer 46:24 | 24      De dochter van Egypte is beschaamd; 266 Jer 48:18 | dorst, gij inwoneres, gij dochter van Dibon! want Moabs verstoorder 267 Jer 49:4 | weggevloten, gij afkerige dochter! die op haar schatten vertrouwt, 268 Jer 50:42 | oorlog, tegen u, o dochter van Babel! ~ 269 Jer 51:33 | heirscharen, de God Israels: De dochter van Babel is als een dorsvloer, 270 Jer 52:1 | moeder was Hamutal, een dochter van Jeremia, van Libna. ~ 271 Klaa 1:6 | 6      Vau. En van de dochter Sions is al haar sieraad 272 Klaa 1:15 | wijnpers der jonkvrouw, der dochter van Juda, getreden. ~ 273 Klaa 1:23 | Aleph. Hoe heeft de Heere de dochter Sions in Zijn toorn bewolkt? 274 Klaa 1:24 | heeft de vastigheden der dochter van Juda afgebroken in Zijn 275 Klaa 1:26 | grimmigheid in de tent der dochter Sions uitgestort als een 276 Klaa 1:27 | verdorven; en Hij heeft bij de dochter      van Juda het klagen 277 Klaa 1:30 | te verderven den muur der dochter Sions; Hij heeft het richtsnoer 278 Klaa 1:32 | Jod. De oudsten der dochter Sions zitten op de aarde, 279 Klaa 1:33 | uitgeschud, vanwege de breuk der dochter mijns volks; omdat het kind 280 Klaa 1:35 | ik bij u vergelijken, gij dochter Jeruzalems? Wat zal ik bij 281 Klaa 1:35 | trooste, gij jonkvrouw, dochter Sions, want uw breuk is      282 Klaa 1:37 | schudden hun hoofd over de dochter Jeruzalems, zeggende: Is 283 Klaa 1:40 | den Heere: O gij muur der dochter Sions, laat dag en nacht 284 Klaa 1:92 | neder, vanwege de breuk der dochter mijns volks. ~ 285 Klaa 1:113| zogen hun welpen; maar de dochter mijns volks is als een wrede 286 Klaa 1:116| En de ongerechtigheid der dochter mijns volks is groter dan 287 Klaa 1:120| geworden in de verbreking der dochter mijns volks. ~ 288 Klaa 1:131| vrolijk, en verblijd u, gij dochter Edoms, die in het land Uz 289 Klaa 1:132| ongerechtigheid heeft een einde, o gij dochter Sions! Hij zal u niet meer 290 Klaa 1:132| uw ongerechtigheid, o gij dochter Edoms! zal Hij      bezoeken; 291 Eze 14:20 | een zoon, of zo zij een dochter zouden bevrijden, zij      292 Eze 16:44 | Zo de moeder is, is haar dochter. ~ 293 Eze 16:45 | 45      Gij zijt de dochter uwer moeder, die de walg 294 Eze 22:11 | zuster,      zijns vaders dochter; verkracht. ~ 295 Eze 44:25 | of om een zoon, of om een dochter, om een broeder of om een      296 Dan 11:6 | elkander bevrienden, en de dochter des konings van het Zuiden 297 Dan 11:17 | doen; want hij zal hem een dochter der      vrouwen geven, 298 Hos 1:3 | henen, en nam Gomer, een dochter van Diblaim; en zij ontving; 299 Hos 1:6 | ontving wederom, en baarde een dochter; en Hij zeide tot hem: Noem 300 Amos 2:7 | vader gaan tot een jonge dochter om Mijn      heiligen Naam 301 Mic 1:13 | van Lachis! (deze is der dochter Sions het beginsel der zonde) 302 Mic 4:8 | Schaapstoren, gij Ofel der dochter Sions! tot u zal komen, 303 Mic 4:10 | arbeid om voort te brengen, o dochter Sions! als een barende vrouw; 304 Mic 4:13 | Maak u op en dors, o dochter Sions! Want Ik zal uw hoorn 305 Mic 4:14 | Nu, rot u met benden, gij dochter der bende, hij zal een belegering 306 Mic 7:6 | zoon veracht den vader, de dochter staat op tegen haar moeder, 307 Zep 3:10 | ernstige aanbidders, met de dochter Mijner verstrooiden, Mijn 308 Zep 3:14 | 14      Zing vrolijk, gij dochter Sions, juich, Israel; wees 309 Zep 3:14 | vreugde van ganser harte, gij dochter Jeruzalems! ~ 310 Zac 2:7 | ontkomt gij, die woont bij de dochter van Babel! ~ 311 Zac 2:10 | Juich en verblijd u, gij dochter Sions; want zie, Ik kom, 312 Zac 9:9 | Verheug u zeer, gij dochter Sions! juich, gij dochter 313 Zac 9:9 | dochter Sions! juich, gij dochter Jeruzalems! Ziet, uw Koning 314 Matt 9:18 | aanbad Hem, zeggende: Mijn dochter is nu terstond gestorven, 315 Matt 9:22 | zeide: Wees welgemoed, dochter! uw geloof heeft u behouden. 316 Matt 10:35 | tegen zijn vader, en de dochter tegen haar moeder, en de 317 Matt 10:37 | waardig; en die zoon of dochter liefheeft boven Mij, is 318 Matt 14:6 | gehouden werd, danste de dochter van Herodias in het midden 319 Matt 15:22 | ontferm U mijner! mijn dochter is deerlijk van den duivel 320 Matt 15:28 | gelijk gij wilt. En haar dochter werd gezond van diezelfde 321 Matt 21:5 | 5 Zegt der dochter Sions: Zie, uw Koning komt 322 Mark 5:34 | 34 En Hij zeide tot haar: Dochter, uw geloof heeft u behouden; 323 Mark 5:35 | der synagoge, zeggende: Uw dochter is gestorven; wat zijt gij 324 Mark 6:22 | 22 En als de dochter van dezelve Herodias inkwam, 325 Mark 7:26 | duivel uitwierp uit haar dochter. ~ 326 Mark 7:29 | heen, de duivel is uit uw dochter uitgevaren. ~ 327 Mark 7:30 | duivel uitgevaren was, en de dochter liggende op het bed. ~ 328 Luk 2:36 | Anna, een profetesse, een dochter van Fanuel, uit den stam 329 Luk 8:42 | 42 Want hij had een enige dochter, van omtrent twaalf jaren, 330 Luk 8:48 | 48 En Hij zeide tot haar: Dochter, wees welgemoed, uw geloof 331 Luk 8:49 | synagoge, zeggende tot hem: Uw dochter is gestorven; zijt den Meester 332 Luk 12:53 | vader; de moeder tegen de dochter; en de dochter tegen de 333 Luk 12:53 | tegen de dochter; en de dochter tegen de moeder; de schoonmoeder 334 Luk 13:16 | 16 En deze, die een dochter Abrahams is, welke de satan, 335 Joha 12:15 | 15 Vrees niet, gij dochter Sions, zie, uw Koning komt, 336 Heb 11:24 | geweigerd een zoon van Farao's dochter genoemd te worden; ~


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License