Book Chapter: Verse
1 Gen 11:29 | huisvrouw was Milka, een dochter van Haran, vader van Milka,
2 Gen 19:12 | zuster; zij is mijns vaders dochter, maar niet mijner moeder
3 Gen 19:12 | maar niet mijner moeder dochter; en zij is mij ter vrouwe
4 Gen 23:14 | geschiede, dat die jonge dochter, tot welke ik zal zeggen:
5 Gen 23:16 | 16 En die jonge dochter was zeer schoon van aangezicht,
6 Gen 23:23 | Want hij had gezegd: Wiens dochter zijt gij? geef het mij toch
7 Gen 23:24 | tot hem gezegd: Ik ben de dochter van Bethuel, de zoon van
8 Gen 23:28 | 28 En die jonge dochter liep, en gaf ten huize harer
9 Gen 23:47 | ik haar, en zeide: Wiens dochter zijt gij? En zij zeide:
10 Gen 23:47 | zijt gij? En zij zeide: De dochter van Bethuel, den zoon van
11 Gen 23:48 | rechten weg geleid had, om de dochter des broeders van mijn heer
12 Gen 23:55 | haar moeder: Laat de jonge dochter enige dagen, of tien, bij
13 Gen 23:57 | zeiden zij: Laat ons de jonge dochter roepen, en haar mond vragen. ~
14 Gen 23:87 | oud, als hij Rebekka, de dochter van Betuel, den Syrier,
15 Gen 24:34 | tot een vrouw Judith, de dochter van Beeri, den Hethiet,
16 Gen 24:34 | Hethiet, en Basmath, de dochter van Elon, den Hethiet. ~
17 Gen 26:9 | zijn vrouwen, Mahalath, de dochter van Ismael, den zoon van
18 Gen 27:6 | wel; en zie, Rachel, zijn dochter, komt met de schapen. ~
19 Gen 27:10 | als Jakob Rachel zag, de dochter van Laban, zijner moeders
20 Gen 27:18 | om Rachel, uw kleinste dochter. ~
21 Gen 27:23 | des avonds, dat hij zijn dochter Lea nam, en bracht haar
22 Gen 27:24 | dienstmaagd, aan Lea, zijn dochter, tot een dienstmaagd. ~
23 Gen 27:28 | gaf hij hem Rachel, zijn dochter, hem tot een vrouw. ~
24 Gen 27:29 | 29 En Laban gaf aan zijn dochter Rachel zijn dienstmaagd
25 Gen 27:56 | En zij baarde daarna een dochter; en zij noemde haar naam
26 Gen 31:1 | 1 En Dina, de dochter van Lea, die zij Jakob gebaard
27 Gen 31:3 | kleefde aan Dina, Jakobs dochter; en hij had de jonge dochter
28 Gen 31:3 | dochter; en hij had de jonge dochter lief, en sprak naar het
29 Gen 31:3 | naar het hart van de jonge dochter. ~
30 Gen 31:4 | zeggende: Neem mij deze dochter tot een vrouw. ~
31 Gen 31:5 | Jakob hoorde, dat hij zijn dochter Dina verontreinigd had,
32 Gen 31:7 | Israel gedaan had, Jakobs dochter beslapende, hetwelk alzo
33 Gen 31:8 | ziel is verliefd op ulieder dochter; geeft hem haar toch tot
34 Gen 31:12 | geef mij slechts de jonge dochter tot een vrouw. ~
35 Gen 31:19 | want hij had lust in Jakobs dochter; en hij was geeerd boven
36 Gen 33:2 | dochteren van Kanaan, Ada, de dochter van Elon, de Hethiet, en
37 Gen 33:2 | Hethiet, en Aholibama, de dochter van Ana, de dochter van
38 Gen 33:2 | de dochter van Ana, de dochter van Zibeon, de Heviet; ~
39 Gen 33:3 | 3 En Basmath, de dochter van Ismael, zuster van Nebajoth. ~
40 Gen 33:14 | de zonen van Aholibama, dochter van Ana, dochter van Zibeon,
41 Gen 33:14 | Aholibama, dochter van Ana, dochter van Zibeon, Ezau's huisvrouw;
42 Gen 33:18 | vorsten van Aholibama, de dochter van Ana, de huisvrouw van
43 Gen 33:25 | Dison; en Aholibama was de dochter van Ana. ~
44 Gen 33:39 | huisvrouw was Mechetabeel, een dochter van Matred, de dochter van
45 Gen 33:39 | een dochter van Matred, de dochter van Mezahab. ~
46 Gen 35:2 | 2 En Juda zag aldaar de dochter van een Kanaanietisch man,
47 Gen 35:12 | verlopen waren, stierf de dochter van Sua, de huisvrouw van
48 Gen 37:45 | Paaneah, en gaf hem Asnath, de dochter van Potifera, overste van
49 Gen 37:50 | aankwam, die Asnath, de dochter van Potifera, overste van
50 Gen 42:15 | Paddan-Aram, met Dina zijn dochter; al de zielen zijner zonen
51 Gen 42:18 | Zilpa, die Laban aan zijn dochter Lea gegeven had; en zij
52 Gen 42:20 | Efraim, die hem Asnath, de dochter van Potifera, den overste
53 Gen 42:25 | Bilha, die Laban aan zijn dochter Rachel gegeven had; en zij
54 Exo 1:16 | doodt hem; maar is het een dochter, zo laat haar leven! ~
55 Exo 2:1 | van Levi ging, en nam een dochter van Levi. ~
56 Exo 2:5 | 5 En de dochter van Farao ging af, om zich
57 Exo 2:7 | zijn zuster tot Farao's dochter: Zal ik heengaan, en u een
58 Exo 2:8 | 8 En de dochter van Farao zeide tot haar:
59 Exo 2:9 | 9 Toen zeide Farao's dochter tot haar: Neem dit knechtje
60 Exo 2:10 | bracht zij het tot Farao's dochter, en het werd haar ten zoon;
61 Exo 2:21 | wonen; en hij gaf Mozes zijn dochter Zippora; ~
62 Exo 6:22 | zich tot een vrouw Eliseba, dochter van Amminadab, zuster van
63 Exo 20:10 | gij, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch
64 Exo 21:7 | 7 Wanneer nu iemand zijn dochter zal verkocht hebben tot
65 Exo 21:31 | zoon gestoten heeft, of een dochter gestoten heeft, naar dat
66 Lev 12:6 | voor den zoon, of voor de dochter, vervuld zullen zijn, zo
67 Lev 18:9 | schaamte uwer zuster, der dochter uws vaders, of der dochter
68 Lev 18:9 | dochter uws vaders, of der dochter uwer moeder, te huis geboren
69 Lev 18:10 | 10 De schaamte der dochter uws zoons, of der dochter
70 Lev 18:10 | dochter uws zoons, of der dochter uwer dochter, haar schaamte
71 Lev 18:10 | zoons, of der dochter uwer dochter, haar schaamte zult gij
72 Lev 18:11 | 11 De schaamte van de dochter der huisvrouw uws vaders,
73 Lev 18:17 | schaamte ener vrouw en harer dochter niet ontdekken; de dochter
74 Lev 18:17 | dochter niet ontdekken; de dochter haars zoons, noch de dochter
75 Lev 18:17 | dochter haars zoons, noch de dochter van haar dochter zult gij
76 Lev 18:17 | noch de dochter van haar dochter zult gij nemen, om haar
77 Lev 19:29 | 29 Gij zult uw dochter niet ontheiligen, haar ter
78 Lev 20:17 | een man zijn zuster, de dochter zijns vaders, of de dochter
79 Lev 20:17 | dochter zijns vaders, of de dochter zijner moeder, zal genomen
80 Lev 21:2 | zijn zoon, en over zijn dochter, en over zijn broeder. ~
81 Lev 21:9 | 9 Als nu de dochter van enigen priester zal
82 Lev 22:12 | 12 Maar als des priesters dochter een vreemden man zal toebehoren,
83 Lev 22:13 | 13 Doch als des priesters dochter een weduwe of een verstotene
84 Lev 23:11 | moeder was Selomith, de dochter van Dibri, van den stam
85 Num 25:15 | Midianietische vrouw was Kozbi, een dochter van Zur, die een hoofd was
86 Num 25:18 | in de zaak van Kozbi, de dochter van den overste der Midianieten,
87 Num 26:46 | 46 En de naam der dochter van Aser was Serah. ~
88 Num 26:59 | van Amram was Jochebed, de dochter van Levi, welke de huisvrouw
89 Num 27:8 | gij zijn erfenis op zijn dochter doen komen. ~
90 Num 27:9 | 9 En indien hij geen dochter heeft, zo zult gij zijn
91 Num 30:16 | tussen een vader en zijn dochter, zijnde in haar jonkheid,
92 Num 35:8 | 8 Voorts zal elke dochter, die een erfenis erft, van
93 Deu 5:14 | gij, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch
94 Deu 12:18 | gij, en uw zoon, en uw dochter, en uw dienstknecht, en
95 Deu 13:6 | moeder, of uw zoon, of uw dochter, of de vrouw van uw schoot,
96 Deu 16:11 | gij, en uw zoon, en uw dochter, en uw dienstknecht, en
97 Deu 16:14 | gij, en uw zoon, en uw dochter, en uw dienstknecht, en
98 Deu 18:10 | worden, die zijn zoon of zijn dochter door het vuur doet doorgaan,
99 Deu 22:15 | de vader van deze jonge dochter en haar moeder nemen, en
100 Deu 22:16 | En de vader van de jonge dochter zal tot de oudsten zeggen:
101 Deu 22:16 | oudsten zeggen: Ik heb mijn dochter aan dezen man gegeven tot
102 Deu 22:17 | Ik heb den maagdom aan uw dochter niet gevonden; dit nu is
103 Deu 22:17 | nu is de maagdom mijner dochter. En zij zullen het kleed
104 Deu 22:19 | aan den vader van de jonge dochter, omdat hij een kwaden naam
105 Deu 22:19 | uitgebracht over een jonge dochter van Israel; voorts zal zij
106 Deu 22:20 | de maagdom aan de jonge dochter niet gevonden is; ~
107 Deu 22:21 | Zo zullen zij deze jonge dochter uitbrengen tot de deur van
108 Deu 22:23 | 23 Wanneer er een jonge dochter zal zijn, die een maagd
109 Deu 22:24 | dat zij sterven; de jonge dochter, ter oorzake, dat zij niet
110 Deu 22:25 | man een ondertrouwde jonge dochter in het veld gevonden, en
111 Deu 22:26 | 26 Maar de jonge dochter zult gij niets doen; de
112 Deu 22:26 | gij niets doen; de jonge dochter heeft geen zonde des doods;
113 Deu 22:27 | gevonden; de ondertrouwde jonge dochter riep, en er was niemand,
114 Deu 22:28 | Wanneer een man een jonge dochter zal gevonden hebben, die
115 Deu 22:29 | den vader van de jonge dochter vijftig zilverlingen geven,
116 Deu 27:22 | bij zijn zuster ligt, de dochter zijns vaders of de dochter
117 Deu 27:22 | dochter zijns vaders of de dochter zijner moeder! En al het
118 Deu 28:56 | haar zoon, en tegen haar dochter; ~
119 Deu 32:25 | jongeling, ook de jonge dochter, het zuigende kind met den
120 Joz 15:16 | in, dien zal ik ook mijn dochter Achsa tot een vrouw geven. ~
121 Joz 15:17 | hij gaf hem Achsa, zijn dochter, tot een vrouw. ~
122 Ric 1:12 | innemen, dien zal ik ook mijn dochter Achsa tot een vrouw geven. ~
123 Ric 1:13 | Kaleb gaf hem Achsa, zijn dochter, tot een vrouw. ~
124 Ric 10:34 | kwam, ziet, zo ging zijn dochter uit hem tegemoet, met trommelen
125 Ric 10:34 | zich anders geen zoon of dochter. ~
126 Ric 10:35 | klederen, en zeide: Ach, mijn dochter! gij hebt mij ganselijk
127 Ric 10:40 | tot jaar heengingen, om de dochter van Jeftha, de Gileadiet,
128 Ric 18:5 | zeide de vader van de jonge dochter tot zijn schoonzoon: Sterk
129 Ric 18:24 | 24 Ziet, mijn dochter die maagd is, en zijn bijwijf,
130 Ric 20:1 | Niemand van ons zal zijn dochter aan de Benjaminieten ter
131 Rut 2:2 | tot haar: Ga heen, mijn dochter! ~
132 Rut 2:8 | Ruth: Hoort gij niet, mijn dochter? Ga niet, om in een ander
133 Rut 2:22 | Ruth: Het is goed, mijn dochter, dat gij met zijn maagden
134 Rut 3:1 | schoonmoeder, zeide tot haar: Mijn dochter! zoude ik u geen rust zoeken,
135 Rut 3:10 | zijt gij den HEERE, mijn dochter! Gij hebt deze uw laatste
136 Rut 3:11 | 11 En nu, mijn dochter, vrees niet; al wat gij
137 Rut 3:16 | zeide: Wie zijt gij, mijn dochter? En zij verhaalde haar alles,
138 Rut 3:18 | zeide zij: Zit stil, mijn dochter, totdat gij weet, hoe de
139 1Sa 1:16 | dienstmaagd niet voor een dochter Belials; want ik heb tot
140 1Sa 14:50 | huisvrouw was Ahinoam, een dochter van Ahimaaz; en de naam
141 1Sa 17:25 | zal, en hij zal hem zijn dochter geven, en hij zal zijns
142 1Sa 18:17 | David: Zie, mijn grootste dochter Merab zal ik u tot een vrouw
143 1Sa 18:19 | tijde als men Merab, de dochter van Saul, aan David geven
144 1Sa 18:20 | 20 Doch Michal, de dochter van Saul, had David lief.
145 1Sa 18:27 | Toen gaf Saul hem zijn dochter Michal ter vrouw. ~
146 1Sa 18:28 | David was; en Michal, de dochter van Saul, had hem lief. ~
147 1Sa 25:44 | 44 Want Saul had zijn dochter Michal, de huisvrouw van
148 2Sa 3:3 | de zoon van Maacha, de dochter van Thalmai, koning van
149 2Sa 3:7 | welker naam was Rizpa, dochter van Aja; en Isboseth zeide
150 2Sa 3:13 | tenzij dat gij Michal, Sauls dochter, te voren inbrengt, als
151 2Sa 6:16 | kwam, dat Michal, Sauls dochter, door het venster uitzag.
152 2Sa 6:20 | zegenen, ging Michal, Sauls dochter, uit, David tegemoet, en
153 2Sa 6:23 | 23 Michal nu, Sauls dochter, had geen kind, tot den
154 2Sa 11:3 | Is dat niet Bathseba, de dochter van Eliam, de huisvrouw
155 2Sa 12:3 | en het was hem als een dochter. ~
156 2Sa 14:27 | drie zonen geboren, en een dochter, welker naam was Thamar;
157 2Sa 17:25 | ingegaan was tot Abigail, dochter van Nahas, zuster van Zeruja,
158 2Sa 21:8 | de twee zonen van Rizpa, dochter van Aja, die zij Saul gebaard
159 2Sa 21:8 | van Michals zuster, Sauls dochter, die zij Adriel, den zoon
160 2Sa 21:10 | 10 Toen nam Rizpa, de dochter van Aja, een zak, en spande
161 2Sa 21:11 | aangezegd, wat Rizpa, de dochter van Aja, Sauls bijwijf,
162 1Kon 1:2 | heer den koning een jonge dochter, een maagd zoeken, die voor
163 1Kon 1:3 | zochten zij een schone jonge dochter in alle landpalen van Israel;
164 1Kon 1:4 | 4 En de jonge dochter was bovenmate schoon, en
165 1Kon 3:1 | koning van Egypte; en nam de dochter van Farao, en bracht ze
166 1Kon 4:11 | Dor; deze had Tafath, de dochter van Salomo, tot een vrouw. ~
167 1Kon 4:15 | Nafthali; deze nam ook Salomo's dochter, Basmath, ter vrouwe. ~
168 1Kon 7:8 | ook maakte hij voor de dochter van Farao, die Salomo tot
169 1Kon 9:16 | gedood, en had haar aan zijn dochter, de huisvrouw van Salomo,
170 1Kon 9:24 | 24 Doch de dochter van Farao toog van de stad
171 1Kon 11:1 | lief, en dat benevens de dochter van Farao: Moabietische,
172 1Kon 15:2 | zijner moeder was Maacha, een dochter van Abisalom. ~
173 1Kon 15:10 | zijner moeder was Maacha, een dochter van Abisalom. ~
174 1Kon 16:31 | ter vrouwe nam Izebel, de dochter van Eth-Baal, den koning
175 1Kon 22:42 | zijner moeder was Azuba, de dochter van Silchi. ~
176 2Kon 5:2 | hadden een kleine jonge dochter uit het land van Israel
177 2Kon 5:4 | Zo en zo heeft de jonge dochter gesproken, die uit het land
178 2Kon 8:18 | van Achab deed; want de dochter van Achab was hem ter vrouw
179 2Kon 8:26 | zijner moeder was Athalia, de dochter van Omri, den koning van
180 2Kon 9:34 | want zij is eens konings dochter. ~
181 2Kon 11:2 | 2 Maar Joseba, de dochter van den koning Joram, de
182 2Kon 15:9 | Libanon is, zeggende: Geef uw dochter mijn zoon ter vrouw; maar
183 2Kon 16:33 | zijner moeder was Jerusa, de dochter van Zadok. ~
184 2Kon 20:2 | zijner moeder was Abi, een dochter van Zacharia. ~
185 2Kon 21:21 | heeft: De jonkvrouw, de dochter van Sion, veracht u, zij
186 2Kon 21:21 | veracht u, zij bespot u, de dochter van Jeruzalem schudt het
187 2Kon 23:19 | moeder was Mesullemet, een dochter van Haruz van Jotba. ~
188 2Kon 24:1 | zijner moeder was Jedida, een dochter van Adaja, van Bozkath. ~
189 2Kon 25:10 | niemand zijn zoon of zijn dochter voor den Molech door het
190 2Kon 25:31 | zijner moeder was Hamutal, de dochter van Jeremia, van Libna. ~
191 2Kon 25:36 | moeder was Zebudda, een dochter van Pedaja, van Ruma. ~
192 2Kon 26:8 | moeder was Nehusta, een dochter van Elnathan, van Jeruzalem. ~
193 2Kon 26:18 | moeder was Hamutal, een dochter van Jeremia, van Libna. ~
194 1Kro 1:50 | huisvrouw was Mehetabeel, de dochter van Matred, dochter van
195 1Kro 1:50 | de dochter van Matred, dochter van Mee-Sahab. ~
196 1Kro 2:3 | zijn er hem geboren van de dochter van Sua, de Kanaanietische;
197 1Kro 2:21 | Daarna ging Hezron in tot de dochter van Machir, den vader van
198 1Kro 2:35 | 35 Sesan nu gaf zijn dochter aan zijn knecht Jarha tot
199 1Kro 2:49 | den vader van Gibea; en de dochter van Kaleb was Achsa. ~
200 1Kro 3:2 | de zoon van Maacha, de dochter van Thalmai, de koning te
201 1Kro 3:5 | vier zijn van Bath-Sua, de dochter van Ammiel; ~
202 1Kro 4:18 | den vader van Bitja, de dochter van Farao, die Mered genomen
203 1Kro 7:24 | 24 Zijn dochter nu was Seera, die bouwde
204 1Kro 15:29 | gekomen was, dat Michal, de dochter van Saul, door een venster
205 2Kro 9:11 | 11 Salomo nu deed de dochter van Farao opkomen uit de
206 2Kro 12:18 | zich, benevens Mahalath, de dochter van Jerimoth, den zoon van
207 2Kro 12:18 | ter vrouwe Abihail, de dochter van Eliab, den zoon van
208 2Kro 12:20 | haar nam hij Maacha, de dochter van Absalom; deze baarde
209 2Kro 12:21 | Rehabeam had Maacha, Absaloms dochter, liever dan al zijn vrouwen
210 2Kro 14:2 | zijner moeder was Michaja, de dochter van Uriel, van Gibea; en
211 2Kro 21:31 | zijner moeder was Azuba, een dochter van Silhi. ~
212 2Kro 22:6 | Achab deed; want hij had de dochter van Achab tot een vrouw;
213 2Kro 22:26 | Achab deed; want hij had de dochter van Achab tot een vrouw;
214 2Kro 23:2 | moeder was Athalia, een dochter van Omri. ~
215 2Kro 23:11 | 11 Maar Jozabath, de dochter des konings, nam Joas, den
216 2Kro 23:11 | verborg hem Jozabath, de dochter van den koning Joram, de
217 2Kro 25:18 | is, om te zeggen: Geef uw dochter mijn zoon ter vrouw; maar
218 2Kro 27:1 | zijner moeder was Jerusa, een dochter van Zadok. ~
219 2Kro 29:1 | zijner moeder was Abia, een dochter van Zacharia. ~
220 Neh 6:18 | zoon Johanan had genomen de dochter van Mesullam, den zoon van
221 Est 2:4 | 4 En de jonge dochter, die in des konings oog
222 Est 3 | de dochter zijns ooms); want zij had
223 Est 3 | moeder; en zij was een jonge dochter, schoon van gedaante, en
224 Est 3 | Mordechai ze zich tot een dochter aangenomen. ~
225 Est 4:1 | 9 En die jonge dochter was schoon in zijn ogen,
226 Est 6:1 | de beurt van elke jonge dochter naakte, om tot den koning
227 Est 6:2 | Daarmede kwam dan de jonge dochter tot den koning; al wat zij
228 Est 7 | de dochter van Abichail, den oom van
229 Est 7 | Mordechai, (die hij zich ter dochter genomen had) naakte, dat
230 Est 53 | de dochter van Abichail, en Mordechai,
231 Psa 9:15 | gansen lof in de poorten der dochter van Sion vertelle, dat ik
232 Psa 45:11 | 11 Hoor, o Dochter! en zie, en neig uw oor;
233 Psa 45:13 | 13 En de dochter van Tyrus, de rijken onder
234 Psa 45:14 | 14 Des Konings Dochter is geheel verheerlijkt inwendig;
235 Psa 137:8 | 8O dochter van Babel! die verwoest
236 Psa 144:12 | zijn in hun jeugd; onze dochter als hoekstenen, uitgehouwen
237 Jes 1:8 | 8 En de dochter van Sion is overgebleven
238 Jes 10:30 | Roep luide met uw stem, gij dochter van Gallim! laat ze horen
239 Jes 10:32 | bewegen tegen den berg der dochter van Sion, den heuvel van
240 Jes 16:1 | henen, tot den berg der dochter van Sion. ~
241 Jes 23:10 | land, als een rivier, gij dochter van Tarsis! er is geen gordel
242 Jes 23:12 | gij verdrukte maagd, gij dochter van Sidon! Naar Chittim
243 Jes 37:22 | heeft: De jonkvrouw, de dochter van Sion, veracht u, zij
244 Jes 37:22 | veracht u, zij bespot u, de dochter van Jeruzalem schudt het
245 Jes 47:1 | het stof, gij jonkvrouw, dochter van Babel! zit op de aarde,
246 Jes 47:1 | is geen troon meer, gij dochter der Chaldeen! want gij zult
247 Jes 47:5 | ga in de duisternis, gij dochter der Chaldeen! want gij zult
248 Jes 52:2 | van uw hals, gij gevangene dochter van Sion! ~
249 Jes 63:11 | einde der aarde: zegt de dochter van Sion: Zie, uw Heil komt;
250 Jer 4:11 | woestijn, van den weg der dochter Mijns volks; niet om te
251 Jer 4:31 | nood is, de stem van de dochter Sions; zij hijgt, zij breidt
252 Jer 6:2 | 2 Ik heb wel de dochter Sions bij een schone en
253 Jer 6:14 | genezen de breuk van de dochter Mijns volks op het lichtste,
254 Jer 6:23 | man ten oorlog tegen u, o dochter van Sion! ~
255 Jer 6:26 | 26 O dochter Mijns volks! gord een zak
256 Jer 8:11 | genezen de breuk van de dochter Mijns volks op het lichtste,
257 Jer 8:21 | gebroken vanwege de breuk der dochter mijns volks; ik ga in het
258 Jer 8:22 | waarom is de gezondheid der dochter mijns volks niet gerezen? ~ ~ ~ ~ ~
259 Jer 9:1 | bewenen de verslagenen van de dochter mijns volks. ~
260 Jer 9:7 | anders doen ten aanzien der dochter Mijns volks? ~
261 Jer 14:17 | ophouden; want de jonkvrouw der dochter Mijns volks is gebroken
262 Jer 31:22 | onttrekken, gij afkerige dochter? Want de HEERE heeft wat
263 Jer 46:11 | haal balsem, gij jonkvrouw, dochter van Egypte! Tevergeefs vermenigvuldigt
264 Jer 46:19 | wegvoering, gij inwoneres, gij dochter van Egypte! want Nof zal
265 Jer 46:24 | 24 De dochter van Egypte is beschaamd;
266 Jer 48:18 | dorst, gij inwoneres, gij dochter van Dibon! want Moabs verstoorder
267 Jer 49:4 | weggevloten, gij afkerige dochter! die op haar schatten vertrouwt,
268 Jer 50:42 | oorlog, tegen u, o dochter van Babel! ~
269 Jer 51:33 | heirscharen, de God Israels: De dochter van Babel is als een dorsvloer,
270 Jer 52:1 | moeder was Hamutal, een dochter van Jeremia, van Libna. ~
271 Klaa 1:6 | 6 Vau. En van de dochter Sions is al haar sieraad
272 Klaa 1:15 | wijnpers der jonkvrouw, der dochter van Juda, getreden. ~
273 Klaa 1:23 | Aleph. Hoe heeft de Heere de dochter Sions in Zijn toorn bewolkt?
274 Klaa 1:24 | heeft de vastigheden der dochter van Juda afgebroken in Zijn
275 Klaa 1:26 | grimmigheid in de tent der dochter Sions uitgestort als een
276 Klaa 1:27 | verdorven; en Hij heeft bij de dochter van Juda het klagen
277 Klaa 1:30 | te verderven den muur der dochter Sions; Hij heeft het richtsnoer
278 Klaa 1:32 | Jod. De oudsten der dochter Sions zitten op de aarde,
279 Klaa 1:33 | uitgeschud, vanwege de breuk der dochter mijns volks; omdat het kind
280 Klaa 1:35 | ik bij u vergelijken, gij dochter Jeruzalems? Wat zal ik bij
281 Klaa 1:35 | trooste, gij jonkvrouw, dochter Sions, want uw breuk is
282 Klaa 1:37 | schudden hun hoofd over de dochter Jeruzalems, zeggende: Is
283 Klaa 1:40 | den Heere: O gij muur der dochter Sions, laat dag en nacht
284 Klaa 1:92 | neder, vanwege de breuk der dochter mijns volks. ~
285 Klaa 1:113| zogen hun welpen; maar de dochter mijns volks is als een wrede
286 Klaa 1:116| En de ongerechtigheid der dochter mijns volks is groter dan
287 Klaa 1:120| geworden in de verbreking der dochter mijns volks. ~
288 Klaa 1:131| vrolijk, en verblijd u, gij dochter Edoms, die in het land Uz
289 Klaa 1:132| ongerechtigheid heeft een einde, o gij dochter Sions! Hij zal u niet meer
290 Klaa 1:132| uw ongerechtigheid, o gij dochter Edoms! zal Hij bezoeken;
291 Eze 14:20 | een zoon, of zo zij een dochter zouden bevrijden, zij
292 Eze 16:44 | Zo de moeder is, is haar dochter. ~
293 Eze 16:45 | 45 Gij zijt de dochter uwer moeder, die de walg
294 Eze 22:11 | zuster, zijns vaders dochter; verkracht. ~
295 Eze 44:25 | of om een zoon, of om een dochter, om een broeder of om een
296 Dan 11:6 | elkander bevrienden, en de dochter des konings van het Zuiden
297 Dan 11:17 | doen; want hij zal hem een dochter der vrouwen geven,
298 Hos 1:3 | henen, en nam Gomer, een dochter van Diblaim; en zij ontving;
299 Hos 1:6 | ontving wederom, en baarde een dochter; en Hij zeide tot hem: Noem
300 Amos 2:7 | vader gaan tot een jonge dochter om Mijn heiligen Naam
301 Mic 1:13 | van Lachis! (deze is der dochter Sions het beginsel der zonde)
302 Mic 4:8 | Schaapstoren, gij Ofel der dochter Sions! tot u zal komen,
303 Mic 4:10 | arbeid om voort te brengen, o dochter Sions! als een barende vrouw;
304 Mic 4:13 | Maak u op en dors, o dochter Sions! Want Ik zal uw hoorn
305 Mic 4:14 | Nu, rot u met benden, gij dochter der bende, hij zal een belegering
306 Mic 7:6 | zoon veracht den vader, de dochter staat op tegen haar moeder,
307 Zep 3:10 | ernstige aanbidders, met de dochter Mijner verstrooiden, Mijn
308 Zep 3:14 | 14 Zing vrolijk, gij dochter Sions, juich, Israel; wees
309 Zep 3:14 | vreugde van ganser harte, gij dochter Jeruzalems! ~
310 Zac 2:7 | ontkomt gij, die woont bij de dochter van Babel! ~
311 Zac 2:10 | Juich en verblijd u, gij dochter Sions; want zie, Ik kom,
312 Zac 9:9 | Verheug u zeer, gij dochter Sions! juich, gij dochter
313 Zac 9:9 | dochter Sions! juich, gij dochter Jeruzalems! Ziet, uw Koning
314 Matt 9:18 | aanbad Hem, zeggende: Mijn dochter is nu terstond gestorven,
315 Matt 9:22 | zeide: Wees welgemoed, dochter! uw geloof heeft u behouden.
316 Matt 10:35 | tegen zijn vader, en de dochter tegen haar moeder, en de
317 Matt 10:37 | waardig; en die zoon of dochter liefheeft boven Mij, is
318 Matt 14:6 | gehouden werd, danste de dochter van Herodias in het midden
319 Matt 15:22 | ontferm U mijner! mijn dochter is deerlijk van den duivel
320 Matt 15:28 | gelijk gij wilt. En haar dochter werd gezond van diezelfde
321 Matt 21:5 | 5 Zegt der dochter Sions: Zie, uw Koning komt
322 Mark 5:34 | 34 En Hij zeide tot haar: Dochter, uw geloof heeft u behouden;
323 Mark 5:35 | der synagoge, zeggende: Uw dochter is gestorven; wat zijt gij
324 Mark 6:22 | 22 En als de dochter van dezelve Herodias inkwam,
325 Mark 7:26 | duivel uitwierp uit haar dochter. ~
326 Mark 7:29 | heen, de duivel is uit uw dochter uitgevaren. ~
327 Mark 7:30 | duivel uitgevaren was, en de dochter liggende op het bed. ~
328 Luk 2:36 | Anna, een profetesse, een dochter van Fanuel, uit den stam
329 Luk 8:42 | 42 Want hij had een enige dochter, van omtrent twaalf jaren,
330 Luk 8:48 | 48 En Hij zeide tot haar: Dochter, wees welgemoed, uw geloof
331 Luk 8:49 | synagoge, zeggende tot hem: Uw dochter is gestorven; zijt den Meester
332 Luk 12:53 | vader; de moeder tegen de dochter; en de dochter tegen de
333 Luk 12:53 | tegen de dochter; en de dochter tegen de moeder; de schoonmoeder
334 Luk 13:16 | 16 En deze, die een dochter Abrahams is, welke de satan,
335 Joha 12:15 | 15 Vrees niet, gij dochter Sions, zie, uw Koning komt,
336 Heb 11:24 | geweigerd een zoon van Farao's dochter genoemd te worden; ~
|