Book Chapter: Verse
1 Gen 8:20 | Noach bouwde den HEERE een altaar; en hij nam van al het reine
2 Gen 8:20 | offerde brandofferen op dat altaar.
3 Gen 12:7 | Toen bouwde hij aldaar een altaar den HEERE, Die hem aldaar
4 Gen 12:8 | bouwde aldaar den HEERE een altaar, en riep den naam des HEEREN
5 Gen 13:18 | bouwde aldaar den HEERE een altaar. ~
6 Gen 21:9 | Abraham bouwde aldaar een altaar, en hij schikte het hout,
7 Gen 21:9 | Izak, en legde hem op het altaar boven op het hout. ~
8 Gen 24:25 | Toen bouwde hij daar een altaar, en riep den Naam des HEEREN
9 Gen 30:20 | En hij richte aldaar een altaar op, en noemde het: De God
10 Gen 32:1 | aldaar; en maak daar een altaar dien God, Die u verscheen,
11 Gen 32:3 | Beth-El; en ik zal daar een altaar maken dien God, Die mij
12 Gen 32:7 | En hij bouwde aldaar een altaar, en noemde die plaats El
13 Exo 17:15 | 15 En Mozes bouwde een altaar; en hij noemde deszelfs
14 Exo 20:24 | 24 Maakt Mij een altaar van aarde, en offert daarop
15 Exo 20:25 | indien gij Mij een stenen altaar zult maken, zo zult gij
16 Exo 20:26 | niet met trappen tot Mijn altaar opklimmen, opdat uw schaamte
17 Exo 21:14 | denzelven van voor Mijn altaar nemen, dat hij sterve. ~
18 Exo 24:4 | vroeg op, en hij bouwde een altaar onder aan den berg, en twaalf
19 Exo 24:6 | bloed sprengde hij op het altaar. ~
20 Exo 27:1 | 1 Gij zult ook een altaar maken van sittimhout; vijf
21 Exo 27:1 | breedte (vierkant zal dit altaar zijn), en drie ellen zijn
22 Exo 27:6 | handbomen maken tot het altaar, handbomen van sittimhout;
23 Exo 28:43 | gaan, of als zij tot het altaar treden zullen, om in het
24 Exo 29:13 | zult ze aansteken op het altaar. ~
25 Exo 29:16 | nemen, en rondom op het altaar sprengen. ~
26 Exo 29:18 | gehelen ram aansteken op het altaar; het is een brandoffer den
27 Exo 29:20 | dat bloed zult gij op het altaar sprengen, rondom heen. ~
28 Exo 29:21 | van het bloed, dat op het altaar is, en van de zalfolie,
29 Exo 29:25 | en steek ze aan op het altaar, op het brandoffer, tot
30 Exo 29:36 | verzoeningen, en gij zult het altaar ontzondigen, mits doende
31 Exo 29:37 | verzoening doen voor het altaar, en zult het heiligen; alsdan
32 Exo 29:37 | heiligen; alsdan zal dat altaar een heiligheid der heiligheden
33 Exo 29:37 | heiligheden zijn; al wat het altaar aanroert, zal heilig zijn. ~
34 Exo 29:38 | nu is het, wat gij op het altaar bereiden zult: twee lammeren,
35 Exo 29:44 | heiligen, mitsgaders het altaar; Ik zal ook Aaron en zijn
36 Exo 30:18 | samenkomst, en tussen het altaar, en gij zult water daarin
37 Exo 30:20 | of wanneer zij tot het altaar naderen, om te dienen, dat
38 Exo 30:28 | 28 En het altaar des brandoffers, met al
39 Exo 31:9 | 9 Ook des brandoffers altaar, met al zijn gereedschap;
40 Exo 32:5 | dat zag, zo bouwde hij een altaar voor hetzelve; en Aaron
41 Exo 33:5 | dat zag, zo bouwde hij een altaar voor hetzelve; en Aaron
42 Exo 35:16 | 16 Het altaar des brandoffers, en den
43 Exo 38:4 | 4 Ook maakte hij aan het altaar een rooster van koperen
44 Exo 38:30 | samenkomst, en het koperen altaar, en den koperen rooster,
45 Exo 39:38 | 38 Verder het gouden altaar, en de zalfolie, en het
46 Exo 39:39 | 39 Het koperen altaar, en den koperen rooster,
47 Exo 40:5 | 5 En gij zult het gouden altaar ten reukwerk voor de ark
48 Exo 40:6 | 6 Gij zult ook het altaar des brandoffers zetten voor
49 Exo 40:7 | samenkomst, en tussen het altaar; en gij zult water daar
50 Exo 40:10 | 10 Gij zult ook het altaar des brandoffers zalven,
51 Exo 40:10 | gereedschap; en gij zult het altaar heiligen, en het altaar
52 Exo 40:10 | altaar heiligen, en het altaar zal heiligheid der heiligheden
53 Exo 40:26 | En hij zette het gouden altaar in de tent der samenkomst,
54 Exo 40:29 | 29 En hij zette het altaar des brandoffers aan de deur
55 Exo 40:30 | samenkomst, en tussen het altaar; en hij deed water daarin
56 Exo 40:32 | samenkomst, en als zij tot het altaar naderden, zo wiesen zij
57 Exo 40:33 | rondom den tabernakel en het altaar, en hij hing het deksel
58 Lev 1:5 | bloed sprengen rondom dat altaar, hetwelk voor de deur van
59 Lev 1:7 | zullen vuur maken op het altaar, en zullen het hout op het
60 Lev 1:8 | vuur is, hetwelk op het altaar is. ~
61 Lev 1:9 | dat alles aansteken op het altaar; het is een brandoffer,
62 Lev 1:11 | slachten aan de zijde van het altaar noordwaarts, voor het aangezicht
63 Lev 1:11 | zijn bloed rondom op het altaar sprengen. ~
64 Lev 1:12 | vuur is, hetwelk op het altaar is. ~
65 Lev 1:13 | offeren en aansteken op het altaar; het is een brandoffer,
66 Lev 1:15 | priester zal die tot het altaar brengen, en deszelfs hoofd
67 Lev 1:15 | nagel splijten, en op het altaar aansteken; en zijn bloed
68 Lev 1:16 | en zal het werpen bij het altaar, oostwaarts, aan de plaats
69 Lev 1:17 | zal die aansteken op het altaar, op het hout, dat op het
70 Lev 2:2 | gedenkoffer aansteken op het altaar; het is een vuuroffer, tot
71 Lev 2:8 | naderen, die het tot het altaar dragen zal. ~
72 Lev 2:9 | gedenkoffer opnemen, en op het altaar aansteken, het is een vuuroffer,
73 Lev 2:12 | HEERE offeren; maar op het altaar zullen zij niet komen tot
74 Lev 3:2 | het bloed rondom op het altaar sprengen. ~
75 Lev 3:5 | zullen dat aansteken op het altaar, op het brandoffer, hetwelk
76 Lev 3:8 | daarvan sprengen op het altaar rondom. ~
77 Lev 3:11 | zal dat aansteken op het altaar; het is een spijs des vuuroffers
78 Lev 3:13 | zullen haar bloed op het altaar sprengen rondom. ~
79 Lev 3:16 | zal die aansteken op het altaar; het is een spijs des vuuroffers,
80 Lev 4:7 | uitgieten aan den bodem van het altaar des brandoffers, hetwelk
81 Lev 4:10 | zal die aansteken op het altaar des brandoffers. ~
82 Lev 4:18 | doen op de hoornen van het altaar, dat voor het aangezicht
83 Lev 4:18 | uitgieten, aan den bodem van het altaar des brandoffers, hetwelk
84 Lev 4:19 | van hem opnemen, en op het altaar aansteken. ~
85 Lev 4:25 | dat op de hoornen van het altaar des brandoffers doen; dan
86 Lev 4:25 | bloed aan den bodem van het altaar des brandoffers uitgieten. ~
87 Lev 4:26 | zal ook al zijn vet op het altaar aansteken, gelijk het vet
88 Lev 4:30 | het op de hoornen van het altaar des brandoffers; dan zal
89 Lev 4:30 | daarvan aan den bodem van dat altaar uitgieten. ~
90 Lev 4:31 | zal het aansteken op het altaar, tot een liefelijken reuk
91 Lev 4:34 | doen op de hoornen van het altaar des brandoffers; dan zal
92 Lev 4:34 | daarvan aan den bodem van dat altaar uitgieten. ~
93 Lev 4:35 | zal die aansteken op het altaar, op de vuurofferen des HEEREN;
94 Lev 5:9 | hij aan den wand van het altaar sprengen; maar het overgeblevene
95 Lev 5:9 | worden aan den bodem van het altaar; het is een zondoffer. ~
96 Lev 5:12 | en dat aansteken op het altaar, op de vuurofferen des HEEREN;
97 Lev 6:9 | door de branding op het altaar den gansen nacht tot aan
98 Lev 6:10 | vuur het brandoffer op het altaar zal verteerd hebben, en
99 Lev 6:10 | hebben, en zal die bij het altaar leggen. ~
100 Lev 6:12 | 12 Het vuur nu op het altaar zal daarop brandende gehouden
101 Lev 6:13 | vuur zal geduriglijk op het altaar brandende gehouden worden;
102 Lev 6:14 | HEEREN offeren, voor aan het altaar. ~
103 Lev 6:15 | hij het aansteken op het altaar; het is een liefelijke reuk
104 Lev 7:2 | deszelfs bloed rondom op het altaar sprengen. ~
105 Lev 7:5 | zal die aansteken op het altaar, ten vuuroffer den HEERE;
106 Lev 7:31 | priester zal dat vet op het altaar aansteken; doch de borst
107 Lev 8:11 | sprengde daarvan op het altaar zevenmaal; en hij zalfde
108 Lev 8:11 | zevenmaal; en hij zalfde het altaar, en al zijn gereedschap,
109 Lev 8:15 | altaars, en ontzondigde het altaar; daarna goot hij het bloed
110 Lev 8:16 | Mozes stak het aan op het altaar. ~
111 Lev 8:19 | sprengde het bloed op het altaar rondom. ~
112 Lev 8:21 | dien gehelen ram aan op het altaar; het was een brandoffer
113 Lev 8:24 | dat bloed rondom op het altaar. ~
114 Lev 8:28 | handen, en stak ze aan op het altaar, op het brandoffer; zij
115 Lev 8:30 | het bloed, hetwelk op het altaar was, en sprengde het op
116 Lev 9:7 | tot Aaron: Nader tot het altaar, en maak uw zondoffer toe;
117 Lev 9:8 | Toen naderde Aaron tot het altaar, en slachtte het kalf des
118 Lev 9:10 | zondoffer heeft hij op het altaar aangestoken, gelijk als
119 Lev 9:12 | sprengde dat rondom op het altaar. ~
120 Lev 9:13 | hij stak het aan op het altaar. ~
121 Lev 9:14 | op het brandoffer, op het altaar. ~
122 Lev 9:17 | en stak het aan op het altaar, behalve het morgenbrandoffer. ~
123 Lev 9:18 | hetwelk hij rondom op het altaar sprengde; ~
124 Lev 9:20 | stak dat vet aan op het altaar. ~
125 Lev 9:24 | HEEREN, en verteerde op het altaar het brandoffer, en het vet.
126 Lev 10:12 | hetzelve ongezuurd bij het altaar; want het is een heiligheid
127 Lev 14:20 | en dat spijsoffer op het altaar offeren; zo zal de priester
128 Lev 16:12 | vurige kolen nemen van het altaar, van voor het aangezicht
129 Lev 16:18 | 18 Daarna zal hij tot het altaar, dat voor het aangezicht
130 Lev 16:20 | tent der samenkomst, en het altaar te verzoenen, zo zal hij
131 Lev 16:25 | vet des zondoffers op het altaar aansteken.
132 Lev 16:33 | tent der samenkomst, en het altaar zal hij verzoenen; desgelijks
133 Lev 17:6 | priester zal het bloed op het altaar des HEEREN, aan de deur
134 Lev 17:11 | daarom heb Ik het u op het altaar gegeven, om over uw zielen
135 Lev 21:23 | hij niet komen, en tot het altaar niet toetreden, omdat een
136 Lev 22:22 | HEERE geen vuuroffer op het altaar geven. ~
137 Num 3:26 | den tabernakel en bij het altaar rondom zijn; mitsgaders
138 Num 4:11 | 11 En over het gouden altaar zullen zij een kleed van
139 Num 4:13 | zij zullen de as van het altaar vegen, en zij zullen daarover
140 Num 4:26 | den tabernakel en bij het altaar rondom; en hun zelen, en
141 Num 5:25 | bewegen, en zal dat op het altaar offeren. ~
142 Num 5:26 | grijpen, en zal het op het altaar aansteken; en daarna zal
143 Num 7:1 | gereedschap, mitsgaders het altaar en al zijn gereedschap,
144 Num 7:10 | hun offeranden voor het altaar. ~
145 Num 16:38 | een overdeksel voor het altaar; want zij hebben ze gebracht
146 Num 16:39 | een overtreksel voor het altaar; ~
147 Num 16:46 | doe vuur daarin van het altaar, en leg reukwerk daarop,
148 Num 18:16 | gereedschap des heiligdoms en het altaar zullen zij niet naderen,
149 Num 18:30 | zult gij sprengen op het altaar, en hun ver zult gij aansteken,
150 Num 19:3 | gereedschap des heiligdoms en het altaar zullen zij niet naderen,
151 Num 19:17 | zult gij sprengen op het altaar, en hun ver zult gij aansteken,
152 Num 23:2 | een var en een ram, op elk altaar. ~
153 Num 23:4 | een var en een ram op elk altaar geofferd. ~
154 Num 23:14 | een var en een ram op elk altaar. ~
155 Num 23:30 | een var en een ram op elk altaar. ~ ~ ~ ~
156 Deu 12:27 | het bloed, bereiden op het altaar des HEEREN, uws Gods; en
157 Deu 12:27 | slachtofferen zal op het altaar des HEEREN, uws Gods, worden
158 Deu 16:21 | van enig geboomte, bij het altaar des HEEREN, uws Gods, dat
159 Deu 26:4 | en hij zal dien voor het altaar des HEEREN, uws Gods, nederzetten. ~
160 Deu 27:5 | aldaar den HEERE, uw God, een altaar bouwen, een altaar van stenen;
161 Deu 27:5 | een altaar bouwen, een altaar van stenen; gij zult geen
162 Deu 27:6 | gehele stenen zult gij het altaar des HEEREN, uws Gods, bouwen,
163 Deu 33:10 | verteerd zal worden, op Uw altaar. ~
164 Joz 8:30 | 30 Toen bouwde Jozua een altaar den HEERE, den God van Israel,
165 Joz 8:31 | het wetboek van Mozes: een altaar van gehele stenen, over
166 Joz 9:27 | vergadering, en dat tot het altaar des HEEREN, tot dezen dag
167 Joz 23:10 | stam van Manasse aldaar een altaar aan de Jordaan, een altaar
168 Joz 23:10 | altaar aan de Jordaan, een altaar groot in het aanzien. ~
169 Joz 23:11 | stam van Manasse hebben een altaar gebouwd, tegenover het land
170 Joz 23:16 | HEERE, mits dat gij een altaar voor u gebouwd hebt, om
171 Joz 23:19 | wederspannig tegen ons, een altaar voor u bouwende, behalve
172 Joz 23:19 | u bouwende, behalve het altaar van den HEERE, onzen God. ~
173 Joz 23:23 | 23 Dat wij ons een altaar zouden gebouwd hebben, om
174 Joz 23:26 | ons maken, bouwende een altaar, niet ten brandoffer, noch
175 Joz 23:28 | Ziet de gedaante van het altaar des HEEREN, hetwelk onze
176 Joz 23:29 | afkeren zouden, bouwende een altaar ten brandoffer, ten spijsoffer,
177 Joz 23:29 | slachtoffer, behalve het altaar van den HEERE, onzen God,
178 Joz 23:34 | kinderen van Gad noemden dat altaar: Dat het een getuige zij
179 Ric 5:24 | Gideon aldaar den HEERE een altaar, en noemde het: De HEERE
180 Ric 5:25 | zeven jaren; en breek af het altaar van Baal, dat van uw vader
181 Ric 5:26 | bouw den HEERE, uw God, een altaar, op de hoogte dezer sterkte,
182 Ric 5:28 | opstonden, ziet, zo was het altaar van Baal omgeworpen, en
183 Ric 5:28 | var was op het gebouwde altaar geofferd. ~
184 Ric 5:30 | hij sterve, omdat hij het altaar van Baal heeft omgeworpen,
185 Ric 5:31 | zichzelven, omdat men zijn altaar heeft omgeworpen. ~
186 Ric 5:32 | tegen hem, omdat hij zijn altaar heeft omgeworpen. ~
187 Ric 12:20 | geschiedde, als de vlam van het altaar opvoer naar den hemel, zo
188 Ric 20:4 | opmaakte, en bouwde aldaar een altaar; en zij offerden brandofferen
189 1Sa 2:28 | verkoren, om te offeren op Mijn altaar, om het reukwerk aan te
190 1Sa 2:33 | niet zal uitroeien van Mijn altaar, zou zijn om uw ogen te
191 1Sa 7:17 | bouwde aldaar den HEERE een altaar. ~ ~ ~
192 1Sa 14:35 | bouwde Saul den HEERE een altaar; dit was het eerste altaar,
193 1Sa 14:35 | altaar; dit was het eerste altaar, dat hij den HEERE bouwde. ~
194 2Sa 24:18 | op, richt den HEERE een altaar op, op den dorsvloer van
195 2Sa 24:21 | kopen, om den HEERE een altaar te bouwen, opdat deze plage
196 2Sa 24:25 | bouwde aldaar den HEERE een altaar, en offerde brandofferen
197 1Kon 1:53| deden hem afgaan van het altaar; en hij kwam, en boog zich
198 1Kon 2:29| en zie, hij is bij het altaar. Toen zond Salomo Benaja,
199 1Kon 3:4 | brandofferen offerde Salomo op dat altaar. ~
200 1Kon 6:20| overtoog hij het cederen altaar. ~
201 1Kon 6:22| hij met goud het gehele altaar, dat voor de aanspraakplaats
202 1Kon 7:48| HEEREN waren; het gouden altaar, en de gouden tafel, op
203 1Kon 8:22| En Salomo stond voor het altaar des HEEREN, tegenover de
204 1Kon 8:31| de eed des vloeks voor Uw altaar in dit huis komen zal; ~
205 1Kon 8:54| bidden, dat hij van voor het altaar des HEEREN opstond, van
206 1Kon 8:64| dankofferen; want het koperen altaar, dat voor het aangezicht
207 1Kon 9:25| brandofferen en dankofferen, op het altaar, dat hij den HEERE gebouwd
208 1Kon 12:32| Juda was, en offerde op het altaar; van gelijken deed hij te
209 1Kon 12:33| 33 En hij offerde op het altaar, dat hij te Beth-El gemaakt
210 1Kon 12:33| feest, en offerde op dat altaar, rokende. ~
211 1Kon 13:1 | en Jerobeam stond bij het altaar, om te roken. ~
212 1Kon 13:2 | 2 En hij riep tegen het altaar, door het woord des HEEREN,
213 1Kon 13:2 | woord des HEEREN, en zeide: Altaar, altaar, zo zegt de HEERE:
214 1Kon 13:2 | HEEREN, en zeide: Altaar, altaar, zo zegt de HEERE: Zie,
215 1Kon 13:3 | gesproken heeft; ziet, het altaar zal vaneen gescheurd, en
216 1Kon 13:4 | hoorde, hetwelk hij tegen het altaar te Beth-El geroepen had,
217 1Kon 13:4 | Jerobeam zijn hand van op het altaar uitstrekte, zeggende: Grijpt
218 1Kon 13:5 | 5 En het altaar werd vaneen gescheurd, en
219 1Kon 13:5 | gescheurd, en de as van het altaar afgestort, naar dat wonderteken,
220 1Kon 13:32| uitgeroepen heeft tegen het altaar, dat te Beth-El is, en tegen
221 1Kon 16:32| hij richtte voor Baal een altaar op, in het huis van Baal,
222 1Kon 18:26| En zij sprongen tegen het altaar, dat men gemaakt had. ~
223 1Kon 18:30| tot hem; en hij heelde het altaar des HEEREN, dat verbroken
224 1Kon 18:32| bouwde met die stenen het altaar in den Naam des HEEREN;
225 1Kon 18:32| hij een groeve rondom het altaar, naar de wijdte van twee
226 1Kon 18:35| Dat het water rondom het altaar liep; daartoe vulde hij
227 2Kon 11:11| linkerzijde van het huis, naar het altaar en naar het huis toe, bij
228 2Kon 12:9 | deksel, en zette die bij het altaar ter rechterhand, als iemand
229 2Kon 13:9 | deksel, en zette die bij het altaar ter rechterhand, als iemand
230 2Kon 17:10| en gezien hebbende een altaar, dat te Damaskus was, zo
231 2Kon 17:10| Uria de gelijkenis van het altaar, en zijn afbeelding, naar
232 2Kon 17:11| de priester, bouwde een altaar, naar alles, wat de koning
233 2Kon 17:12| gekomen was, zag de koning het altaar; en de koning naderde tot
234 2Kon 17:12| de koning naderde tot het altaar, en offerde daarop. ~
235 2Kon 17:13| zijner dankofferen op dat altaar. ~
236 2Kon 17:14| 14 Maar het koperen altaar, dat voor het aangezicht
237 2Kon 17:14| het huis, van tussen zijn altaar, en van tussen het huis
238 2Kon 17:15| zeggende: Steek op het grote altaar aan het morgenbrandoffer,
239 2Kon 17:15| slachtoffer; maar het koperen altaar zal mij zijn, om te onderzoeken. ~
240 2Kon 18:10| en gezien hebbende een altaar, dat te Damaskus was, zo
241 2Kon 18:10| Uria de gelijkenis van het altaar, en zijn afbeelding, naar
242 2Kon 18:11| de priester, bouwde een altaar, naar alles, wat de koning
243 2Kon 18:12| gekomen was, zag de koning het altaar; en de koning naderde tot
244 2Kon 18:12| de koning naderde tot het altaar, en offerde daarop. ~
245 2Kon 18:13| zijner dankofferen op dat altaar. ~
246 2Kon 18:14| 14 Maar het koperen altaar, dat voor het aangezicht
247 2Kon 18:14| het huis, van tussen zijn altaar, en van tussen het huis
248 2Kon 18:15| zeggende: Steek op het grote altaar aan het morgenbrandoffer,
249 2Kon 18:15| slachtoffer; maar het koperen altaar zal mij zijn, om te onderzoeken. ~
250 2Kon 20:22| Jeruzalem gezegd heeft: Voor dit altaar zult gij u buigen te Jeruzalem? ~
251 2Kon 25:9 | hoogten offerden niet op het altaar des HEEREN te Jeruzalem;
252 2Kon 25:15| 15 Daartoe ook het altaar, dat te Beth-El was, en
253 2Kon 25:15| gemaakt had; te zamen dat altaar en die hoogte brak hij af;
254 2Kon 25:16| en verbrandde ze op dat altaar, en verontreinigde dat;
255 2Kon 25:17| dingen, die gij tegen dit altaar van Beth-El gedaan hebt,
256 1Kro 6:49| zijn zonen rookten op het altaar des brandoffers, en op het
257 1Kro 22:18| opgaan, om den HEERE een altaar op te richten op den dorsvloer
258 1Kro 22:22| op dezelve den HEERE een altaar bouwe; geef ze mij voor
259 1Kro 22:26| David aldaar den HEERE een altaar, en hij offerde brandofferen
260 1Kro 22:29| woestijn gemaakt had, en het altaar des brandoffers, was te
261 1Kro 23:1 | HEEREN zijn, en hier zal het altaar des brandoffers voor Israel
262 2Kro 1:5 | 5 Ook was het koperen altaar, dat Bezaleel, de zoon van
263 2Kro 1:6 | des HEEREN, op het koperen altaar, dat aan de tent der samenkomst
264 2Kro 4:1 | Hij maakte ook een koperen altaar, van twintig ellen in zijn
265 2Kro 4:19| Gods waren, en het gouden altaar, en de tafelen, waarop de
266 2Kro 7:12| 12 En hij stond voor het altaar des HEEREN, tegenover de
267 2Kro 7:22| de eed des vloeks voor Uw altaar in dit huis komen zal; ~
268 2Kro 8:7 | bereid had; want het koperen altaar, dat Salomo gemaakt had,
269 2Kro 9:12| HEERE brandofferen op het altaar des HEEREN, hetwelk hij
270 2Kro 16:8 | genomen had, en vernieuwde het altaar des HEEREN, dat voor het
271 2Kro 23:23| linkerzijde van het huis, naar het altaar, en naar het huis, bij den
272 2Kro 29:19| en zie, zij zijn voor het altaar des HEEREN. ~
273 2Kro 29:21| priesteren, dat zij die op het altaar des HEEREN zouden offeren. ~
274 2Kro 29:22| en sprengden het op het altaar; zij slachtten ook de rammen,
275 2Kro 29:22| sprengden het bloed op het altaar; insgelijks slachtten zij
276 2Kro 29:22| sprengden het bloed op het altaar. ~
277 2Kro 29:24| met derzelver bloed op het altaar, om verzoening te doen voor
278 2Kro 29:27| men het brandoffer op het altaar zou offeren; ten tijde nu,
279 2Kro 32:12| zeggende: Voor het enige altaar zult gij u nederbuigen,
280 2Kro 33:16| 16 En hij richtte het altaar des HEEREN toe, en offerde
281 2Kro 35:16| en brandofferen op het altaar des HEEREN te offeren, naar
282 2Kro 36:16| en brandofferen op het altaar des HEEREN te offeren, naar
283 Ezra 3:2 | broederen, en zij bouwden het altaar des Gods van Israel, om
284 Ezra 3:3 | 3 En zij vestigden het altaar op zijn stelling, maar met
285 Ezra 7:17| drankofferen, en die offert op het altaar van het huis van ulieder
286 Neh 10:34 | jaar, om te branden op het altaar des HEEREN, onzes Gods,
287 Psa 26:6 | onschuld, en ik ga rondom uw altaar, o HEERE! ~
288 Psa 43:4 | 4En dat ik inga tot Gods altaar, tot den God der blijdschap
289 Psa 51:21 | zij varren offeren op Uw altaar. ~ ~ ~
290 Psa 118:27 | tot aan de hoornen van het altaar. ~
291 Jes 6:6 | hij met de tang van het altaar genomen had. ~
292 Jes 19:19 | dien dage zal de HEERE een altaar hebben in het midden van
293 Jes 27:9 | wanneer Hij al de stenen des altaar maken zal als verstrooide
294 Jes 36:7 | gezegd heeft: Voor dit altaar zult gij u nederbuigen? ~
295 Jes 57:7 | aangenaam wezen op Mijn altaar; want Mijn huis zal
296 Jes 61:7 | welgevallen komen op Mijn altaar, en Ik zal het huis Mijner
297 Klaa 1:29| Zain. De Heere heeft Zijn altaar verstoten. Hij heeft Zijn
298 Eze 8:5 | aan de poort van het altaar was dit beeld der ijvering,
299 Eze 8:16 | het voorhuis en tussen het altaar, waren omtrent vijf
300 Eze 9:2 | stonden bij het koperen altaar. ~
301 Eze 40:47 | ellen, vierkant; en het altaar was voor aan het huis. ~
302 Eze 43:22 | zondoffer; en zij zullen het altaar ontzondigen, gelijk als
303 Eze 43:26 | Zeven dagen zullen zij het altaar verzoenen, en het reinigen,
304 Eze 43:27 | en uw dankofferen op het altaar zullen bereiden; en
305 Joe 2:17 | tussen het voorhuis en het altaar, en laat hen zeggen: Spaar
306 Amos 2:8 | leggen zich neder bij elk altaar op de verpande klederen,
307 Amos 9:1 | zag den Heere staan op het altaar, en Hij zeide: Sla dien
308 Zac 14:20 | de sprengbekkens voor het altaar; ~
309 Mal 1:7 | Gij brengt op Mijn altaar verontreinigd brood, en
310 Mal 1:10 | het vuur niet aan op Mijn altaar om niet. Ik heb geen lust
311 Mal 2:13 | gijlieden ook, dat gij het altaar des HEEREN bedekt met tranen,
312 Matt 5:23| dan uw gave zult op het altaar offeren, en aldaar gedachtig
313 Matt 5:24| Laat daar uw gave voor het altaar, en gaat heen, verzoent
314 Matt 23:18| gezworen zal hebben bij het altaar, dat is niets; maar zo wie
315 Matt 23:19| meerder, de gave, of het altaar, dat de gave heiligt? ~
316 Matt 23:20| Daarom wie zweert bij het altaar, die zweert bij hetzelve,
317 Matt 23:35| tussen den tempel en het altaar. ~
318 Luk 1:11 | ter rechter zijde van het altaar des reukoffers. ~
319 Luk 11:51 | die gedood is tussen het altaar en het huis Gods; ja, zeg
320 Hand 11:23| heiligdommen, heb ik ook een altaar gevonden, op hetwelk een
321 1Kor 9:13| eten? en die steeds bij het altaar zijn, met het altaar delen? ~
322 1Kor 9:13| het altaar zijn, met het altaar delen? ~
323 1Kor 10:18| eten, gemeenschap met het altaar? ~
324 Heb 7:13 | welken niemand zich tot het altaar begeven heeft. ~
325 Heb 13:10 | 10 Wij hebben een altaar, van hetwelk geen macht
326 Jako 2:21| zoon, geofferd heeft op het altaar? ~
327 Open 6:9 | geopend had, zag ik onder het altaar de zielen dergenen, die
328 Open 8:3 | engel, en stond aan het altaar, hebbende een gouden wierookvat;
329 Open 8:3 | zou leggen op het gouden altaar, dat voor den troon is. ~
330 Open 11:1 | meet den tempel Gods en het altaar, en degenen, die daarin
331 Open 14:18| andere engel kwam uit van het altaar, die macht had over het
332 Open 16:7 | hoorde een anderen van het altaar zeggen: Ja, Heere, Gij almachtige
|