Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
alsof 36
alsook 3
alstoen 2
altaar 332
altaars 46
altaren 53
altascheth 4
Frequency    [«  »]
337 iegelijk
336 dochter
336 ga
332 altaar
328 degenen
325 heer
324 broeders

Bijbel

IntraText - Concordances

altaar

    Book Chapter: Verse
1 Gen 8:20 | Noach bouwde den HEERE een altaar; en hij nam van al het reine 2 Gen 8:20 | offerde brandofferen op dat altaar. 3 Gen 12:7 | Toen bouwde hij aldaar een altaar den HEERE, Die hem aldaar 4 Gen 12:8 | bouwde aldaar den HEERE een altaar, en riep den naam des HEEREN 5 Gen 13:18 | bouwde aldaar den HEERE een altaar. ~ 6 Gen 21:9 | Abraham bouwde aldaar een altaar, en hij schikte het hout, 7 Gen 21:9 | Izak, en legde hem op het altaar boven op het hout. ~ 8 Gen 24:25 | Toen bouwde hij daar een altaar, en riep den Naam des HEEREN 9 Gen 30:20 | En hij richte aldaar een altaar op, en noemde het: De God 10 Gen 32:1 | aldaar; en maak daar een altaar dien God, Die u verscheen, 11 Gen 32:3 | Beth-El; en ik zal daar een altaar maken dien God, Die mij 12 Gen 32:7 | En hij bouwde aldaar een altaar, en noemde die plaats El 13 Exo 17:15 | 15 En Mozes bouwde een altaar; en hij noemde deszelfs 14 Exo 20:24 | 24 Maakt Mij een altaar van aarde, en offert daarop 15 Exo 20:25 | indien gij Mij een stenen altaar zult maken, zo zult gij 16 Exo 20:26 | niet met trappen tot Mijn altaar opklimmen, opdat uw schaamte 17 Exo 21:14 | denzelven van voor Mijn altaar nemen, dat hij sterve. ~ 18 Exo 24:4 | vroeg op, en hij bouwde een altaar onder aan den berg, en twaalf 19 Exo 24:6 | bloed sprengde hij op het altaar. ~ 20 Exo 27:1 | 1 Gij zult ook een altaar maken van sittimhout; vijf 21 Exo 27:1 | breedte (vierkant zal dit altaar zijn), en drie ellen zijn 22 Exo 27:6 | handbomen maken tot het altaar, handbomen van sittimhout; 23 Exo 28:43 | gaan, of als zij tot het altaar treden zullen, om in het 24 Exo 29:13 | zult ze aansteken op het altaar. ~ 25 Exo 29:16 | nemen, en rondom op het altaar sprengen. ~ 26 Exo 29:18 | gehelen ram aansteken op het altaar; het is een brandoffer den 27 Exo 29:20 | dat bloed zult gij op het altaar sprengen, rondom heen. ~ 28 Exo 29:21 | van het bloed, dat op het altaar is, en van de zalfolie, 29 Exo 29:25 | en steek ze aan op het altaar, op het brandoffer, tot 30 Exo 29:36 | verzoeningen, en gij zult het altaar ontzondigen, mits doende 31 Exo 29:37 | verzoening doen voor het altaar, en zult het heiligen; alsdan 32 Exo 29:37 | heiligen; alsdan zal dat altaar een heiligheid der heiligheden 33 Exo 29:37 | heiligheden zijn; al wat het altaar aanroert, zal heilig zijn. ~ 34 Exo 29:38 | nu is het, wat gij op het altaar bereiden zult: twee lammeren, 35 Exo 29:44 | heiligen, mitsgaders het altaar; Ik zal ook Aaron en zijn 36 Exo 30:18 | samenkomst, en tussen het altaar, en gij zult water daarin 37 Exo 30:20 | of wanneer zij tot het altaar naderen, om te dienen, dat 38 Exo 30:28 | 28 En het altaar des brandoffers, met al 39 Exo 31:9 | 9 Ook des brandoffers altaar, met al zijn gereedschap; 40 Exo 32:5 | dat zag, zo bouwde hij een altaar voor hetzelve; en Aaron 41 Exo 33:5 | dat zag, zo bouwde hij een altaar voor hetzelve; en Aaron 42 Exo 35:16 | 16 Het altaar des brandoffers, en den 43 Exo 38:4 | 4 Ook maakte hij aan het altaar een rooster van koperen 44 Exo 38:30 | samenkomst, en het koperen altaar, en den koperen rooster, 45 Exo 39:38 | 38 Verder het gouden altaar, en de zalfolie, en het 46 Exo 39:39 | 39 Het koperen altaar, en den koperen rooster, 47 Exo 40:5 | 5 En gij zult het gouden altaar ten reukwerk voor de ark 48 Exo 40:6 | 6 Gij zult ook het altaar des brandoffers zetten voor 49 Exo 40:7 | samenkomst, en tussen het altaar; en gij zult water daar 50 Exo 40:10 | 10 Gij zult ook het altaar des brandoffers zalven, 51 Exo 40:10 | gereedschap; en gij zult het altaar heiligen, en het altaar 52 Exo 40:10 | altaar heiligen, en het altaar zal heiligheid der heiligheden 53 Exo 40:26 | En hij zette het gouden altaar in de tent der samenkomst, 54 Exo 40:29 | 29 En hij zette het altaar des brandoffers aan de deur 55 Exo 40:30 | samenkomst, en tussen het altaar; en hij deed water daarin 56 Exo 40:32 | samenkomst, en als zij tot het altaar naderden, zo wiesen zij 57 Exo 40:33 | rondom den tabernakel en het altaar, en hij hing het deksel 58 Lev 1:5 | bloed sprengen rondom dat altaar, hetwelk voor de deur van 59 Lev 1:7 | zullen vuur maken op het altaar, en zullen het hout op het 60 Lev 1:8 | vuur is, hetwelk op het altaar is. ~ 61 Lev 1:9 | dat alles aansteken op het altaar; het is een brandoffer, 62 Lev 1:11 | slachten aan de zijde van het altaar noordwaarts, voor het aangezicht 63 Lev 1:11 | zijn bloed rondom op het altaar sprengen. ~ 64 Lev 1:12 | vuur is, hetwelk op het altaar is. ~ 65 Lev 1:13 | offeren en aansteken op het altaar; het is een brandoffer, 66 Lev 1:15 | priester zal die tot het altaar brengen, en deszelfs hoofd 67 Lev 1:15 | nagel splijten, en op het altaar aansteken; en zijn bloed 68 Lev 1:16 | en zal het werpen bij het altaar, oostwaarts, aan de plaats 69 Lev 1:17 | zal die aansteken op het altaar, op het hout, dat op het 70 Lev 2:2 | gedenkoffer aansteken op het altaar; het is een vuuroffer, tot 71 Lev 2:8 | naderen, die het tot het altaar dragen zal. ~ 72 Lev 2:9 | gedenkoffer opnemen, en op het altaar aansteken, het is een vuuroffer, 73 Lev 2:12 | HEERE offeren; maar op het altaar zullen zij niet komen tot 74 Lev 3:2 | het bloed rondom op het altaar sprengen. ~ 75 Lev 3:5 | zullen dat aansteken op het altaar, op het brandoffer, hetwelk 76 Lev 3:8 | daarvan sprengen op het altaar rondom. ~ 77 Lev 3:11 | zal dat aansteken op het altaar; het is een spijs des vuuroffers 78 Lev 3:13 | zullen haar bloed op het altaar sprengen rondom. ~ 79 Lev 3:16 | zal die aansteken op het altaar; het is een spijs des vuuroffers, 80 Lev 4:7 | uitgieten aan den bodem van het altaar des brandoffers, hetwelk 81 Lev 4:10 | zal die aansteken op het altaar des brandoffers. ~ 82 Lev 4:18 | doen op de hoornen van het altaar, dat voor het aangezicht 83 Lev 4:18 | uitgieten, aan den bodem van het altaar des brandoffers, hetwelk 84 Lev 4:19 | van hem opnemen, en op het altaar aansteken. ~ 85 Lev 4:25 | dat op de hoornen van het altaar des brandoffers doen; dan 86 Lev 4:25 | bloed aan den bodem van het altaar des brandoffers uitgieten. ~ 87 Lev 4:26 | zal ook al zijn vet op het altaar aansteken, gelijk het vet 88 Lev 4:30 | het op de hoornen van het altaar des brandoffers; dan zal 89 Lev 4:30 | daarvan aan den bodem van dat altaar uitgieten. ~ 90 Lev 4:31 | zal het aansteken op het altaar, tot een liefelijken reuk 91 Lev 4:34 | doen op de hoornen van het altaar des brandoffers; dan zal 92 Lev 4:34 | daarvan aan den bodem van dat altaar uitgieten. ~ 93 Lev 4:35 | zal die aansteken op het altaar, op de vuurofferen des HEEREN; 94 Lev 5:9 | hij aan den wand van het altaar sprengen; maar het overgeblevene 95 Lev 5:9 | worden aan den bodem van het altaar; het is een zondoffer. ~ 96 Lev 5:12 | en dat aansteken op het altaar, op de vuurofferen des HEEREN; 97 Lev 6:9 | door de branding op het altaar den gansen nacht tot aan 98 Lev 6:10 | vuur het brandoffer op het altaar zal verteerd hebben, en 99 Lev 6:10 | hebben, en zal die bij het altaar leggen. ~ 100 Lev 6:12 | 12 Het vuur nu op het altaar zal daarop brandende gehouden 101 Lev 6:13 | vuur zal geduriglijk op het altaar brandende gehouden worden; 102 Lev 6:14 | HEEREN offeren, voor aan het altaar. ~ 103 Lev 6:15 | hij het aansteken op het altaar; het is een liefelijke reuk 104 Lev 7:2 | deszelfs bloed rondom op het altaar sprengen. ~ 105 Lev 7:5 | zal die aansteken op het altaar, ten vuuroffer den HEERE; 106 Lev 7:31 | priester zal dat vet op het altaar aansteken; doch de borst 107 Lev 8:11 | sprengde daarvan op het altaar zevenmaal; en hij zalfde 108 Lev 8:11 | zevenmaal; en hij zalfde het altaar, en al zijn gereedschap, 109 Lev 8:15 | altaars, en ontzondigde het altaar; daarna goot hij het bloed 110 Lev 8:16 | Mozes stak het aan op het altaar. ~ 111 Lev 8:19 | sprengde het bloed op het altaar rondom. ~ 112 Lev 8:21 | dien gehelen ram aan op het altaar; het was een brandoffer 113 Lev 8:24 | dat bloed rondom op het altaar. ~ 114 Lev 8:28 | handen, en stak ze aan op het altaar, op het brandoffer; zij 115 Lev 8:30 | het bloed, hetwelk op het altaar was, en sprengde het op 116 Lev 9:7 | tot Aaron: Nader tot het altaar, en maak uw zondoffer toe; 117 Lev 9:8 | Toen naderde Aaron tot het altaar, en slachtte het kalf des 118 Lev 9:10 | zondoffer heeft hij op het altaar aangestoken, gelijk als 119 Lev 9:12 | sprengde dat rondom op het altaar. ~ 120 Lev 9:13 | hij stak het aan op het altaar. ~ 121 Lev 9:14 | op het brandoffer, op het altaar. ~ 122 Lev 9:17 | en stak het aan op het altaar, behalve het morgenbrandoffer. ~ 123 Lev 9:18 | hetwelk hij rondom op het altaar sprengde; ~ 124 Lev 9:20 | stak dat vet aan op het altaar. ~ 125 Lev 9:24 | HEEREN, en verteerde op het altaar het brandoffer, en het vet. 126 Lev 10:12 | hetzelve ongezuurd bij het altaar; want het is een heiligheid 127 Lev 14:20 | en dat spijsoffer op het altaar offeren; zo zal de priester 128 Lev 16:12 | vurige kolen nemen van het altaar, van voor het aangezicht 129 Lev 16:18 | 18 Daarna zal hij tot het altaar, dat voor het aangezicht 130 Lev 16:20 | tent der samenkomst, en het altaar te verzoenen, zo zal hij 131 Lev 16:25 | vet des zondoffers op het altaar aansteken. 132 Lev 16:33 | tent der samenkomst, en het altaar zal hij verzoenen; desgelijks 133 Lev 17:6 | priester zal het bloed op het altaar des HEEREN, aan de deur 134 Lev 17:11 | daarom heb Ik het u op het altaar gegeven, om over uw zielen 135 Lev 21:23 | hij niet komen, en tot het altaar niet toetreden, omdat een 136 Lev 22:22 | HEERE geen vuuroffer op het altaar geven. ~ 137 Num 3:26 | den tabernakel en bij het altaar rondom zijn; mitsgaders 138 Num 4:11 | 11 En over het gouden altaar zullen zij een kleed van 139 Num 4:13 | zij zullen de as van het altaar vegen, en zij zullen daarover 140 Num 4:26 | den tabernakel en bij het altaar rondom; en hun zelen, en 141 Num 5:25 | bewegen, en zal dat op het altaar offeren. ~ 142 Num 5:26 | grijpen, en zal het op het altaar aansteken; en daarna zal 143 Num 7:1 | gereedschap, mitsgaders het altaar en al zijn gereedschap, 144 Num 7:10 | hun offeranden voor het altaar. ~ 145 Num 16:38 | een overdeksel voor het altaar; want zij hebben ze gebracht 146 Num 16:39 | een overtreksel voor het altaar; ~ 147 Num 16:46 | doe vuur daarin van het altaar, en leg reukwerk daarop, 148 Num 18:16 | gereedschap des heiligdoms en het altaar zullen zij niet naderen, 149 Num 18:30 | zult gij sprengen op het altaar, en hun ver zult gij aansteken, 150 Num 19:3 | gereedschap des heiligdoms en het altaar zullen zij niet naderen, 151 Num 19:17 | zult gij sprengen op het altaar, en hun ver zult gij aansteken, 152 Num 23:2 | een var en een ram, op elk altaar. ~ 153 Num 23:4 | een var en een ram op elk altaar geofferd. ~ 154 Num 23:14 | een var en een ram op elk altaar. ~ 155 Num 23:30 | een var en een ram op elk altaar. ~  ~  ~  ~ 156 Deu 12:27 | het bloed, bereiden op het altaar des HEEREN, uws Gods; en 157 Deu 12:27 | slachtofferen zal op het altaar des HEEREN, uws Gods, worden 158 Deu 16:21 | van enig geboomte, bij het altaar des HEEREN, uws Gods, dat 159 Deu 26:4 | en hij zal dien voor het altaar des HEEREN, uws Gods, nederzetten. ~ 160 Deu 27:5 | aldaar den HEERE, uw God, een altaar bouwen, een altaar van stenen; 161 Deu 27:5 | een altaar bouwen, een altaar van stenen; gij zult geen 162 Deu 27:6 | gehele stenen zult gij het altaar des HEEREN, uws Gods, bouwen, 163 Deu 33:10 | verteerd zal worden, op Uw altaar. ~ 164 Joz 8:30 | 30 Toen bouwde Jozua een altaar den HEERE, den God van Israel, 165 Joz 8:31 | het wetboek van Mozes: een altaar van gehele stenen, over 166 Joz 9:27 | vergadering, en dat tot het altaar des HEEREN, tot dezen dag 167 Joz 23:10 | stam van Manasse aldaar een altaar aan de Jordaan, een altaar 168 Joz 23:10 | altaar aan de Jordaan, een altaar groot in het aanzien. ~ 169 Joz 23:11 | stam van Manasse hebben een altaar gebouwd, tegenover het land 170 Joz 23:16 | HEERE, mits dat gij een altaar voor u gebouwd hebt, om 171 Joz 23:19 | wederspannig tegen ons, een altaar voor u bouwende, behalve 172 Joz 23:19 | u bouwende, behalve het altaar van den HEERE, onzen God. ~ 173 Joz 23:23 | 23 Dat wij ons een altaar zouden gebouwd hebben, om 174 Joz 23:26 | ons maken, bouwende een altaar, niet ten brandoffer, noch 175 Joz 23:28 | Ziet de gedaante van het altaar des HEEREN, hetwelk onze 176 Joz 23:29 | afkeren zouden, bouwende een altaar ten brandoffer, ten spijsoffer, 177 Joz 23:29 | slachtoffer, behalve het altaar van den HEERE, onzen God, 178 Joz 23:34 | kinderen van Gad noemden dat altaar: Dat het een getuige zij 179 Ric 5:24 | Gideon aldaar den HEERE een altaar, en noemde het: De HEERE 180 Ric 5:25 | zeven jaren; en breek af het altaar van Baal, dat van uw vader 181 Ric 5:26 | bouw den HEERE, uw God, een altaar, op de hoogte dezer sterkte, 182 Ric 5:28 | opstonden, ziet, zo was het altaar van Baal omgeworpen, en 183 Ric 5:28 | var was op het gebouwde altaar geofferd. ~ 184 Ric 5:30 | hij sterve, omdat hij het altaar van Baal heeft omgeworpen, 185 Ric 5:31 | zichzelven, omdat men zijn altaar heeft omgeworpen. ~ 186 Ric 5:32 | tegen hem, omdat hij zijn altaar heeft omgeworpen. ~ 187 Ric 12:20 | geschiedde, als de vlam van het altaar opvoer naar den hemel, zo 188 Ric 20:4 | opmaakte, en bouwde aldaar een altaar; en zij offerden brandofferen 189 1Sa 2:28 | verkoren, om te offeren op Mijn altaar, om het reukwerk aan te 190 1Sa 2:33 | niet zal uitroeien van Mijn altaar, zou zijn om uw ogen te 191 1Sa 7:17 | bouwde aldaar den HEERE een altaar. ~  ~  ~  192 1Sa 14:35 | bouwde Saul den HEERE een altaar; dit was het eerste altaar, 193 1Sa 14:35 | altaar; dit was het eerste altaar, dat hij den HEERE bouwde. ~ 194 2Sa 24:18 | op, richt den HEERE een altaar op, op den dorsvloer van 195 2Sa 24:21 | kopen, om den HEERE een altaar te bouwen, opdat deze plage 196 2Sa 24:25 | bouwde aldaar den HEERE een altaar, en offerde brandofferen 197 1Kon 1:53| deden hem afgaan van het altaar; en hij kwam, en boog zich 198 1Kon 2:29| en zie, hij is bij het altaar. Toen zond Salomo Benaja, 199 1Kon 3:4 | brandofferen offerde Salomo op dat altaar. ~ 200 1Kon 6:20| overtoog hij het cederen altaar. ~ 201 1Kon 6:22| hij met goud het gehele altaar, dat voor de aanspraakplaats 202 1Kon 7:48| HEEREN waren; het gouden altaar, en de gouden tafel, op 203 1Kon 8:22| En Salomo stond voor het altaar des HEEREN, tegenover de 204 1Kon 8:31| de eed des vloeks voor Uw altaar in dit huis komen zal; ~ 205 1Kon 8:54| bidden, dat hij van voor het altaar des HEEREN opstond, van 206 1Kon 8:64| dankofferen; want het koperen altaar, dat voor het aangezicht 207 1Kon 9:25| brandofferen en dankofferen, op het altaar, dat hij den HEERE gebouwd 208 1Kon 12:32| Juda was, en offerde op het altaar; van gelijken deed hij te 209 1Kon 12:33| 33 En hij offerde op het altaar, dat hij te Beth-El gemaakt 210 1Kon 12:33| feest, en offerde op dat altaar, rokende. ~ 211 1Kon 13:1 | en Jerobeam stond bij het altaar, om te roken. ~ 212 1Kon 13:2 | 2 En hij riep tegen het altaar, door het woord des HEEREN, 213 1Kon 13:2 | woord des HEEREN, en zeide: Altaar, altaar, zo zegt de HEERE: 214 1Kon 13:2 | HEEREN, en zeide: Altaar, altaar, zo zegt de HEERE: Zie, 215 1Kon 13:3 | gesproken heeft; ziet, het altaar zal vaneen gescheurd, en 216 1Kon 13:4 | hoorde, hetwelk hij tegen het altaar te Beth-El geroepen had, 217 1Kon 13:4 | Jerobeam zijn hand van op het altaar uitstrekte, zeggende: Grijpt 218 1Kon 13:5 | 5 En het altaar werd vaneen gescheurd, en 219 1Kon 13:5 | gescheurd, en de as van het altaar afgestort, naar dat wonderteken, 220 1Kon 13:32| uitgeroepen heeft tegen het altaar, dat te Beth-El is, en tegen 221 1Kon 16:32| hij richtte voor Baal een altaar op, in het huis van Baal, 222 1Kon 18:26| En zij sprongen tegen het altaar, dat men gemaakt had. ~ 223 1Kon 18:30| tot hem; en hij heelde het altaar des HEEREN, dat verbroken 224 1Kon 18:32| bouwde met die stenen het altaar in den Naam des HEEREN; 225 1Kon 18:32| hij een groeve rondom het altaar, naar de wijdte van twee 226 1Kon 18:35| Dat het water rondom het altaar liep; daartoe vulde hij 227 2Kon 11:11| linkerzijde van het huis, naar het altaar en naar het huis toe, bij 228 2Kon 12:9 | deksel, en zette die bij het altaar ter rechterhand, als iemand 229 2Kon 13:9 | deksel, en zette die bij het altaar ter rechterhand, als iemand 230 2Kon 17:10| en gezien hebbende een altaar, dat te Damaskus was, zo 231 2Kon 17:10| Uria de gelijkenis van het altaar, en zijn afbeelding, naar 232 2Kon 17:11| de priester, bouwde een altaar, naar alles, wat de koning 233 2Kon 17:12| gekomen was, zag de koning het altaar; en de koning naderde tot 234 2Kon 17:12| de koning naderde tot het altaar, en offerde daarop. ~ 235 2Kon 17:13| zijner dankofferen op dat altaar. ~ 236 2Kon 17:14| 14 Maar het koperen altaar, dat voor het aangezicht 237 2Kon 17:14| het huis, van tussen zijn altaar, en van tussen het huis 238 2Kon 17:15| zeggende: Steek op het grote altaar aan het morgenbrandoffer, 239 2Kon 17:15| slachtoffer; maar het koperen altaar zal mij zijn, om te onderzoeken. ~ 240 2Kon 18:10| en gezien hebbende een altaar, dat te Damaskus was, zo 241 2Kon 18:10| Uria de gelijkenis van het altaar, en zijn afbeelding, naar 242 2Kon 18:11| de priester, bouwde een altaar, naar alles, wat de koning 243 2Kon 18:12| gekomen was, zag de koning het altaar; en de koning naderde tot 244 2Kon 18:12| de koning naderde tot het altaar, en offerde daarop. ~ 245 2Kon 18:13| zijner dankofferen op dat altaar. ~ 246 2Kon 18:14| 14 Maar het koperen altaar, dat voor het aangezicht 247 2Kon 18:14| het huis, van tussen zijn altaar, en van tussen het huis 248 2Kon 18:15| zeggende: Steek op het grote altaar aan het morgenbrandoffer, 249 2Kon 18:15| slachtoffer; maar het koperen altaar zal mij zijn, om te onderzoeken. ~ 250 2Kon 20:22| Jeruzalem gezegd heeft: Voor dit altaar zult gij u buigen te Jeruzalem? ~ 251 2Kon 25:9 | hoogten offerden niet op het altaar des HEEREN te Jeruzalem; 252 2Kon 25:15| 15 Daartoe ook het altaar, dat te Beth-El was, en 253 2Kon 25:15| gemaakt had; te zamen dat altaar en die hoogte brak hij af; 254 2Kon 25:16| en verbrandde ze op dat altaar, en verontreinigde dat; 255 2Kon 25:17| dingen, die gij tegen dit altaar van Beth-El gedaan hebt, 256 1Kro 6:49| zijn zonen rookten op het altaar des brandoffers, en op het 257 1Kro 22:18| opgaan, om den HEERE een altaar op te richten op den dorsvloer 258 1Kro 22:22| op dezelve den HEERE een altaar bouwe; geef ze mij voor 259 1Kro 22:26| David aldaar den HEERE een altaar, en hij offerde brandofferen 260 1Kro 22:29| woestijn gemaakt had, en het altaar des brandoffers, was te 261 1Kro 23:1 | HEEREN zijn, en hier zal het altaar des brandoffers voor Israel 262 2Kro 1:5 | 5 Ook was het koperen altaar, dat Bezaleel, de zoon van 263 2Kro 1:6 | des HEEREN, op het koperen altaar, dat aan de tent der samenkomst 264 2Kro 4:1 | Hij maakte ook een koperen altaar, van twintig ellen in zijn 265 2Kro 4:19| Gods waren, en het gouden altaar, en de tafelen, waarop de 266 2Kro 7:12| 12 En hij stond voor het altaar des HEEREN, tegenover de 267 2Kro 7:22| de eed des vloeks voor Uw altaar in dit huis komen zal; ~ 268 2Kro 8:7 | bereid had; want het koperen altaar, dat Salomo gemaakt had, 269 2Kro 9:12| HEERE brandofferen op het altaar des HEEREN, hetwelk hij 270 2Kro 16:8 | genomen had, en vernieuwde het altaar des HEEREN, dat voor het 271 2Kro 23:23| linkerzijde van het huis, naar het altaar, en naar het huis, bij den 272 2Kro 29:19| en zie, zij zijn voor het altaar des HEEREN. ~ 273 2Kro 29:21| priesteren, dat zij die op het altaar des HEEREN zouden offeren. ~ 274 2Kro 29:22| en sprengden het op het altaar; zij slachtten ook de rammen, 275 2Kro 29:22| sprengden het bloed op het altaar; insgelijks slachtten zij 276 2Kro 29:22| sprengden het bloed op het altaar. ~ 277 2Kro 29:24| met derzelver bloed op het altaar, om verzoening te doen voor 278 2Kro 29:27| men het brandoffer op het altaar zou offeren; ten tijde nu, 279 2Kro 32:12| zeggende: Voor het enige altaar zult gij u nederbuigen, 280 2Kro 33:16| 16 En hij richtte het altaar des HEEREN toe, en offerde 281 2Kro 35:16| en brandofferen op het altaar des HEEREN te offeren, naar 282 2Kro 36:16| en brandofferen op het altaar des HEEREN te offeren, naar 283 Ezra 3:2 | broederen, en zij bouwden het altaar des Gods van Israel, om 284 Ezra 3:3 | 3 En zij vestigden het altaar op zijn stelling, maar met 285 Ezra 7:17| drankofferen, en die offert op het altaar van het huis van ulieder 286 Neh 10:34 | jaar, om te branden op het altaar des HEEREN, onzes Gods, 287 Psa 26:6 | onschuld, en ik ga rondom uw altaar, o HEERE! ~ 288 Psa 43:4 | 4En dat ik inga tot Gods altaar, tot den God der blijdschap 289 Psa 51:21 | zij varren offeren op Uw altaar. ~  ~  ~ 290 Psa 118:27 | tot aan de hoornen van het altaar. ~ 291 Jes 6:6 | hij met de tang van het altaar genomen had. ~ 292 Jes 19:19 | dien dage zal de HEERE een altaar hebben in het midden van 293 Jes 27:9 | wanneer Hij al de stenen des altaar maken      zal als verstrooide 294 Jes 36:7 | gezegd heeft: Voor dit altaar zult gij u nederbuigen? ~ 295 Jes 57:7 | aangenaam wezen op Mijn altaar; want Mijn      huis zal 296 Jes 61:7 | welgevallen komen op Mijn altaar, en Ik zal het huis Mijner      297 Klaa 1:29| Zain. De Heere heeft Zijn altaar verstoten. Hij heeft Zijn 298 Eze 8:5 | aan de      poort van het altaar was dit beeld der ijvering, 299 Eze 8:16 | het voorhuis en tussen het altaar, waren omtrent      vijf 300 Eze 9:2 | stonden bij het koperen altaar. ~ 301 Eze 40:47 | ellen, vierkant; en het altaar was voor aan het huis. ~ 302 Eze 43:22 | zondoffer; en zij zullen het altaar ontzondigen, gelijk als 303 Eze 43:26 | Zeven dagen zullen zij het altaar verzoenen, en het reinigen, 304 Eze 43:27 | en uw dankofferen op het altaar zullen      bereiden; en 305 Joe 2:17 | tussen het voorhuis en het altaar, en laat hen zeggen: Spaar 306 Amos 2:8 | leggen zich neder bij elk altaar op de verpande klederen, 307 Amos 9:1 | zag den Heere staan op het altaar, en Hij zeide: Sla dien 308 Zac 14:20 | de sprengbekkens voor het altaar; ~ 309 Mal 1:7 | Gij brengt op Mijn altaar verontreinigd brood, en 310 Mal 1:10 | het vuur niet aan op Mijn altaar om niet. Ik heb geen lust 311 Mal 2:13 | gijlieden ook, dat gij het altaar des HEEREN bedekt met tranen, 312 Matt 5:23| dan uw gave zult op het altaar offeren, en aldaar gedachtig 313 Matt 5:24| Laat daar uw gave voor het altaar, en gaat heen, verzoent 314 Matt 23:18| gezworen zal hebben bij het altaar, dat is niets; maar zo wie 315 Matt 23:19| meerder, de gave, of het altaar, dat de gave heiligt? ~ 316 Matt 23:20| Daarom wie zweert bij het altaar, die zweert bij hetzelve, 317 Matt 23:35| tussen den tempel en het altaar. ~ 318 Luk 1:11 | ter rechter zijde van het altaar des reukoffers. ~ 319 Luk 11:51 | die gedood is tussen het altaar en het huis Gods; ja, zeg 320 Hand 11:23| heiligdommen, heb ik ook een altaar gevonden, op hetwelk een 321 1Kor 9:13| eten? en die steeds bij het altaar zijn, met het altaar delen? ~ 322 1Kor 9:13| het altaar zijn, met het altaar delen? ~ 323 1Kor 10:18| eten, gemeenschap met het altaar? ~ 324 Heb 7:13 | welken niemand zich tot het altaar begeven heeft. ~ 325 Heb 13:10 | 10 Wij hebben een altaar, van hetwelk geen macht 326 Jako 2:21| zoon, geofferd heeft op het altaar? ~ 327 Open 6:9 | geopend had, zag ik onder het altaar de zielen dergenen, die 328 Open 8:3 | engel, en stond aan het altaar, hebbende een gouden wierookvat; 329 Open 8:3 | zou leggen op het gouden altaar, dat voor den troon is. ~ 330 Open 11:1 | meet den tempel Gods en het altaar, en degenen, die daarin 331 Open 14:18| andere engel kwam uit van het altaar, die macht had over het 332 Open 16:7 | hoorde een anderen van het altaar zeggen: Ja, Heere, Gij almachtige


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License