Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
broeder 356
broederen 281
broederlijke 6
broeders 324
broederschap 3
broedt 1
broeken 1
Frequency    [«  »]
332 altaar
328 degenen
325 heer
324 broeders
322 water
320 gaat
320 geslacht

Bijbel

IntraText - Concordances

broeders

    Book Chapter: Verse
1 Gen 4:9 | weet het niet; ben ik mijns broeders hoeder? ~ 2 Gen 4:11 | heeft opengedaan, om uws broeders bloed van uw hand te ontvangen. ~ 3 Gen 4:21 | 21 En de naam zijns broeders was Jubal; deze werd de 4 Gen 9:5 | hand eens iegelijken zijns broeders zal Ik de ziel des mensen 5 Gen 10:25 | aarde verdeeld; en zijns broeders naam was Joktan. ~ 6 Gen 12:5 | huisvrouw, en Lot, zijns broeders zoon, en al hun have, die 7 Gen 13:8 | herders; want wij zijn mannen broeders. ~ 8 Gen 18:7 | 7 En hij zeide: Mijn broeders! doet toch geen kwaad! ~ 9 Gen 23:48 | geleid had, om de dochter des broeders van mijn heer voor zijn 10 Gen 25:23 | harig waren, gelijk zijns broeders Ezau's handen; en hij zegende 11 Gen 25:37 | over u gezet, en al zijn broeders heb ik hem tot knechten 12 Gen 25:44 | de hittige gramschap uws broeders kere; ~ 13 Gen 25:45 | 45 Totdat de toorn uws broeders van u afkere, en hij vergeten 14 Gen 27:4 | zeide Jakob tot hen: Mijn broeders! van waar zijt gij? En zij 15 Gen 28:23 | 23 Toen nam hij zijn broeders met zich, en jaagde hem 16 Gen 29:11 | 11 Ruk mij toch uit mijns broeders hand, uit Ezau's hand; want 17 Gen 31:25 | van Jakob, Simeon en Levi, broeders van Dina, een iegelijk zijn 18 Gen 32:7 | geweest, als hij voor zijns broeders aangezicht vlood. ~ 19 Gen 34:2 | weidde de kudde met zijn broeders (en hij was een jongeling), 20 Gen 34:4 | 4 Als nu zijn broeders zagen, dat hun vader hem 21 Gen 34:8 | 8 Toen zeiden zijn broeders tot hem: Zult gij dan ganselijk 22 Gen 34:10 | ik, en uw moeder, en uw broeders, om ons voor u ter aarde 23 Gen 34:11 | 11 Zijn broeders dan benijdden hem; doch 24 Gen 34:12 | 12 En zijn broeders gingen heen, om de kudde 25 Gen 34:13 | Israel tot Jozef: Weiden uw broeders niet bij Sichem? Kom, dat 26 Gen 35:8 | tot Onan: Ga in tot uws broeders huisvrouw, en trouw haar 27 Gen 35:8 | huisvrouw, en trouw haar in uws broeders naam, en verwek uw broeder 28 Gen 35:9 | geschiedde het, als hij tot zijns broeders huisvrouw inging, dat hij 29 Gen 35:11 | deze sterve, gelijk zijn broeders! Zo ging Thamar heen, en 30 Gen 41:3 | mijn vader nog? En zijn broeders konden hem niet antwoorden; 31 Gen 41:15 | en daarna spraken zijn broeders met hem. ~ 32 Gen 41:16 | werd, dat men zeide: Jozefs broeders zijn gekomen! was het goed 33 Gen 41:24 | 24 En hij zond zijn broeders heen; en zij vertrokken; 34 Gen 42:31 | en tot hem zeggen: Mijn broeders en het huis mijns vaders, 35 Gen 43:1 | zeide: Mijn vader en mijn broeders, en hun schapen, en hun 36 Gen 43:5 | zeggende: Uw vader en uw broeders zijn tot u gekomen; ~ 37 Gen 43:6 | aangezicht; doe uw vader en uw broeders in het beste van het land 38 Gen 43:12 | onderhield zijn vader, en zijn broeders, en het ganse huis zijns 39 Gen 45:8 | gij zijt het, u zullen uw broeders loven; uw hand zal zijn 40 Gen 46:8 | huis van Jozef, en zijn broeders, en het huis zijns vaders; 41 Gen 46:14 | weder in Egypte, hij en zijn broeders, en allen, die met hem opgetogen 42 Gen 46:15 | 15 Toen Jozefs broeders zagen, dat hun vader dood 43 Gen 46:18 | 18 Daarna kwamen ook zijn broeders, en vielen voor hem neder, 44 Exo 1:6 | gestorven was, en al zijn broeders, en al dat geslacht, ~ 45 Lev 18:16 | schaamte der huisvrouw uws broeders niet ontdekken; het is de 46 Lev 18:16 | het is de schaamte uws broeders. ~ 47 Lev 20:21 | En wanneer een man zijns broeders huisvrouw zal genomen hebben, 48 Lev 20:21 | heeft de schaamte zijns broeders ontdekt; zij zullen zonder 49 Lev 24:25 | zal het verkochte zijns broeders lossen. ~ 50 Lev 24:46 | doen dienen; maar over uw broeders, de kinderen Israels, een 51 Lev 24:48 | voor hem zijn; een van zijn broeders zal hem lossen; ~ 52 Num 20:3 | gegeven hadden, toen onze broeders voor het aangezicht des 53 Num 27:11 | Indien ook zijn vader geen broeders heeft, zo zult gij zijn 54 Num 31:59 | kinderen van Ruben: Zullen uw broeders ten strijde gaan, en zult 55 Deu 1:28 | zouden wij optrekken? Onze broeders hebben ons hart doen smelten, 56 Deu 22:1 | 1 Gij zult uws broeders os of klein vee niet zien 57 Deu 22:3 | aan al het verlorene uws broeders, dat van hem verloren zal 58 Deu 22:4 | 4 Gij zult uws broeders ezel of zijn os niet zien, 59 Deu 25:5 | 5 Wanneer broeders samenwonen, en een van hen 60 Deu 25:6 | staan in den naam zijns broeders, des verstorvenen; opdat 61 Deu 25:7 | Maar indien dezen man zijns broeders vrouw niet bevallen zal 62 Deu 25:7 | zal te nemen, zo zal zijn broeders vrouw opgaan naar de poort 63 Deu 25:7 | den plicht van eens mans broeders niet doen. ~ 64 Deu 25:9 | 9 Zo zal zijns broeders vrouw voor de ogen der oudsten 65 Deu 25:9 | gedaan worden, die zijns broeders huis niet zal bouwen. ~ 66 Joz 2:13 | zult behouden, als ook mijn broeders en mijn zusters, met alles, 67 Joz 2:18 | vader, en uw moeder, en uw broeders, en het ganse huisgezin 68 Joz 6:23 | en haar moeder, en haar broeders, en al wat zij had; ook 69 Joz 14:8 | 8 Maar mijn broeders, die met mij opgegaan waren, 70 Ric 7:19 | zeide hij: Het waren mijn broeders, zonen mijner moeder; zo 71 Ric 8:3 | 3 Toen spraken de broeders zijner moeder van hem, voor 72 Ric 8:24 | gesterkt hadden om zijn broeders te doden. ~ 73 Ric 8:31 | de zoon van Ebed, en zijn broeders zijn te Sichem gekomen, 74 Ric 13:3 | onder de dochteren uwer broeders, en onder al mijn volk, 75 Ric 15:31 | 31 Toen kwamen zijn broeders af, en het ganse huis zijns 76 Ric 17:8 | Zora en te Esthaol, en hun broeders zeiden tot hen: Wat zegt 77 Ric 18:23 | zeide tot hen: Niet, mijn broeders, doet toch zo kwalijk niet; 78 Ric 20:22 | wanneer haar vaders of haar broeders zullen komen, om voor ons 79 1Sa 17:17 | David: Neem toch voor uw broeders een efa van dit geroost 80 1Sa 20:29 | ontslagen zijn, dat ik mijn broeders zie; hierom is hij aan des 81 1Sa 22:1 | spelonk van Adullam. En zijn broeders hoorden het, en het ganse 82 1Sa 30:23 | zult gij niet doen, mijn broeders, met hetgeen ons de HEERE 83 2Sa 14:7 | wij hem voor de ziel zijns broeders, dien hij doodgeslagen heeft, 84 2Sa 19:41 | koning: Waarom hebben u onze broeders, de mannen van Juda, gestolen, 85 1Kon 2:15| koninkrijk omgewend en mijns broeders geworden is; want het is 86 1Kro 1:19| verdeeld is, en de naam zijns broeders was Joktan. ~ 87 1Kro 4:9 | was heerlijker dan zijn broeders; en zijn moeder had zijn 88 1Kro 4:27| zes dochteren; maar zijn broeders hadden niet veel kinderen; 89 1Kro 5:13| 13 Hun broeders nu, naar hun vaderlijke 90 1Kro 6:44| 44 Hunne broeders nu, de kinderen van Merari, 91 1Kro 6:48| 48 Hun broeders nu, de Levieten, waren gegeven 92 1Kro 7:5 | 5 En hun broeders, in alle huisgezinnen van 93 1Kro 7:16| Peres, en de naams zijns broeders was Seres, en zijn zonen 94 1Kro 7:22| vele dagen leed; en zijn broeders kwamen om hem te troosten. ~ 95 1Kro 9:13| 13 Daartoe hun broeders, hoofden in de huizen hunner 96 1Kro 9:17| Talmon, en Ahiman, en hun broeders; Sallum was het hoofd. ~ 97 1Kro 9:19| zoon van Korah, en zijn broeders van het huis zijns vaders, 98 1Kro 9:25| 25 En hun broeders waren op hun dorpen, inkomende 99 1Kro 12:32| tweehonderd, en alle hun broeders pasten op hun woord; ~ 100 1Kro 12:39| etende en drinkende; want hun broeders hadden voor hen wat toebereid. ~ 101 1Kro 13:2 | zenden aan onze overige broeders, in alle landen van Israel, 102 1Kro 15:12| Levieten; heiligt u, gij en uw broeders, dat gij de ark des HEEREN, 103 1Kro 15:16| der Levieten, dat zij hun broeders, de zangers, stellen zouden 104 1Kro 15:18| 18 En met hen hun broeders van de tweede orde: Zecharja, 105 1Kro 24:22| de kinderen van Kis, haar broeders, namen ze. ~ 106 1Kro 27:7 | en Obed, en Elzabad, zijn broeders, kloeke lieden; Elihu, en 107 1Kro 27:8 | en hun kinderen, en hun broeders, kloeke mannen in kracht 108 1Kro 27:9 | Meselemja nu had kinderen en broeders, kloeke lieden, achttien. ~ 109 1Kro 27:25| 25 Maar zijn broeders van Eliezer waren dezen: 110 1Kro 27:30| Hebronieten was Hasabja, en zijn broeders, kloeke mannen, duizend 111 1Kro 27:32| 32 En zijn broeders waren kloeke lieden, twee 112 1Kro 29:2 | hij zeide: Hoort mij, mijn broeders, en mijn volk! Ik had in 113 2Kro 30:7 | als uw vaders en als uw broeders, die tegen den HEERE, den 114 2Kro 35:9 | Semaja, en Nethaneel, zijn broeders, mitsgaders Hasabja, en 115 2Kro 35:15| hun dienst, overmits hun broeders, de Levieten, voor hen bereidden. ~ 116 2Kro 36:9 | Semaja, en Nethaneel, zijn broeders, mitsgaders Hasabja, en 117 2Kro 36:15| hun dienst, overmits hun broeders, de Levieten, voor hen bereidden. ~ 118 Neh 12:36 | 36 En zijn broeders, Semaja, en Azareel, Milalai, 119 Job 6:15 | 15 Mijn broeders hebben trouwelooslijk gehandeld 120 Job 19:13 | 13 Mijn broeders heeft Hij verre van mij 121 Job 41:11 | Ook kwamen tot hem al zijn broeders, en al zijn zusters, en 122 Psa 133:1 | hoe liefelijk is het, dat broeders ook samenwonen. ~ 123 Spre 19:7 | 7      Al de broeders des armen haten hem; hoeveel 124 Spre 27:10| niet; en ga ten huize uws broeders niet op den dag van uw tegenspoed. 125 Jes 67:5 | voor Zijn woord beeft! Uw broeders, die u haten, die u verre 126 Jes 67:20 | En zij zullen al uw broeders uit alle heidenen den HEERE 127 Jer 12:6 | 6      Want ook uw broeders en uws vaders huis, ook 128 Jer 49:10 | zaad is verstoord, ook zijn broeders, en zijn naburen, en hij 129 Eze 18:18 | onderdrukking onderdrukt heeft, des broeders goed geroofd heeft, en gedaan 130 Oba 1:12 | gezien hebben op den dag uws broeders, den dag zijner vervreemding; 131 Matt 1:2 | Jakob gewon Juda, en zijn broeders; ~ 132 Matt 1:11| gewon Jechonias, en zijn broeders, omtrent de Babylonische 133 Matt 4:18| zee van Galilea, zag twee broeders, namelijk Simon, gezegd 134 Matt 4:21| zijnde, zag twee andere broeders, namelijk Jakobus, den zoon 135 Matt 5:47| 47 En indien gij uw broeders alleen groet, wat doet gij 136 Matt 7:3 | splinter, die in het oog uws broeders is, maar den balk, die in 137 Matt 7:5 | om den splinter uit uws broeders oog uit te doen. ~ 138 Matt 12:46| sprak, ziet, Zijn moeder en broeders stonden buiten, zoekende 139 Matt 12:47| Hem: Zie, Uw moeder en Uw broeders staan daar buiten, zoekende 140 Matt 12:48| moeder, en wie zijn Mijn broeders? ~ 141 Matt 12:49| Ziet, Mijn moeder en Mijn broeders. ~ 142 Matt 13:55| niet genaamd Maria, en Zijn broeders Jakobus en Joses, en Simon 143 Matt 19:29| verlaten hebben, huizen, of broeders, of zusters, of vader, of 144 Matt 20:24| zeer kwalijk van de twee broeders. ~ 145 Matt 22:25| Nu waren er bij ons zeven broeders; en de eerste, een vrouw 146 Matt 23:8 | Christus; en gij zijt allen broeders. ~ 147 Matt 25:40| een van deze Mijn minste broeders gedaan hebt, zo hebt gij 148 Mark 3:31| 31 Zo kwamen dan Zijn broeders en Zijn moeder; en buiten 149 Mark 3:32| Hem: Zie, Uw moeder en Uw broeders daar buiten zoeken U. ~ 150 Mark 3:33| is Mijn moeder, of Mijn broeders? ~ 151 Mark 3:34| Ziet, Mijn moeder en Mijn broeders. ~ 152 Mark 6:18| geoorloofd de huisvrouw uws broeders te hebben. ~ 153 Mark 10:29| verlaten heeft huis, of broeders, of zusters, of vader, of 154 Mark 10:30| in dezen tijd, huizen, en broeders, en zusters, en moeders, 155 Mark 12:20| 20 Er waren nu zeven broeders, en de eerste nam een vrouw, 156 Luk 6:41 | den splinter, die in uws broeders oog is, en den balk, die 157 Luk 6:42 | uit te doen, die in uws broeders oog is. ~ 158 Luk 8:19 | 19 En Zijn moeder en Zijn broeders kwamen tot Hem, en konden 159 Luk 8:20 | zeiden: Uw moeder en Uw broeders staan daar buiten, begerende 160 Luk 8:21 | hen: Mijn moeder en Mijn broeders zijn dezen, die Gods Woord 161 Luk 14:12 | niet uw vrienden, noch uw broeders, noch uw magen, noch uw 162 Luk 14:26 | en vrouw, en kinderen, en broeders, en zusters, ja, ook zelfs 163 Luk 16:28 | 28 Want ik heb vijf broeders; dat hij hun dit betuige, 164 Luk 18:29 | heeft huis, of ouders, of broeders, of vrouw, of kinderen, 165 Luk 20:29 | 29 Er waren nu zeven broeders; en de eerste nam een vrouw, 166 Luk 21:16 | worden ook van ouders, en broeders, en magen, en vrienden; 167 Luk 22:32 | bekeerd zijn, zo versterk uw broeders. ~ 168 Joha 2:12| en Zijn moeder, en Zijn broeders, en Zijn discipelen; en 169 Joha 7:3 | 3 Zo zeiden dan Zijn broeders tot Hem: Vertrek van hier, 170 Joha 7:5 | 5 Want ook Zijn broeders geloofden niet in Hem. ~ 171 Joha 7:10| 10 Maar als Zijn broeders opgegaan waren, toen ging 172 Joha 20:17| Vader; maar ga heen tot Mijn broeders, en zeg hun: Ik vare op 173 Hand 1:16| 16 Mannen broeders, deze Schrift moest vervuld 174 Hand 2:29| 29 Gij mannen broeders, het is mij geoorloofd vrij 175 Hand 2:37| Wat zullen wij doen mannen broeders? ~ 176 Hand 3:17| 17 En nu, broeders, ik weet, dat gij het door 177 Hand 6:1 | 1 De apostelen nu, en de broeders, die in Judea waren, hebben 178 Hand 6:12| mij gingen ook deze zes broeders, en wij zijn in des man 179 Hand 7:15| tot hen, zeggende: Mannen broeders, indien er enig woord van 180 Hand 7:26| 26 Mannen broeders, kinderen van het geslacht 181 Hand 7:38| zij u dan bekend, mannen broeders, dat door Dezen u vergeving 182 Hand 8:2 | zielen der heidenen tegen de broeders. ~ 183 Hand 9:7 | en zeide tot hen: Mannen broeders, gij weet, dat God van over 184 Hand 9:13| Jakobus, zeggende: Mannen broeders, hoort mij. ~ 185 Hand 9:22| voorgangers waren onder de broeders. ~ 186 Hand 9:23| en de ouderlingen, en de broeders wensen den broederen uit 187 Hand 9:32| profeten waren, vermaanden de broeders met vele woorden, en versterkten 188 Hand 9:33| vertoefd hadden, lieten hen de broeders wederom gaan met vrede, 189 Hand 9:36| wederkeren, en bezoeken onze broeders in elke stad, in welke wij 190 Hand 10:40| zij in tot Lydia; en de broeders gezien hebbende, vertroostten 191 Hand 11:6 | trokken zij Jason en enige broeders voor de oversten der stad, 192 Hand 11:10| 10 En de broeders zonden terstond des nachts 193 Hand 11:14| 14 Doch de broeders zonden toen van stonde aan 194 Hand 12:27| wilde naar Achaje reizen, de broeders, hem vermaand hebbende, 195 Hand 14:32| 32 En nu, broeders, ik bevele u Gode, en den 196 Hand 15:7 | aan te Ptolemais, en de broeders gegroet hebbende, bleven 197 Hand 15:17| waren, ontvingen ons de broeders blijdelijk. ~ 198 Hand 16:1 | 1 Mannen broeders en vaders, hoort mijn verantwoording, 199 Hand 16:5 | genomen hebbende tot de broeders, ben naar Damaskus gereisd, 200 Hand 17:1 | houdende, zeide: Mannen broeders! ik heb met alle goed geweten 201 Hand 17:5 | Paulus zeide: Ik wist niet, broeders! dat het de hogepriester 202 Hand 17:6 | riep in den raad: Mannen broeders, ik ben een Farizeer, eens 203 Hand 22:14| 14 Alwaar wij broeders vonden, en werden gebeden, 204 Hand 22:15| 15 En vandaar kwamen de broeders, van onze zaken gehoord 205 Hand 22:17| zeide hij tot hen: Mannen broeders, ik, die niets gedaan heb 206 Hand 22:21| ontvangen; noch iemand van de broeders, hier gekomen zijnde, heeft 207 Rom 1:13 | niet, dat u onbekend zij, broeders, dat ik menigmaal voorgenomen 208 Rom 7:1 | 1 Weet gij niet, broeders! (want ik spreek tot degenen, 209 Rom 7:4 | 4 Zo dan, mijn broeders, gij zijt ook der wet gedood 210 Rom 8:12 | 12 Zo dan, broeders, wij zijn schuldenaars niet 211 Rom 10:1 | 1 Broeders, de toegenegenheid mijns 212 Rom 11:25 | 25 Want ik wil niet, broeders, dat u deze verborgenheid 213 Rom 12:1 | 1 Ik bid u dan, broeders, door de ontfermingen Gods, 214 Rom 15:14 | 14 Doch, mijn broeders, ook ik zelf ben verzekerd 215 Rom 15:15 | stoutelijker geschreven, broeders, u als wederom dit indachtig 216 Rom 15:30 | 30 En ik bid u, broeders, door onzen Heere Jezus 217 Rom 16:14 | Patrobas, Hermes, en de broeders, die met hen zijn. ~ 218 Rom 16:17 | 17 En ik bid u, broeders, neemt acht op degenen, 219 1Kor 1:10| 10 Maar ik bid u, broeders, door den Naam van onzen 220 1Kor 1:11| van u bekend gemaakt, mijn broeders, door die van het huisgezin 221 1Kor 1:26| Want gij ziet uw roeping, broeders, dat gij niet vele wijzen 222 1Kor 2:1 | 1 En ik, broeders, als ik tot u ben gekomen, 223 1Kor 3:1 | 1 En ik, broeders, kon tot u niet spreken 224 1Kor 4:6 | 6 En deze dingen, broeders, heb ik op mijzelven en 225 1Kor 6:5 | kunnen oordelen tussen zijn broeders? ~ 226 1Kor 7:24| waarin hij geroepen is, broeders, die blijve in hetzelve 227 1Kor 7:29| 29 Maar dit zeg ik, broeders, dat de tijd voorts kort 228 1Kor 8:12| gijlieden, alzo tegen de broeders zondigende, en hun zwak 229 1Kor 9:5 | andere apostelen, en de broeders des Heeren, en Cefas? ~ 230 1Kor 10:1 | 1 En ik wil niet, broeders, dat gij onwetende zijt, 231 1Kor 11:2 | 2 En ik prijs u, broeders, dat gij in alles mijner 232 1Kor 11:33| 33 Zo dan, mijn broeders, als gij samenkomt om te 233 1Kor 12:1 | van de geestelijke gaven, broeders, wil ik niet, dat gij onwetende 234 1Kor 14:6 | 6 En nu, broeders, indien ik tot u kwam, en 235 1Kor 14:20| 20 Broeders, wordt geen kinderen in 236 1Kor 14:26| 26 Wat is het dan, broeders? Wanneer gij samenkomt, 237 1Kor 14:39| 39 Zo dan, broeders, ijvert om te profeteren, 238 1Kor 15:1 | 1 Voorts, broeders, ik maak u bekend het Evangelie, 239 1Kor 15:6 | van meer dan vijfhonderd broeders op eenmaal, van welken het 240 1Kor 15:50| 50 Doch dit zeg ik, broeders, dat vlees en bloed het 241 1Kor 15:58| 58 Zo dan, mijn geliefde broeders! Zijt standvastig, onbewegelijk, 242 1Kor 16:15| 15 En ik bid u, broeders, gij kent het huis van Stefanas, 243 1Kor 16:20| 20 U groeten al de broeders. Groet elkander met een 244 2Kor 1:8 | 8 Want wij willen niet, broeders, dat gij onwetende zijt 245 2Kor 8:1 | Voorts maken wij u bekend, broeders, de genade van God, die 246 2Kor 8:23| medearbeider bij u; hetzij onze broeders, zij zijn afgezanten der 247 2Kor 9:3 | 3 Maar ik heb deze broeders gezonden, opdat onze roem, 248 2Kor 9:5 | heb dan nodig geacht deze broeders te vermanen, dat zij eerst 249 2Kor 11:9 | Want mijn gebrek hebben de broeders vervuld, die van Macedonie 250 2Kor 11:26| in gevaren onder de valse broeders; ~ 251 2Kor 13:11| 11 Voorts, broeders, zijt blijde, wordt volmaakt, 252 Gal 1:2 | 2 En al de broeders, die met mij zijn, aan de 253 Gal 1:11 | 11 Maar ik maak u bekend, broeders, dat het Evangelie, hetwelk 254 Gal 3:15 | 15 Broeders, ik spreek naar den mens: 255 Gal 4:12 | want ook ik ben als gij; broeders, ik bid u; gij hebt mij 256 Gal 4:28 | 28 Maar wij, broeders, zijn kinderen der belofte, 257 Gal 4:31 | 31 Zo dan, broeders, wij zijn niet kinderen 258 Gal 5:11 | 11 Maar ik, broeders! Indien ik nog de besnijdenis 259 Gal 5:13 | zijt tot vrijheid geroepen, broeders, alleenlijk gebruikt de 260 Gal 6:1 | 1 Broeders, indien ook een mens vervallen 261 Gal 6:18 | Christus zij met uw geest, broeders! Amen. ~ 262 Efez 6:10| 10 Voorts, mijn broeders, wordt krachtig in den Heere, 263 Fili 1:12| En ik wil, dat gij weet, broeders, dat hetgeen aan mij is 264 Fili 3:1 | 1 Voorts, mijn broeders, verblijdt u in den Heere. 265 Fili 3:13| 13 Broeders, ik acht niet, dat ik zelf 266 Fili 3:17| Weest mede mijn navolgers, broeders, en merkt op degenen, die 267 Fili 4:1 | geliefde en zeer gewenste broeders, mijn blijdschap en kroon, 268 Fili 4:8 | 8 Voorts, broeders, al wat waarachtig is, al 269 Fili 4:21| Christus Jezus; U groeten de broeders, die met mij zijn. ~ 270 Kol 4:15 | 15 Groet de broeders, die in Laodicea zijn, en 271 1The 1:4 | 4 Wetende, geliefde broeders, uw verkiezing van God; ~ 272 1The 2:1 | 1 Want gij weet zelven, broeders, onzen ingang tot u, dat 273 1The 2:9 | 9 Want gij gedenkt, broeders, onzen arbeid en moeite; 274 1The 2:14| 14 Want gij, broeders, zijt navolgers geworden 275 1The 2:17| 17 Maar wij, broeders, van u beroofd geweest zijnde 276 1The 3:7 | 7 Zo zijn wij daarom, broeders, over u in al onze verdrukking 277 1The 4:1 | 1 Voorts dan, broeders, wij bidden en vermanen 278 1The 4:10| zijn. Maar wij vermanen u, broeders, dat gij meer overvloedig 279 1The 4:13| 13 Doch, broeders, ik wil niet, dat gij onwetende 280 1The 5:1 | tijden en de gelegenheden, broeders! hebt gij niet van node, 281 1The 5:4 | 4 Maar gij, broeders, gij zijt niet in duisternis, 282 1The 5:12| 12 En wij bidden u, broeders, erkent degenen, die onder 283 1The 5:14| 14 En wij bidden u, broeders, vermaant de ongeregelden, 284 1The 5:25| 25 Broeders, bidt voor ons. ~ 285 1The 5:26| 26 Groet al de broeders met een heiligen kus. ~ 286 2The 1:3 | allen tijd danken over u, broeders, gelijk billijk is, omdat 287 2The 2:1 | 1 En wij bidden u, broeders, door de toekomst van onzen 288 2The 2:13| altijd God te danken over u, broeders, die van den Heere bemind 289 2The 2:15| 15 Zo dan, broeders, staat vast en houdt de 290 2The 3:1 | 1 Voorts, broeders, bidt voor ons, opdat het 291 2The 3:6 | 6 En wij bevelen u, broeders, in den Naam van onzen Heere 292 2The 3:13| 13 En gij, broeders, vertraagt niet in goed 293 1Tim 5:1 | een vader; de jonge als broeders; ~ 294 1Tim 6:2 | niet verachten, omdat zij broeders zijn; maar zullen hen te 295 2Tim 4:21| Linus, en Klaudia, en al de broeders. ~ 296 Heb 2:11 | Hij Zich niet schaamt hen broeders te noemen. ~ 297 Heb 3:1 | 1 Hierom, heilige broeders, die der hemelse roeping 298 Heb 3:12 | 12 Ziet toe, broeders, dat niet te eniger tijd 299 Heb 10:19 | 19 Dewijl wij dan, broeders, vrijmoedigheid hebben, 300 Heb 13:22 | 22 Doch ik bid u, broeders, verdraagt het woord dezer 301 Jako 1:2 | voor grote vreugde, mijn broeders, wanneer gij in velerlei 302 Jako 1:16| Dwaalt niet, mijn geliefde broeders! ~ 303 Jako 1:19| 19 Zo dan, mijn geliefde broeders, een iegelijk mens zij ras 304 Jako 2:1 | 1 Mijn broeders, hebt niet het geloof van 305 Jako 2:5 | 5 Hoort, mijn geliefde broeders, heeft God niet uitverkoren 306 Jako 2:14| nuttigheid is het, mijn broeders, indien iemand zegt, dat 307 Jako 3:1 | niet vele meesters, mijn broeders, wetende, dat wij te meerder 308 Jako 3:10| vervloeking. Dit moet, mijn broeders, alzo niet geschieden. ~ 309 Jako 3:12| 12 Kan ook, mijn broeders, een vijgeboom olijven voortbrengen, 310 Jako 4:11| 11 Broeders, spreekt niet kwalijk van 311 Jako 5:7 | Zo zijt dan lankmoedig, broeders, tot de toekomst des Heeren. 312 Jako 5:9 | Zucht niet tegen elkander, broeders, opdat gij niet veroordeeld 313 Jako 5:10| 10 Mijn broeders, neemt tot een voorbeeld 314 Jako 5:12| Doch voor alle dingen, mijn broeders, zweert niet, noch bij den 315 Jako 5:19| 19 Broeders, indien iemand onder u van 316 1Pet 3:8 | eensgezind, medelijdend, de broeders liefhebbende, met innerlijke 317 2Pet 1:10| 10 Daarom, broeders, benaarstigt u te meer, 318 1Joh 2:7 | 7 Broeders! Ik schrijf u geen nieuw 319 1Joh 3:13| Verwondert u niet, mijn broeders, zo u de wereld haat. ~ 320 1Joh 3:14| het leven, dewijl wij de broeders liefhebben; die zijn broeder 321 1Joh 3:16| wij zijn schuldig voor de broeders het leven te stellen. ~ 322 3Joh 1:3 | verblijd geweest, als de broeders kwamen, en getuigden van 323 3Joh 1:10| zo ontvangt hij zelf de broeders niet, en verhindert degenen, 324 Open 6:11| mededienstknechten en hun broeders zouden vervuld zijn, die


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License