Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
wekt 5
wekte 3
wekten 2
wel 320
welaan 3
welaangename 1
welbedaagd 1
Frequency    [«  »]
320 gaat
320 geslacht
320 mijns
320 wel
311 33
311 jaar
309 boven

Bijbel

IntraText - Concordances

wel

    Book Chapter: Verse
1 Gen 4:23 | rede! Voorwaar, ik sloeg wel een man dood, om mijn wonde, 2 Gen 11:3 | ons tichelen strijken, en wel doorbranden! En de tichel 3 Gen 12:13 | mijn zuster; opdat het mij wel ga om u, en mijn ziel om 4 Gen 17:11 | nu en Sara waren oud, en wel bedaagd; het had Sara opgehouden 5 Gen 23:1 | 1 Abraham nu was oud, en wel bedaagd; en de HEERE had 6 Gen 27:6 | zeide hij tot hen: Is het wel met hem? En zij zeiden: 7 Gen 27:6 | hem? En zij zeiden: Het is wel; en zie, Rachel, zijn dochter, 8 Gen 29:9 | uw maagschap, en Ik zal wel bij u doen! ~ 9 Gen 36:23 | deed, dat deed de HEERE wel gedijen. ~  ~  ~  ~                            10 Gen 36:37 | bij uzelven, wanneer het u wel gaan zal, en doe toch weldadigheid 11 Gen 37:38 | zijn knechten: Zouden wij wel een man vinden als deze, 12 Gen 39:27 | welstand, en zeide: Is het wel met uw vader, den oude, 13 Gen 39:28 | 28 En zij zeiden: Het is wel met uw knecht, onzen vader, 14 Gen 45:23 | De schutters hebben hem wel bitterheid aangedaan, en 15 Gen 46:20 | 20 Gijlieden wel, gij hebt kwaad tegen mij 16 Exo 3:7 | HEERE zeide: Ik heb zeer wel gezien de verdrukking Mijns 17 Exo 4:10 | Och Heere! ik ben geen man wel ter tale, noch van gisteren, 18 Exo 4:14 | broeder? Ik weet, dat hij zeer wel spreken zal, en ook, zie, 19 Exo 30:7 | morgen, als hij de lampen wel zal toegericht hebben, zal 20 Lev 11:4 | kemel, want hij herkauwt wel, maar verdeelt den klauw 21 Lev 11:5 | konijntje, want het herkauwt wel, maar verdeelt den klauw 22 Lev 11:6 | haas, want hij herkauwt wel, maar verdeelt den klauw 23 Lev 11:7 | zwijn, want dat verdeelt wel den klauw, en klieft de 24 Num 11:18 | geven? want het ging ons wel in Egypte! Daarom zal de 25 Num 12:12 | moeders lijf uitgaat, de helft wel verteerd is! ~ 26 Deu 2:4 | in Seir wonen; zij zullen wel voor u vrezen; maar gij 27 Deu 4:9 | wacht u, en bewaart uw ziel wel, dat gij niet vergeet de 28 Deu 4:15 | 15 Wacht u dan wel voor uw zielen; want gij 29 Deu 9:21 | stampte het, malende het wel, totdat het verdund werd 30 Deu 13:14 | onderzoeken, en naspeuren, en wel navragen; en ziet, het is 31 Deu 14:7 | konijn; want deze herkauwen wel, maar zij verdelen den klauw 32 Deu 14:8 | dat verdeelt zijn klauw wel, maar het herkauwt niet; 33 Deu 15:16 | liefheeft, dewijl het hem wel bij u is; ~ 34 Deu 17:4 | hoort het; zo zult gij het wel onderzoeken; en ziet, het 35 Deu 19:18 | 18 En de rechters zullen wel onderzoeken; en ziet, de 36 Deu 27:8 | alle woorden dezer wet, die wel uitdrukkende. ~ 37 Deu 33:11 | U het werk zijner handen wel bevallen; versla de lenden 38 Joz 13:1 | 1 Jozua nu was oud, wel bedaagd; en de HEERE zeide 39 Joz 17:8 | 8 Manasse had wel het land van Tappuah, maar 40 Joz 24:1 | en Jozua oud geworden en wel bedaagd was; ~ 41 Joz 24:2 | Ik ben oud geworden, en wel bedaagd; ~ 42 Ric 8:29 | ware! ik zoude Abimelech wel verdrijven. En tot Abimelech 43 Ric 13:12 | zeven dagen dezer bruiloft wel zult verklaren en uitvinden, 44 Ric 14:13 | Neen, maar wij zullen u wel binden, en u in hunlieder 45 Rut 2:11 | zeide tot haar: Het is mij wel aangezegd alles, wat gij 46 Rut 3:12 | 12 Nu dan, wel is waar, dat ik een losser 47 1Sa 2:30 | de God Israels: Ik had wel klaarlijk gezegd: Uw huis 48 1Sa 8:18 | 18 Gij zult wel te dien dage roepen, vanwege 49 1Sa 16:17 | toch naar een man uit, die wel spelen kan, en brengt hem 50 1Sa 17:25 | Hebt gijlieden dien man wel gezien, die opgekomen is? 51 1Sa 17:28 | en de boosheid uws harten wel; want gij zijt afgekomen, 52 1Sa 20:3 | zeide: Uw vader weet zeer wel, dat ik genade in uw ogen 53 1Sa 22:22 | David tot Abjathar: Ik wist wel te dien dage, toen Doeg, 54 1Sa 23:17 | weet mijn vader Saul zulks wel. ~ 55 1Sa 30:15 | David tot hem: Zoudt gij mij wel henen afleiden tot deze 56 2Sa 3:13 | 13 En hij zeide: Wel, ik zal een verbond met 57 2Sa 7:7 | Israels heb gewandeld, heb Ik wel een woord gesproken met 58 2Sa 12:23 | kunnen wederhalen? Ik zal wel tot hem gaan, maar hij zal 59 2Sa 15:34 | des konings zijn; ik ben wel uws vaders knecht van te 60 2Sa 18:29 | zeide de koning: Is het wel met den jongeling, met Absalom? 61 2Sa 18:32 | koning tot Cuschi: Is het wel met den jongeling, met Absalom? 62 2Sa 20:9 | zeide tot Amasa: Is het wel met u, mijn broeder? En 63 2Sa 23:5 | verbond gesteld, dat in alles wel geordineerd en bewaard is; 64 1Kon 1:1 | koning David nu was oud, wel bedaagd; en zij dekten hem 65 1Kon 15:14| 14 De hoogten werden wel niet weggenomen; nochtans 66 1Kon 20:5 | Benhadad, zeggende: Ik heb wel tot u gezonden, zeggende: 67 2Kon 2:3 | hij zeide: Ik weet het ook wel, zwijgt gij stil. ~ 68 2Kon 2:5 | hij zeide: Ik weet het ook wel, zwijgt gij stil. ~ 69 2Kon 4:23| sabbat. En zij zeide: Het zal wel zijn. ~ 70 2Kon 4:26| en zeg tot haar: Is het wel met u? Is het wel met uw 71 2Kon 4:26| Is het wel met u? Is het wel met uw man? Is het wel met 72 2Kon 4:26| het wel met uw man? Is het wel met uw kind? En zij zeide: 73 2Kon 4:26| kind? En zij zeide: Het is wel. ~ 74 2Kon 5:21| tegemoet, en hij zeide: Is het wel? ~ 75 2Kon 5:22| 22 En hij zeide: Het is wel; mijn heer heeft mij gezonden, 76 2Kon 9:11| zeide men tot hem: Is het al wel? Waarom is deze onzinnige 77 2Kon 9:31| inkwam, zeide zij: Is het wel, o Zimri, doodslager van 78 2Kon 11:18| beelden verbraken zij recht wel; en Mattan, den priester 79 2Kon 12:11| 11 En zij gaven het geld wel gewogen in handen der verzorgers 80 2Kon 13:11| 11 En zij gaven het geld wel gewogen in handen der verzorgers 81 2Kon 20:26| Syrisch, want wij verstaan het wel; en spreek met ons niet 82 2Kon 27:24| van Babel, zo zal het u wel gaan. ~ 83 1Kro 17:6 | met geheel Israel, heb Ik wel een woord gesproken tot 84 1Kro 17:18| Doch Gij kent Uw knecht wel. ~ 85 2Kro 14:8 | zonen van David; gij zijt wel een grote menigte, maar 86 2Kro 16:17| 17 De hoogten werden wel niet weggenomen uit Israel, 87 2Kro 33:10| 10 De HEERE sprak wel tot Manasse en tot zijn 88 Neh 1:11 | het toch Uw knecht heden wel gelukken, en geef hem barmhartigheid 89 Neh 4:3 | hij zou hun stenen muur wel verscheuren. 90 Neh 4:12 | kwamen, dat zij het ons wel tienmaal zeiden, uit al 91 Neh 6:4 | 4 Zij zonden nu wel viermaal tot mij, op dezelfde 92 Est 40 | zeide de koning: Zou hij ook wel de koningin verkrachten 93 Job 8:7 | 7 Uw beginsel zal wel gering zijn; maar uw laatste 94 Job 31:34 | 34 Zeker, ik kon wel een grote menigte geweldiglijk 95 Psa 1:3 | en al wat hij doet, zal wel gelukken. ~ 96 Psa 30:7 | 7 Ik zeide wel in mijn voorspoed: Ik zal 97 Psa 31:23 | 23 Ik zeide wel in mijn haasten: Ik ben 98 Psa 33:3 | Hem een nieuw lied; speelt wel met vrolijk geschal. ~ 99 Psa 34:3 | Hem een nieuw lied; speelt wel met vrolijk geschal. ~ 100 Psa 41:18 | 18 Ik ben wel ellendig en nooddruftig, 101 Psa 50:23 | Mij eren; en wie zijn weg wel aanstelt, dien zal Ik Gods 102 Psa 51:4 | 4 Was mij wel van mijn ongerechtigheid, 103 Psa 51:20 | 20 Doe wel bij Sion naar Uw welbehagen; 104 Psa 82:6 | 6Ik heb wel gezegd: Gij zijt goden; 105 Psa 112:5 | 5 Teth. Wel dien man, die zich ontfermt 106 Psa 112:8 | 8 Samech. Zijn hart, wel ondersteund zijnde, zal 107 Psa 118:18 | 18 De HEERE heeft mij wel hard gekastijd; maar Hij 108 Psa 119:17 | 17  Gimel. Doe wel bij Uw knecht, dat ik leve 109 Psa 122:3 | gebouwd, als een stad, die wel samengevoegd is; ~ 110 Psa 122:6 | den vrede van Jeruzalem; wel moeten zij varen, die u 111 Psa 125:4 | 4HEERE! doe den goeden wel, en dengenen, die oprecht 112 Psa 139:14 | weet het mijn ziel zeer wel. ~ 113 Psa 142:8 | mij omringen, wanneer Gij wel bij mij zult gedaan hebben.   ~ 114 Psa 144:14 | 14 Dat onze ossen wel geladen zijn; dat geen inbreuk, 115 Spre 4:26| voets, en laat al uw wegen wel gevestigd zijn. ~ 116 Spre 11:17| goedertieren mens doet zijn ziel wel; maar die wreed is, beroert 117 Spre 15:19| het pad der oprechten is wel gebaand. ~ 118 Spre 17:8 | zich zal wenden, zal het wel gedijen. ~ 119 Spre 19:10| weelde staat een zot niet wel; hoeveel te min een knecht 120 Spre 30:24| zijn wijs, met wijsheid wel voorzien. ~ 121 Pred 7:7 | Voorwaar, de onderdrukking zou wel een wijze dol maken; en 122 Pred 10:14| 14      De dwaas maakt wel veel woorden; maar de mens 123 Hoo 4:12 | besloten hof, een besloten wel, een verzegelde fontein. ~ 124 Jes 3:10 | rechtvaardige, dat het hem wel gaan zal; dat zij de vrucht 125 Jes 17:10 | sterkte; daarom zult gij wel liefelijke planten planten, 126 Jes 17:13 | 13      De natien zullen wel ruisen, gelijk grote wateren 127 Jes 23:7 | huppelende stad? welker oudheid wel van oude dagen af is; maar 128 Jes 23:16 | gij vergeten hoer! speel wel, zing veel liederen, opdat 129 Jes 28:16 | kostelijken hoeksteen, die wel vast gegrondvest is; wie 130 Jes 30:20 | De Heere zal ulieden wel brood der benauwdheid, en 131 Jes 36:11 | Syrisch, want wij verstaan het wel; en spreek niet met ons 132 Jes 42:20 | 20      Gij ziet wel veel dingen, maar gij bewaart 133 Jer 1:12 | zeide tot mij: Gij hebt wel gezien; want Ik zal wakker 134 Jer 2:10 | naar Kedar, en merkt er wel op; en ziet, of diesgelijks 135 Jer 3:19 | 19      Ik zeide wel: Hoe zal Ik u onder de kinderen 136 Jer 6:2 | 2      Ik heb wel de dochter Sions bij een 137 Jer 7:27 | naar u niet horen; gij zult wel tot hen roepen, maar zij 138 Jer 10:19 | immers een krankheid, die ik wel dragen zal! ~ 139 Jer 12:2 | dragen zij vrucht; Gij zijt wel nabij in hun mond, maar 140 Jer 13:12 | zeggen: Weten wij niet zeer wel, dat alle flessen      met 141 Jer 15:20 | vasten muur; zij zullen wel tegen u strijden, maar u 142 Jer 22:15 | gedaan, en het ging hem toen wel? ~ 143 Jer 22:16 | gericht, toen ging het hem wel; is dat niet Mij te kennen? 144 Jer 23:13 | 13      Ik heb wel ongerijmdheid gezien in 145 Jer 31:18 | 18      Ik heb wel gehoord, dat zich Efraim 146 Jer 33:5 | 5      Er zijn er wel ingekomen, om te strijden 147 Jer 40:14 | zeiden tot hem: Weet gij wel, dat Baalis, de koning der 148 Klaa 1:64| Zain. Mijn ziel gedenkt er wel terdege aan, en zij bukt 149 Eze 7:16 | En hun ontkomenden zullen wel ontkomen, maar zij zullen 150 Eze 8:6 | mij: Mensenkind, ziet gij wel, wat zij doen, de grote 151 Eze 24:5 | beenderen daaronder; doe hem wel opzieden; ook zullen zijn 152 Eze 33:4 | geluid der bazuin hoort, wel hoort, maar zich niet laat 153 Eze 33:6 | uit hen weg;      die is wel in zijn ongerechtigheid 154 Eze 33:32 | schoon van stem is, of die wel speelt; daarom horen zij 155 Eze 38:4 | ruiteren, die altemaal volkomen wel gekleed zijn, een grote      156 Eze 42:6 | 6      Want zij waren wel van drie rijen, maar hadden 157 Eze 44:10 | drekgoden achterna, zullen wel hun ongerechtigheid dragen; ~ 158 Dan 2:43 | modderig leem, zij zullen zich wel door menselijk zaad vermengen, 159 Dan 3:15 | ik gemaakt heb, zo is het wel; maar zo gijlieden het niet 160 Dan 4:18 | bekend maken; maar gij kunt wel, dewijl de geest der heilige 161 Dan 5:22 | alhoewel gij dit alles wel geweten hebt. ~ 162 Dan 8:12 | deed het, en het gelukte wel. ~ 163 Hos 7:13 | Mij overtreden! Ik zou hen wel verlossen, maar zij spreken 164 Hos 7:15 | 15      Ik heb hen wel getuchtigd, en hunlieder 165 Hos 11:7 | van Mij; zij roepen het wel tot den Allerhoogste, maar 166 Amos 5:11| van hem neemt, zo hebt gij wel huizen gebouwd van gehouwen 167 Mic 4:10 | vrouw; want nu zult gij wel uit de stad henen uitgaan, 168 Mic 4:11 | 11      Nu zijn wel vele heidenen tegen u verzameld, 169 Mic 7:3 | Om met beide handen wel dapper kwaad te doen, zo 170 Nah 1:12 | hij zal doorgaan; Ik heb u wel gedrukt, maar Ik zal u niet 171 Nah 2:8 | 8      Nineve is wel als een watervijver, van 172 Zep 1:13 | verwoesting; zij bouwen wel huizen, maar zij zullen 173 Matt 2:34| 11 Ik doop u wel met water tot bekering; 174 Matt 5:44| die u vervloeken; doet wel dengenen, die u haten; en 175 Matt 9:37| discipelen: De oogst is wel groot; maar de arbeiders 176 Matt 12:12| de sabbatdagen geoorloofd wel te doen. ~ 177 Matt 12:38| Meester! wij willen van U wel een teken zien. ~ 178 Matt 13:32| 32 Hetwelk wel het minste is onder al de 179 Matt 15:7 | 7 Gij geveinsden! Wel heeft Jesaja van u geprofeteerd, 180 Matt 15:12| zeiden tot Hem: Weet Gij wel, dat de Farizeen deze rede 181 Matt 16:3 | aanschijn des hemels weet gij wel te onderscheiden, en kunt 182 Matt 17:11| zeide tot hen: Elias zal wel eerst komen, en alles weder 183 Matt 20:23| Mijn drinkbeker zult gij wel drinken, en met den doop, 184 Matt 21:16| zeiden tot Hem: Hoort Gij wel, wat dezen zeggen? En Jezus 185 Matt 22:8 | dienstknechten: De bruiloft is wel bereid, doch de genoden 186 Matt 23:27| graven gelijk, die van buiten wel schoon schijnen, maar van 187 Matt 23:28| 28 Alzo ook schijnt gij wel den mensen van buiten rechtvaardig, 188 Matt 25:21| zijn heer zeide tot hem: Wel, gij goede en getrouwe dienstknecht! 189 Matt 25:23| Zijn heer zeide tot hem: Wel, gij goede en getrouwe dienstknecht, 190 Matt 26:24| De Zoon des mensen gaat wel heen, gelijk van Hem geschreven 191 Matt 26:41| verzoeking komt; de geest is wel gewillig, maar het vlees 192 Matt 27:43| verlosse, indien Hij Hem wel wil; want Hij heeft gezegd: 193 Mark 1:8 | 8 Ik heb ulieden wel gedoopt met water, maar 194 Mark 5:15| zittende, en gekleed, en wel bij zijn verstand, namelijk 195 Mark 7:6 | antwoordde en zeide tot hen: Wel heeft Jesaja, van u, geveinsden, 196 Mark 7:9 | Gij doet zeker Gods gebod wel te niet, opdat gij uw inzettingen 197 Mark 7:37| zeggende: Hij heeft alles wel gedaan, en Hij maakt, dat 198 Mark 9:12| zeide tot hen: Elias zal wel eerst komen, en alles wederoprichten; 199 Mark 10:35| zeggende: Meester! wij wilden wel, dat Gij ons deedt, zo wat 200 Mark 10:39| dien Ik drink, zult gij wel drinken, en met den doop 201 Mark 12:28| en wetende, dat Hij hun wel geantwoord had, kwam tot 202 Mark 12:32| tot Hem: Meester, Gij hebt wel in der waarheid gezegd, 203 Mark 14:21| De Zoon des mensen gaat wel heen, gelijk van Hem geschreven 204 Mark 14:38| verzoeking komt; de geest is wel gewillig, maar het vlees 205 Luk 3:16 | allen, zeggende: Ik doop u wel met water; maar Hij komt, 206 Luk 6:26 | u, wanneer al de mensen wel van u spreken, want hun 207 Luk 6:27 | Hebt uw vijanden lief; doet wel dengenen, die u haten. ~ 208 Luk 6:39 | een gelijkenis: Kan ook wel een blinde een blinde op 209 Luk 7:39 | Hij een profeet ware, zou wel weten, wat en hoedanige 210 Luk 8:35 | voeten van Jezus, gekleed en wel bij zijn verstand; en zij 211 Luk 10:2 | dan tot hen: De oogst is wel groot, maar de arbeiders 212 Luk 12:16 | Eens rijken mensen land had wel gedragen; ~ 213 Luk 19:17 | 17 En hij zeide tot hem: Wel, gij goede dienstknecht, 214 Luk 20:39 | zeiden: Meester! Gij hebt wel gezegd. ~ 215 Luk 22:22 | de Zoon des mensen gaat wel heen, gelijk besloten is; 216 Joha 2:10| wijn op, en wanneer men wel gedronken heeft, alsdan 217 Joha 4:17| zeide tot haar: Gij hebt wel gezegd: Ik heb geen man. ~ 218 Joha 7:26| zeggen Hem niets. Zouden nu wel de oversten waarlijk weten, 219 Joha 8:48| tot Hem: Zeggen wij niet wel, dat Gij een Samaritaan 220 Joha 10:41| en zeiden: Johannes deed wel geen teken; maar alles, 221 Joha 12:19| onder elkander: Ziet gij wel, dat gij gans niet vordert? 222 Joha 12:21| Heer, wij wilden Jezus wel zien. ~ 223 Joha 13:13| Meester en Heere; en gij zegt wel, want Ik ben het. ~ 224 Joha 16:22| 22 En gij dan hebt nu wel droefheid; maar Ik zal u 225 Joha 18:23| van het kwade; en indien wel, waarom slaat gij Mij? ~ 226 Joha 19:32| krijgsknechten dan kwamen, en braken wel de benen des eersten, en 227 Joha 20:30| 30 Jezus dan heeft nog wel vele andere tekenen in de 228 Hand 1:5 | 5 Want Johannes doopte wel met water, maar gij zult 229 Hand 6:16| Hij zeide: Johannes doopte wel met water, maar gijlieden 230 Hand 7:36| vaderen gelegd; en heeft wel verderving gezien; ~ 231 Hand 9:29| zult gij weldoen. Vaart wel. ~ 232 Hand 13:4 | Paulus zeide: Johannes heeft wel gedoopt den doop der bekering, 233 Hand 16:9 | die met mij waren, zagen wel het licht, en werden zeer 234 Hand 19:10| gedaan; gelijk gij ook zeer wel weet. ~ 235 Hand 19:22| wilde ook zelf dien mens wel horen. En hij zeide: Morgen 236 Hand 20:29| Paulus zeide: Ik wenste wel van God, dat, en bijna en 237 Hand 21:21| mannen, men behoorde mij wel gehoor gegeven te hebben, 238 Hand 22:22| 22 Maar wij begeren wel van u te horen, wat gij 239 Hand 22:24| 24 En sommigen geloofden wel, hetgeen gezegd werd, maar 240 Hand 22:25| woord gezegd had, namelijk: Wel heeft de Heilige Geest gesproken 241 Rom 2:7 | 7 Dengenen wel, die met volharding in goeddoen, 242 Rom 2:25 | 25 Want de besnijdenis is wel nut, indien gij de wet doet; 243 Rom 3:2 | alle manier; want dit is wel het eerste, dat hun de Woorden 244 Rom 5:16 | gift; want de schuld is wel uit een misdaad tot verdoemenis, 245 Rom 6:11 | houdt het daarvoor dat gij wel der zonde dood zijt, maar 246 Rom 6:17 | Maar Gode zij dank, dat gij wel dienstknechten der zonde 247 Rom 7:18 | woont; want het willen is wel bij mij, maar het goede 248 Rom 7:26 | 26 Zo dan, ik zelf dien wel met het gemoed de wet Gods, 249 Rom 8:10 | Christus in ulieden is, zo is wel het lichaam dood om der 250 Rom 9:3 | 3 Want ik zou zelf wel wensen verbannen te zijn 251 Rom 11:20 | 20 Het is wel; zij zijn door ongeloof 252 Rom 11:22 | strengheid van God; de strengheid wel over degenen, die gevallen 253 Rom 11:28 | 28 Zo zijn zij wel vijanden aangaande het Evangelie, 254 Rom 14:2 | 2 De een gelooft wel, dat men alles eten mag, 255 Rom 14:5 | 5 De een acht wel den enen dag boven den anderen 256 Rom 14:20 | spijze wil. Alle dingen zijn wel rein; maar het is kwaad 257 1Kor 1:18| het woord des kruises is wel dengenen, die verloren gaan, 258 1Kor 1:23| den Gekruisigde, den Joden wel een ergernis, en den Grieken 259 1Kor 2:15| geestelijke mens onderscheidt wel alle dingen, maar hij zelf 260 1Kor 5:3 | 3 Doch ik, als wel met het lichaam afwezend, 261 1Kor 7:7 | eigen gave van God, de een wel aldus, maar de andere alzo. ~ 262 1Kor 7:35| u te leiden tot hetgeen wel voegt, en bekwaam is, om 263 1Kor 7:35| bekwaam is, om den Heere wel aan te hangen, zonder herwaarts 264 1Kor 7:37| maagd zal bewaren, die doet wel. ~ 265 1Kor 7:38| huwelijk uitgeeft, die doet wel; en die ze ten huwelijk 266 1Kor 9:24| de loopbaan lopen, allen wel lopen, maar dat een den 267 1Kor 9:25| in alles. Dezen dan doen wel dit, opdat zij een verderfelijke 268 1Kor 12:20| 20 Maar nu zijn er wel vele leden, doch maar een 269 1Kor 14:5 | 5 En ik wil wel, dat gij allen in vreemde 270 1Kor 14:14| taal bid, mijn geest bidt wel, maar mijn verstand is vruchteloos. ~ 271 1Kor 14:15| 15 Wat is het dan? Ik zal wel met den geest bidden, maar 272 1Kor 14:15| verstand bidden; ik zal wel met den geest zingen, maar 273 1Kor 14:17| 17 Want gij dankzegt wel behoorlijk, maar de ander 274 1Kor 15:51| verborgenheid: wij zullen wel niet allen ontslapen, maar 275 1Kor 16:12| zal komen, wanneer het hem wel gelegen zal zijn. 276 2Kor 2:16| 16 Dezen wel een reuk des doods ten dode; 277 2Kor 4:12| 12 Zo dan, de dood werkt wel in ons, maar het leven in 278 2Kor 10:1 | die, tegenwoordig zijnde, wel gering ben onder u, maar 279 2Kor 10:10| brieven (zeggen zij) zijn wel gewichtig en krachtig; maar 280 Gal 5:7 | 7 Gij liept wel; wie heeft u verhinderd 281 Fili 1:15| 15 Sommigen prediken ook wel Christus door nijd en twist, 282 Fili 1:16| 16 Genen verkondigen wel Christus uit twisting, niet 283 Fili 1:28| tegenstaan; hetwelk hun wel een bewijs is des verderfs, 284 Fili 2:23| 23 Ik hoop dan wel dezen van stonde aan te 285 Fili 4:8 | wat liefelijk is, al wat wel luidt, zo er enige deugd 286 Fili 4:14| 14 Nochtans hebt gij wel gedaan, dat gij met mijn 287 Kol 2:23 | 23 Dewelke wel hebben een schijn rede van 288 1The 5:2 | Want gij weet zelven zeer wel, dat de dag des Heeren alzo 289 1Tim 3:4 | 4 Die zijn eigen huis wel regeert, zijn kinderen in 290 1Tim 3:12| kinderen en hun eigen huizen wel regeren. ~ 291 1Tim 3:13| 13 Want die wel gediend hebben, verkrijgen 292 1Tim 5:17| Dat de ouderlingen, die wel regeren, dubbele eer waardig 293 2Tim 1:18| gediend heeft, weet gij zeer wel. ~  ~ 294 2Tim 5:15| 15 Alle dingen zijn wel rein den reinen, maar den 295 Tit 1:15 | 15 Alle dingen zijn wel rein den reinen, maar den 296 File 1:13| 13 Denwelken ik wel had willen bij mij behouden, 297 Heb 1:7 | tot de engelen zegt Hij wel: Die Zijn engelen maakt 298 Heb 3:5 | 5 En Mozes is wel getrouw geweest in geheel 299 Heb 6:16 | 16 Want de mensen zweren wel bij den meerdere dan zij 300 Heb 7:5 | priesterdom ontvangen, hebben wel bevel om tienden te nemen 301 Heb 7:8 | 8 En hier nemen wel tienden de mensen, die sterven, 302 Heb 7:20 | geschied, (want genen zijn wel zonder eedzwering priesters 303 Heb 7:23 | 23 En genen zijn wel vele priesters geworden, 304 Heb 9:1 | 1 Zo had dan wel ook het eerste verbond rechten 305 Heb 9:6 | toebereid zijnde, zo gingen wel de priesters in den eersten 306 Heb 9:23 | was het dan noodzaak, dat wel de voorbeeldingen der dingen, 307 Heb 10:11 | iegelijk priester stond wel alle dagen dienende, en 308 Heb 12:9 | hebben de vaders onzes vleses wel tot kastijders gehad, en 309 Heb 12:10 | 10 Want genen hebben ons wel voor een korten tijd, naar 310 Jako 2:8 | als uzelven, zo doet gij wel; ~ 311 Jako 2:19| een enig God is; gij doet wel; de duivelen geloven het 312 Jako 2:22| 22 Ziet gij wel, dat het geloof mede gewrocht 313 1Pet 1:20| 20 Dewelke wel voorgekend is geweest voor 314 1Pet 2:4 | levenden Steen, van de mensen wel verworpen, maar bij God 315 1Pet 2:14| gezonden worden, tot straf wel der kwaaddoeners, maar tot 316 1Pet 3:18| tot God zou brengen; Die wel is gedood in het vlees, 317 1Pet 4:6 | verkondigd geworden, opdat zij wel zouden geoordeeld worden 318 1Pet 4:14| Wat hen aangaat, Hij wordt wel gelasterd, maar wat u aangaat, 319 2Pet 1:19| zeer vast is, en gij doet wel, dat gij daarop acht hebt, 320 Jud 1:22 | 22 En ontfermt u wel eniger, onderscheid makende; ~


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License