Book Chapter: Verse
1 Gen 4:9 | Ik weet het niet; ben ik mijns broeders hoeder? ~
2 Gen 18:8 | zijn zij onder de schaduw mijns daks ingegaan. ~
3 Gen 19:5 | broeder. In oprechtheid mijns harten en in reinheid mijner
4 Gen 19:12 | waarlijk mijn zuster; zij is mijns vaders dochter, maar niet
5 Gen 19:13 | geschied, als God mij uit mijns vaders huis deed dwalen,
6 Gen 22:11 | voor de ogen van de zonen mijns volks geef ik u die; begraaf
7 Gen 23:7 | des hemels, Die mij uit mijns vaders huis en uit het land
8 Gen 23:27 | weg geleid, ten huize van mijns heren broederen. ~
9 Gen 23:38 | zult trekken naar het huis mijns vaders, en naar mijn geslacht,
10 Gen 23:40 | uit mijn geslacht en uit mijns vaders huis. ~
11 Gen 24:24 | vermenigvuldigen, om Abrahams, Mijns knechts, wil. ~
12 Gen 25:2 | geworden, ik weet den dag mijns doods niet. ~
13 Gen 25:25 | dat ik van het wildbraad mijns zoons ete, opdat mijn ziel
14 Gen 25:27 | hij zeide: Zie, de reuk mijns zoons is als de reuk des
15 Gen 25:41 | hart: De dagen van den rouw mijns vaders naderen, en ik zal
16 Gen 26:21 | 21 En ik ten huize mijns vaders in vrede zal wedergekeerd
17 Gen 27:50 | genomen hebt, dat gij ook mijns zoons Dudaim nemen zult?
18 Gen 27:51 | loon zekerlijk gehuurd voor mijns zoons Dudaim; en hij lag
19 Gen 28:5 | eergisteren; doch de God mijns vaders is bij mij geweest. ~
20 Gen 28:35 | de toorn niet ontsteke in mijns heren ogen, omdat ik voor
21 Gen 29:9 | Voorts zeide Jakob: O, God mijns vaders Abrahams, en God
22 Gen 29:9 | vaders Abrahams, en God mijns vaders Izaks, o HEERE! Die
23 Gen 29:11 | 11 Ruk mij toch uit mijns broeders hand, uit Ezau'
24 Gen 30:8 | genade te vinden in de ogen mijns heren! ~
25 Gen 30:15 | laat mij genade vinden in mijns heren ogen! ~
26 Gen 31:8 | Hemor met hen, zeggende: Mijns zoons Sichems ziel is verliefd
27 Gen 34:33 | bekende hem, en zeide: Het is mijns zoons rok! een boos dier
28 Gen 37:51 | moeite, en het ganse huis mijns vaders. ~
29 Gen 40:16 | gevonden; zie, wij zijn mijns heren slaven, zo wij, als
30 Gen 40:18 | knecht een woord spreken voor mijns heren oren, en laat uw toorn
31 Gen 40:24 | zijn, en wij hem de woorden mijns heren verhaald hebben; ~
32 Gen 42:31 | Mijn broeders en het huis mijns vaders, die in het land
33 Gen 43:9 | zijn de dagen der jaren mijns levens geweest, en hebben
34 Gen 43:18 | overgebleven voor het aangezichts mijns heren, dan ons lichaam en
35 Gen 43:25 | genade vinden in de ogen mijns heren, en wij zullen Farao'
36 Exo 3:7 | wel gezien de verdrukking Mijns volks, hetwelk in Egypte
37 Exo 15:2 | liefelijke woning maken; Hij is mijns vaders God, dies zal ik
38 Exo 18:4 | want, zeide hij, de God mijns vaders is tot mijn Hulpe
39 Exo 20:24 | aan alle plaats, waar Ik Mijns Naams gedachtenis stichten
40 Exo 23:18 | 18 Gij zult het bloed Mijns offers met geen gedesemde
41 Exo 23:18 | offeren; ook zal het vette Mijns feestes tot op den morgen
42 Exo 32:22 | Toen zeide Aaron: De toorn mijns heren ontsteke niet! gij
43 Exo 32:34 | aangezicht gaan! doch ten dage Mijns bezoekens, zo zal Ik hun
44 Exo 33:22 | Toen zeide Aaron: De toorn mijns heren ontsteke niet! gij
45 Exo 33:34 | aangezicht gaan! doch ten dage Mijns bezoekens, zo zal Ik hun
46 Lev 20:26 | volken afgezonderd, opdat gij Mijns zoudt zijn. ~
47 Num 22:18 | niet het bevel des HEEREN mijns Gods te overtreden, om te
48 Deu 18:16 | horen de stem des HEEREN, mijns Gods, en ditzelve grote
49 Deu 25:7 | tot de oudsten, en zeggen: Mijns mans broeder weigert zijn
50 Deu 26:14 | ben der stem des HEEREN, mijns Gods, gehoorzaam geweest,
51 Deu 29:19 | wanneer ik schoon naar mijns harten goeddunken zal wandelen,
52 Deu 32:1 | de aarde hore de redenen mijns monds. ~
53 Joz 2:12 | weldadigheid doen zult aan mijns vaders huis, en geeft mij
54 Joz 9:23 | noch waterputters ten huize mijns Gods. ~
55 Ric 5:15 | en ik ben de kleinste in mijns vaders huis. ~
56 Ric 8:18 | opgestaan tegen het huis mijns vaders, en hebt zijn zonen,
57 Ric 13:16 | lief; gij hebt den kinderen mijns volks een raadsel te raden
58 Ric 15:13 | gij de zeven haarlokken mijns hoofds vlochtet aan een
59 Rut 3:11 | doen; want de ganse stad mijns volks weet, dat gij een
60 Rut 4:4 | tegenwoordigheid der oudsten mijns volks; zo gij het zult lossen,
61 1Sa 2:35 | altijd voor het aangezicht Mijns Gezalfden wandelen. ~
62 1Sa 15:30 | toch nu voor de oudsten mijns volks, en voor Israel; en
63 1Sa 18:18 | en wat is mijn leven, en mijns vaders huisgezin in Israel,
64 1Sa 19:3 | uitgaan, en aan de hand mijns vaders staan op het veld,
65 1Sa 22:15 | noch op het ganse huis mijns vader; want uw knecht heeft
66 1Sa 24:22 | naam zult uitdelgen van mijns vaders huis! ~
67 1Sa 25:27 | worde den jongelingen, die mijns heren voetstappen nawandelen. ~
68 1Sa 25:29 | te zoeken, zo zal de ziel mijns heren ingebonden zijn in
69 1Sa 25:41 | om de voeten der knechten mijns heren te wassen. ~
70 1Sa 28:2 | Daarom zal ik u ten bewaarder mijns hoofds zetten, te allen
71 1Sa 30:15 | zult overleveren in de hand mijns heren! Zo zal ik u tot deze
72 2Sa 3:7 | Waarom zijt gij ingegaan tot mijns vaders bijwijf? ~
73 2Sa 11:11 | heer Joab, en de knechten mijns heren zijn gelegerd op het
74 2Sa 14:9 | ongerechtigheid zij op mij en op mijns vaders huis; de koning daarentegen,
75 2Sa 14:17 | uw dienstmaagd: Het woord mijns heren, des konings, zij
76 2Sa 16:3 | zal mij het huis Israels mijns vaders koninkrijk wedergeven. ~
77 2Sa 19:28 | 28 Want al mijns vaders huis is niet geweest,
78 2Sa 19:34 | zullen de dagen der jaren mijns levens zijn, dat ik met
79 2Sa 19:37 | mijn stad, bij het graf mijns vaders en mijner moeder;
80 2Sa 22:3 | mijn Schild en de Hoorn mijns heils, mijn Hoog Vertrek
81 2Sa 22:19 | hadden mij bejegend ten dage mijns ongevals; maar de HEERE
82 2Sa 22:44 | uitgeholpen van de twisten mijns volks, Gij hebt mij bewaard
83 2Sa 22:47 | verhoogd zij God, de Rotssteen mijns heils! ~
84 2Sa 24:17 | toch tegen mij en tegen mijns vaders huis. ~
85 1Kon 2:15 | het koninkrijk omgewend en mijns broeders geworden is; want
86 1Kon 2:31 | wegdoet, van mij en van mijns vaders huis, dat bloed,
87 1Kon 11:13 | zal Ik uw zoon geven, om Mijns knechts Davids wil, en om
88 1Kon 11:32 | stam zal hij hebben, om Mijns knechts Davids wil, en om
89 1Kon 11:34 | de dagen zijns levens, om Mijns knechts Davids wil, dien
90 1Kon 12:10 | vinger zal dikker zijn dan mijns vaders lenden. ~
91 2Kon 4:13 | gezegd: Ik woon in het midden mijns volks. ~
92 2Kon 20:24 | van de geringste knechten mijns heren afkeren? Maar gij
93 2Kon 21:34 | Mijnentwil, en om Davids, Mijns knechts wil. ~
94 2Kon 22:5 | tot Hizkia, den voorganger Mijns volks: Zo zegt de HEERE,
95 2Kon 22:6 | beschermen om Mijnentwil, en om Mijns knechts Davids wil. ~
96 2Kon 23:14 | Ik zal het overblijfsel Mijns erfdeels verlaten, en zal
97 1Kro 22:17 | tegen mij, en tegen het huis mijns vaders zij, maar niet tegen
98 1Kro 23:7 | hart den Naam des HEEREN, mijns Gods, een huis te bouwen; ~
99 1Kro 29:4 | God Israels, verkoren uit mijns vaders ganse huis, dat ik
100 1Kro 29:4 | voorganger verkoren, en mijns vaders huis in het huis
101 1Kro 29:4 | Juda; en onder de zonen mijns vaders heeft Hij een welgevallen
102 1Kro 30:2 | kracht bereid tot het huis mijns Gods, goud tot gouden, en
103 1Kro 30:3 | welgevallen tot het huis mijns Gods, geef ik het bijzonder
104 1Kro 30:3 | dat ik heb, tot het huis mijns Gods daarenboven, behalve
105 1Kro 30:17 | Ik heb in oprechtigheid mijns harten al deze dingen vrijwillig
106 2Kro 2:4 | voor den Naam des HEEREN, mijns Gods, bouwen, om Hem te
107 2Kro 11:10 | vinger zal dikker zijn dan mijns vaders lenden. ~
108 Ezra 7:28 | naar de hand des HEEREN, mijns Gods, over mij, en de hoofden
109 Ezra 9:3 | en ik trok van het haar mijns hoofds en mijns baards uit,
110 Ezra 9:3 | het haar mijns hoofds en mijns baards uit, en zat verbaasd
111 Neh 1:6 | gezondigd hebben; ook ik en mijns vaders huis, wij hebben
112 Neh 2:8 | mij, naar de goede hand mijns Gods over mij.
113 Neh 2:18 | gaf hun te kennen de hand mijns Gods, Die goed over mij
114 Neh 13:14 | uit, die ik aan het huis mijns Gods en aan Zijn wachten
115 Est 36 | bede wil, en mijn volk, om mijns verzoeks wil. ~
116 Job 3:10 | toegesloten heeft de deuren mijns buiks, noch verborgen de
117 Job 4:15 | geest; hij deed het haar mijns vleses te berge rijzen. ~
118 Job 7:11 | zal spreken in benauwdheid mijns geestes; ik zal klagen in
119 Job 14:14 | leven? Ik zou al de dagen mijns strijds hopen, totdat mijn
120 Job 17:11 | gedachten, de bezittingen mijns harten. ~
121 Job 19:9 | afgetrokken, en de kroon mijns hoofds heeft Hij weggenomen. ~
122 Job 19:17 | ik smeek om der kinderen mijns buiks wil. ~
123 Job 19:19 | 19 Alle mensen mijns heimelijken raads hebben
124 Job 29:24 | geloofden het niet; en het licht mijns aangezichts deden zij niet
125 Job 30:18 | omgordt mij als de kraag mijns roks. ~
126 Job 31:9 | tot een vrouw, of ik aan mijns naasten deur geloerd heb; ~
127 Job 31:13 | ik versmaad heb het recht mijns knechts, of mijner dienstmaagd,
128 Job 31:29 | geweest in de verdrukking mijns haters, en mij opgewekt
129 Job 32:18 | der woorden vol; de geest mijns buiks benauwt mij. ~
130 Job 33:3 | zullen de oprechtigheid mijns harten, en de wetenschap
131 Psa 5:3 | 3 Merk op de stem mijns geroeps, o mijn Koning en
132 Psa 6:9 | want de HEERE heeft de stem mijns geweens gehoord. ~
133 Psa 16:5 | het deel mijner erve, en mijns bekers; Gij onderhoudt mijn
134 Psa 18:3 | mijn Schild, en de Hoorn mijns heils, mijn Hoog Vertrek. ~
135 Psa 18:19 | hadden mij bejegend ten dage mijns ongevals; maar de HEERE
136 Psa 18:47 | en verhoogd zij de God mijns heils! ~
137 Psa 19:15 | 15 Laat de redenen mijns monds, en de overdenking
138 Psa 19:15 | monds, en de overdenking mijns harten welbehagelijk zijn
139 Psa 22:2 | verlossing, van de woorden mijns brullens? ~
140 Psa 22:15 | gesmolten in het midden mijns ingewands. ~
141 Psa 23:6 | weldadigheid volgen al de dagen mijns levens; en ik zal in het
142 Psa 25:5 | mij, want Gij zijt de God mijns heils; U verwacht ik den
143 Psa 25:17 | 17 Tsade. De benauwdheden mijns harten hebben zich wijd
144 Psa 27:1 | zou ik vrezen? De HEERE is mijns levens kracht, voor wien
145 Psa 27:4 | zoeken: dat ik al de dagen mijns levens mocht wonen in het
146 Psa 27:9 | verlaat mij niet, o God mijns heils! ~
147 Psa 39:9 | ik brul van het geruis mijns harten. ~
148 Psa 41:9 | Uw wet is in het midden mijns ingewands. ~
149 Psa 41:11 | bedek ik niet in het midden mijns harten; Uw waarheid en Uw
150 Psa 41:13 | menigvuldiger dan de haren mijns hoofds, en mijn hart heeft
151 Psa 42:10 | 10 Zelfs de man mijns vredes, op welken ik vertrouwde,
152 Psa 42:23 | zijn; het gebed tot den God mijns levens. ~
153 Psa 42:26 | menigvuldige Verlossing mijns aangezichts, en mijn God. ~ ~
154 Psa 43:5 | menigvuldige Verlossing mijns aangezichts,en mijn God. ~ ~ ~ ~
155 Psa 44:16 | voor mij, en de schaamte mijns aangezichts bedekt mij; ~
156 Psa 49:4 | spreken, en de overdenking mijns harten zal vol verstand
157 Psa 51:16 | bloedschulden, o God, Gij, God mijns heils! zo zal mijn tong
158 Psa 54:4 | neig de oren tot de redenen mijns monds. ~
159 Psa 60:9 | en Efraim is de sterkte mijns hoofds; Juda is mijn wetgever. ~
160 Psa 66:19 | heeft gemerkt op de stem mijns gebeds. ~
161 Psa 68:25 | gangen gezien, de gangen mijns Gods, mijns Konings, in
162 Psa 68:25 | gezien, de gangen mijns Gods, mijns Konings, in het heiligdom. ~
163 Psa 69:5 | zijn meer dan de haren mijns hoofds; die mij zoeken te
164 Psa 73:26 | zo is God de Rotssteen mijns harten, en mijn Deel in
165 Psa 78:1 | ulieder oor tot de redenen mijns monds. ~
166 Psa 84:11 | aan den dorpel in het huis mijns Gods te wezen, dan lang
167 Psa 88:2 | 2 O HEERE, God mijns heils! bij dag, bij nacht
168 Psa 89:27 | mijn God, en de Rotssteen mijns heils! ~
169 Psa 101:2 | komen? Ik zal in het midden mijns huizes wandelen, in oprechtigheid
170 Psa 101:2 | wandelen, in oprechtigheid mijns harten. ~
171 Psa 102:6 | mijn vlees, vanwege de stem mijns zuchtens. ~
172 Psa 108:9 | en Efraim is de sterkte mijns hoofds; Juda is mijn wetgever. ~
173 Psa 109:1 | opperzangmeester. O God mijns lofs! zwijg niet. ~
174 Psa 119:108 | de vrijwillige offeranden mijns monds, en leer mij Uw rechten. ~
175 Psa 119:111 | eeuwige erve, want zij zijn mijns harten vrolijkheid. ~
176 Psa 119:115 | boosdoeners! dat ik de geboden mijns Gods moge bewaren. ~
177 Psa 119:120 | 120 Het haar mijns vleses is te berge gerezen
178 Psa 132:3 | 3 Zo ik in de tent mijns huizes inga, zo ik op de
179 Psa 140:8 | 8 HEERE, Heere, Sterkte mijns heils! Gij hebt mijn hoofd
180 Spre 4:3 | 3 Want ik was mijns vaders zoon, teder, en een
181 Spre 4:5 | wijk niet van de redenen mijns monds. ~
182 Spre 5:7 | wijkt niet van de redenen mijns monds. ~
183 Spre 7:24 | luistert naar de redenen mijns monds. ~
184 Spre 8:8 | 8 Al de redenen Mijns monds zijn in gerechtigheid;
185 Spre 30:8 | voed mij met het brood mijns bescheiden deels; ~
186 Spre 30:9 | niet stele, en den Naam mijns Gods aantaste. ~
187 Spre 31:2 | mijn zoon, en wat, o zoon mijns buiks? ja, wat, o zoon mijner
188 Hoo 2:8 | 8 Dat is de stem mijns Liefsten, ziet Hem, Hij
189 Hoo 5:2 | mijn hart waakte, de stem mijns Liefsten, Die klopte, was:
190 Hoo 6:3 | 3 Ik ben mijns Liefsten, en mijn Liefste
191 Hoo 7:10 | 10 Ik ben mijns Liefsten, en Zijn genegenheid
192 Jes 3:12 | 12 De drijvers Mijns volks zijn kinderen, en
193 Jes 5:1 | ik mijn Beminde een lied mijns Liefsten zingen van Zijn
194 Jes 10:2 | het recht der ellendigen Mijns volks te roven, opdat de
195 Jes 10:5 | den Assyrier, die de roede Mijns toorns is, en Mijn grimmigheid
196 Jes 21:10 | mijn dorsing, en de tarwe mijns dorsvloers! wat ik gehoord
197 Jes 22:4 | verstoring der dochteren mijns volks. ~
198 Jes 32:13 | 13 Op het land mijns volks zal de doorn en de
199 Jes 36:9 | van de geringste knechten mijns heren, afkeren? Maar gij
200 Jes 37:35 | Mijnentwil, en om Davids, Mijns knechts wil. ~
201 Jes 45:4 | 4 Om Jakobs, Mijns knechts wil, en Israels,
202 Jes 45:4 | knechts wil, en Israels, Mijns uitverkorenen; ja, Ik riep
203 Jes 46:11 | van het oosten, een man Mijns raads uit verren lande;
204 Jes 48:9 | 9 Om Mijns Naams wil zal Ik Mijn toorn
205 Jes 48:9 | langer uitstellen, en om Mijns roems wil zal Ik, u ten
206 Jes 53:8 | levenden; om de overtreding Mijns volks is de plage op
207 Jes 54:10 | niet wijken, en het verbond Mijns vredes zal niet wankelen,
208 Jes 58:14 | den aanstoot uit den weg Mijns volks. ~
209 Jes 61:13 | om te versieren de plaats Mijns heiligdoms, en Ik zal de
210 Jes 63:9 | drinken in de voorhoven Mijns heiligdoms. ~
211 Jes 66:22 | ander ete, want de dagen Mijns volks zullen zijn als de
212 Jes 67:5 | die u verre afzonderen, om Mijns Naams wil, zeggen: Dat de
213 Jer 4:11 | van den weg der dochter Mijns volks; niet om te wannen,
214 Jer 4:19 | heb barenswee, o wanden mijns harten! mijn hart maakt
215 Jer 6:14 | de breuk van de dochter Mijns volks op het lichtste, zeggende:
216 Jer 6:26 | 26 O dochter Mijns volks! gord een zak aan,
217 Jer 8:11 | de breuk van de dochter Mijns volks op het lichtste, zeggende:
218 Jer 8:19 | het geschrei der dochteren mijns volks is uit zeer verren
219 Jer 8:21 | vanwege de breuk der dochter mijns volks; ik ga in het zwart,
220 Jer 8:22 | de gezondheid der dochter mijns volks niet gerezen? ~ ~ ~ ~ ~
221 Jer 9:1 | verslagenen van de dochter mijns volks. ~
222 Jer 9:7 | ten aanzien der dochter Mijns volks? ~
223 Jer 12:16 | geschieden, indien zij de wegen Mijns volks vlijtiglijk zullen
224 Jer 12:16 | zullen zij in het midden Mijns volks gebouwd worden. ~
225 Jer 14:17 | de jonkvrouw der dochter Mijns volks is gebroken met
226 Jer 15:16 | vreugde en tot blijdschap mijns harten; want ik ben naar
227 Jer 32:8 | Alzo kwam Hanameel, mijns ooms zoon, naar des HEEREN
228 Jer 32:9 | Dies kocht ik van Hanameel, mijns ooms zoon, het veld, dat
229 Jer 32:12 | voor de ogen van Hanameel, mijns ooms zoon, en voor de ogen
230 Jer 49:37 | brengen, de hittigheid Mijns toorns, spreekt de HEERE;
231 Klaa 1:33 | vanwege de breuk der dochter mijns volks; omdat het kind en
232 Klaa 1:92 | vanwege de breuk der dochter mijns volks. ~
233 Klaa 1:113| welpen; maar de dochter mijns volks is als een wrede geworden,
234 Klaa 1:116| ongerechtigheid der dochter mijns volks is groter dan de zonden
235 Klaa 1:120| de verbreking der dochter mijns volks. ~
236 Eze 3:14 | bitterlijk bedroefd door de hitte mijns geestes; maar de hand des
237 Eze 8:3 | en nam mij bij het haar mijns hoofds; en de Geest voerde
238 Eze 13:9 | zullen in de vergadering Mijns volks niet zijn, en in het
239 Eze 13:18 | jagen! Zult gij de zielen Mijns volks jagen, en zult gij
240 Eze 14:8 | uitroeien uit het midden Mijns volks; en gijlieden zult
241 Eze 20:9 | Doch Ik deed het om Mijns Naams wil, opdat hij niet
242 Eze 20:14 | Maar Ik deed het om Mijns Naams wil, opdat die niet
243 Eze 20:22 | hand af, en deed het om Mijns Naams wil, opdat hij voor
244 Eze 20:44 | u gedaan zal hebben, om Mijns Naams wil, niet naar uw
245 Eze 21:10 | vrolijk zijn? het is de roede Mijns Zoons, die alle hout versmaadt. ~
246 Eze 36:5 | Zo Ik niet in het vuur Mijns ijvers gesproken heb tegen
247 Eze 43:7 | Mensenkind! dit is de plaats Mijns troons, en de plaats der
248 Eze 44:15 | van Zadok, die de wacht Mijns heiligdoms hebben waargenomen,
249 Dan 4:5 | bed had, en de gezichten mijns hoofds beroerden mij. ~
250 Dan 4:8 | Beltsazar is, naar den naam mijns gods, in wien ook de geest
251 Dan 4:9 | is, zo zeg de gezichten mijns drooms, dien ik gezien heb,
252 Dan 4:10 | 10 De gezichten nu mijns hoofds op mijn leger waren
253 Dan 4:13 | zag verder in de gezichten mijns hoofds, op mijn leger; en
254 Dan 4:18 | dien, dewijl als de wijzen mijns koninkrijks mij de uitlegging
255 Dan 4:36 | ook kwam de heerlijkheid mijns koninkrijks, mijn majesteit
256 Dan 6:27 | in de ganse heerschappij mijns koninkrijks beve en siddere
257 Dan 7:15 | lichaam, en de gezichten mijns hoofds verschrikten mij. ~
258 Dan 9:20 | mijn zonde, en de zonde mijns volks van Israel, en mijn
259 Dan 9:20 | het aangezicht des HEEREN, mijns Gods, om des heiligen
260 Dan 9:20 | heiligen bergs wil mijns Gods; ~
261 Hos 4:8 | 8 Zij eten de zonde Mijns volks, en verlangen, een
262 Hos 6:5 | ze gedood door de redenen Mijns monds; en uw oordelen zullen
263 Hos 6:11 | gezet, als Ik de gevangenen Mijns volks wederbracht. ~ ~
264 Hos 11:9 | Ik zal de hittigheid Mijns toorns niet uitvoeren; Ik
265 Joe 1:13 | in zakken, gij dienaars mijns Gods! want spijsoffer en
266 Amos 9:10 | 10 Alle zondaars Mijns volks zullen door het zwaard
267 Oba 1:13 | 13 Noch ter poorte Mijns volks ingegaan zijn, ten
268 Mic 1:9 | geraakt tot aan de poort mijns volks, tot aan Jeruzalem. ~
269 Mic 2:4 | verwoest; Hij verwisselt mijns volks deel; hoe ontwendt
270 Mic 2:9 | 9 De vrouwen Mijns volks verdrijft gij, elkeen
271 Mic 3:3 | zijn het, die het vlees mijns volks eten, en hun huid
272 Mic 6:7 | mijn overtreding, de vrucht mijns buiks voor de zonde
273 Mic 6:16 | alzo zult gij de smaadheid Mijns volks dragen. ~ ~
274 Mic 7:7 | ik zal wachten op de God mijns heils; mijn God zal mij
275 Zep 2:9 | eeuwigheid! De overigen Mijns volks zullen ze beroven,
276 Zep 2:9 | beroven, en het overige Mijns volks zal ze erfelijk bezitten. ~
277 Zep 3:8 | gramschap, de ganse hittigheid Mijns toorns uit te storten, want
278 Zep 3:11 | voortaan niet meer verheffen om Mijns heiligen bergs wil. ~
279 Mal 1:6 | priesters, verachters Mijns Naams! Maar gij zegt: Waarmede
280 Mal 2:5 | vreesde Mij, en hij werd om Mijns Naams wil verschrikt. ~
281 Matt 7:21 | maar die daar doet den wil Mijns Vaders, Die in de hemelen
282 Matt 10:37 | liefheeft boven Mij, is Mijns niet waardig; en die zoon
283 Matt 10:37 | liefheeft boven Mij, is Mijns niet waardig. ~
284 Matt 10:38 | neemt, en Mij navolgt, is Mijns niet waardig. ~
285 Matt 12:50 | 50 Want zo wie den wil Mijns Vaders doet Die in de hemelen
286 Matt 18:10 | altijd zien het aangezicht Mijns Vaders, Die in de hemelen
287 Matt 19:29 | kinderen, of akkers, om Mijns Naams wil, die zal honderdvoud
288 Matt 24:9 | worden van alle volken, om Mijns Naams wil. ~
289 Matt 25:34 | zijn: Komt, gij gezegenden Mijns Vaders! beerft dat Koninkrijk,
290 Matt 26:29 | drinken in het Koninkrijk Mijns Vaders. ~
291 Mark 6:23 | geven, ook tot de helft mijns koninkrijks! ~
292 Mark 8:38 | 38 Want zo wie zich Mijns en Mijner woorden zal geschaamd
293 Mark 13:13 | gehaat worden van allen, om Mijns Naams wil; maar wie volharden
294 Luk 1:43 | komt mij dit, dat de moeder mijns Heeren tot mij komt? ~
295 Luk 2:49 | Ik moet zijn in de dingen Mijns Vaders? ~
296 Luk 9:26 | 26 Want zo wie zich Mijns en Mijner woorden zal geschaamd
297 Luk 15:17 | hij: Hoe vele huurlingen mijns vaders hebben overvloed
298 Luk 16:27 | vader, dat gij hem zendt tot mijns vaders huis; ~
299 Luk 21:12 | koningen en stadhouders, om Mijns Naams wil. ~
300 Luk 21:17 | van allen gehaat worden om Mijns Naams wil. ~
301 Luk 24:49 | ziet, Ik zende de belofte Mijns Vaders op u; maar blijft
302 Joha 2:16 | weg; maakt niet het huis Mijns Vaders tot een huis van
303 Joha 5:43 | ben gekomen in den Naam Mijns Vaders, en gij neemt Mij
304 Joha 10:25 | die Ik doe in den Naam Mijns Vaders, die getuigen van
305 Joha 10:29 | kan ze rukken uit de hand Mijns Vaders. ~
306 Joha 10:37 | Indien Ik niet doe de werken Mijns Vaders, zo gelooft Mij niet; ~
307 Joha 14:2 | 2 In het huis Mijns Vaders zijn vele woningen;
308 Joha 15:10 | gelijkerwijs Ik de geboden Mijns Vaders bewaard heb, en blijf
309 Joha 15:21 | dingen zullen zij doen om Mijns Naams wil, omdat zij Hem
310 Rom 7:23 | welke strijdt tegen de wet mijns gemoeds, en mij gevangen
311 Rom 10:1 | Broeders, de toegenegenheid mijns harten, en het gebed, dat
312 1Kor 9:2 | ulieden; want het zegel mijns apostelschaps zijt gijlieden
313 Efez 6:19 | gegeven worde in de opening mijns monds met vrijmoedigheid,
314 2Tim 1:8 | getuigenis onzes Heeren, noch mijns, die Zijn gevangene ben;
315 2Pet 1:14 | ik weet, dat de aflegging mijns tabernakels haast zijn zal,
316 Open 2:3 | hebt geduld; en gij hebt om Mijns Naams wil gearbeid, en zijt
317 Open 2:16 | krijg voeren met het zwaard Mijns monds. ~
318 Open 3:12 | een pilaar in den tempel Mijns Gods, en hij zal niet meer
319 Open 3:12 | op hem schrijven den Naam Mijns Gods, en de naam der stad
320 Open 3:12 | Gods, en de naam der stad Mijns Gods, namelijk des nieuwen
|