Book Chapter: Verse
1 Gen 10:19 | was van Sidon, daar gij gaat naar Gerar tot Gaza toe;
2 Gen 10:19 | Gerar tot Gaza toe; daar gij gaat naar Sodom en Gomorra, en
3 Gen 10:30 | van Mescha af, daar gij gaat naar Sefar, het gebergte
4 Gen 17:3 | gevonden in Uw ogen, zo gaat toch niet aan Uw knecht
5 Gen 18:14 | zouden, en zeide: Maakt u op, gaat uit deze plaats; want de
6 Gen 18:14 | deze plaats; want de HEERE gaat deze stad verderven. Maar
7 Gen 23:85 | tegenover Egypte is, daar gij gaat naar Assur; hij heeft zich
8 Gen 27:7 | worde; drenkt de schapen, en gaat heen, weidt dezelve. ~
9 Gen 28:35 | niet kan opstaan; want het gaat mij naar der vrouwen wijze;
10 Gen 29:16 | zeide tot zijn knechten: Gaat gijlieden door, voor mijn
11 Gen 29:17 | Wiens zijt gij? en waarheen gaat gij? en wiens zijn deze
12 Gen 29:20 | dat voor mijn aangezicht gaat, en daarna zal ik zijn aangezicht
13 Gen 35:13 | zeggende: Zie, uw schoonvader gaat op naar Timna, om zijn schapen
14 Gen 37:55 | zeide tot alle Egyptenaren: Gaat tot Jozef, doet wat hij
15 Gen 38:19 | het huis uwer bewaring; en gaat gij heen, brengt het koren
16 Gen 41:17 | beesten, en trekt heen, gaat naar het land Kanaan; ~
17 Exo 5:4 | volk af van hun werken? Gaat heen tot uw lasten. ~
18 Exo 5:11 | 11 Gaat gij zelve heen, haalt u
19 Exo 5:17 | Hij dan zeide: Gijlieden gaat ledig, ledig gaat gij; daarom
20 Exo 5:17 | Gijlieden gaat ledig, ledig gaat gij; daarom zegt gij: Laat
21 Exo 5:18 | 18 Zo gaat nu heen, arbeidt; doch stro
22 Exo 8:25 | Mozes en Aaron, en zeide: Gaat heen, en offert uwen God
23 Exo 10:8 | gebracht, en hij zeide tot hen: Gaat henen, dient den HEERE,
24 Exo 10:11 | 11 Niet alzo gij, mannen, gaat nu heen, en dient den HEERE;
25 Exo 10:24 | riep Farao Mozes, en zeide: Gaat heen, dient den HEERE! alleen
26 Exo 12:31 | kinderen van Israel; en gaat heen, dient den HEERE, gelijk
27 Exo 12:32 | gijlieden gesproken hebt, en gaat heen, en zegent mij ook. ~
28 Exo 13:4 | 4 Heden gaat gijlieden uit, in de maand
29 Exo 19:13 | Als de ramshoorn langzaam gaat, zullen zij op den berg
30 Exo 21:19 | weder opstaat, en op straat gaat bij zijn stok, zo zal hij,
31 Exo 32:27 | zijn zwaard aan zijn heup; gaat door en keert weder, van
32 Exo 33:27 | zijn zwaard aan zijn heup; gaat door en keert weder, van
33 Exo 34:16 | daarbij, dat Gij met ons gaat? Alzo zullen wij afgezonderd
34 Lev 11:20 | gevogelte, dat op vier voeten gaat, zal u een verfoeisel zijn. ~
35 Lev 11:21 | gevogelte, dat op vier voeten gaat, hetwelk boven aan zijn
36 Lev 11:27 | En al wat op zijn poten gaat onder alle gedierte, op
37 Lev 11:42 | 42 Al wat op zijn buik gaat, en al wat gaat op zijn
38 Lev 11:42 | zijn buik gaat, en al wat gaat op zijn vier voeten, of
39 Lev 14:46 | 46 En die in dat huis gaat te enigen dage, als men
40 Num 13:21 | tot Rechob toe, waar men gaat naar Hamath. ~
41 Num 14:14 | wolkkolom voor hun aangezicht gaat des daags, en in een vuurkolom
42 Num 16:24 | deze vergadering, zeggende: Gaat op van rondom de woning
43 Num 22:13 | tot de vorsten van Balak: Gaat naar uw land; want de HEERE
44 Num 34:10 | Wanneer gij over de Jordaan gaat naar het land Kanaan. ~
45 Num 34:34 | het land niet, waarin gij gaat wonen, in welks midden Ik
46 Deu 1:7 | Keert u, en vertrekt, en gaat in het gebergte der Amorieten,
47 Deu 1:8 | gegeven voor uw aangezicht; gaat daarin, en bezit erfelijk
48 Deu 2:24 | Maakt u op, reist heen, en gaat over de beek Arnon; ziet,
49 Deu 4:5 | lands, waar gij naar toe gaat, om het te erven. ~
50 Deu 6:7 | zit, en als gij op den weg gaat, en als gij nederligt, en
51 Deu 7:1 | land, waar gij naar toe gaat, om dat te erven; en Hij
52 Deu 11:10 | land, waar gij naar toe gaat, om dat te erven, is niet
53 Deu 11:19 | zit, en als gij op den weg gaat, en als gij nederligt, en
54 Deu 11:29 | land, waar gij naar toe gaat, om dat te erven; dan zult
55 Deu 14:25 | het geld in uw hand, en gaat naar de plaats, die de HEERE,
56 Deu 20:4 | HEERE, uw God, Die met u gaat, om voor u te strijden tegen
57 Deu 23:20 | land, waar gij naar toe gaat, om dat te erven. ~
58 Deu 23:23 | 23 Wat uit uw lippen gaat, zult gij houden en doen;
59 Deu 28:21 | land, waar gij naar toe gaat, om dat te erven. ~
60 Deu 28:63 | land, waar gij naar toe gaat, om dat te erven. ~
61 Deu 30:16 | land, waar gij naar toe gaat, om dat te erven. ~
62 Deu 31:6 | HEERE, uw God, Die met u gaat; Hij zal u niet begeven,
63 Deu 31:8 | Die voor uw aangezicht gaat; Die zal met u zijn; Hij
64 Deu 31:16 | land, waar het naar toe gaat, in het midden van hetzelve;
65 Deu 32:28 | door raadslagen verloren gaat, en er is geen verstand
66 Deu 32:47 | over de Jordaan naar toe gaat, om dat te erven. ~
67 Joz 1:11 | 11 Gaat door het midden des legers,
68 Joz 2:1 | gezonden van Sittim, zeggende: Gaat heen, bezichtigt het land
69 Joz 2:16 | 16 En zij zeide tot hen: Gaat op het gebergte, opdat niet
70 Joz 2:16 | wedergekeerd zullen zijn; en gaat daarna uw weg. ~
71 Joz 3:6 | ark des verbonds op, en gaat door voor het aangezicht
72 Joz 3:11 | den Heere der ganse aarde gaat door voor ulieder aangezicht
73 Joz 4:5 | En Jozua zeide tot hen: Gaat over voor de ark des HEEREN,
74 Joz 6:7 | zeide hij: Trekt door en gaat rondom deze stad; en wie
75 Joz 6:22 | de verspieders des lands: Gaat in het huis der vrouw, der
76 Joz 9:11 | uw handen op de reize, en gaat hun tegemoet, en zegt tot
77 Joz 11:17 | die opwaarts naar Seir gaat, tot Baal-Gad toe, in het
78 Joz 15:3 | 3 En zij gaat uit naar het zuiden tot
79 Joz 15:3 | opgang van Akrabbim, en gaat door naar Zin, en gaat op
80 Joz 15:3 | en gaat door naar Zin, en gaat op van het zuiden naar Kades-Barnea,
81 Joz 15:3 | zuiden naar Kades-Barnea, en gaat door Hezron, en gaat op
82 Joz 15:3 | en gaat door Hezron, en gaat op naar Adar, en gaat om
83 Joz 15:3 | en gaat op naar Adar, en gaat om Karkaa; ~
84 Joz 15:4 | 4 En gaat door naar Azmon, en komt
85 Joz 16:2 | Beth-El uit naar Luz; en het gaat door tot de landpale des
86 Joz 16:3 | 3 En het gaat af tegen het westen naar
87 Joz 16:6 | 6 En deze landpale gaat uit tegen het westen bij
88 Joz 16:6 | oosten naar Thaanath-Silo, en gaat door dezelve van het oosten
89 Joz 16:7 | en stoot aan Jericho, en gaat uit aan de Jordaan. ~
90 Joz 16:8 | 8 Van Tappuah gaat deze landpale westwaarts
91 Joz 17:7 | Sichem is; en deze landpale gaat ter rechterhand tot aan
92 Joz 18:8 | te beschrijven, zeggende: Gaat, en doorwandelt het land,
93 Joz 18:12 | Jordaan; en deze landpale gaat opwaarts aan de zijde van
94 Joz 18:12 | Jericho van het noorden, en gaat op door het gebergte westwaarts,
95 Joz 18:13 | 13 En van daar gaat de landpale door naar Luz,
96 Joz 18:13 | zuidwaarts; en deze landpale gaat af naar Atroth-Addar, aan
97 Joz 18:15 | Kirjath-Jearim; en deze landpale gaat uit ten westen, en zij komt
98 Joz 18:16 | 16 En deze landpale gaat af tot aan het uiterste
99 Joz 18:16 | is tegen het noorden; en gaat af door het dal van Hinnom,
100 Joz 18:16 | Jebusieten zuidwaarts, en gaat af aan de fontein van Rogel; ~
101 Joz 18:17 | zich van het noorden, en gaat uit te En-semes; van daar
102 Joz 18:17 | uit te En-semes; van daar gaat zij uit naar Geliloth, welke
103 Joz 18:17 | opgang naar Adummim, en zij gaat af aan den steen van Bohan,
104 Joz 18:18 | 18 En gaat door ter zijde tegenover
105 Joz 18:18 | Araba naar het noorden, en gaat af te Araba. ~
106 Joz 18:19 | 19 Verder gaat deze landpale door aan de
107 Joz 19:11 | 11 En hun landpale gaat opwaarts naar het westen
108 Joz 19:12 | komt uit te Dobrath, en gaat opwaarts naar Jafia. ~
109 Joz 19:13 | 13 En van daar gaat zij oostwaarts door naar
110 Joz 19:34 | Asnoth-Thabor, en van daar gaat zij voort naar Hukkok, en
111 Joz 23:4 | keert dan nu wederom, en gaat gij naar uw tenten, naar
112 Ric 9:14 | 14 Gaat henen, roept tot de goden,
113 Ric 17:2 | en zij zeiden tot hen: Gaat, doorzoekt het land. En
114 Ric 17:6 | priester zeide tot hen: Gaat in vrede; uw weg, welke
115 Ric 20:20 | van Benjamin, zeggende: Gaat heen, en loert in de wijngaarden. ~
116 Ric 20:21 | de dochteren van Silo; en gaat heen in het land van Benjamin. ~
117 Rut 1:8 | haar twee schoondochters: Gaat heen, keert weder, een iegelijk
118 Rut 1:12 | Keert weder, mijn dochters! Gaat heen; want ik ben te oud
119 1Sa 8:22 | tot de mannen van Israel: Gaat heen, een iegelijk naar
120 1Sa 9:13 | eten de genodigden; daarom gaat nu op, want hem, als heden
121 1Sa 10:2 | 2 Als gij heden van mij gaat, zo zult gij twee mannen
122 1Sa 15:6 | liet den Kenieten zeggen: Gaat weg, wijkt, trekt af uit
123 1Sa 23:22 | 22 Gaat toch heen, en bereidt de
124 1Sa 25:5 | zeide tot de jongelingen: Gaat op naar Karmel, en als gij
125 1Sa 27:8 | inwoners des lands), dat gij gaat naar Sur, en tot aan Egypteland. ~
126 1Sa 28:22 | u zijn, dat gij over weg gaat. ~
127 1Sa 29:10 | ulieden licht geworden is, zo gaat heen. ~
128 2Sa 14:30 | hij heeft gerst daarop; gaat heen, en steekt het aan
129 2Sa 15:34 | zo gij weder in de stad gaat, en tot Absalom zegt: Uw
130 2Sa 17:21 | David: Maakt ulieden op, en gaat haastelijk over het water,
131 1Kon 12:5 | 5 En hij zeide tot hen: Gaat heen tot aan den derden
132 1Kon 18:44| wolk, als eens mans hand, gaat op van de zee. En hij zeide:
133 2Kon 1:2 | boden, en zeide tot hen: Gaat heen, vraagt Baal-Zebub,
134 2Kon 1:6 | tegemoet, en zeide tot ons: Gaat heen, keert weder tot den
135 2Kon 2:18| tot ulieden niet gezegd: Gaat niet? ~
136 2Kon 4:23| 23 En hij zeide: Waarom gaat gij heden tot hem? Het is
137 2Kon 6:2 | te wonen. En hij zeide: Gaat heen. ~
138 2Kon 6:13| 13 En hij zeide: Gaat heen, en ziet, waar hij
139 2Kon 7:14| Syriers achterna, zeggende: Gaat henen, en ziet. ~
140 2Kon 24:13| 13 Gaat henen, vraagt den HEERE
141 1Kro 22:2 | tot de oversten des volks: Gaat heen, telt Israel van Ber-seba
142 2Kro 21:17| niet, en ontzet u niet, gaat morgen uit, hun tegen, want
143 2Kro 25:8 | 8 Maar zo gij gaat, doe het, wees sterk ten
144 2Kro 34:21| 21 Gaat heen, vraagt den HEERE voor
145 Ezra 5:8 | werk wordt ras gedaan, en gaat voorspoediglijk door hun
146 Neh 8:11 | Voorts zeide hij tot hen: Gaat, eet het vette, en drinkt
147 Neh 8:16 | te Jeruzalem, zeggende: Gaat uit op het gebergte, en
148 Job 9:7 | Die de zon gebiedt, en zij gaat niet op; en verzegelt de
149 Job 14:20 | hem in eeuwigheid, en hij gaat heen; veranderende zijn
150 Job 16:6 | ingehouden; en houd ik op, wat gaat er van mij weg? ~
151 Job 34:8 | 8 En gaat over weg in gezelschap met
152 Job 36:41 | 8 En het gedierte gaat in de loerplaatsen, en blijft
153 Job 41:8 | varren en zeven rammen, en gaat henen tot Mijn knecht Job,
154 Psa 19:5 | 5 Hun richtsnoer gaat uit over de ganse aarde,
155 Psa 42:7 | vergadert zich onrecht; gaat hij uit naar buiten, hij
156 Psa 48:13 | 13 Gaat rondom Sion, en omringt
157 Psa 97:3 | 3 Een vuur gaat voor Zijn aangezicht heen,
158 Psa 104:23 | 23 De mens gaat dan uit tot zijn werk, en
159 Psa 112:4 | 4 Zain. Den oprechten gaat het licht op in de duisternis;
160 Psa 126:6 | draagt, dat men zaaien zal, gaat al gaande en wenende; maar
161 Psa 144:15 | het volk, dien het alzo gaat; welgelukzalig is het volk,
162 Psa 146:4 | 4 Zijn geest gaat uit, hij keert wederom tot
163 Spre 6:12| Belialsmens, een ondeugdzaam man gaat met verkeerdheid des monds
164 Spre 7:22| gelijk een os ter slachting gaat, en gelijk een dwaas tot
165 Spre 15:33| wijsheid; en de nederigheid gaat voor de eer. ~ ~
166 Spre 17:10| 10 De bestraffing gaat dieper in den verstandige,
167 Spre 18:12| verheffen; en de nederigheid gaat voor de eer. ~
168 Spre 21:24| zijn naam is spotter; hij gaat met hovaardige verbolgenheid
169 Spre 26:9 | 9 Gelijk een doorn gaat in de hand eens dronkaards,
170 Spre 26:20| Als er geen hout is, gaat het vuur uit; en als er
171 Spre 31:6 | drank dengene, die verloren gaat, en wijn dengenen, die bitterlijk
172 Spre 31:18| koophandel goed is; haar lamp gaat des nachts niet uit. ~
173 Spre 31:29| deugdelijke gehandeld; maar gij gaat die allen te boven. ~
174 Pred 1:4 | 4 Het ene geslacht gaat, en het andere geslacht
175 Pred 1:5 | rijst de zon op, en de zon gaat onder, en zij hijgt naar
176 Pred 1:6 | 6 Zij gaat naar het zuiden, en zij
177 Pred 1:6 | naar het zuiden, en zij gaat om naar het noorden; de
178 Pred 1:6 | naar het noorden; de wind gaat steeds omgaande, en de wind
179 Pred 6:4 | komt zij, en in duisternis gaat zij weg, en met duisternis
180 Pred 12:5 | zal vergaan; want de mens gaat naar zijn eeuwig huis, en
181 Hoo 3:11 | 11 Gaat uit, en aanschouwt, gij,
182 Hoo 7:9 | die recht tot mijn Beminde gaat, doende de lippen der slapenden
183 Jes 15:2 | 2 Hij gaat op naar Baith en Dibon,
184 Jes 15:5 | driejarige vaars; want hij gaat op met geween naar den opgang
185 Jes 18:2 | van biezen op de wateren! Gaat henen, gij snelle boden!
186 Jes 33:8 | verwoest, die door de paden gaat, houdt op; hij vernietigt
187 Jes 33:11 | 11 Gijlieden gaat met stro zwanger, gij zult
188 Jes 40:27 | verborgen, en mijn recht gaat van mijn God voorbij? ~
189 Jes 48:20 | 20 Gaat uit van Babel, vliedt van
190 Jes 49:9 | zeggen tot de gebondenen: Gaat uit; tot hen, die in duisternis
191 Jes 52:11 | Vertrekt, vertrekt, gaat uit van daar, raakt het
192 Jes 52:11 | raakt het onreine niet aan; gaat uit het midden van hen,
193 Jes 60:8 | zich zelven, al wie daarop gaat, die kent den vrede niet. ~
194 Jes 61:1 | heerlijkheid des HEEREN gaat over u op. ~
195 Jes 63:10 | 10 Gaat door, gaat door, door de
196 Jes 63:10 | 10 Gaat door, gaat door, door de poorten, bereidt
197 Jer 2:10 | 10 Want, gaat over in de eilanden der
198 Jer 3:1 | huisvrouw verlaat, en zij gaat van hem, en wordt eens anderen
199 Jer 5:1 | 1 Gaat om door de wijken van Jeruzalem,
200 Jer 6:25 | 25 Gaat niet uit in het veld, noch
201 Jer 7:12 | 12 Want gaat nu henen naar Mijn plaats,
202 Jer 19:8 | aanfluiting; al wie voorbij haar gaat, zal zich ontzetten en fluiten
203 Jer 23:9 | man, dien de wijn te boven gaat; vanwege den HEERE,
204 Jer 25:32 | heirscharen: Ziet, een kwaad gaat er uit van volk tot volk.
205 Jer 42:19 | gij overblijfsel van Juda! Gaat niet in Egypte; weet zekerlijk,
206 Jer 49:17 | ontzetting; al wie voorbij haar gaat, zal zich ontzetten, en
207 Jer 50:8 | het midden van Babel, en gaat uit der Chaldeen land; en
208 Jer 51:45 | 45 Gaat uit, Mijn volk, uit het
209 Jer 51:50 | ontkomenen van het zwaard, gaat weg, en blijft niet staan;
210 Klaa 1:12| 12 Lamed. Gaat het ulieden niet aan, gij
211 Klaa 1:12| gij allen, die over weg gaat? Schouwt het aan en ziet,
212 Klaa 1:82| 38 Mem. Gaat niet uit den mond des Allerhoogsten
213 Eze 9:5 | zeide Hij voor mijn oren: Gaat door, door de stad achter
214 Eze 9:7 | voorhoven met verslagenen; gaat henen uit. En zij gingen
215 Eze 20:29 | die hoogte, waarhenen gij gaat? Nochtans is de naam daarvan
216 Eze 20:39 | alzo zegt de Heere HEERE: Gaat henen, dient een ieder zijn
217 Dan 3:26 | allerhoogsten Gods! gaat uit en komt hier! Toen gingen
218 Hos 4:15 | toch niet te Gilgal, en gaat niet op naar Beth-Aven,
219 Hos 5:1 | des konings! want ulieden gaat dit oordeel aan, omdat gij
220 Hos 7:1 | werken valsheid; en de dief gaat er in, de bende der
221 Joe 1:13 | gij dienaars des altaars! gaat in, vernacht in zakken,
222 Amos 5:5 | komt niet te Gilgal, en gaat niet over naar Ber-Seba;
223 Amos 6:2 | 2 Gaat over naar Kalne, en ziet
224 Amos 6:2 | naar Kalne, en ziet toe; en gaat van daar naar Hamath, de
225 Mic 1:3 | Want ziet, de HEERE gaat uit van Zijn plaats, en
226 Mic 1:11 | de inwoneres van Zaanan gaat niet uit; rouwklage is te
227 Mic 2:10 | Maakt u dan op, en gaat henen; want dit land zal
228 Zep 2:2 | besluit bare (gelijk kaf gaat de dag voorbij), terwijl
229 Zep 3:6 | gemaakt, dat niemand daardoor gaat; hun steden zijn verstoord,
230 Zac 2:2 | 2 En ik zeide: Waar gaat gij henen? En hij zeide
231 Zac 6:7 | doorwandelen; want Hij had gezegd: Gaat heen, doorwandelt het land.
232 Matt 5:24| gave voor het altaar, en gaat heen, verzoent u eerst met
233 Matt 5:41| dwingen een mijl te gaan, gaat met hem twee mijlen. ~
234 Matt 6:6 | Maar gij, wanneer gij bidt, gaat in uw binnenkamer, en uw
235 Matt 6:26| voedt nochtans dezelve; gaat gij dezelve niet zeer veel
236 Matt 7:13| 13 Gaat in door de enge poort; want
237 Matt 7:23| Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij, die de
238 Matt 8:9 | zeg tot dezen: Ga! en hij gaat; en tot den anderen: Kom!
239 Matt 8:32| 32 En Hij zeide tot hen: Gaat heen. En zij uitgaande,
240 Matt 9:13| 13 Doch gaat heen en leert, wat het zij:
241 Matt 10:6 | 6 Maar gaat veel meer heen tot de verloren
242 Matt 10:12| 12 En als gij in het huis gaat, zo groet hetzelve. ~
243 Matt 10:31| 31 Vreest dan niet; gij gaat vele musjes te boven. ~
244 Matt 11:4 | antwoordde en zeide tot hen: Gaat heen en boodschapt Johannes
245 Matt 12:12| 12 Hoe veel gaat nu een mens een schaap te
246 Matt 12:43| den mens uitgegaan is, zo gaat hij door dorre plaatsen,
247 Matt 12:45| 45 Dan gaat hij heen en neemt met zich
248 Matt 13:44| blijdschap over denzelven, gaat hij heen en verkoopt al
249 Matt 20:4 | En hij zeide tot dezelve: Gaat ook gij heen in den wijngaard,
250 Matt 20:7 | heeft. Hij zeide tot hen: Gaat ook gij heen in den wijngaard,
251 Matt 21:2 | 2 Gaat heen in het vlek, dat tegen
252 Matt 22:9 | 9 Daarom gaat op de uitgangen der wegen,
253 Matt 24:26| hij is in de woestijn; gaat niet uit; Ziet, hij is in
254 Matt 25:6 | Ziet, de bruidegom komt, gaat uit hem tegemoet! ~
255 Matt 25:9 | u niet genoeg zij; maar gaat liever tot de verkopers,
256 Matt 25:41| die ter linker hand zijn: Gaat weg van Mij, gij vervloekten,
257 Matt 26:18| 18 En Hij zeide: Gaat heen in de stad, tot zulk
258 Matt 26:24| 24 De Zoon des mensen gaat wel heen, gelijk van Hem
259 Matt 27:4 | bloed! Maar zij zeiden: Wat gaat ons dat aan? Gij moogt toezien. ~
260 Matt 27:65| henlieden: Gij hebt een wacht; gaat heen, verzekert het, gelijk
261 Matt 28:7 | 7 En gaat haastelijk heen, en zegt
262 Matt 28:7 | van de doden; en ziet, Hij gaat u voor naar Galilea, daar
263 Matt 28:10| Jezus tot haar: Vreest niet; gaat henen, boodschapt Mijn broederen,
264 Matt 28:19| 19 Gaat dan henen, onderwijst al
265 Mark 4:32| wanneer het gezaaid is, gaat het op, en wordt het meeste
266 Mark 6:38| Hoeveel broden hebt gij? Gaat heen en beziet het. En toen
267 Mark 7:19| 19 Want het gaat niet in zijn hart, maar
268 Mark 7:19| hart, maar in den buik, en gaat in de heimelijkheid uit,
269 Mark 11:2 | 2 En zeide tot hen: Gaat heen in het vlek, dat tegen
270 Mark 14:13| discipelen uit, en zeide tot hen: Gaat henen in de stad, en u zal
271 Mark 14:21| 21 De Zoon des mensen gaat wel heen, gelijk van Hem
272 Mark 16:7 | 7 Doch gaat heen, zegt Zijnen discipelen,
273 Mark 16:15| 15 En Hij zeide tot hen: Gaat heen in de gehele wereld,
274 Luk 7:8 | zeg tot dezen: Ga, en hij gaat; en tot den anderen: Kom
275 Luk 7:22 | antwoordende, zeide tot hen: Gaat heen, en boodschapt Johannes
276 Luk 9:4 | ingaan, blijft aldaar, en gaat van daar uit. ~
277 Luk 10:3 | 3 Gaat henen; ziet, Ik zend u als
278 Luk 10:7 | arbeider is zijn loon waardig; gaat niet over van het ene huis
279 Luk 11:24 | den mens uitgevaren is, zo gaat hij door dorre plaatsen,
280 Luk 11:26 | 26 Dan gaat hij heen, en neemt met zich
281 Luk 11:42 | en alle moeskruid, en gij gaat voorbij het oordeel en de
282 Luk 12:7 | geteld. Vreest dan niet; gij gaat vele musjes te boven. ~
283 Luk 12:24 | God voedt dezelve; hoeveel gaat gij de vogelen te boven? ~
284 Luk 13:32 | 32 En Hij zeide tot hen: Gaat heen, en zegt dien vos:
285 Luk 15:4 | negentig in de woestijn, en gaat naar het verlorene, totdat
286 Luk 17:14 | zag, zeide Hij tot hen: Gaat heen en vertoont uzelven
287 Luk 17:23 | hier, of ziet daar is Hij; gaat niet heen, en volgt niet. ~
288 Luk 19:30 | 30 Zeggende: Gaat henen in dat vlek, dat tegenover
289 Luk 21:8 | de tijd is nabij gekomen, gaat dan hen niet na. ~
290 Luk 22:8 | Johannes uit, zeggende: Gaat heen, en bereidt ons het
291 Luk 22:22 | 22 En de Zoon des mensen gaat wel heen, gelijk besloten
292 Joha 3:8 | hij komt, en waar hij heen gaat; alzo is een iegelijk, die
293 Joha 7:8 | 8 Gaat gijlieden op tot dit feest;
294 Joha 10:4 | schapen uitgedreven heeft, zo gaat hij voor hen heen; en de
295 Joha 11:8 | gezocht te stenigen, en gaat Gij wederom derwaarts? ~
296 Joha 11:31| volgden haar, zeggende: Zij gaat naar het graf, opdat zij
297 Joha 12:19| Ziet, de gehele wereld gaat Hem na. ~
298 Joha 13:36| zeide tot Hem: Heere, waar gaat Gij heen? Jezus antwoordde
299 Joha 16:5 | niemand van u vraagt Mij: Waar gaat Gij henen? ~
300 Joha 21:22| blijve, totdat Ik kome, wat gaat het u aan? Volg gij Mij. ~
301 Joha 21:23| blijve, totdat Ik kome, wat gaat het u aan? ~
302 Hand 10:36| zoudt losgelaten worden; gaat dan nu uit, en reist heen
303 1Kor 6:6 | 6 Maar de ene broeder gaat met den anderen broeder
304 1Kor 7:31| de gedaante dezer wereld gaat voorbij. ~
305 1Kor 7:36| over den jeugdigen tijd gaat, en het alzo moet geschieden;
306 2Kor 4:17| die zeer haast voorbij gaat, werkt ons een gans zeer
307 2Kor 6:17| 17 Daarom gaat uit het midden van hen,
308 Efez 3:19| die de kennis te boven gaat, opdat gij vervuld wordt
309 Fili 4:7 | die alle verstand te boven gaat, zal uw harten en uw zinnen
310 Heb 4:12 | tweesnijdend zwaard, en gaat door tot de verdeling der
311 Jako 2:16| van u tot hen zou zeggen: Gaat henen in vrede, wordt warm,
312 1Pet 5:8 | tegenpartij, de duivel, gaat om als een briesende leeuw,
313 1Joh 2:8 | waarachtig; want de duisternis gaat voorbij, en het waarachtige
314 1Joh 2:17| 17 En de wereld gaat voorbij, en haar begeerlijkheid;
315 Open 13:10| de gevangenis leidt, die gaat zelf in de gevangenis; indien
316 Open 14:11| de rook van hun pijniging gaat op in alle eeuwigheid, en
317 Open 16:1 | zeggende tot de zeven engelen: Gaat henen, en giet de zeven
318 Open 17:11| koning, en is uit de zeven en gaat ten verderve. ~
319 Open 18:4 | uit den hemel, zeggende: Gaat uit van haar, Mijn volk,
320 Open 19:3 | Halleluja! En haar rook gaat op in alle eeuwigheid. ~
|