Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
30 405
31 379
32 337
33 311
34 280
35 254
36 227
Frequency    [«  »]
320 geslacht
320 mijns
320 wel
311 33
311 jaar
309 boven
309 jakob

Bijbel

IntraText - Concordances

33

    Book Chapter: Verse
1 Gen 17:33 | 33 Toen ging de HEERE weg, 2 Gen 18:33 | 33 En zij gaven dien nacht 3 Gen 20:33 | 33 En hij plantte een bos in 4 Gen 23:33 | 33 Daarna werd hem te eten 5 Gen 23:100| 33 Toen zeide Jakob: Zweer 6 Gen 24:33 | 33 En hij noemde denzelven 7 Gen 25:33 | 33 Toen verschrikte Izak met 8 Gen 27:33 | 33 En zij werd wederom bevrucht, 9 Gen 27:68 | 33 Zo zal mijn gerechtigheid 10 Gen 28:33 | 33 Toen ging Laban in de tent 11 Gen 30 | 33 ~ 12 Gen 33:33 | 33 En Bela stierf, en Jobab, 13 Gen 34:33 | 33 En hij bekende hem, en zeide: 14 Gen 37:33 | 33 Zo zie nu Farao naar een 15 Gen 38:33 | 33 En die man, de heer van 16 Gen 39:33 | 33 En zij aten voor zijn aangezicht, 17 Gen 40:33 | 33 Nu dan, laat toch uw knecht 18 Gen 42:33 | 33 Wanneer het nu geschieden 19 Gen 45:33 | 33 Als Jakob voleind had aan 20 Exo 9:33 | 33 Zo ging Mozes van Farao 21 Exo 12:33 | 33 En de Egyptenaars hielden 22 Exo 16:33 | 33 Ook zeide Mozes tot Aaron: 23 Exo 21:33 | 33 En wanneer iemand een kuil 24 Exo 23:33 | 33 Zij zullen in uw land niet 25 Exo 25:33 | 33 In het ene riet zullen drie 26 Exo 26:33 | 33 En gij zult den voorhang 27 Exo 28:33 | 33 En aan deszelfs zomen zult 28 Exo 29:33 | 33 En zij zullen die dingen 29 Exo 30:33 | 33 De man, die zulk een zalf 30 Exo 32:33 | 33 Toen zeide de HEERE tot 31 Exo 33:33 | 33 Toen zeide de HEERE tot 32 Exo 34 | 33 ~ 33 Exo 34:56 | 33 Alzo eindigde Mozes met 34 Exo 35:33 | 33 En in kunstige steensnijding, 35 Exo 36:33 | 33 En hij maakte de middelste 36 Exo 39:33 | 33 Daarna brachten zij den 37 Exo 40:33 | 33 Hij richtte ook den voorhof 38 Lev 4:33 | 33 En hij zal zijn hand op 39 Lev 7:33 | 33 Wie uit de zonen van Aaron 40 Lev 8:33 | 33 Ook zult gij uit de deur 41 Lev 11:33 | 33 En alle aarden vat, waarin 42 Lev 13:33 | 33 Zo zal hij zich scheren 43 Lev 14:33 | 33 Verder sprak de HEERE tot 44 Lev 15:33 | 33 Mitsgaders van een zwakke 45 Lev 16:33 | 33 Zo zal hij het heilige heiligdom 46 Lev 19:33 | 33 En wanneer een vreemdeling 47 Lev 22:33 | 33 Die u uit Egypteland uitgevoerd 48 Lev 22:64 | 33 En de HEERE sprak tot Mozes, 49 Lev 24:33 | 33 En als men onder de Levieten 50 Lev 25:33 | 33 Daartoe zal Ik u onder de 51 Lev 26:33 | 33 Hij zal tussen het goede 52 Num 1:33 | 33 Waren hun getelden van den 53 Num 2:33 | 33 Maar de Levieten werden 54 Num 3:33 | 33 Van Merari is het geslacht 55 Num 4:33 | 33 Dit is de dienst van de 56 Num 7:33 | 33 Een var, een jong rund, 57 Num 10:33 | 33 Zo togen zij drie dagreizen 58 Num 11:33 | 33 Dat vlees was nog tussen 59 Num 13:33 | 33 Wij hebben ook daar de reuzen 60 Num 14:33 | 33 En uw kinderen zullen gaan 61 Num 15:33 | 33 En die hem vonden, hout 62 Num 16:33 | 33 En zij voeren neder, zij 63 Num 21:33 | 33 Toen wendden zij zich en 64 Num 22:33 | 33 Maar de ezelin heeft Mij 65 Num 26:33 | 33 Doch Zelafead, de zoon van 66 Num 29:33 | 33 En hun spijsoffer, en hun 67 Num 31:33 | 33 En twee en zeventig duizend 68 Num 31:86 | 33 Alzo gaf Mozes hunlieden, 69 Num 32 | 33 ~ 70 Num 32:33 | 33 En zij verreisden van Hor-gidgad, 71 Num 34:33 | 33 Zo zult gij niet ontheiligen 72 Deu 1:33 | 33 Die voor uw aangezicht op 73 Deu 2:33 | 33 En de HEERE, onze God, gaf 74 Deu 4:33 | 33 Of een volk gehoord hebbe 75 Deu 5:33 | 33 In al den weg, dien de HEERE, 76 Deu 28:33 | 33 De vrucht van uw land en 77 Deu 32:33 | 33 Hun wijn is vurig drakenvenijn, 78 Deu 33 | 33 ~ 79 Joz 8:33 | 33 En gans Israel met zijn 80 Joz 10:33 | 33 Toen trok Horam, de koning 81 Joz 13:33 | 33 Maar aan den stam van Levi 82 Joz 15:33 | 33 In de laagte zijn: Esthaol, 83 Joz 19:33 | 33 En hun landpale is van Helef, 84 Joz 22:6 | 33 Al de steden der Gersonieten, 85 Joz 23:33 | 33 Het antwoord nu was goed 86 Joz 25:33 | 33 Ook stierf Eleazar, de zoon 87 Ric 1:33 | 33 Nafthali verdreef de inwoners 88 Ric 5:33 | 33 Alle Midianieten nu, en 89 Ric 7:33 | 33 En het geschiedde, als Gideon 90 Ric 8:33 | 33 En het geschiede in den 91 Ric 10:33 | 33 En hij sloeg hen van Aroer 92 Ric 19:33 | 33 Toen maakten zich alle mannen 93 1Sa 2:33 | 33 Doch de man, dien Ik u niet 94 1Sa 14:33 | 33 En men boodschapte het Saul, 95 1Sa 15:33 | 33 Maar Samuel zeide: Gelijk 96 1Sa 17:33 | 33 Maar Saul zeide tot David: 97 1Sa 20:33 | 33 Toen schoot Saul de spies 98 1Sa 25:33 | 33 En gezegend zij uw raad 99 2Sa 3:33 | 33 En de koning maakte een 100 2Sa 13:33 | 33 Zo neme nu mijn heer de 101 2Sa 14:33 | 33 Toen ging Joab in tot den 102 2Sa 15:33 | 33 En David zeide tot hem: 103 2Sa 18:33 | 33 Toen werd de koning zeer 104 2Sa 19:33 | 33 En de koning zeide tot Barzillai: 105 2Sa 22:33 | 33 God is mijn Sterkte en Kracht; 106 2Sa 23:33 | 33 Samma, de Harariet; Ahiam, 107 1Kon 1:33| 33 En de koning zeide tot hen: 108 1Kon 2:33| 33 Alzo zal hun bloed wederkeren 109 1Kon 4:33| 33 Hij sprak ook van de bomen, 110 1Kon 6:33| 33 En alzo maakte hij aan de 111 1Kon 7:33| 33 En het werk van die raderen 112 1Kon 8:33| 33 Wanneer Uw volk Israel zal 113 1Kon 11:33| 33 Daarom dat zij Mij verlaten, 114 1Kon 12:33| 33 En hij offerde op het altaar, 115 1Kon 13:33| 33 Na deze geschiedenis keerde 116 1Kon 15:33| 33 In het derde jaar van Asa, 117 1Kon 16:33| 33 Ook maakte Achab een bos, 118 1Kon 18:33| 33 En hij schikte het hout, 119 1Kon 20:33| 33 De mannen nu namen naarstiglijk 120 1Kon 22:33| 33 En het geschiedde, als de 121 2Kon 4:33| 33 Zo ging hij in, en sloot 122 2Kon 6:33| 33 Als hij nog met hen sprak, 123 2Kon 9:33| 33 En hij zeide: Stoot ze van 124 2Kon 10:33| 33 Van de Jordaan af, tegen 125 2Kon 16:33| 33 Vijf en twintig jaren was 126 2Kon 19:33| 33 Zij vreesden den HEERE, 127 2Kon 20:33| 33 Hebben de goden der volken, 128 2Kon 21:33| 33 Door den weg, dien hij gekomen 129 2Kon 25:33| 33 Doch Farao Necho liet hem 130 1Kro 1:33| 33 De kinderen van Midian nu 131 1Kro 2:33| 33 De kinderen van Jonathan 132 1Kro 4:33| 33 En al haar dorpen, die in 133 1Kro 6:33| 33 Dezen nu zijn ze, die daar 134 1Kro 7:33| 33 De kinderen van Jaflet nu 135 1Kro 8:33| 33 Ner nu gewon Kis, en Kis 136 1Kro 9:33| 33 Uit dezen zijn ook de zangers, 137 1Kro 11:33| 33 Azmaveth, de Baharumiet; 138 1Kro 12:33| 33 Uit Zebulon, uitgaande in 139 1Kro 16:33| 33 Dan zullen de bomen des 140 1Kro 28:33| 33 En Achitofel was raad des 141 2Kro 7:33| 33 Hoor Gij dan uit den hemel, 142 2Kro 19:33| 33 Toen spande een man den 143 2Kro 21:33| 33 Evenwel werden de hoogten 144 2Kro 29:33| 33 Nog waren der geheiligde 145 2Kro 32:33| 33 En Jehizkia ontsliep met 146 2Kro 33 | 33 ~ 147 2Kro 34:33| 33 Josia dan deed alle gruwelen 148 Ezra 2:33| 33 De kinderen van Lod, Hadid 149 Ezra 8:33| 33 Op den vierden dag nu werd 150 Ezra 10:33| 33 Van de kinderen van Hasum: 151 Neh 7:33 | 33 De mannen van het andere 152 Neh 9:33 | 33 Doch Gij zijt rechtvaardig, 153 Neh 10:33 | 33 Tot het brood der toerichting, 154 Neh 11:33 | 33 Hazor, Rama, Gitthaim, ~ 155 Neh 12:33 | 33 En Azarja, Ezra, en Mesullam, ~ 156 Job 9:33 | 33 Er is geen scheidsman tussen 157 Job 15:33 | 33 Men zal zijn onrijpe druiven 158 Job 21:33 | 33 De kluiten des dals zijn 159 Job 31:33 | 33 Zo ik, gelijk Adam, mijn 160 Job 33 | 33 ~ 161 Job 33:33 | 33 Zo niet, hoor naar mij; 162 Job 34:33 | 33 Zal het van u zijn, hoe 163 Job 36:33 | 33 Daarvan verkondigt Zijn 164 Job 37:33 | 33 Weet gij de verordeningen 165 Job 38:33 | 33 Ook zuipen zijn jongen bloed; 166 Psa 18:33 | 33 Het is God, Die mij met 167 Psa 33 | 33 ~ 168 Psa 34 | 33 ~ 169 Psa 38:33 | 33 Maar de HEERE laat hem niet 170 Psa 68:33 | 33 Gij koninkrijken der aarde, 171 Psa 69:33 | 33 De zachtmoedigen, dit gezien 172 Psa 78:33 | 33 Dies deed Hij hun dagen 173 Psa 89:33 | 33 Zo zal Ik hun overtreding 174 Psa 104:33 | 33 Ik zal den HEERE zingen 175 Psa 105:33 | 33 En Hij sloeg hun wijnstok 176 Psa 106:33 | 33 Want zij verbitterden zijn 177 Psa 107:33 | 33 Hij stelt de rivieren tot 178 Psa 119:33 | 33  He. HEERE! leer mij den 179 Spre 1:33| 33      Maar die naar Mij hoort, 180 Spre 3:33| 33      De vloek des HEEREN 181 Spre 6:33| 33      Plage en schande zal 182 Spre 8:33| 33      Hoort de tucht, en 183 Spre 14:33| 33      Wijsheid rust in het 184 Spre 15:33| 33      De vreze des HEEREN 185 Spre 16:33| 33      Het lot wordt in den 186 Spre 23:33| 33      Uw ogen zullen naar 187 Spre 24:33| 33      Een weinig slapens, 188 Spre 30:33| 33      Want de drukking der 189 Jes 10:33 | 33      Doch ziet, de Heere 190 Jes 30:33 | 33      Want Tofeth is van 191 Jes 33 | 33 ~ 192 Jes 37:33 | 33      Daarom, zo zegt de 193 Jer 2:33 | 33      Wat maakt gij uw weg 194 Jer 7:33 | 33      En de dode lichamen 195 Jer 23:33 | 33      Wanneer dan dit volk, 196 Jer 25:33 | 33      En de verslagenen des 197 Jer 31:33 | 33      Maar dit is het verbond, 198 Jer 32:33 | 33      Die Mij den nek hebben 199 Jer 33 | 33 ~ 200 Jer 48:33 | 33      Zodat de blijdschap 201 Jer 49:33 | 33      En Hazor zal worden 202 Jer 50:33 | 33      Zo zegt de HEERE der 203 Jer 51:33 | 33      Want zo zegt de HEERE 204 Jer 52:33 | 33      En hij veranderde de 205 Klaa 1:77| 33      Caph. Want Hij plaagt 206 Eze 16:33 | 33      Men geeft loon aan 207 Eze 20:33 | 33      Zo waarachtig als Ik 208 Eze 23:33 | 33      Van dronkenschap en 209 Eze 27:33 | 33      Als uw marktwaren uit 210 Eze 33 | 33 ~ 211 Eze 33:33 | 33      Maar als dat komt ( 212 Eze 36:33 | 33      Alzo zegt de Heere 213 Eze 40:33 | 33      Ook haar kamertjes, 214 Eze 48:33 | 33      De zuiderhoek ook vier 215 Dan 2:33 | 33      Zijn schenkelen van 216 Dan 4:33 | 33      Ter zelfder ure werd 217 Dan 11:33 | 33      En de leraars des volks 218 Matt 5:33| 33 Wederom hebt gij gehoord, 219 Matt 6:33| 33 Maar zoekt eerst het Koninkrijk 220 Matt 8:33| 33 En die ze weidden, zijn 221 Matt 9:33| 33 En als de duivel uitgeworpen 222 Matt 10:33| 33 Maar zo wie Mij verloochend 223 Matt 12:33| 33 Of maakt den boom goed en 224 Matt 13:33| 33 Een andere gelijkenis sprak 225 Matt 14:33| 33 Die nu in het schip waren, 226 Matt 15:33| 33 En Zijn discipelen zeiden 227 Matt 18:33| 33 Behoordet gij ook niet u 228 Matt 20:33| 33 Zij zeiden tot Hem: Heere! 229 Matt 21:33| 33 Hoort een andere gelijkenis. 230 Matt 22:33| 33 En de scharen, dit horende, 231 Matt 23:33| 33 Gij slangen, gij adderengebroedsels! 232 Matt 24:33| 33 Alzo ook gijlieden, wanneer 233 Matt 25:33| 33 En Hij zal de schapen tot 234 Matt 26:33| 33 Doch Petrus, antwoordende, 235 Matt 27:33| 33 En gekomen zijnde tot de 236 Mark 1:33| 33 En de gehele stad was bijeenvergaderd 237 Mark 3:33| 33 En Hij antwoordde hun, zeggende: 238 Mark 4:33| 33 En door vele zulke gelijkenissen 239 Mark 5:33| 33 En de vrouw, vrezende en 240 Mark 6:33| 33 En de scharen zagen hen 241 Mark 7:33| 33 En hem van de schare alleen 242 Mark 8:33| 33 Maar Hij, Zich omkerende, 243 Mark 9:33| 33 En Hij kwam te Kapernaum, 244 Mark 10:33| 33 Zeggende: Ziet, wij gaan 245 Mark 11:33| 33 En, antwoordende, zeiden 246 Mark 12:33| 33 En Hem lief te hebben uit 247 Mark 13:33| 33 Ziet toe, waakt en bidt; 248 Mark 14:33| 33 En Hij nam met Zich Petrus, 249 Mark 15:33| 33 En als de zesde ure gekomen 250 Luk 1:33 | 33 En Hij zal over het huis 251 Luk 2:33 | 33 En Jozef en Zijn moeder 252 Luk 3:33 | 33 Den zoon van Aminadab, den 253 Luk 4:33 | 33 En in de synagoge was een 254 Luk 5:33 | 33 En zij zeiden tot Hem: Waarom 255 Luk 6:33 | 33 En indien gij goed doet 256 Luk 7:33 | 33 Want Johannes de Doper is 257 Luk 8:33 | 33 En de duivelen, uitvarende 258 Luk 9:33 | 33 En het geschiedde, als zij 259 Luk 10:33 | 33 Maar een zeker Samaritaan, 260 Luk 11:33 | 33 En niemand, die een kaars 261 Luk 12:33 | 33 Verkoopt hetgeen gij hebt, 262 Luk 13:33 | 33 Doch Ik moet heden, en morgen, 263 Luk 14:33 | 33 Alzo dan een iegelijk van 264 Luk 17:33 | 33 Zo wie zijn leven zal zoeken 265 Luk 18:33 | 33 En Hem gegeseld hebbende, 266 Luk 19:33 | 33 En als zij het veulen ontbonden, 267 Luk 20:33 | 33 In de opstanding dan, wiens 268 Luk 21:33 | 33 De hemel en de aarde zullen 269 Luk 22:33 | 33 En hij zeide tot Hem: Heere, 270 Luk 23:33 | 33 En toen zij kwamen op de 271 Luk 24:33 | 33 En zij, opstaande ter zelfder 272 Joha 1:33| 33 En ik kende Hem niet; maar 273 Joha 3:33| 33 Die Zijn getuigenis aangenomen 274 Joha 4:33| 33 Zo zeiden dan de discipelen 275 Joha 5:33| 33 Gijlieden hebt tot Johannes 276 Joha 6:33| 33 Want het Brood Gods is Hij, 277 Joha 7:33| 33 Jezus dan zeide tot hen: 278 Joha 8:33| 33 Zij antwoordden Hem: Wij 279 Joha 9:33| 33 Indien Deze van God niet 280 Joha 10:33| 33 De Joden antwoordden Hem, 281 Joha 11:33| 33 Jezus dan, als Hij haar 282 Joha 12:33| 33 (En dit zeide Hij, betekenende, 283 Joha 13:33| 33 Kinderkens, nog een kleinen 284 Joha 16:33| 33 Deze dingen heb Ik tot u 285 Joha 18:33| 33 Pilatus dan ging wederom 286 Joha 19:33| 33 Maar komende tot Jezus, 287 Hand 2:33| 33 Hij dan, door de rechter 288 Hand 4:33| 33 En de apostelen gaven met 289 Hand 5:33| 33 Zo heb ik dan van stonde 290 Hand 7:33| 33 Gelijk ook in den tweeden 291 Hand 9:33| 33 En als zij daar een tijd 292 Hand 10:33| 33 En hij nam hen tot zich 293 Hand 11:33| 33 En alzo is Paulus uit het 294 Hand 13:33| 33 En zij deden Alexander uit 295 Hand 14:33| 33 Ik heb niemands zilver, 296 Hand 15:33| 33 Toen naderde de overste 297 Hand 17:33| 33 Dewelken als zij te Cesarea 298 Hand 21:33| 33 En ondertussen dat het dag 299 Rom 8:33 | 33 Wie zal beschuldiging inbrengen 300 Rom 9:33 | 33 Gelijk geschreven is: Ziet, 301 Rom 11:33 | 33 O diepte des rijkdoms, beide 302 Rom 15:33 | 33 En de God des vredes zij 303 1Kor 7:33| 33 Maar die getrouwd is, bekommert 304 1Kor 10:33| 33 Gelijkerwijs ik ook in alles 305 1Kor 11:33| 33 Zo dan, mijn broeders, als 306 1Kor 14:33| 33 Want God is geen God van 307 1Kor 15:33| 33 Dwaalt niet, kwade samensprekingen 308 2Kor 11:33| 33 En ik werd door een venster 309 Efez 5:33| 33 Zo dan ook gijlieden, elk 310 Heb 10:33 | 33 Ten dele, als gij door smaadheden 311 Heb 11:33 | 33 Welken door het geloof koninkrijken


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License