Book Chapter: Verse
1 Gen 17:33 | 33 Toen ging de HEERE weg,
2 Gen 18:33 | 33 En zij gaven dien nacht
3 Gen 20:33 | 33 En hij plantte een bos in
4 Gen 23:33 | 33 Daarna werd hem te eten
5 Gen 23:100| 33 Toen zeide Jakob: Zweer
6 Gen 24:33 | 33 En hij noemde denzelven
7 Gen 25:33 | 33 Toen verschrikte Izak met
8 Gen 27:33 | 33 En zij werd wederom bevrucht,
9 Gen 27:68 | 33 Zo zal mijn gerechtigheid
10 Gen 28:33 | 33 Toen ging Laban in de tent
11 Gen 30 | 33 ~
12 Gen 33:33 | 33 En Bela stierf, en Jobab,
13 Gen 34:33 | 33 En hij bekende hem, en zeide:
14 Gen 37:33 | 33 Zo zie nu Farao naar een
15 Gen 38:33 | 33 En die man, de heer van
16 Gen 39:33 | 33 En zij aten voor zijn aangezicht,
17 Gen 40:33 | 33 Nu dan, laat toch uw knecht
18 Gen 42:33 | 33 Wanneer het nu geschieden
19 Gen 45:33 | 33 Als Jakob voleind had aan
20 Exo 9:33 | 33 Zo ging Mozes van Farao
21 Exo 12:33 | 33 En de Egyptenaars hielden
22 Exo 16:33 | 33 Ook zeide Mozes tot Aaron:
23 Exo 21:33 | 33 En wanneer iemand een kuil
24 Exo 23:33 | 33 Zij zullen in uw land niet
25 Exo 25:33 | 33 In het ene riet zullen drie
26 Exo 26:33 | 33 En gij zult den voorhang
27 Exo 28:33 | 33 En aan deszelfs zomen zult
28 Exo 29:33 | 33 En zij zullen die dingen
29 Exo 30:33 | 33 De man, die zulk een zalf
30 Exo 32:33 | 33 Toen zeide de HEERE tot
31 Exo 33:33 | 33 Toen zeide de HEERE tot
32 Exo 34 | 33 ~
33 Exo 34:56 | 33 Alzo eindigde Mozes met
34 Exo 35:33 | 33 En in kunstige steensnijding,
35 Exo 36:33 | 33 En hij maakte de middelste
36 Exo 39:33 | 33 Daarna brachten zij den
37 Exo 40:33 | 33 Hij richtte ook den voorhof
38 Lev 4:33 | 33 En hij zal zijn hand op
39 Lev 7:33 | 33 Wie uit de zonen van Aaron
40 Lev 8:33 | 33 Ook zult gij uit de deur
41 Lev 11:33 | 33 En alle aarden vat, waarin
42 Lev 13:33 | 33 Zo zal hij zich scheren
43 Lev 14:33 | 33 Verder sprak de HEERE tot
44 Lev 15:33 | 33 Mitsgaders van een zwakke
45 Lev 16:33 | 33 Zo zal hij het heilige heiligdom
46 Lev 19:33 | 33 En wanneer een vreemdeling
47 Lev 22:33 | 33 Die u uit Egypteland uitgevoerd
48 Lev 22:64 | 33 En de HEERE sprak tot Mozes,
49 Lev 24:33 | 33 En als men onder de Levieten
50 Lev 25:33 | 33 Daartoe zal Ik u onder de
51 Lev 26:33 | 33 Hij zal tussen het goede
52 Num 1:33 | 33 Waren hun getelden van den
53 Num 2:33 | 33 Maar de Levieten werden
54 Num 3:33 | 33 Van Merari is het geslacht
55 Num 4:33 | 33 Dit is de dienst van de
56 Num 7:33 | 33 Een var, een jong rund,
57 Num 10:33 | 33 Zo togen zij drie dagreizen
58 Num 11:33 | 33 Dat vlees was nog tussen
59 Num 13:33 | 33 Wij hebben ook daar de reuzen
60 Num 14:33 | 33 En uw kinderen zullen gaan
61 Num 15:33 | 33 En die hem vonden, hout
62 Num 16:33 | 33 En zij voeren neder, zij
63 Num 21:33 | 33 Toen wendden zij zich en
64 Num 22:33 | 33 Maar de ezelin heeft Mij
65 Num 26:33 | 33 Doch Zelafead, de zoon van
66 Num 29:33 | 33 En hun spijsoffer, en hun
67 Num 31:33 | 33 En twee en zeventig duizend
68 Num 31:86 | 33 Alzo gaf Mozes hunlieden,
69 Num 32 | 33 ~
70 Num 32:33 | 33 En zij verreisden van Hor-gidgad,
71 Num 34:33 | 33 Zo zult gij niet ontheiligen
72 Deu 1:33 | 33 Die voor uw aangezicht op
73 Deu 2:33 | 33 En de HEERE, onze God, gaf
74 Deu 4:33 | 33 Of een volk gehoord hebbe
75 Deu 5:33 | 33 In al den weg, dien de HEERE,
76 Deu 28:33 | 33 De vrucht van uw land en
77 Deu 32:33 | 33 Hun wijn is vurig drakenvenijn,
78 Deu 33 | 33 ~
79 Joz 8:33 | 33 En gans Israel met zijn
80 Joz 10:33 | 33 Toen trok Horam, de koning
81 Joz 13:33 | 33 Maar aan den stam van Levi
82 Joz 15:33 | 33 In de laagte zijn: Esthaol,
83 Joz 19:33 | 33 En hun landpale is van Helef,
84 Joz 22:6 | 33 Al de steden der Gersonieten,
85 Joz 23:33 | 33 Het antwoord nu was goed
86 Joz 25:33 | 33 Ook stierf Eleazar, de zoon
87 Ric 1:33 | 33 Nafthali verdreef de inwoners
88 Ric 5:33 | 33 Alle Midianieten nu, en
89 Ric 7:33 | 33 En het geschiedde, als Gideon
90 Ric 8:33 | 33 En het geschiede in den
91 Ric 10:33 | 33 En hij sloeg hen van Aroer
92 Ric 19:33 | 33 Toen maakten zich alle mannen
93 1Sa 2:33 | 33 Doch de man, dien Ik u niet
94 1Sa 14:33 | 33 En men boodschapte het Saul,
95 1Sa 15:33 | 33 Maar Samuel zeide: Gelijk
96 1Sa 17:33 | 33 Maar Saul zeide tot David:
97 1Sa 20:33 | 33 Toen schoot Saul de spies
98 1Sa 25:33 | 33 En gezegend zij uw raad
99 2Sa 3:33 | 33 En de koning maakte een
100 2Sa 13:33 | 33 Zo neme nu mijn heer de
101 2Sa 14:33 | 33 Toen ging Joab in tot den
102 2Sa 15:33 | 33 En David zeide tot hem:
103 2Sa 18:33 | 33 Toen werd de koning zeer
104 2Sa 19:33 | 33 En de koning zeide tot Barzillai:
105 2Sa 22:33 | 33 God is mijn Sterkte en Kracht;
106 2Sa 23:33 | 33 Samma, de Harariet; Ahiam,
107 1Kon 1:33| 33 En de koning zeide tot hen:
108 1Kon 2:33| 33 Alzo zal hun bloed wederkeren
109 1Kon 4:33| 33 Hij sprak ook van de bomen,
110 1Kon 6:33| 33 En alzo maakte hij aan de
111 1Kon 7:33| 33 En het werk van die raderen
112 1Kon 8:33| 33 Wanneer Uw volk Israel zal
113 1Kon 11:33| 33 Daarom dat zij Mij verlaten,
114 1Kon 12:33| 33 En hij offerde op het altaar,
115 1Kon 13:33| 33 Na deze geschiedenis keerde
116 1Kon 15:33| 33 In het derde jaar van Asa,
117 1Kon 16:33| 33 Ook maakte Achab een bos,
118 1Kon 18:33| 33 En hij schikte het hout,
119 1Kon 20:33| 33 De mannen nu namen naarstiglijk
120 1Kon 22:33| 33 En het geschiedde, als de
121 2Kon 4:33| 33 Zo ging hij in, en sloot
122 2Kon 6:33| 33 Als hij nog met hen sprak,
123 2Kon 9:33| 33 En hij zeide: Stoot ze van
124 2Kon 10:33| 33 Van de Jordaan af, tegen
125 2Kon 16:33| 33 Vijf en twintig jaren was
126 2Kon 19:33| 33 Zij vreesden den HEERE,
127 2Kon 20:33| 33 Hebben de goden der volken,
128 2Kon 21:33| 33 Door den weg, dien hij gekomen
129 2Kon 25:33| 33 Doch Farao Necho liet hem
130 1Kro 1:33| 33 De kinderen van Midian nu
131 1Kro 2:33| 33 De kinderen van Jonathan
132 1Kro 4:33| 33 En al haar dorpen, die in
133 1Kro 6:33| 33 Dezen nu zijn ze, die daar
134 1Kro 7:33| 33 De kinderen van Jaflet nu
135 1Kro 8:33| 33 Ner nu gewon Kis, en Kis
136 1Kro 9:33| 33 Uit dezen zijn ook de zangers,
137 1Kro 11:33| 33 Azmaveth, de Baharumiet;
138 1Kro 12:33| 33 Uit Zebulon, uitgaande in
139 1Kro 16:33| 33 Dan zullen de bomen des
140 1Kro 28:33| 33 En Achitofel was raad des
141 2Kro 7:33| 33 Hoor Gij dan uit den hemel,
142 2Kro 19:33| 33 Toen spande een man den
143 2Kro 21:33| 33 Evenwel werden de hoogten
144 2Kro 29:33| 33 Nog waren der geheiligde
145 2Kro 32:33| 33 En Jehizkia ontsliep met
146 2Kro 33 | 33 ~
147 2Kro 34:33| 33 Josia dan deed alle gruwelen
148 Ezra 2:33| 33 De kinderen van Lod, Hadid
149 Ezra 8:33| 33 Op den vierden dag nu werd
150 Ezra 10:33| 33 Van de kinderen van Hasum:
151 Neh 7:33 | 33 De mannen van het andere
152 Neh 9:33 | 33 Doch Gij zijt rechtvaardig,
153 Neh 10:33 | 33 Tot het brood der toerichting,
154 Neh 11:33 | 33 Hazor, Rama, Gitthaim, ~
155 Neh 12:33 | 33 En Azarja, Ezra, en Mesullam, ~
156 Job 9:33 | 33 Er is geen scheidsman tussen
157 Job 15:33 | 33 Men zal zijn onrijpe druiven
158 Job 21:33 | 33 De kluiten des dals zijn
159 Job 31:33 | 33 Zo ik, gelijk Adam, mijn
160 Job 33 | 33 ~
161 Job 33:33 | 33 Zo niet, hoor naar mij;
162 Job 34:33 | 33 Zal het van u zijn, hoe
163 Job 36:33 | 33 Daarvan verkondigt Zijn
164 Job 37:33 | 33 Weet gij de verordeningen
165 Job 38:33 | 33 Ook zuipen zijn jongen bloed;
166 Psa 18:33 | 33 Het is God, Die mij met
167 Psa 33 | 33 ~
168 Psa 34 | 33 ~
169 Psa 38:33 | 33 Maar de HEERE laat hem niet
170 Psa 68:33 | 33 Gij koninkrijken der aarde,
171 Psa 69:33 | 33 De zachtmoedigen, dit gezien
172 Psa 78:33 | 33 Dies deed Hij hun dagen
173 Psa 89:33 | 33 Zo zal Ik hun overtreding
174 Psa 104:33 | 33 Ik zal den HEERE zingen
175 Psa 105:33 | 33 En Hij sloeg hun wijnstok
176 Psa 106:33 | 33 Want zij verbitterden zijn
177 Psa 107:33 | 33 Hij stelt de rivieren tot
178 Psa 119:33 | 33 He. HEERE! leer mij den
179 Spre 1:33| 33 Maar die naar Mij hoort,
180 Spre 3:33| 33 De vloek des HEEREN
181 Spre 6:33| 33 Plage en schande zal
182 Spre 8:33| 33 Hoort de tucht, en
183 Spre 14:33| 33 Wijsheid rust in het
184 Spre 15:33| 33 De vreze des HEEREN
185 Spre 16:33| 33 Het lot wordt in den
186 Spre 23:33| 33 Uw ogen zullen naar
187 Spre 24:33| 33 Een weinig slapens,
188 Spre 30:33| 33 Want de drukking der
189 Jes 10:33 | 33 Doch ziet, de Heere
190 Jes 30:33 | 33 Want Tofeth is van
191 Jes 33 | 33 ~
192 Jes 37:33 | 33 Daarom, zo zegt de
193 Jer 2:33 | 33 Wat maakt gij uw weg
194 Jer 7:33 | 33 En de dode lichamen
195 Jer 23:33 | 33 Wanneer dan dit volk,
196 Jer 25:33 | 33 En de verslagenen des
197 Jer 31:33 | 33 Maar dit is het verbond,
198 Jer 32:33 | 33 Die Mij den nek hebben
199 Jer 33 | 33 ~
200 Jer 48:33 | 33 Zodat de blijdschap
201 Jer 49:33 | 33 En Hazor zal worden
202 Jer 50:33 | 33 Zo zegt de HEERE der
203 Jer 51:33 | 33 Want zo zegt de HEERE
204 Jer 52:33 | 33 En hij veranderde de
205 Klaa 1:77| 33 Caph. Want Hij plaagt
206 Eze 16:33 | 33 Men geeft loon aan
207 Eze 20:33 | 33 Zo waarachtig als Ik
208 Eze 23:33 | 33 Van dronkenschap en
209 Eze 27:33 | 33 Als uw marktwaren uit
210 Eze 33 | 33 ~
211 Eze 33:33 | 33 Maar als dat komt (
212 Eze 36:33 | 33 Alzo zegt de Heere
213 Eze 40:33 | 33 Ook haar kamertjes,
214 Eze 48:33 | 33 De zuiderhoek ook vier
215 Dan 2:33 | 33 Zijn schenkelen van
216 Dan 4:33 | 33 Ter zelfder ure werd
217 Dan 11:33 | 33 En de leraars des volks
218 Matt 5:33| 33 Wederom hebt gij gehoord,
219 Matt 6:33| 33 Maar zoekt eerst het Koninkrijk
220 Matt 8:33| 33 En die ze weidden, zijn
221 Matt 9:33| 33 En als de duivel uitgeworpen
222 Matt 10:33| 33 Maar zo wie Mij verloochend
223 Matt 12:33| 33 Of maakt den boom goed en
224 Matt 13:33| 33 Een andere gelijkenis sprak
225 Matt 14:33| 33 Die nu in het schip waren,
226 Matt 15:33| 33 En Zijn discipelen zeiden
227 Matt 18:33| 33 Behoordet gij ook niet u
228 Matt 20:33| 33 Zij zeiden tot Hem: Heere!
229 Matt 21:33| 33 Hoort een andere gelijkenis.
230 Matt 22:33| 33 En de scharen, dit horende,
231 Matt 23:33| 33 Gij slangen, gij adderengebroedsels!
232 Matt 24:33| 33 Alzo ook gijlieden, wanneer
233 Matt 25:33| 33 En Hij zal de schapen tot
234 Matt 26:33| 33 Doch Petrus, antwoordende,
235 Matt 27:33| 33 En gekomen zijnde tot de
236 Mark 1:33| 33 En de gehele stad was bijeenvergaderd
237 Mark 3:33| 33 En Hij antwoordde hun, zeggende:
238 Mark 4:33| 33 En door vele zulke gelijkenissen
239 Mark 5:33| 33 En de vrouw, vrezende en
240 Mark 6:33| 33 En de scharen zagen hen
241 Mark 7:33| 33 En hem van de schare alleen
242 Mark 8:33| 33 Maar Hij, Zich omkerende,
243 Mark 9:33| 33 En Hij kwam te Kapernaum,
244 Mark 10:33| 33 Zeggende: Ziet, wij gaan
245 Mark 11:33| 33 En, antwoordende, zeiden
246 Mark 12:33| 33 En Hem lief te hebben uit
247 Mark 13:33| 33 Ziet toe, waakt en bidt;
248 Mark 14:33| 33 En Hij nam met Zich Petrus,
249 Mark 15:33| 33 En als de zesde ure gekomen
250 Luk 1:33 | 33 En Hij zal over het huis
251 Luk 2:33 | 33 En Jozef en Zijn moeder
252 Luk 3:33 | 33 Den zoon van Aminadab, den
253 Luk 4:33 | 33 En in de synagoge was een
254 Luk 5:33 | 33 En zij zeiden tot Hem: Waarom
255 Luk 6:33 | 33 En indien gij goed doet
256 Luk 7:33 | 33 Want Johannes de Doper is
257 Luk 8:33 | 33 En de duivelen, uitvarende
258 Luk 9:33 | 33 En het geschiedde, als zij
259 Luk 10:33 | 33 Maar een zeker Samaritaan,
260 Luk 11:33 | 33 En niemand, die een kaars
261 Luk 12:33 | 33 Verkoopt hetgeen gij hebt,
262 Luk 13:33 | 33 Doch Ik moet heden, en morgen,
263 Luk 14:33 | 33 Alzo dan een iegelijk van
264 Luk 17:33 | 33 Zo wie zijn leven zal zoeken
265 Luk 18:33 | 33 En Hem gegeseld hebbende,
266 Luk 19:33 | 33 En als zij het veulen ontbonden,
267 Luk 20:33 | 33 In de opstanding dan, wiens
268 Luk 21:33 | 33 De hemel en de aarde zullen
269 Luk 22:33 | 33 En hij zeide tot Hem: Heere,
270 Luk 23:33 | 33 En toen zij kwamen op de
271 Luk 24:33 | 33 En zij, opstaande ter zelfder
272 Joha 1:33| 33 En ik kende Hem niet; maar
273 Joha 3:33| 33 Die Zijn getuigenis aangenomen
274 Joha 4:33| 33 Zo zeiden dan de discipelen
275 Joha 5:33| 33 Gijlieden hebt tot Johannes
276 Joha 6:33| 33 Want het Brood Gods is Hij,
277 Joha 7:33| 33 Jezus dan zeide tot hen:
278 Joha 8:33| 33 Zij antwoordden Hem: Wij
279 Joha 9:33| 33 Indien Deze van God niet
280 Joha 10:33| 33 De Joden antwoordden Hem,
281 Joha 11:33| 33 Jezus dan, als Hij haar
282 Joha 12:33| 33 (En dit zeide Hij, betekenende,
283 Joha 13:33| 33 Kinderkens, nog een kleinen
284 Joha 16:33| 33 Deze dingen heb Ik tot u
285 Joha 18:33| 33 Pilatus dan ging wederom
286 Joha 19:33| 33 Maar komende tot Jezus,
287 Hand 2:33| 33 Hij dan, door de rechter
288 Hand 4:33| 33 En de apostelen gaven met
289 Hand 5:33| 33 Zo heb ik dan van stonde
290 Hand 7:33| 33 Gelijk ook in den tweeden
291 Hand 9:33| 33 En als zij daar een tijd
292 Hand 10:33| 33 En hij nam hen tot zich
293 Hand 11:33| 33 En alzo is Paulus uit het
294 Hand 13:33| 33 En zij deden Alexander uit
295 Hand 14:33| 33 Ik heb niemands zilver,
296 Hand 15:33| 33 Toen naderde de overste
297 Hand 17:33| 33 Dewelken als zij te Cesarea
298 Hand 21:33| 33 En ondertussen dat het dag
299 Rom 8:33 | 33 Wie zal beschuldiging inbrengen
300 Rom 9:33 | 33 Gelijk geschreven is: Ziet,
301 Rom 11:33 | 33 O diepte des rijkdoms, beide
302 Rom 15:33 | 33 En de God des vredes zij
303 1Kor 7:33| 33 Maar die getrouwd is, bekommert
304 1Kor 10:33| 33 Gelijkerwijs ik ook in alles
305 1Kor 11:33| 33 Zo dan, mijn broeders, als
306 1Kor 14:33| 33 Want God is geen God van
307 1Kor 15:33| 33 Dwaalt niet, kwade samensprekingen
308 2Kor 11:33| 33 En ik werd door een venster
309 Efez 5:33| 33 Zo dan ook gijlieden, elk
310 Heb 10:33 | 33 Ten dele, als gij door smaadheden
311 Heb 11:33 | 33 Welken door het geloof koninkrijken
|