Book Chapter: Verse
1 2Sa 5:14 | en Schobab, en Nathan, en Salomo. ~
2 2Sa 12:24 | zoon, wiens naam zij noemde Salomo; en de HEERE had hem lief. ~
3 1Kon 1:10| Benaja, en de helden, en Salomo, zijn broeder, noodde hij
4 1Kon 1:11| Bathseba, de moeder van Salomo, zeggende: Hebt gij niet
5 1Kon 1:12| ziel en de ziel van uw zoon Salomo redt. ~
6 1Kon 1:13| zeggende: Voorzeker, uw zoon Salomo zal na mij koning zijn,
7 1Kon 1:17| God, gezworen: Voorzeker Salomo, uw zoon, zal na mij koning
8 1Kon 1:19| krijgsoverste, maar uw knecht Salomo heeft hij niet genood. ~
9 1Kon 1:21| zijn, dat ik en mijn zoon Salomo als zondaars zullen zijn. ~
10 1Kon 1:26| den zoon van Jojada, en Salomo, uw knecht, heeft hij niet
11 1Kon 1:30| zeggende: Voorzeker zal uw zoon Salomo na mij koning zijn, en zal
12 1Kon 1:33| heren, en doet mijn zoon Salomo rijden op de muilezelin,
13 1Kon 1:34| blazen, en zeggen: De koning Salomo leve! ~
14 1Kon 1:37| geweest is, alzo zij Hij met Salomo; en Hij make zijn troon
15 1Kon 1:38| de Plethi, en zij deden Salomo rijden op de muilezelin
16 1Kon 1:39| oliehoorn uit de tent, en zalfde Salomo; en zij bliezen met de bazuin,
17 1Kon 1:39| het volk zeide: De koning Salomo leve! ~
18 1Kon 1:43| de koning David, heeft Salomo tot koning gemaakt. ~
19 1Kon 1:46| 46 En ook zit Salomo op den troon des koninkrijks. ~
20 1Kon 1:47| Uw God make den naam van Salomo beter dan uw naam, en make
21 1Kon 1:50| Doch Adonia vreesde voor Salomo, en hij stond op, en ging
22 1Kon 1:51| 51 En men maakte Salomo bekend, zeggende: Zie, Adonia
23 1Kon 1:51| Adonia vreest den koning Salomo, want zie, hij heeft de
24 1Kon 1:51| zeggende: Dat de koning Salomo mij als heden zwere, dat
25 1Kon 1:52| 52 En Salomo zeide: Indien hij een vroom
26 1Kon 1:53| 53 En de koning Salomo zond heen, en zij deden
27 1Kon 1:53| zich neder voor den koning Salomo. En Salomo zeide tot hem:
28 1Kon 1:53| voor den koning Salomo. En Salomo zeide tot hem: Ga heen naar
29 1Kon 2:1 | zo gebood hij zijn zoon Salomo, zeggende: ~
30 1Kon 2:12| 12 En Salomo zat op den troon van zijn
31 1Kon 2:13| Bathseba, de moeder van Salomo; en zij zeide: Is uw komst
32 1Kon 2:17| Spreek toch tot den koning Salomo, want hij zal uw aangezicht
33 1Kon 2:19| Bathseba tot den koning Salomo, om hem voor Adonia aan
34 1Kon 2:22| Toen antwoordde de koning Salomo, en zeide tot zijn moeder:
35 1Kon 2:23| 23 En de koning Salomo zwoer bij den HEERE, zeggende:
36 1Kon 2:25| 25 En de koning Salomo zond door de hand van Benaja,
37 1Kon 2:27| 27 Salomo dan verdreef Abjathar, dat
38 1Kon 2:29| 29 En het werd den koning Salomo aangezegd, dat Joab tot
39 1Kon 2:29| bij het altaar. Toen zond Salomo Benaja, den zoon van Jojada,
40 1Kon 2:41| 41 En het werd Salomo aangezegd, dat Simei uit
41 1Kon 2:45| 45 Maar de koning Salomo is gezegend; en de troon
42 1Kon 2:46| bevestigd in de hand van Salomo. ~ ~
43 1Kon 3:1 | 1 En Salomo verzwagerde zich met Farao,
44 1Kon 3:3 | 3 En Salomo had den HEERE lief, wandelende
45 1Kon 3:4 | duizend brandofferen offerde Salomo op dat altaar. ~
46 1Kon 3:5 | Gibeon verscheen de HEERE aan Salomo in een droom des nachts
47 1Kon 3:6 | 6 En Salomo zeide: Gij hebt aan Uw knecht
48 1Kon 3:10| de ogen des HEEREN, dat Salomo deze zaak begeerd had. ~
49 1Kon 3:15| 15 En Salomo waakte op, en ziet, het
50 1Kon 4:1 | 1 Alzo was de koning Salomo koning over gans Israel. ~
51 1Kon 4:7 | 7 En Salomo had twaalf bestelmeesters
52 1Kon 4:11| had Tafath, de dochter van Salomo, tot een vrouw. ~
53 1Kon 4:15| in Nafthali; deze nam ook Salomo's dochter, Basmath, ter
54 1Kon 4:21| 21 En Salomo was heersende over al de
55 1Kon 4:21| brachten geschenken, en dienden Salomo al de dagen zijns levens. ~
56 1Kon 4:22| 22 De spijze nu van Salomo was voor een dag, dertig
57 1Kon 4:25| Ber-seba, al de dagen van Salomo.
58 1Kon 4:26| 26 Salomo had ook veertig duizend
59 1Kon 4:27| maand, verzorgden den koning Salomo, en al degenen, die tot
60 1Kon 4:27| de tafel van den koning Salomo naderden; zij lieten geen
61 1Kon 4:29| 29 En God gaf Salomo wijsheid en zeer veel verstand,
62 1Kon 4:30| 30 En de wijsheid van Salomo was groter dan de wijsheid
63 1Kon 4:34| kwamen er, om de wijsheid van Salomo te horen, van alle koningen
64 1Kon 5:1 | zond zijn knechten tot Salomo (want hij had gehoord, dat
65 1Kon 5:1 | hij had gehoord, dat zij Salomo tot koning gezalfd hadden
66 1Kon 5:2 | 2 Daarna zond Salomo tot Hiram, zeggende: ~
67 1Kon 5:7 | als Hiram de woorden van Salomo gehoord had, dat hij zich
68 1Kon 5:8 | 8 En Hiram zond tot Salomo, zeggende: Ik heb gehoord,
69 1Kon 5:10| 10 Alzo gaf Hiram aan Salomo cederenhout en dennenhout,
70 1Kon 5:11| 11 En Salomo gaf Hiram twintig duizend
71 1Kon 5:11| gestoten olie; zulks gaf Salomo aan Hiram jaar op jaar. ~
72 1Kon 5:12| 12 De HEERE dan gaf Salomo wijsheid, gelijk als Hij
73 1Kon 5:12| vrede tussen Hiram en tussen Salomo, en zij beiden maakten een
74 1Kon 5:13| 13 En de koning Salomo deed een uitschot opkomen
75 1Kon 5:15| 15 Daartoe had Salomo zeventig duizend, die last
76 1Kon 5:16| Behalve de oversten van Salomo's bestelden, die over dat
77 1Kon 5:18| 18 En de bouwlieden van Salomo, en de bouwlieden van Hiram,
78 1Kon 6:1 | jaar van het koninkrijk van Salomo over Israel, in de maand
79 1Kon 6:2 | huis, hetwelk de koning Salomo den HEERE bouwde, was van
80 1Kon 6:11| het woord des HEEREN tot Salomo, zeggende: ~
81 1Kon 6:14| 14 Alzo bouwde Salomo dat huis en volmaakte hetzelve. ~
82 1Kon 6:21| 21 En Salomo overtoog het huis van binnen
83 1Kon 7:1 | Maar aan zijn huis bouwde Salomo dertien jaren, en hij volmaakte
84 1Kon 7:8 | de dochter van Farao, die Salomo tot vrouw genomen had, een
85 1Kon 7:13| 13 En de koning Salomo zond heen, en liet Hiram
86 1Kon 7:14| deze kwam tot den koning Salomo, en maakte al zijn werk. ~
87 1Kon 7:40| dat hij voor den koning Salomo maakte voor het huis des
88 1Kon 7:45| die Hiram voor den koning Salomo tot het huis des HEEREN
89 1Kon 7:47| 47 En Salomo liet al deze vaten ongewogen
90 1Kon 7:48| 48 Ook maakte Salomo al de vaten, die voor het
91 1Kon 7:51| volbracht, dat de koning Salomo aan het huis des HEEREN
92 1Kon 7:51| HEEREN maakte. Daarna bracht Salomo de geheiligde dingen van
93 1Kon 8:1 | 1 Toen vergaderde Salomo de oudsten van Israel, en
94 1Kon 8:1 | Israels, tot den koning Salomo te Jeruzalem, om de ark
95 1Kon 8:2 | verzamelden zich tot den koning Salomo, in de maand Ethanim op
96 1Kon 8:5 | 5 De koning Salomo nu en de ganse vergadering
97 1Kon 8:12| 12 Toen zeide Salomo: De HEERE heeft gezegd,
98 1Kon 8:22| 22 En Salomo stond voor het altaar des
99 1Kon 8:54| 54 Het geschiedde nu, als Salomo voleind had dit ganse gebed,
100 1Kon 8:63| 63 En Salomo offerde ten dankoffer, dat
101 1Kon 8:65| Terzelfder tijd ook hield Salomo het feest, en gans Israel
102 1Kon 9:1 | 1 Het geschiedde nu, als Salomo voleind had te bouwen het
103 1Kon 9:1 | en al de begeerten van Salomo, die hem gelust had te maken; ~
104 1Kon 9:2 | HEERE ten anderen male aan Salomo verscheen, gelijk als Hij
105 1Kon 9:10| twintig jaren, in dewelke Salomo die twee huizen gebouwd
106 1Kon 9:11| Hiram, de koning van Tyrus, Salomo van cederbomen, en van dennenbomen,
107 1Kon 9:11| dat alstoen de koning Salomo aan Hiram twintig steden
108 1Kon 9:12| de steden te bezien, die Salomo hem gegeven had, maar zij
109 1Kon 9:15| uitschot, dat de koning Salomo deed opkomen, om het huis
110 1Kon 9:16| dochter, de huisvrouw van Salomo, tot een geschenk gegeven. ~
111 1Kon 9:17| 17 Alzo bouwde Salomo Gezer, en het lage Beth-horon. ~
112 1Kon 9:19| En al de schatsteden, die Salomo had, en de wagensteden,
113 1Kon 9:19| en wat de begeerte van Salomo begeerde te bouwen, in Jeruzalem,
114 1Kon 9:21| kunnen verbannen, die heeft Salomo gebracht op slaafsen uitschot
115 1Kon 9:22| kinderen Israels maakte Salomo geen slaaf; maar zij waren
116 1Kon 9:23| bestelden, die over het werk van Salomo waren, vijfhonderd en vijftig,
117 1Kon 9:25| 25 En Salomo offerde driemaal des jaars
118 1Kon 9:26| 26 De koning Salomo maakte ook schepen te Ezeon-Geber,
119 1Kon 9:27| zee, met de knechten van Salomo. ~
120 1Kon 9:28| brachten het tot den koning Salomo. ~ ~ ~
121 1Kon 10:1 | van Scheba het gerucht van Salomo hoorde, aangaande den Naam
122 1Kon 10:2 | gesteente; en zij kwam tot Salomo, en sprak tot hem al wat
123 1Kon 10:3 | 3 En Salomo verklaarde haar al haar
124 1Kon 10:4 | Scheba zag al de wijsheid van Salomo, en het huis, hetwelk hij
125 1Kon 10:10| koningin van Scheba den koning Salomo gaf, is er nooit meer in
126 1Kon 10:13| 13 En de koning Salomo gaf de koningin van Scheba
127 1Kon 10:13| vermogen van den koning Salomo; zo keerde zij en toog in
128 1Kon 10:14| nu van het goud, dat voor Salomo op een jaar inkwam was zeshonderd
129 1Kon 10:16| 16 Ook maakte de koning Salomo tweehonderd rondassen van
130 1Kon 10:21| drinkvaten van den koning Salomo van goud, en alle vaten
131 1Kon 10:21| het werd in de dagen van Salomo niet voor enig ding geacht. ~
132 1Kon 10:23| 23 Alzo werd de koning Salomo groter dan alle koningen
133 1Kon 10:24| zocht het aangezicht van Salomo, om zijn wijsheid te horen,
134 1Kon 10:26| 26 Daartoe vergaderde Salomo wagenen en ruiteren, en
135 1Kon 10:28| der paarden was hetgeen Salomo uit Egypte had; en aangaande
136 1Kon 11:1 | 1 En de koning Salomo had veel vreemde vrouwen
137 1Kon 11:2 | goden neigen; aan deze hing Salomo met liefde. ~
138 1Kon 11:4 | geschiedde in den tijd van Salomo's ouderdom, dat zijn vrouwen
139 1Kon 11:5 | 5 Want Salomo wandelde Astoreth, den god
140 1Kon 11:6 | 6 Alzo deed Salomo dat kwaad was in de ogen
141 1Kon 11:7 | 7 Toen bouwde Salomo een hoogte voor Kamos, het
142 1Kon 11:9 | vertoornde Zich de HEERE tegen Salomo, omdat hij zijn hart geneigd
143 1Kon 11:11| Daarom zeide de HEERE tot Salomo: Dewijl dit bij u geschied
144 1Kon 11:14| 14 Zo verwekte de HEERE Salomo een tegenpartijder, Hadad,
145 1Kon 11:25| tegenpartijder al de dagen van Salomo, en dat benevens het kwaad,
146 1Kon 11:26| een Efrathiet van Zereda, Salomo's knecht (wiens moeders
147 1Kon 11:27| tegen den koning ophief. Salomo bouwde Millo, en sloot de
148 1Kon 11:28| was een dapper held. Toen Salomo dezen jongeling zag, dat
149 1Kon 11:31| koninkrijk van de hand van Salomo scheuren, en u tien stammen
150 1Kon 11:40| 40 Daarom zocht Salomo Jerobeam te doden; maar
151 1Kon 11:40| en was in Egypte, totdat Salomo stierf. ~
152 1Kon 11:41| der geschiedenissen van Salomo, en al wat hij gedaan heeft,
153 1Kon 11:41| der geschiedenissen van Salomo? ~
154 1Kon 11:42| 42 De tijd nu, dien Salomo te Jeruzalem over het ganse
155 1Kon 11:43| 43 Daarna ontsliep Salomo met zijn vaderen, en werd
156 1Kon 12:2 | aangezicht van den koning Salomo gevloden; en Jerobeam woonde
157 1Kon 12:6 | aangezicht van zijn vader Salomo, als hij leefde, zeggende:
158 1Kon 12:21| aan Rehabeam, den zoon van Salomo, bracht. ~
159 1Kon 12:23| tot Rehabeam, den zoon van Salomo, den koning van Juda, en
160 1Kon 14:21| Rehabeam nu, de zoon van Salomo, regeerde in Juda; een en
161 1Kon 14:26| gouden schilden weg, die Salomo gemaakt had. ~
162 2Kon 23:7 | David, en tot zijn zoon Salomo: In dit huis, en in Jeruzalem,
163 2Kon 25:13| van de berg Mashith, die Salomo, de koning van Israel, voor
164 2Kon 26:13| alle gouden vaten af, die Salomo, de koning van Israel, in
165 2Kon 27:16| zee, en de stellingen, die Salomo voor het huis des HEEREN
166 1Kro 3:5 | en Sobab, en Nathan, en Salomo; deze vier zijn van Bath-Sua,
167 1Kro 3:10| 10 Salomo's zoon nu was Rehabeam;
168 1Kro 6:10| bediende in het huis, dat Salomo te Jeruzalem gebouwd had. ~
169 1Kro 6:32| samenkomst met gezangen, totdat Salomo het huis des HEEREN te Jeruzalem
170 1Kro 14:4 | Sammua, en Sobab, Nathan en Salomo, ~
171 1Kro 18:8 | Hadar-ezer; daarvan heeft Salomo de koperen zee, en de pilaren,
172 1Kro 19:8 | Hadar-ezer; daarvan heeft Salomo de koperen zee, en de pilaren,
173 1Kro 23:5 | Want David zeide: Mijn zoon Salomo is een jongeling en teder;
174 1Kro 23:6 | Toen riep hij zijn zoon Salomo, en gebood hem den HEERE,
175 1Kro 23:7 | 7 En David zeide tot Salomo: Mijn zoon, wat mij aangaat,
176 1Kro 23:9 | henen; want zijn naam zal Salomo zijn, en Ik zal vrede en
177 1Kro 23:17| Israel, dat zij zijn zoon Salomo helpen zouden, zeggende: ~
178 1Kro 24:1 | dagen, maakte hij zijn zoon Salomo tot koning over Israel. ~
179 1Kro 29:5 | zo heeft Hij mijn zoon Salomo verkoren, dat hij zitten
180 1Kro 29:6 | tot mij gezegd: Uw zoon Salomo, die zal Mijn huis en Mijn
181 1Kro 29:9 | 9 En gij, mijn zoon Salomo, ken den God uws vaders,
182 1Kro 29:11| 11 En David gaf zijn zoon Salomo een voorbeeld van het voorhuis,
183 1Kro 29:20| David zeide tot zijn zoon Salomo: Wees sterk, en heb goeden
184 1Kro 30:1 | gemeente: God heeft mijn zoon Salomo alleen verkoren, een jongeling
185 1Kro 30:19| 19 En geef mijn zoon Salomo een volkomen hart, om te
186 1Kro 30:22| vreugde; en zij maakten Salomo, den zoon van David, ten
187 1Kro 30:23| 23 Alzo zat Salomo op den troon des HEEREN,
188 1Kro 30:24| dat zij onder den koning Salomo zijn zouden. ~
189 1Kro 30:25| 25 En de HEERE maakte Salomo groot ten hoogste voor de
190 1Kro 30:28| rijkdom en eer; en zijn zoon Salomo regeerde in zijn plaats. ~
191 2Kro 1:1 | 1 En Salomo, de zoon van David, werd
192 2Kro 1:2 | 2 En Salomo sprak tot het ganse Israel,
193 2Kro 1:3 | 3 En zij gingen henen, Salomo en de ganse gemeente met
194 2Kro 1:5 | den tabernakel des HEEREN; Salomo nu en de gemeente bezochten
195 2Kro 1:6 | 6 En Salomo offerde daar, voor het aangezicht
196 2Kro 1:7 | nacht verscheen God aan Salomo; en Hij zeide tot hem: Begeer,
197 2Kro 1:8 | 8 En Salomo zeide tot God: Gij hebt
198 2Kro 1:11| 11 Toen zeide God tot Salomo: Daarom, dat dit in uw hart
199 2Kro 1:13| 13 Alzo kwam Salomo te Jeruzalem, van de hoogte,
200 2Kro 1:14| 14 En Salomo vergaderde wagenen en ruiteren,
201 2Kro 1:16| der paarden was hetgeen Salomo uit Egypte had; en aangaande
202 2Kro 2:1 | 1 Salomo nu dacht voor den Naam des
203 2Kro 2:2 | 2 En Salomo telde zeventig duizend lastdragende
204 2Kro 2:3 | 3 En Salomo zond tot Huram, den koning
205 2Kro 2:11| door schrift, en zond tot Salomo: Daarom dat de HEERE Zijn
206 2Kro 2:17| 17 En Salomo telde al de vreemde mannen,
207 2Kro 3:1 | 1 En Salomo begon het huis des HEEREN
208 2Kro 3:3 | zijn de grondleggingen van Salomo, om het huis Gods te bouwen:
209 2Kro 4:11| dat hij voor de koning Salomo aan het huis Gods maakte. ~
210 2Kro 4:16| Huram Abiu voor de koning Salomo, voor het huis des HEEREN,
211 2Kro 4:18| 18 En Salomo maakte al deze vaten, in
212 2Kro 4:19| 19 Ook maakte Salomo alle vaten, die voor het
213 2Kro 5:1 | het werk volbracht, dat Salomo aan het huis des HEEREN
214 2Kro 5:1 | HEEREN maakte. Daarna bracht Salomo de geheiligde dingen van
215 2Kro 5:2 | 2 Toen vergaderde Salomo de oudsten van Israel, en
216 2Kro 5:6 | 6 De koning Salomo nu, en de ganse vergadering
217 2Kro 6:1 | het werk volbracht, dat Salomo aan het huis des HEEREN
218 2Kro 6:1 | HEEREN maakte. Daarna bracht Salomo de geheiligde dingen van
219 2Kro 6:2 | 2 Toen vergaderde Salomo de oudsten van Israel, en
220 2Kro 6:6 | 6 De koning Salomo nu, en de ganse vergadering
221 2Kro 7:1 | 1 Toen zeide Salomo: De HEERE heeft gezegd,
222 2Kro 7:13| 13 (Want Salomo had een koperen gestoelte
223 2Kro 8:1 | 1 Als nu Salomo voleind had te bidden, zo
224 2Kro 8:5 | 5 En de koning Salomo offerde slachtofferen van
225 2Kro 8:7 | 7 En Salomo heiligde het middelste des
226 2Kro 8:7 | het koperen altaar, dat Salomo gemaakt had, kon het brandoffer,
227 2Kro 8:8 | 8 Salomo hield ook ter zelfder tijd
228 2Kro 8:10| dat de HEERE aan David en Salomo, en Zijn volk Israel gedaan
229 2Kro 8:11| 11 Alzo volbracht Salomo het huis des HEEREN, en
230 2Kro 8:11| des konings; en al wat in Salomo's hart gekomen was, om in
231 2Kro 8:12| 12 En de HEERE verscheen Salomo des nachts, en Hij zeide
232 2Kro 9:1 | twintig jaren, in dewelke Salomo het huis des HEEREN en zijn
233 2Kro 9:2 | 2 Dat Salomo de steden, welke Huram hem
234 2Kro 9:3 | 3 Daarna toog Salomo naar Hamath-Zoba, en hij
235 2Kro 9:6 | en al de schatsteden, die Salomo had, en alle wagensteden,
236 2Kro 9:6 | en wat de begeerte van Salomo begeerd had te bouwen, in
237 2Kro 9:8 | verdaan hadden, die bracht Salomo op uitschot tot op dezen
238 2Kro 9:9 | de kinderen Israels, die Salomo niet maakte tot slaven in
239 2Kro 9:10| bestelden, die de koning Salomo had, tweehonderd en vijftig,
240 2Kro 9:11| 11 Salomo nu deed de dochter van Farao
241 2Kro 9:12| 12 Toen offerde Salomo den HEERE brandofferen op
242 2Kro 9:16| Alzo werd al het werk van Salomo bereid tot den dag der grondlegging
243 2Kro 9:17| 17 Toen toog Salomo naar Ezeon-Geber, en naar
244 2Kro 9:18| de zee; en zij gingen met Salomo's knechten naar Ofir, en
245 2Kro 9:18| brachten tot den koning Salomo. ~ ~
246 2Kro 10:1 | van Scheba het gerucht van Salomo hoorde, kwam zij, om Salomo
247 2Kro 10:1 | Salomo hoorde, kwam zij, om Salomo met raadselen te verzoeken,
248 2Kro 10:1 | gesteente; en zij kwam tot Salomo, en sprak met hem al wat
249 2Kro 10:2 | 2 En Salomo verklaarde haar al haar
250 2Kro 10:2 | ding was er verborgen voor Salomo, dat hij haar niet verklaarde. ~
251 2Kro 10:3 | Scheba zag de wijsheid van Salomo, en het huis, dat hij gebouwd
252 2Kro 10:9 | koningin van Scheba den koning Salomo gaf, geen geweest. ~
253 2Kro 10:10| ook Hurams knechten, en Salomo's knechten, die goud brachten
254 2Kro 10:12| 12 En de koning Salomo gaf de koningin van Scheba
255 2Kro 10:13| nu van het goud, dat voor Salomo op een jaar inkwam, was
256 2Kro 10:14| lands, goud en zilver aan Salomo. ~
257 2Kro 10:15| Daartoe maakte de koning Salomo tweehonderd rondassen van
258 2Kro 10:20| drinkvaten van den koning Salomo van goud, en alle vaten
259 2Kro 10:20| zilver was in de dagen van Salomo niet voor iets geacht. ~
260 2Kro 10:22| 22 Alzo werd de koning Salomo groter dan alle koningen
261 2Kro 10:23| koningen der aarde zochten Salomo's aangezicht, om zijn wijsheid
262 2Kro 10:25| 25 Ook had Salomo vier duizend paardenstallen,
263 2Kro 10:28| 28 En zij brachten voor Salomo paarden uit Egypte, en uit
264 2Kro 10:29| der geschiedenissen van Salomo, der eerste en der laatste,
265 2Kro 10:30| 30 En Salomo regeerde te Jeruzalem over
266 2Kro 10:31| 31 En Salomo ontsliep met zijn vaderen,
267 2Kro 11:2 | aangezicht van den koning Salomo gevloden was), dat Jerobeam
268 2Kro 11:6 | aangezicht van zijn vader Salomo, als hij leefde, zeggende:
269 2Kro 12:3 | tot Rehabeam, den zoon van Salomo, den koning van Juda, en
270 2Kro 12:17| bekrachtigden Rehabeam, den zoon van Salomo, drie jaren; want drie jaren
271 2Kro 12:17| in den weg van David, en Salomo. ~
272 2Kro 13:9 | gouden schilden weg, die Salomo gemaakt had. ~
273 2Kro 14:6 | van Nebat, de knecht van Salomo, den zoon van David, opgestaan,
274 2Kro 14:7 | tegen Rehabeam, den zoon van Salomo, als Rehabeam jong was en
275 2Kro 30:26| Jeruzalem; want van de dagen van Salomo, den zoon van David, den
276 2Kro 33:7 | tot David en tot zijn zoon Salomo: In dit huis, en te Jeruzalem,
277 2Kro 35:3 | ark in het huis, hetwelk Salomo, de zoon van David, de koning
278 2Kro 35:4 | beschrijving van zijn zoon Salomo; ~
279 2Kro 36:3 | ark in het huis, hetwelk Salomo, de zoon van David, de koning
280 2Kro 36:4 | beschrijving van zijn zoon Salomo; ~
281 Ezra 2:55| kinderen der knechten van Salomo. De kinderen van Sotai,
282 Ezra 2:58| kinderen der knechten van Salomo, waren driehonderd twee
283 Neh 7:57 | kinderen der knechten van Salomo; de kinderen van Sotai,
284 Neh 7:60 | kinderen der knechten van Salomo, waren driehonderd twee
285 Neh 11:3 | kinderen der knechten van Salomo). ~
286 Neh 12:45 | gebod van David en zijn zoon Salomo. ~
287 Neh 13:26 | 26 Heeft niet Salomo, de koning van Israel, daarin
288 Psa 72:1 | 1 Voor Salomo. O God! geef den koning
289 Psa 127:1 | 1Een lied Hammaaloth, van Salomo. Zo de HEERE het huis niet
290 Spre 1:1 | 1 De spreuken van Salomo, den zoon van David, den
291 Spre 10:1 | 1 De spreuken van Salomo. Een wijs zoon verblijdt
292 Spre 25:1 | Dit zijn ook spreuken van Salomo, die de mannen van Hizkia,
293 Hoo 1:1 | Het Hooglied, hetwelk van Salomo is. ~
294 Hoo 1:5 | gelijk de gordijnen van Salomo. ~
295 Hoo 3:7 | Ziet, het bed, dat Salomo heeft, daar zijn zestig
296 Hoo 3:9 | 9 De koning Salomo heeft zich een koets gemaakt
297 Hoo 3:11 | dochteren van Sion! den koning Salomo, met de kroon, waarmede
298 Hoo 8:11 | 11 Salomo had een wijngaard, te Baal-Hamon;
299 Hoo 8:12 | zilverlingen zijn voor u, o Salomo! maar tweehonderd zijn voor
300 Jer 52:20 | stellingen waren, die de koning Salomo voor het huis des HEEREN
301 Matt 6:29| 29 En Ik zeg u, dat ook Salomo, in al zijn heerlijkheid,
302 Matt 12:42| te horen, de wijsheid van Salomo; en ziet, meer dan Salomo
303 Matt 12:42| Salomo; en ziet, meer dan Salomo is hier! ~
304 Luk 11:31 | te horen de wijsheid van Salomo; en ziet, meer dan Salomo
305 Luk 11:31 | Salomo; en ziet, meer dan Salomo is hier. ~
306 Luk 12:27 | spinnen niet; en Ik zeg u: ook Salomo in al zijn heerlijkheid
307 Joha 10:23| tempel, in het voorhof van Salomo.
308 Hand 3:11| in het voorhof, hetwelk Salomo's voorhof genaamd wordt,
|