Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
salmon 4
salmone 1
salome 2
salomo 308
salomon 2
salpeter 2
salu 1
Frequency    [«  »]
311 jaar
309 boven
309 jakob
308 salomo
306 koninkrijk
305 hebbende
302 goud

Bijbel

IntraText - Concordances

salomo

    Book Chapter: Verse
1 2Sa 5:14 | en Schobab, en Nathan, en Salomo. ~ 2 2Sa 12:24 | zoon, wiens naam zij noemde Salomo; en de HEERE had hem lief. ~ 3 1Kon 1:10| Benaja, en de helden, en Salomo, zijn broeder, noodde hij 4 1Kon 1:11| Bathseba, de moeder van Salomo, zeggende: Hebt gij niet 5 1Kon 1:12| ziel en de ziel van uw zoon Salomo redt. ~ 6 1Kon 1:13| zeggende: Voorzeker, uw zoon Salomo zal na mij koning zijn, 7 1Kon 1:17| God, gezworen: Voorzeker Salomo, uw zoon, zal na mij koning 8 1Kon 1:19| krijgsoverste, maar uw knecht Salomo heeft hij niet genood. ~ 9 1Kon 1:21| zijn, dat ik en mijn zoon Salomo als zondaars zullen zijn. ~ 10 1Kon 1:26| den zoon van Jojada, en Salomo, uw knecht, heeft hij niet 11 1Kon 1:30| zeggende: Voorzeker zal uw zoon Salomo na mij koning zijn, en zal 12 1Kon 1:33| heren, en doet mijn zoon Salomo rijden op de muilezelin, 13 1Kon 1:34| blazen, en zeggen: De koning Salomo leve! ~ 14 1Kon 1:37| geweest is, alzo zij Hij met Salomo; en Hij make zijn troon 15 1Kon 1:38| de Plethi, en zij deden Salomo rijden op de muilezelin 16 1Kon 1:39| oliehoorn uit de tent, en zalfde Salomo; en zij bliezen met de bazuin, 17 1Kon 1:39| het volk zeide: De koning Salomo leve! ~ 18 1Kon 1:43| de koning David, heeft Salomo tot koning gemaakt. ~ 19 1Kon 1:46| 46 En ook zit Salomo op den troon des koninkrijks. ~ 20 1Kon 1:47| Uw God make den naam van Salomo beter dan uw naam, en make 21 1Kon 1:50| Doch Adonia vreesde voor Salomo, en hij stond op, en ging 22 1Kon 1:51| 51 En men maakte Salomo bekend, zeggende: Zie, Adonia 23 1Kon 1:51| Adonia vreest den koning Salomo, want zie, hij heeft de 24 1Kon 1:51| zeggende: Dat de koning Salomo mij als heden zwere, dat 25 1Kon 1:52| 52 En Salomo zeide: Indien hij een vroom 26 1Kon 1:53| 53 En de koning Salomo zond heen, en zij deden 27 1Kon 1:53| zich neder voor den koning Salomo. En Salomo zeide tot hem: 28 1Kon 1:53| voor den koning Salomo. En Salomo zeide tot hem: Ga heen naar 29 1Kon 2:1 | zo gebood hij zijn zoon Salomo, zeggende: ~ 30 1Kon 2:12| 12 En Salomo zat op den troon van zijn 31 1Kon 2:13| Bathseba, de moeder van Salomo; en zij zeide: Is uw komst 32 1Kon 2:17| Spreek toch tot den koning Salomo, want hij zal uw aangezicht 33 1Kon 2:19| Bathseba tot den koning Salomo, om hem voor Adonia aan 34 1Kon 2:22| Toen antwoordde de koning Salomo, en zeide tot zijn moeder: 35 1Kon 2:23| 23 En de koning Salomo zwoer bij den HEERE, zeggende: 36 1Kon 2:25| 25 En de koning Salomo zond door de hand van Benaja, 37 1Kon 2:27| 27 Salomo dan verdreef Abjathar, dat 38 1Kon 2:29| 29 En het werd den koning Salomo aangezegd, dat Joab tot 39 1Kon 2:29| bij het altaar. Toen zond Salomo Benaja, den zoon van Jojada, 40 1Kon 2:41| 41 En het werd Salomo aangezegd, dat Simei uit 41 1Kon 2:45| 45 Maar de koning Salomo is gezegend; en de troon 42 1Kon 2:46| bevestigd in de hand van Salomo. ~  ~ 43 1Kon 3:1 | 1 En Salomo verzwagerde zich met Farao, 44 1Kon 3:3 | 3 En Salomo had den HEERE lief, wandelende 45 1Kon 3:4 | duizend brandofferen offerde Salomo op dat altaar. ~ 46 1Kon 3:5 | Gibeon verscheen de HEERE aan Salomo in een droom des nachts 47 1Kon 3:6 | 6 En Salomo zeide: Gij hebt aan Uw knecht 48 1Kon 3:10| de ogen des HEEREN, dat Salomo deze zaak begeerd had. ~ 49 1Kon 3:15| 15 En Salomo waakte op, en ziet, het 50 1Kon 4:1 | 1 Alzo was de koning Salomo koning over gans Israel. ~ 51 1Kon 4:7 | 7 En Salomo had twaalf bestelmeesters 52 1Kon 4:11| had Tafath, de dochter van Salomo, tot een vrouw. ~ 53 1Kon 4:15| in Nafthali; deze nam ook Salomo's dochter, Basmath, ter 54 1Kon 4:21| 21 En Salomo was heersende over al de 55 1Kon 4:21| brachten geschenken, en dienden Salomo al de dagen zijns levens. ~ 56 1Kon 4:22| 22 De spijze nu van Salomo was voor een dag, dertig 57 1Kon 4:25| Ber-seba, al de dagen van Salomo. 58 1Kon 4:26| 26 Salomo had ook veertig duizend 59 1Kon 4:27| maand, verzorgden den koning Salomo, en al degenen, die tot 60 1Kon 4:27| de tafel van den koning Salomo naderden; zij lieten geen 61 1Kon 4:29| 29 En God gaf Salomo wijsheid en zeer veel verstand, 62 1Kon 4:30| 30 En de wijsheid van Salomo was groter dan de wijsheid 63 1Kon 4:34| kwamen er, om de wijsheid van Salomo te horen, van alle koningen 64 1Kon 5:1 | zond zijn knechten tot Salomo (want hij had gehoord, dat 65 1Kon 5:1 | hij had gehoord, dat zij Salomo tot koning gezalfd hadden 66 1Kon 5:2 | 2 Daarna zond Salomo tot Hiram, zeggende: ~ 67 1Kon 5:7 | als Hiram de woorden van Salomo gehoord had, dat hij zich 68 1Kon 5:8 | 8 En Hiram zond tot Salomo, zeggende: Ik heb gehoord, 69 1Kon 5:10| 10 Alzo gaf Hiram aan Salomo cederenhout en dennenhout, 70 1Kon 5:11| 11 En Salomo gaf Hiram twintig duizend 71 1Kon 5:11| gestoten olie; zulks gaf Salomo aan Hiram jaar op jaar. ~ 72 1Kon 5:12| 12 De HEERE dan gaf Salomo wijsheid, gelijk als Hij 73 1Kon 5:12| vrede tussen Hiram en tussen Salomo, en zij beiden maakten een 74 1Kon 5:13| 13 En de koning Salomo deed een uitschot opkomen 75 1Kon 5:15| 15 Daartoe had Salomo zeventig duizend, die last 76 1Kon 5:16| Behalve de oversten van Salomo's bestelden, die over dat 77 1Kon 5:18| 18 En de bouwlieden van Salomo, en de bouwlieden van Hiram, 78 1Kon 6:1 | jaar van het koninkrijk van Salomo over Israel, in de maand 79 1Kon 6:2 | huis, hetwelk de koning Salomo den HEERE bouwde, was van 80 1Kon 6:11| het woord des HEEREN tot Salomo, zeggende: ~ 81 1Kon 6:14| 14 Alzo bouwde Salomo dat huis en volmaakte hetzelve. ~ 82 1Kon 6:21| 21 En Salomo overtoog het huis van binnen 83 1Kon 7:1 | Maar aan zijn huis bouwde Salomo dertien jaren, en hij volmaakte 84 1Kon 7:8 | de dochter van Farao, die Salomo tot vrouw genomen had, een 85 1Kon 7:13| 13 En de koning Salomo zond heen, en liet Hiram 86 1Kon 7:14| deze kwam tot den koning Salomo, en maakte al zijn werk. ~ 87 1Kon 7:40| dat hij voor den koning Salomo maakte voor het huis des 88 1Kon 7:45| die Hiram voor den koning Salomo tot het huis des HEEREN 89 1Kon 7:47| 47 En Salomo liet al deze vaten ongewogen 90 1Kon 7:48| 48 Ook maakte Salomo al de vaten, die voor het 91 1Kon 7:51| volbracht, dat de koning Salomo aan het huis des HEEREN 92 1Kon 7:51| HEEREN maakte. Daarna bracht Salomo de geheiligde dingen van 93 1Kon 8:1 | 1 Toen vergaderde Salomo de oudsten van Israel, en 94 1Kon 8:1 | Israels, tot den koning Salomo te Jeruzalem, om de ark 95 1Kon 8:2 | verzamelden zich tot den koning Salomo, in de maand Ethanim op 96 1Kon 8:5 | 5 De koning Salomo nu en de ganse vergadering 97 1Kon 8:12| 12 Toen zeide Salomo: De HEERE heeft gezegd, 98 1Kon 8:22| 22 En Salomo stond voor het altaar des 99 1Kon 8:54| 54 Het geschiedde nu, als Salomo voleind had dit ganse gebed, 100 1Kon 8:63| 63 En Salomo offerde ten dankoffer, dat 101 1Kon 8:65| Terzelfder tijd ook hield Salomo het feest, en gans Israel 102 1Kon 9:1 | 1 Het geschiedde nu, als Salomo voleind had te bouwen het 103 1Kon 9:1 | en al de begeerten van Salomo, die hem gelust had te maken; ~ 104 1Kon 9:2 | HEERE ten anderen male aan Salomo verscheen, gelijk als Hij 105 1Kon 9:10| twintig jaren, in dewelke Salomo die twee huizen gebouwd 106 1Kon 9:11| Hiram, de koning van Tyrus, Salomo van cederbomen, en van dennenbomen, 107 1Kon 9:11| dat alstoen de koning Salomo aan Hiram twintig steden 108 1Kon 9:12| de steden te bezien, die Salomo hem gegeven had, maar zij 109 1Kon 9:15| uitschot, dat de koning Salomo deed opkomen, om het huis 110 1Kon 9:16| dochter, de huisvrouw van Salomo, tot een geschenk gegeven. ~ 111 1Kon 9:17| 17 Alzo bouwde Salomo Gezer, en het lage Beth-horon. ~ 112 1Kon 9:19| En al de schatsteden, die Salomo had, en de wagensteden, 113 1Kon 9:19| en wat de begeerte van Salomo begeerde te bouwen, in Jeruzalem, 114 1Kon 9:21| kunnen verbannen, die heeft Salomo gebracht op slaafsen uitschot 115 1Kon 9:22| kinderen Israels maakte Salomo geen slaaf; maar zij waren 116 1Kon 9:23| bestelden, die over het werk van Salomo waren, vijfhonderd en vijftig, 117 1Kon 9:25| 25 En Salomo offerde driemaal des jaars 118 1Kon 9:26| 26 De koning Salomo maakte ook schepen te Ezeon-Geber, 119 1Kon 9:27| zee, met de knechten van Salomo. ~ 120 1Kon 9:28| brachten het tot den koning Salomo. ~  ~  ~  121 1Kon 10:1 | van Scheba het gerucht van Salomo hoorde, aangaande den Naam 122 1Kon 10:2 | gesteente; en zij kwam tot Salomo, en sprak tot hem al wat 123 1Kon 10:3 | 3 En Salomo verklaarde haar al haar 124 1Kon 10:4 | Scheba zag al de wijsheid van Salomo, en het huis, hetwelk hij 125 1Kon 10:10| koningin van Scheba den koning Salomo gaf, is er nooit meer in 126 1Kon 10:13| 13 En de koning Salomo gaf de koningin van Scheba 127 1Kon 10:13| vermogen van den koning Salomo; zo keerde zij en toog in 128 1Kon 10:14| nu van het goud, dat voor Salomo op een jaar inkwam was zeshonderd 129 1Kon 10:16| 16 Ook maakte de koning Salomo tweehonderd rondassen van 130 1Kon 10:21| drinkvaten van den koning Salomo van goud, en alle vaten 131 1Kon 10:21| het werd in de dagen van Salomo niet voor enig ding geacht. ~ 132 1Kon 10:23| 23 Alzo werd de koning Salomo groter dan alle koningen 133 1Kon 10:24| zocht het aangezicht van Salomo, om zijn wijsheid te horen, 134 1Kon 10:26| 26 Daartoe vergaderde Salomo wagenen en ruiteren, en 135 1Kon 10:28| der paarden was hetgeen Salomo uit Egypte had; en aangaande 136 1Kon 11:1 | 1 En de koning Salomo had veel vreemde vrouwen 137 1Kon 11:2 | goden neigen; aan deze hing Salomo met liefde. ~ 138 1Kon 11:4 | geschiedde in den tijd van Salomo's ouderdom, dat zijn vrouwen 139 1Kon 11:5 | 5 Want Salomo wandelde Astoreth, den god 140 1Kon 11:6 | 6 Alzo deed Salomo dat kwaad was in de ogen 141 1Kon 11:7 | 7 Toen bouwde Salomo een hoogte voor Kamos, het 142 1Kon 11:9 | vertoornde Zich de HEERE tegen Salomo, omdat hij zijn hart geneigd 143 1Kon 11:11| Daarom zeide de HEERE tot Salomo: Dewijl dit bij u geschied 144 1Kon 11:14| 14 Zo verwekte de HEERE Salomo een tegenpartijder, Hadad, 145 1Kon 11:25| tegenpartijder al de dagen van Salomo, en dat benevens het kwaad, 146 1Kon 11:26| een Efrathiet van Zereda, Salomo's knecht (wiens moeders 147 1Kon 11:27| tegen den koning ophief. Salomo bouwde Millo, en sloot de 148 1Kon 11:28| was een dapper held. Toen Salomo dezen jongeling zag, dat 149 1Kon 11:31| koninkrijk van de hand van Salomo scheuren, en u tien stammen 150 1Kon 11:40| 40 Daarom zocht Salomo Jerobeam te doden; maar 151 1Kon 11:40| en was in Egypte, totdat Salomo stierf. ~ 152 1Kon 11:41| der geschiedenissen van Salomo, en al wat hij gedaan heeft, 153 1Kon 11:41| der geschiedenissen van Salomo? ~ 154 1Kon 11:42| 42 De tijd nu, dien Salomo te Jeruzalem over het ganse 155 1Kon 11:43| 43 Daarna ontsliep Salomo met zijn vaderen, en werd 156 1Kon 12:2 | aangezicht van den koning Salomo gevloden; en Jerobeam woonde 157 1Kon 12:6 | aangezicht van zijn vader Salomo, als hij leefde, zeggende: 158 1Kon 12:21| aan Rehabeam, den zoon van Salomo, bracht. ~ 159 1Kon 12:23| tot Rehabeam, den zoon van Salomo, den koning van Juda, en 160 1Kon 14:21| Rehabeam nu, de zoon van Salomo, regeerde in Juda; een en 161 1Kon 14:26| gouden schilden weg, die Salomo gemaakt had. ~ 162 2Kon 23:7 | David, en tot zijn zoon Salomo: In dit huis, en in Jeruzalem, 163 2Kon 25:13| van de berg Mashith, die Salomo, de koning van Israel, voor 164 2Kon 26:13| alle gouden vaten af, die Salomo, de koning van Israel, in 165 2Kon 27:16| zee, en de stellingen, die Salomo voor het huis des HEEREN 166 1Kro 3:5 | en Sobab, en Nathan, en Salomo; deze vier zijn van Bath-Sua, 167 1Kro 3:10| 10 Salomo's zoon nu was Rehabeam; 168 1Kro 6:10| bediende in het huis, dat Salomo te Jeruzalem gebouwd had. ~ 169 1Kro 6:32| samenkomst met gezangen, totdat Salomo het huis des HEEREN te Jeruzalem 170 1Kro 14:4 | Sammua, en Sobab, Nathan en Salomo, ~ 171 1Kro 18:8 | Hadar-ezer; daarvan heeft Salomo de koperen zee, en de pilaren, 172 1Kro 19:8 | Hadar-ezer; daarvan heeft Salomo de koperen zee, en de pilaren, 173 1Kro 23:5 | Want David zeide: Mijn zoon Salomo is een jongeling en teder; 174 1Kro 23:6 | Toen riep hij zijn zoon Salomo, en gebood hem den HEERE, 175 1Kro 23:7 | 7 En David zeide tot Salomo: Mijn zoon, wat mij aangaat, 176 1Kro 23:9 | henen; want zijn naam zal Salomo zijn, en Ik zal vrede en 177 1Kro 23:17| Israel, dat zij zijn zoon Salomo helpen zouden, zeggende: ~ 178 1Kro 24:1 | dagen, maakte hij zijn zoon Salomo tot koning over Israel. ~ 179 1Kro 29:5 | zo heeft Hij mijn zoon Salomo verkoren, dat hij zitten 180 1Kro 29:6 | tot mij gezegd: Uw zoon Salomo, die zal Mijn huis en Mijn 181 1Kro 29:9 | 9 En gij, mijn zoon Salomo, ken den God uws vaders, 182 1Kro 29:11| 11 En David gaf zijn zoon Salomo een voorbeeld van het voorhuis, 183 1Kro 29:20| David zeide tot zijn zoon Salomo: Wees sterk, en heb goeden 184 1Kro 30:1 | gemeente: God heeft mijn zoon Salomo alleen verkoren, een jongeling 185 1Kro 30:19| 19 En geef mijn zoon Salomo een volkomen hart, om te 186 1Kro 30:22| vreugde; en zij maakten Salomo, den zoon van David, ten 187 1Kro 30:23| 23 Alzo zat Salomo op den troon des HEEREN, 188 1Kro 30:24| dat zij onder den koning Salomo zijn zouden. ~ 189 1Kro 30:25| 25 En de HEERE maakte Salomo groot ten hoogste voor de 190 1Kro 30:28| rijkdom en eer; en zijn zoon Salomo regeerde in zijn plaats. ~ 191 2Kro 1:1 | 1 En Salomo, de zoon van David, werd 192 2Kro 1:2 | 2 En Salomo sprak tot het ganse Israel, 193 2Kro 1:3 | 3 En zij gingen henen, Salomo en de ganse gemeente met 194 2Kro 1:5 | den tabernakel des HEEREN; Salomo nu en de gemeente bezochten 195 2Kro 1:6 | 6 En Salomo offerde daar, voor het aangezicht 196 2Kro 1:7 | nacht verscheen God aan Salomo; en Hij zeide tot hem: Begeer, 197 2Kro 1:8 | 8 En Salomo zeide tot God: Gij hebt 198 2Kro 1:11| 11 Toen zeide God tot Salomo: Daarom, dat dit in uw hart 199 2Kro 1:13| 13 Alzo kwam Salomo te Jeruzalem, van de hoogte, 200 2Kro 1:14| 14 En Salomo vergaderde wagenen en ruiteren, 201 2Kro 1:16| der paarden was hetgeen Salomo uit Egypte had; en aangaande 202 2Kro 2:1 | 1 Salomo nu dacht voor den Naam des 203 2Kro 2:2 | 2 En Salomo telde zeventig duizend lastdragende 204 2Kro 2:3 | 3 En Salomo zond tot Huram, den koning 205 2Kro 2:11| door schrift, en zond tot Salomo: Daarom dat de HEERE Zijn 206 2Kro 2:17| 17 En Salomo telde al de vreemde mannen, 207 2Kro 3:1 | 1 En Salomo begon het huis des HEEREN 208 2Kro 3:3 | zijn de grondleggingen van Salomo, om het huis Gods te bouwen: 209 2Kro 4:11| dat hij voor de koning Salomo aan het huis Gods maakte. ~ 210 2Kro 4:16| Huram Abiu voor de koning Salomo, voor het huis des HEEREN, 211 2Kro 4:18| 18 En Salomo maakte al deze vaten, in 212 2Kro 4:19| 19 Ook maakte Salomo alle vaten, die voor het 213 2Kro 5:1 | het werk volbracht, dat Salomo aan het huis des HEEREN 214 2Kro 5:1 | HEEREN maakte. Daarna bracht Salomo de geheiligde dingen van 215 2Kro 5:2 | 2 Toen vergaderde Salomo de oudsten van Israel, en 216 2Kro 5:6 | 6 De koning Salomo nu, en de ganse vergadering 217 2Kro 6:1 | het werk volbracht, dat Salomo aan het huis des HEEREN 218 2Kro 6:1 | HEEREN maakte. Daarna bracht Salomo de geheiligde dingen van 219 2Kro 6:2 | 2 Toen vergaderde Salomo de oudsten van Israel, en 220 2Kro 6:6 | 6 De koning Salomo nu, en de ganse vergadering 221 2Kro 7:1 | 1 Toen zeide Salomo: De HEERE heeft gezegd, 222 2Kro 7:13| 13 (Want Salomo had een koperen gestoelte 223 2Kro 8:1 | 1 Als nu Salomo voleind had te bidden, zo 224 2Kro 8:5 | 5 En de koning Salomo offerde slachtofferen van 225 2Kro 8:7 | 7 En Salomo heiligde het middelste des 226 2Kro 8:7 | het koperen altaar, dat Salomo gemaakt had, kon het brandoffer, 227 2Kro 8:8 | 8 Salomo hield ook ter zelfder tijd 228 2Kro 8:10| dat de HEERE aan David en Salomo, en Zijn volk Israel gedaan 229 2Kro 8:11| 11 Alzo volbracht Salomo het huis des HEEREN, en 230 2Kro 8:11| des konings; en al wat in Salomo's hart gekomen was, om in 231 2Kro 8:12| 12 En de HEERE verscheen Salomo des nachts, en Hij zeide 232 2Kro 9:1 | twintig jaren, in dewelke Salomo het huis des HEEREN en zijn 233 2Kro 9:2 | 2 Dat Salomo de steden, welke Huram hem 234 2Kro 9:3 | 3 Daarna toog Salomo naar Hamath-Zoba, en hij 235 2Kro 9:6 | en al de schatsteden, die Salomo had, en alle wagensteden, 236 2Kro 9:6 | en wat de begeerte van Salomo begeerd had te bouwen, in 237 2Kro 9:8 | verdaan hadden, die bracht Salomo op uitschot tot op dezen 238 2Kro 9:9 | de kinderen Israels, die Salomo niet maakte tot slaven in 239 2Kro 9:10| bestelden, die de koning Salomo had, tweehonderd en vijftig, 240 2Kro 9:11| 11 Salomo nu deed de dochter van Farao 241 2Kro 9:12| 12 Toen offerde Salomo den HEERE brandofferen op 242 2Kro 9:16| Alzo werd al het werk van Salomo bereid tot den dag der grondlegging 243 2Kro 9:17| 17 Toen toog Salomo naar Ezeon-Geber, en naar 244 2Kro 9:18| de zee; en zij gingen met Salomo's knechten naar Ofir, en 245 2Kro 9:18| brachten tot den koning Salomo. ~  ~ 246 2Kro 10:1 | van Scheba het gerucht van Salomo hoorde, kwam zij, om Salomo 247 2Kro 10:1 | Salomo hoorde, kwam zij, om Salomo met raadselen te verzoeken, 248 2Kro 10:1 | gesteente; en zij kwam tot Salomo, en sprak met hem al wat 249 2Kro 10:2 | 2 En Salomo verklaarde haar al haar 250 2Kro 10:2 | ding was er verborgen voor Salomo, dat hij haar niet verklaarde. ~ 251 2Kro 10:3 | Scheba zag de wijsheid van Salomo, en het huis, dat hij gebouwd 252 2Kro 10:9 | koningin van Scheba den koning Salomo gaf, geen geweest. ~ 253 2Kro 10:10| ook Hurams knechten, en Salomo's knechten, die goud brachten 254 2Kro 10:12| 12 En de koning Salomo gaf de koningin van Scheba 255 2Kro 10:13| nu van het goud, dat voor Salomo op een jaar inkwam, was 256 2Kro 10:14| lands, goud en zilver aan Salomo. ~ 257 2Kro 10:15| Daartoe maakte de koning Salomo tweehonderd rondassen van 258 2Kro 10:20| drinkvaten van den koning Salomo van goud, en alle vaten 259 2Kro 10:20| zilver was in de dagen van Salomo niet voor iets geacht. ~ 260 2Kro 10:22| 22 Alzo werd de koning Salomo groter dan alle koningen 261 2Kro 10:23| koningen der aarde zochten Salomo's aangezicht, om zijn wijsheid 262 2Kro 10:25| 25 Ook had Salomo vier duizend paardenstallen, 263 2Kro 10:28| 28 En zij brachten voor Salomo paarden uit Egypte, en uit 264 2Kro 10:29| der geschiedenissen van Salomo, der eerste en der laatste, 265 2Kro 10:30| 30 En Salomo regeerde te Jeruzalem over 266 2Kro 10:31| 31 En Salomo ontsliep met zijn vaderen, 267 2Kro 11:2 | aangezicht van den koning Salomo gevloden was), dat Jerobeam 268 2Kro 11:6 | aangezicht van zijn vader Salomo, als hij leefde, zeggende: 269 2Kro 12:3 | tot Rehabeam, den zoon van Salomo, den koning van Juda, en 270 2Kro 12:17| bekrachtigden Rehabeam, den zoon van Salomo, drie jaren; want drie jaren 271 2Kro 12:17| in den weg van David, en Salomo. ~ 272 2Kro 13:9 | gouden schilden weg, die Salomo gemaakt had. ~ 273 2Kro 14:6 | van Nebat, de knecht van Salomo, den zoon van David, opgestaan, 274 2Kro 14:7 | tegen Rehabeam, den zoon van Salomo, als Rehabeam jong was en 275 2Kro 30:26| Jeruzalem; want van de dagen van Salomo, den zoon van David, den 276 2Kro 33:7 | tot David en tot zijn zoon Salomo: In dit huis, en te Jeruzalem, 277 2Kro 35:3 | ark in het huis, hetwelk Salomo, de zoon van David, de koning 278 2Kro 35:4 | beschrijving van zijn zoon Salomo; ~ 279 2Kro 36:3 | ark in het huis, hetwelk Salomo, de zoon van David, de koning 280 2Kro 36:4 | beschrijving van zijn zoon Salomo; ~ 281 Ezra 2:55| kinderen der knechten van Salomo. De kinderen van Sotai, 282 Ezra 2:58| kinderen der knechten van Salomo, waren driehonderd twee 283 Neh 7:57 | kinderen der knechten van Salomo; de kinderen van Sotai, 284 Neh 7:60 | kinderen der knechten van Salomo, waren driehonderd twee 285 Neh 11:3 | kinderen der knechten van Salomo). ~ 286 Neh 12:45 | gebod van David en zijn zoon Salomo. ~ 287 Neh 13:26 | 26 Heeft niet Salomo, de koning van Israel, daarin 288 Psa 72:1 | 1 Voor Salomo. O God! geef den koning 289 Psa 127:1 | 1Een lied Hammaaloth, van Salomo. Zo de HEERE het huis niet 290 Spre 1:1 | 1      De spreuken van Salomo, den zoon van David, den 291 Spre 10:1 | 1      De spreuken van Salomo. Een wijs zoon verblijdt 292 Spre 25:1 | Dit zijn ook spreuken van Salomo, die de mannen van Hizkia, 293 Hoo 1:1 | Het Hooglied, hetwelk van Salomo is. ~ 294 Hoo 1:5 | gelijk de gordijnen van Salomo. ~ 295 Hoo 3:7 | Ziet, het bed, dat Salomo heeft, daar zijn zestig 296 Hoo 3:9 | 9      De koning Salomo heeft zich een koets gemaakt 297 Hoo 3:11 | dochteren van Sion! den koning Salomo, met de kroon, waarmede 298 Hoo 8:11 | 11      Salomo had een wijngaard, te Baal-Hamon; 299 Hoo 8:12 | zilverlingen zijn voor u, o Salomo! maar tweehonderd zijn voor 300 Jer 52:20 | stellingen waren, die de koning Salomo voor het huis des HEEREN 301 Matt 6:29| 29 En Ik zeg u, dat ook Salomo, in al zijn heerlijkheid, 302 Matt 12:42| te horen, de wijsheid van Salomo; en ziet, meer dan Salomo 303 Matt 12:42| Salomo; en ziet, meer dan Salomo is hier! ~ 304 Luk 11:31 | te horen de wijsheid van Salomo; en ziet, meer dan Salomo 305 Luk 11:31 | Salomo; en ziet, meer dan Salomo is hier. ~ 306 Luk 12:27 | spinnen niet; en Ik zeg u: ook Salomo in al zijn heerlijkheid 307 Joha 10:23| tempel, in het voorhof van Salomo. 308 Hand 3:11| in het voorhof, hetwelk Salomo's voorhof genaamd wordt,


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License