Book Chapter: Verse
1 Gen 19:9 | gij over mij en over mijn koninkrijk een grote zonde gebracht
2 Exo 19:6 | zult Mij een priesterlijk koninkrijk, en een heilig volk zijn.
3 Num 24:7 | verheven worden, en zijn koninkrijk zal verhoogd worden. ~
4 Num 31:86 | den zoon van Jozef, het koninkrijk van Sihon, koning der Amorieten,
5 Num 31:86 | koning der Amorieten, en het koninkrijk van Og, koning van Bazan;
6 Deu 3:4 | landstreek van Argob, het koninkrijk van Og in Bazan. ~
7 Deu 3:13 | mitsgaders het ganse Bazan, het koninkrijk van Og, gaf ik aan den halven
8 Deu 17:20 | de dagen verlenge in zijn koninkrijk, hij en zijn zonen, in het
9 Joz 13:12 | 12 Het ganse koninkrijk van Og, in Bazan, die geregeerd
10 Joz 13:21 | vlakken lands, en het ganse koninkrijk van Sihon, den koning der
11 Joz 13:27 | Zefon, wat over was van het koninkrijk van Sihon, den koning te
12 Joz 13:30 | het ganse Bazan, het ganse koninkrijk van Og, den koning van Bazan,
13 1Sa 11:14 | naar Gilgal gaan, en het koninkrijk aldaar vernieuwen. ~
14 1Sa 14:47 | 47 Toen nam Saul het koninkrijk over Israel in; en hij streed
15 1Sa 15:28 | De HEERE heeft heden het koninkrijk van Israel van u afgescheurd,
16 1Sa 18:8 | gegeven; en voorzeker zal het koninkrijk nog voor hem zijn. ~
17 1Sa 20:31 | zal, zo zult gij noch uw koninkrijk bevestigd worden; nu dan,
18 1Sa 24:21 | worden zult, en dat het koninkrijk van Israel in uw hand bestaan
19 1Sa 28:17 | gesproken heeft; en heeft het koninkrijk van uw hand gescheurd, en
20 2Sa 3:10 | 10 Overbrengende het koninkrijk van het huis van Saul, en
21 2Sa 3:28 | ben onschuldig, en mijn koninkrijk, bij den HEERE, tot in eeuwigheid,
22 2Sa 5:12 | bevestigd had, en dat Hij zijn koninkrijk verheven had, om Zijns volks
23 2Sa 7:12 | voortkomen zal, en Ik zal zijn koninkrijk bevestigen. ~
24 2Sa 7:16 | zal bestendig zijn, en uw koninkrijk tot in eeuwigheid, voor
25 2Sa 16:3 | huis Israels mijns vaders koninkrijk wedergeven. ~
26 2Sa 16:8 | hebt; nu heeft de HEERE het koninkrijk gegeven in de hand van Absalom,
27 1Kon 2:12| zijn vader David; en zijn koninkrijk werd zeer bevestigd. ~
28 1Kon 2:15| zeide dan: Gij weet, dat het koninkrijk mijn was, en het ganse Israel
29 1Kon 2:15| koning zijn zou; hoewel het koninkrijk omgewend en mijns broeders
30 1Kon 2:22| Begeer ook voor hem het koninkrijk (want hij is mijn broeder,
31 1Kon 2:46| hij stierf. Alzo is het koninkrijk bevestigd in de hand van
32 1Kon 6:1 | het vierde jaar van het koninkrijk van Salomo over Israel,
33 1Kon 11:11| Ik zal gewisselijk dit koninkrijk van u scheuren, en datzelve
34 1Kon 11:13| 13 Doch Ik zal het gehele koninkrijk niet afscheuren; een stam
35 1Kon 11:31| Israels: Zie, Ik zal het koninkrijk van de hand van Salomo scheuren,
36 1Kon 11:34| 34 Doch niets van dit koninkrijk zal Ik uit zijn hand nemen;
37 1Kon 11:35| hand zijns zoons zal Ik het koninkrijk nemen; en Ik zal u daarvan
38 1Kon 12:21| strijden, opdat hij het koninkrijk weder aan Rehabeam, den
39 1Kon 12:26| in zijn hart: Nu zal het koninkrijk weder tot het huis van David
40 1Kon 14:8 | 8 En het koninkrijk van het huis van David gescheurd,
41 1Kon 18:10| leeft, zo er een volk of koninkrijk is, waar mijn heer niet
42 1Kon 18:10| hier niet; zo nam hij dat koninkrijk en dat volk een eed af;
43 1Kon 21:7 | tot hem: Zoudt gij nu het koninkrijk over Israel regeren? Sta
44 2Kon 15:5 | Het geschiedde nu, als het koninkrijk in zijn hand versterkt was,
45 2Kon 16:19| met hem zoude zijn, om het koninkrijk in zijn hand te sterken. ~
46 1Kro 10:14| doodde Hij hem, en keerde het koninkrijk tot David, den zoon van
47 1Kro 11:10| gedragen hebben in zijn koninkrijk bij geheel Israel, om hem
48 1Kro 12:23| te Hebron kwamen, om het koninkrijk van Saul tot hem te wenden,
49 1Kro 14:2 | had over Israel; want zijn koninkrijk werd ten hoogste verheven,
50 1Kro 16:20| tot volk, en van het ene koninkrijk tot een ander volk. ~
51 1Kro 17:11| zijn zal, en Ik zal zijn koninkrijk bevestigen. ~
52 1Kro 17:14| bestendig maken, en in Mijn Koninkrijk tot in eeuwigheid; en zijn
53 1Kro 29:7 | 7 En Ik zal zijn koninkrijk bevestigen tot in eeuwigheid,
54 1Kro 30:11| Uw: Uw, o HEERE, is het Koninkrijk, en Gij hebt U verhoogd
55 1Kro 30:30| 30 Met al zijn koninkrijk, en zijn macht, en de tijden,
56 2Kro 1:1 | werd versterkt in zijn koninkrijk, want de HEERE, zijn God,
57 2Kro 2:1 | bouwen, en een huis voor zijn koninkrijk. ~
58 2Kro 2:12| HEERE, en een huis voor zijn koninkrijk bouwe! ~
59 2Kro 3:2 | het vierde jaar van zijn koninkrijk. ~
60 2Kro 10:19| trappen; desgelijks is in geen koninkrijk gemaakt geweest. ~
61 2Kro 12:1 | strijden, opdat hij het koninkrijk weder aan Rehabeam bracht. ~
62 2Kro 12:17| 17 Alzo sterkten zij het koninkrijk van Juda, en bekrachtigden
63 2Kro 13:1 | geschiedde nu, als Rehabeam het koninkrijk bevestigd had, en hij sterk
64 2Kro 14:5 | HEERE, de God Israels, het koninkrijk over Israel aan David gegeven
65 2Kro 14:8 | te versterken tegen het koninkrijk des HEEREN, hetwelk in de
66 2Kro 15:5 | de zonnebeelden; en het koninkrijk was voor hem stil. ~
67 2Kro 16:10| vijftiende jaar van het koninkrijk van Asa. ~
68 2Kro 16:19| en dertigste jaar van het koninkrijk van Asa. ~ ~
69 2Kro 17:1 | en dertigste jaar van het koninkrijk van Asa, toog Baesa, de
70 2Kro 17:12| dertigste jaar van zijn koninkrijk, krank aan zijn voeten;
71 2Kro 18:5 | de HEERE bevestigde het koninkrijk in zijn hand, en gans Juda
72 2Kro 21:30| 30 Alzo was het koninkrijk van Josafat stil; en zijn
73 2Kro 22:3 | steden in Juda; maar het koninkrijk gaf hij Joram, omdat hij
74 2Kro 22:4 | 4 Als Joram tot het koninkrijk zijns vaders opgekomen was,
75 2Kro 22:23| steden in Juda; maar het koninkrijk gaf hij Joram, omdat hij
76 2Kro 22:24| 4 Als Joram tot het koninkrijk zijns vaders opgekomen was,
77 2Kro 23:9 | die kracht behield tot het koninkrijk. ~
78 2Kro 25:3 | Het geschiedde nu, als het koninkrijk aan hem gesterkt was, dat
79 2Kro 29:19| koning Achaz, onder zijn koninkrijk, door zijn overtreding weggeworpen
80 2Kro 29:21| geitenbokken ten zondoffer voor het koninkrijk, en voor het heiligdom,
81 2Kro 32:15| geen god van enige natie en koninkrijk heeft zijn volk uit mijn
82 2Kro 33:13| weder te Jeruzalem, in zijn koninkrijk. Toen erkende Manasse, dat
83 2Kro 35:19| achttiende jaar van het koninkrijk van Josia, werd dit pascha
84 2Kro 36:19| achttiende jaar van het koninkrijk van Josia, werd dit pascha
85 2Kro 37:22| doorgaan door zijn ganse koninkrijk, zelfs ook in geschrift,
86 Ezra 1:1 | doorgaan door zijn ganse koninkrijk, zelfs ook in geschrift,
87 Ezra 4:5 | van Perzie, tot aan het koninkrijk van Darius, den koning van
88 Ezra 4:6 | 6 En onder het koninkrijk van Ahasveros, in het begin
89 Ezra 4:24| het tweede jaar van het koninkrijk van Darius, den koning van
90 Ezra 6:15| was het zesde jaar van het koninkrijk van den koning Darius. ~
91 Ezra 7:1 | geschiedenissen nu, in het koninkrijk van Arthahsasta, koning
92 Ezra 7:13| wie vrijwillig is in mijn koninkrijk, van het volk van Israel,
93 Ezra 7:23| grote toorn zijn over het koninkrijk des konings en zijner kinderen? ~
94 Ezra 8:1 | Babel optogen, onder het koninkrijk van den koning Arthahsasta. ~
95 Neh 9:35 | hebben U niet gediend in hun koninkrijk, en in Uw menigvuldig goed,
96 Neh 12:22 | mitsgaders de priesteren, tot het koninkrijk van Darius, den Perziaan. ~
97 Est 1:14 | die vooraan zaten in het koninkrijk), ~
98 Est 1:19 | en de koning geve haar koninkrijk aan haar naaste, die beter
99 Est 1:20 | hij doen zal in zijn ganse koninkrijk, (want het is groot) gehoord
100 Est 16:6 | Joden, die in het ganse koninkrijk van Ahasveros waren, namelijk
101 Est 17:6 | Joden, die in het ganse koninkrijk van Ahasveros waren, namelijk
102 Est 53:1 | twintig landschappen van het koninkrijk van Ahasveros, met woorden
103 Psa 22:29 | 29 Want het koninkrijk is des HEEREN, en Hij heerst
104 Psa 103:19 | hemelen bevestigd, en Zijn Koninkrijk heerst over alles. ~
105 Psa 105:13 | volk tot volk, van het ene koninkrijk tot het andere volk; ~
106 Psa 145:13 | 13 Mem. Uw Koninkrijk is een Koninkrijk van alle
107 Psa 145:13 | Mem. Uw Koninkrijk is een Koninkrijk van alle eeuwen, en Uw heerschappij
108 Pred 4:14| daar ook een, die in zijn koninkrijk geboren is, verarmt. ~
109 Jes 9:6 | troon van David en in zijn koninkrijk, om dat te bevestigen, en
110 Jes 17:3 | ophouden van Efraim, en het koninkrijk van Damaskus, en het overblijfsel
111 Jes 19:2 | naaste, stad tegen stad, koninkrijk tegen koninkrijk. ~
112 Jes 19:2 | stad, koninkrijk tegen koninkrijk. ~
113 Jes 34:12 | niet) zullen zij tot het koninkrijk roepen, maar al hun vorsten
114 Jes 61:12 | Want het volk en het koninkrijk, welke u niet zullen dienen,
115 Jer 10:7 | heidenen, en in hun ganse koninkrijk, niemand U gelijk is. ~
116 Jer 18:7 | over een volk en over een koninkrijk, dat Ik het zal uitrukken,
117 Jer 18:9 | over een volk en over een koninkrijk, dat Ik het zal bouwen en
118 Jer 27:8 | geschieden, het volk en het koninkrijk, dat hem, Nebukadnezar,
119 Klaa 1:24| aarde raken; Hij heeft het koninkrijk en deszelfs vorsten ontheiligd. ~
120 Eze 16:13 | voorspoedig, dat gij een koninkrijk werdt. ~
121 Eze 17:14 | 14 Opdat het koninkrijk nederig zou zijn, zich niet
122 Eze 29:14 | aldaar zullen zij een nederig koninkrijk zijn. ~
123 Dan 1:20 | sterrekijkers, die in zijn ganse koninkrijk waren. ~
124 Dan 2:37 | God des hemels heeft u een koninkrijk, macht, en sterkte, en eer
125 Dan 2:39 | En na u zal een ander koninkrijk opstaan, lager dan het uwe;
126 Dan 2:39 | daarna een ander, het derde koninkrijk van koper, hetwelk heersen
127 Dan 2:40 | 40 En het vierde koninkrijk zal hard zijn, gelijk ijzer;
128 Dan 2:41 | ijzer, dat zal een gedeeld koninkrijk zijn, doch daar zal van
129 Dan 2:42 | ijzer, en ten dele leem; dat koninkrijk zal ten dele hard zijn,
130 Dan 2:44 | zal de God des hemels een Koninkrijk verwekken, dat in der eeuwigheid
131 Dan 2:44 | verstoord worden; en dat Koninkrijk zal aan geen ander volk
132 Dan 4:26 | dien boom laten zou; uw koninkrijk zal u bestendig zijn, nadat
133 Dan 4:31 | Nebukadnezar! wordt gezegd: Het koninkrijk is van u gegaan. ~
134 Dan 4:34 | eeuwige heerschappij, en Zijn Koninkrijk is van geslacht tot geslacht; ~
135 Dan 4:36 | mij, en ik werd in mijn koninkrijk bevestigd; en mij werd groter
136 Dan 5:7 | derde heerser in dit koninkrijk zijn. ~
137 Dan 5:11 | Er is een man in uw koninkrijk, in wien de geest der heilige
138 Dan 5:16 | de derde heerser in dit koninkrijk zijn. ~
139 Dan 5:18 | uw vader Nebukadnezar het koninkrijk, en grootheid, en eer, en
140 Dan 5:26 | woorden: MENE; God heeft uw koninkrijk geteld, en Hij heeft het
141 Dan 5:28 | 28 PERES; uw koninkrijk is verdeeld, en het is den
142 Dan 5:29 | de derde heerser in dat koninkrijk was. ~
143 Dan 6:1 | de Meder nu, ontving het koninkrijk, omtrent twee en zestig
144 Dan 6:2 | Darius goed, dat hij over het koninkrijk stelde honderd en twintig
145 Dan 6:2 | stadhouders, die over het ganse koninkrijk zijn zouden; ~
146 Dan 6:4 | stellen over het gehele koninkrijk. ~
147 Dan 6:5 | tegen Daniel vanwege het koninkrijk; maar zij konden geen gelegenheid
148 Dan 6:27 | in eeuwigheden, en Zijn koninkrijk is niet verderfelijk, en
149 Dan 6:29 | nu had voorspoed in het koninkrijk van Darius, en in het koninkrijk
150 Dan 6:29 | koninkrijk van Darius, en in het koninkrijk van Kores, den Perziaan. ~ ~
151 Dan 7:14 | heerschappij, en eer, en het Koninkrijk, dat Hem alle volken, natien
152 Dan 7:14 | vergaan zal, en Zijn Koninkrijk zal niet verdorven worden. ~
153 Dan 7:18 | hoge plaatsen zullen dat Koninkrijk ontvangen, en zij zullen
154 Dan 7:24 | de tien hoornen: uit dat koninkrijk zullen tien koningen opstaan,
155 Dan 9:1 | koning gemaakt was over het koninkrijk der Chaldeen; ~
156 Dan 11:2 | allen verwekken tegen het koninkrijk van Griekenland. ~
157 Dan 11:9 | koning van het Zuiden in het koninkrijk komen, en hij zal wederom
158 Dan 11:21 | in stilheid komen, en het koninkrijk door vleierijen bemachtigen. ~
159 Hos 1:4 | huis van Jehu, en zal het koninkrijk van het huis van Israel
160 Amos 9:8 | HEEREN zijn tegen dit zondig koninkrijk, dat Ik het van den aardbodem
161 Oba 1:21 | gebergte te richten; en het koninkrijk zal des HEEREN zijn.~ ~
162 Mic 4:8 | vorige heerschappij, het koninkrijk der dochteren van Jeruzalem. ~
163 Matt 2:25| zeggende: Bekeert u; want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen. ~
164 Matt 4:17| zeggen: Bekeert u; want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen. ~
165 Matt 5:3 | geest; want hunner is het Koninkrijk der hemelen. ~
166 Matt 5:10| wil; want hunner is het Koninkrijk der hemelen. ~
167 Matt 5:19| minste genaamd worden in het Koninkrijk der hemelen; maar zo wie
168 Matt 5:19| groot genaamd worden in het Koninkrijk der hemelen. ~
169 Matt 5:20| Farizeen, dat gij in het Koninkrijk der hemelen geenszins zult
170 Matt 6:10| 10 Uw Koninkrijk kome. Uw wil geschiede,
171 Matt 6:13| den boze. Want Uw is het Koninkrijk, en de kracht, en de heerlijkheid,
172 Matt 6:33| 33 Maar zoekt eerst het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid,
173 Matt 7:21| Heere! zal ingaan in het Koninkrijk der hemelen, maar die daar
174 Matt 8:11| Jakob, aanzitten in het Koninkrijk der hemelen; ~
175 Matt 10:7 | heengaande predikt, zeggende: Het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen. ~
176 Matt 11:11| die de minste is in het Koninkrijk der hemelen, is meerder
177 Matt 11:12| Doper tot nu toe, wordt het Koninkrijk der hemelen geweld aangedaan,
178 Matt 12:25| zeide tot hen: Een ieder koninkrijk, dat tegen zichzelf verdeeld
179 Matt 12:28| duivelen uitwerp, zo is dan het Koninkrijk Gods tot u gekomen. ~
180 Matt 13:11| de verborgenheden van het Koninkrijk der hemelen te weten, maar
181 Matt 13:24| voorgesteld, zeggende: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan
182 Matt 13:31| voorgesteld, zeggende: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan
183 Matt 13:33| Hij tot hen, zeggende: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan
184 Matt 13:41| en zij zullen uit Zijn Koninkrijk vergaderen al de ergernissen,
185 Matt 13:43| blinken, gelijk de zon, in het Koninkrijk huns Vaders. Die oren heeft
186 Matt 13:44| 44 Wederom is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een
187 Matt 13:45| 45 Wederom is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een
188 Matt 13:47| 47 Wederom is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een
189 Matt 13:52| Schriftgeleerde, in het Koninkrijk der hemelen onderwezen,
190 Matt 16:19| geven de sleutelen van het Koninkrijk der hemelen; en zo wat gij
191 Matt 16:28| hebben zien komen in Zijn Koninkrijk. ~ ~
192 Matt 18:1 | is toch de meeste in het Koninkrijk der hemelen? ~
193 Matt 18:3 | kinderkens, zo zult gij in het Koninkrijk der hemelen geenszins ingaan. ~
194 Matt 18:4 | deze is de meeste in het Koninkrijk der hemelen. ~
195 Matt 18:23| 23 Daarom wordt het Koninkrijk der hemelen vergeleken bij
196 Matt 19:12| gesneden hebben, om het Koninkrijk der hemelen. Die dit vatten
197 Matt 19:14| komen; want derzulken is het Koninkrijk der hemelen. ~
198 Matt 19:23| rijke bezwaarlijk in het Koninkrijk der hemelen zal ingaan. ~
199 Matt 19:24| dat een rijke inga in het Koninkrijk Gods. ~
200 Matt 20:1 | 1 Want het Koninkrijk der hemelen is gelijk een
201 Matt 20:21| tot Uw linker hand in Uw Koninkrijk. ~
202 Matt 21:31| hoeren u voorgaan in het Koninkrijk Gods. ~
203 Matt 21:43| zeg Ik ulieden, dat het Koninkrijk Gods van u zal weggenomen
204 Matt 22:2 | 2 Het Koninkrijk der hemelen is gelijk een
205 Matt 23:13| geveinsden! want gij sluit het Koninkrijk der hemelen voor de mensen,
206 Matt 24:7 | volk opstaan, en het ene koninkrijk tegen het andere koninkrijk;
207 Matt 24:7 | koninkrijk tegen het andere koninkrijk; en er zullen zijn hongersnoden,
208 Matt 25:1 | 1 Alsdan zal het Koninkrijk der hemelen gelijk zijn
209 Matt 25:34| Mijns Vaders! beerft dat Koninkrijk, hetwelk u bereid is van
210 Matt 26:29| nieuw zal drinken in het Koninkrijk Mijns Vaders. ~
211 Mark 1:14| predikende het Evangelie van het Koninkrijk Gods. ~
212 Mark 1:15| tijd is vervuld, en het Koninkrijk Gods nabij gekomen; bekeert
213 Mark 3:24| 24 En indien een koninkrijk tegen zichzelf verdeeld
214 Mark 3:24| verdeeld is, zo kan dat koninkrijk niet bestaan. ~
215 Mark 4:11| de verborgenheid van het Koninkrijk Gods; maar dengenen, die
216 Mark 4:26| En Hij zeide: Alzo is het Koninkrijk Gods, gelijk of een mens
217 Mark 4:30| Waarbij zullen wij het Koninkrijk Gods vergelijken, of met
218 Mark 9:1 | zullen hebben gezien, dat het Koninkrijk Gods met kracht gekomen
219 Mark 9:47| een oog hebbende in het Koninkrijk Gods in te gaan, dan twee
220 Mark 10:14| niet; want derzulken is het Koninkrijk Gods. ~
221 Mark 10:15| Voorwaar zeg Ik u: Zo wie het Koninkrijk Gods niet ontvangt, gelijk
222 Mark 10:23| die goed hebben, in het Koninkrijk Gods inkomen! ~
223 Mark 10:24| betrouwen zetten, in het Koninkrijk Gods ingaan! ~
224 Mark 10:25| dan dat een rijke in het Koninkrijk Gods inga. ~
225 Mark 11:10| 10 Gezegend zij het Koninkrijk van onzen vader David, hetwelk
226 Mark 12:34| zijt niet verre van het Koninkrijk Gods. En niemand durfde
227 Mark 13:8 | volk opstaan, en het ene koninkrijk tegen het andere koninkrijk;
228 Mark 13:8 | koninkrijk tegen het andere koninkrijk; en er zullen aardbevingen
229 Mark 14:25| nieuw zal drinken in het Koninkrijk Gods. ~
230 Mark 15:43| raadsheer, die ook zelf het Koninkrijk Gods was verwachtende, en
231 Luk 4:43 | steden het Evangelie van het Koninkrijk Gods verkondigen; want daartoe
232 Luk 6:20 | armen, want uwer is het Koninkrijk Gods. ~
233 Luk 7:28 | Doper; maar de minste in het Koninkrijk Gods is meerder dan hij. ~
234 Luk 8:1 | verkondigende het Evangelie van het Koninkrijk Gods; en de twaalven waren
235 Luk 8:10 | de verborgenheden van het Koninkrijk Gods te verstaan; maar tot
236 Luk 9:2 | heen, om te prediken het Koninkrijk Gods, en de kranken gezond
237 Luk 9:11 | en sprak tot hen van het Koninkrijk Gods; en die genezing van
238 Luk 9:27 | zullen smaken, totdat zij het Koninkrijk Gods zullen gezien hebben. ~
239 Luk 9:60 | ga heen en verkondig het Koninkrijk Gods. ~
240 Luk 9:62 | achter is, is bekwaam tot het Koninkrijk Gods. ~ ~
241 Luk 10:9 | zijn, en zegt tot hen: Het Koninkrijk Gods is nabij u gekomen. ~
242 Luk 10:11 | nochtans zo weet dit, dat het Koninkrijk Gods nabij u gekomen is. ~
243 Luk 11:2 | Naam worde geheiligd. Uw Koninkrijk kome. Uw wil geschiede,
244 Luk 11:17 | zeide tot hen: Een ieder koninkrijk, dat tegen zichzelf verdeeld
245 Luk 11:20 | duivelen uitwerp, zo is dan het Koninkrijk Gods tot u gekomen. ~
246 Luk 12:31 | 31 Maar zoekt het Koninkrijk Gods, en al deze dingen
247 Luk 12:32 | welbehagen, ulieden het Koninkrijk te geven. ~
248 Luk 13:18 | En Hij zeide: Wien is het Koninkrijk Gods gelijk, en waarbij
249 Luk 13:20 | wederom: Waarbij zal Ik het Koninkrijk Gods vergelijken? ~
250 Luk 13:28 | en al de profeten in het Koninkrijk Gods, maar ulieden buiten
251 Luk 13:29 | zullen aanzitten in het Koninkrijk Gods. ~
252 Luk 14:15 | hij, die brood eet in het Koninkrijk Gods. ~
253 Luk 16:16 | van dien tijd af wordt het Koninkrijk Gods verkondigd, en een
254 Luk 17:20 | de Farizeen, wanneer het Koninkrijk Gods komen zou, heeft Hij
255 Luk 17:20 | geantwoord en gezegd: Het Koninkrijk Gods komt niet met uiterlijk
256 Luk 17:21 | ziet daar, want, ziet, het Koninkrijk Gods is binnen ulieden. ~
257 Luk 18:16 | niet; want derzulken is het Koninkrijk Gods. ~
258 Luk 18:17 | Voorwaar, zeg Ik u: Zo wie het Koninkrijk Gods niet zal ontvangen
259 Luk 18:24 | die goed hebben, in het Koninkrijk Gods ingaan! ~
260 Luk 18:25 | dan dat een rijke in het Koninkrijk Gods inga. ~
261 Luk 18:29 | vrouw, of kinderen, om het Koninkrijk Gods; ~
262 Luk 19:11 | omdat zij meenden, dat het Koninkrijk Gods terstond zou openbaar
263 Luk 19:12 | om voor zichzelven een koninkrijk te ontvangen, en dan weder
264 Luk 19:15 | hij wederkwam, als hij het koninkrijk ontvangen had, dat hij zeide,
265 Luk 21:10 | volk opstaan, en het ene koninkrijk tegen het andere koninkrijk. ~
266 Luk 21:10 | koninkrijk tegen het andere koninkrijk. ~
267 Luk 21:31 | geschieden, zo weet, dat het Koninkrijk Gods nabij is. ~
268 Luk 22:16 | vervuld zal zijn in het Koninkrijk Gods. ~
269 Luk 22:18 | des wijnstoks, totdat het Koninkrijk Gods zal gekomen zijn. ~
270 Luk 22:29 | En Ik verordineer u het Koninkrijk, gelijkerwijs Mijn Vader
271 Luk 22:30 | drinkt aan Mijn tafel in Mijn Koninkrijk, en zit op tronen, oordelende
272 Luk 23:42 | gedenk mijner, als Gij in Uw Koninkrijk zult gekomen zijn. ~
273 Luk 23:51 | Joden, en die ook zelf het Koninkrijk Gods verwachtte; ~
274 Joha 3:3 | geboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien. ~
275 Joha 3:5 | en Geest, hij kan in het Koninkrijk Gods niet ingaan. ~
276 Joha 18:36| 36 Jezus antwoordde: Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld.
277 Joha 18:36| deze wereld. Indien Mijn Koninkrijk van deze wereld ware, zo
278 Joha 18:36| overgeleverd; maar nu is Mijn Koninkrijk niet van hier. ~
279 Hand 1:3 | sprekende van de dingen, die het Koninkrijk Gods aangaan. ~
280 Hand 1:6 | dezen tijd aan Israel het Koninkrijk wederoprichten? ~
281 Hand 8:22| verdrukkingen moeten ingaan in het Koninkrijk Gods. ~
282 Hand 13:8 | aanradende de zaken van het Koninkrijk Gods. ~
283 Hand 14:25| doorgegaan ben, predikende het Koninkrijk Gods, mijn aangezicht niet
284 Hand 22:23| woonplaats; denwelken hij het Koninkrijk Gods uitlegde, en betuigde,
285 Hand 22:31| 31 Predikende het Koninkrijk Gods, en lerende van den
286 Rom 14:17 | 17 Want het Koninkrijk Gods is niet spijs en drank,
287 1Kor 4:20| 20 Want het Koninkrijk Gods is niet gelegen in
288 1Kor 6:9 | de onrechtvaardigen het Koninkrijk Gods niet zullen beerven? ~
289 1Kor 6:10| geen rovers zullen het Koninkrijk Gods beerven. ~
290 1Kor 15:24| einde zijn, wanneer Hij het Koninkrijk aan God en den Vader zal
291 1Kor 15:50| dat vlees en bloed het Koninkrijk Gods niet beerven kunnen,
292 Gal 5:21 | die zulke dingen doen, het Koninkrijk Gods niet zullen beerven. ~
293 Efez 5:5 | is, erfenis heeft in het Koninkrijk van Christus en van God. ~
294 Kol 1:13 | en overgezet heeft in het Koninkrijk van den Zoon Zijner liefde; ~
295 Kol 4:11 | mijn medearbeiders in het Koninkrijk Gods, die mij een vertroosting
296 1The 2:12| Gode, Die u roept tot Zijn Koninkrijk en heerlijkheid. ~
297 2The 1:5 | waardig geacht wordt het Koninkrijk Gods, voor hetwelk gij ook
298 2Tim 4:1 | verschijning en in Zijn Koninkrijk: ~
299 2Tim 4:18| bewaren tot Zijn hemels Koninkrijk; Denwelken zij de heerlijkheid
300 Heb 12:28 | alzo wij een onbewegelijk Koninkrijk ontvangen, laat ons de genade
301 2Pet 1:11| de ingang in het eeuwig Koninkrijk van onzen Heere en Zaligmaker,
302 Open 1:9 | de verdrukking, en in het Koninkrijk, en in de lijdzaamheid van
303 Open 12:10| zaligheid, en de kracht, en het koninkrijk geworden onzes Gods; en
304 Open 17:12| zijn tien koningen, die het koninkrijk nog niet hebben ontvangen,
305 Open 17:17| mening doen, en dat zij hun koninkrijk het beest geven, totdat
306 Open 17:18| is de grote stad, die het koninkrijk heeft over de koningen der
|