Book Chapter: Verse
1 Gen 12:12 | huisvrouw; en zij zullen mij doden, en u in het leven behouden. ~
2 Gen 17:25 | zulk een ding te doen, te doden den rechtvaardige met den
3 Gen 19:4 | ook een rechtvaardig volk doden? ~
4 Gen 19:11 | mijner huisvrouw wil zullen doden. ~
5 Gen 24:7 | mannen dezer plaats niet doden, om Rebekka; want zij was
6 Gen 25:41 | ik zal mijn broeder Jakob doden. ~
7 Gen 25:42 | troost zich over u, dat hij u doden zal. ~
8 Gen 34:18 | listigen raad, om hem te doden. ~
9 Exo 2:14 | Zegt gij dit, om mij te doden, gelijk gij den Egyptenaar
10 Exo 2:15 | hoorde, zo zocht hij Mozes te doden; doch Mozes vlood voor Farao'
11 Exo 4:23 | uw zoon, uw eerstgeborene doden! ~
12 Exo 4:24 | tegenkwam, en zocht hem te doden. ~
13 Exo 5:21 | in hun handen, om ons te doden. ~
14 Exo 16:3 | gemeente door den honger te doden. ~
15 Exo 21:14 | heeft, om hem met list te doden, zo zult gij denzelven van
16 Exo 22:24 | zal ulieden met het zwaard doden; en uw vrouwen zullen weduwen,
17 Exo 23:7 | gerechtige zult gij niet doden; want Ik zal de goddeloze
18 Lev 20:15 | zult gijlieden het beest doden. ~
19 Lev 20:16 | gij die vrouw en dat beest doden; zij zullen zekerlijk gedood
20 Num 6:6 | hij tot het lichaam eens doden niet gaan. ~
21 Num 14:15 | volk als een enigen man doden, zo zouden de heidenen,
22 Num 16:13 | hebt opgevoerd, om ons te doden in de woestijn, dat gij
23 Num 16:48 | 48 En hij stond tussen de doden en tussen de levenden; alzo
24 Num 22:29 | had! want ik zoude u nu doden. ~
25 Num 34:19 | die zal den doodslager doden; als hij hem ontmoet, zal
26 Num 34:19 | hem ontmoet, zal hij hem doden. ~
27 Num 34:21 | bloedwreker zal dezen doodslager doden, als hij hem ontmoet. ~
28 Num 34:27 | bloedwreker den doodslager zal doden, het zal hem geen bloedschuld
29 Num 34:30 | getuige zal men den doodslager doden, maar een enig getuige zal
30 Deu 9:28 | ze uitgevoerd, om hen te doden in de woestijn. ~
31 Deu 13:9 | tegen hem zijn, om hem te doden, en daarna de hand des gansen
32 Deu 17:7 | tegen hem zijn, om hem te doden, en daarna de hand des gansen
33 Deu 18:11 | duivelskunstenaar, of die de doden vraagt. ~
34 Joz 8:24 | al de inwoners van Ai te doden, op het veld, in de woestijn,
35 Ric 7:19 | leven, ik zou ulieden niet doden! ~
36 Ric 8:24 | hadden om zijn broeders te doden. ~
37 Ric 12:23 | de HEERE lust had ons te doden, Hij had het brandoffer
38 Ric 14:13 | doch wij zullen u geenszins doden. En zij bonden hem met twee
39 Ric 15:2 | morgenlicht, dan zullen wij hem doden. ~
40 Ric 15:30 | volk, dat daarin was. En de doden, die hij in zijn sterven
41 Ric 19:5 | nacht; zij dachten mij te doden, en mijn bijwijf hebben
42 Ric 19:13 | Gibea zijn, dat wij hen doden, en het kwaad uit Israel
43 Rut 1:8 | als gij gedaan hebt bij de doden, en bij mij. ~
44 Rut 2:20 | aan de levenden en aan de doden! Voorts zeide Naomi tot
45 1Sa 2:25 | want de HEERE wilde hen doden. ~
46 1Sa 5:10 | om mij en mijn volk te doden. ~
47 1Sa 11:12 | die mannen, dat wij hen doden. ~
48 1Sa 16:2 | zal het toch horen en mij doden. Toen zeide de HEERE: Neem
49 1Sa 19:1 | zijn knechten, om David te doden. Doch Jonathan, Sauls zoon,
50 1Sa 19:2 | Mijn vader Saul zoekt u te doden; nu dan, wacht u toch des
51 1Sa 19:17 | mij gaan, waarom zou ik u doden? ~
52 1Sa 20:33 | vader besloten was, David te doden.
53 1Sa 24:11 | en men zeide, dat ik u doden zou; doch mijn hand verschoonde
54 1Sa 24:15 | Wien jaagt gij na? Naar een doden hond, naar een enige vlo! ~
55 1Sa 28:9 | ziel een strik, om mij te doden? ~
56 1Sa 30:15 | God, dat gij mij niet zult doden, en dat gij mij niet zult
57 2Sa 8:2 | mat met twee snoeren om te doden, en met een vol snoer om
58 2Sa 9:8 | gij omgezien hebt naar een doden hond, als ik ben? ~
59 2Sa 13:28 | Amnon, dan zult gij hem doden; vreest niet; is het niet,
60 2Sa 14:7 | hij doodgeslagen heeft, doden, en ook den erfgenaam verdelgen;
61 2Sa 20:19 | Israel, en gij zoekt te doden een stad, die een moeder
62 2Sa 21:4 | het ons niet om iemand te doden in Israel. En hij zeide:
63 1Kon 1:51| knecht met het zwaard niet doden zal! ~
64 1Kon 2:26| dezen dag zal ik u niet doden, omdat gij de ark des Heeren
65 1Kon 3:20| in haar schoot, en haar doden zoon legde zij in mijn schoot. ~
66 1Kon 11:40| zocht Salomo Jerobeam te doden; maar Jerobeam maakte zich
67 1Kon 12:27| wederkeren; ja, zij zullen mij doden, en tot Rehabeam, den koning
68 1Kon 17:18| brengen, en om mijn zoon te doden? ~
69 1Kon 18:12| vond u niet, zo zou hij mij doden; ik, uw knecht, nu vrees
70 1Kon 19:17| zwaard van Hazael ontkomt, doden zal; en die van het zwaard
71 1Kon 19:17| ontkomt, dien zal Elisa doden. ~
72 2Kon 5:7 | zeide: Ben ik dan God, om te doden en levend te maken, dat
73 2Kon 7:4 | leven; en indien zij ons doden, wij zullen maar sterven. ~
74 2Kon 8:12| manschap met het zwaard doden, en hun jonge kinderen verpletteren,
75 2Kon 19:26| hen gezonden, en ziet, zij doden hen, dewijl zij niet weten
76 2Kro 23:27| het huis des HEEREN niet doden. ~
77 Neh 6:10 | zij zullen komen om u te doden, ja, bij nacht zullen zij
78 Neh 6:10 | zullen zij komen, om u te doden. ~
79 Est 16:13 | dat men zou verdelgen, doden en verdoen al de Joden,
80 Est 17:13 | dat men zou verdelgen, doden en verdoen al de Joden,
81 Est 49:4 | om te verdelgen, om te doden en om om te brengen alle
82 Job 20:16 | de tong der slang zal hem doden. ~
83 Job 26:5 | 5 De doden zullen geboren worden van
84 Job 33:22 | leven tot de dingen, die doden. ~
85 Psa 35:22 | boosheid zal den goddeloze doden; en die den rechtvaardige
86 Psa 38:32 | rechtvaardige, en zoekt hem te doden. ~
87 Psa 59:1 | bewaren zouden, om hem te doden. ~
88 Psa 88:6 | 6 Afgezonderd onder de doden, gelijk de verslagenen,
89 Psa 88:11 | Zult Gij wonder doen aan de doden? Of zullen de overledenen
90 Psa 94:6 | weduwe en den vreemdeling doden zij, en zij vermoorden de
91 Psa 106:28 | hebben de offeranden der doden gegeten. ~
92 Psa 109:16 | verslagene van hart, om hem te doden. ~
93 Psa 115:17 | 17 De doden zullen den HEERE niet prijzen,
94 Spre 1:32| afkering der slechten zal hen doden, en de voorspoed der zotten
95 Spre 9:18| hij weet niet, dat aldaar doden zijn; haar genoden zijn
96 Spre 19:18| uw ziel niet, om hem te doden. ~
97 Spre 21:16| zal in de gemeente der doden rusten. ~
98 Spre 21:25| begeerte des luiaards zal hem doden, want zijn handen weigeren
99 Pred 3:3 | 3 Een tijd om om te doden, en een tijd om te genezen;
100 Pred 4:2 | 2 Dies prees ik de doden, die alrede gestorven waren,
101 Pred 9:3 | daarna moeten zij naar de doden toe. ~
102 Pred 9:5 | sterven zullen, maar de doden weten niet met al; zij hebben
103 Jes 8:19 | men voor de levenden de doden vragen?
104 Jes 11:4 | lippen zal Hij den goddeloze doden. ~
105 Jes 14:9 | zij wekt om uwentwil de doden op, al de bokken der aarde;
106 Jes 14:30 | daarentegen zal Ik door den honger doden, en uw overblijfsel zal
107 Jes 22:13 | blijdschap met runderen te doden, en schapen te kelen, vlees
108 Jes 26:19 | 19 Uw doden zullen leven, ook mijn dood
109 Jes 27:1 | draak, die in de zee is, doden. ~
110 Jes 60:10 | plaatsen gelijk de doden. ~
111 Jes 66:15 | Heere HEERE zal ulieden doden, maar Zijn knechten zal
112 Jer 15:3 | HEERE: met het zwaard, om te doden; en met de honden, om te
113 Jer 16:4 | Zij zullen pijnlijke doden sterven, zij zullen niet
114 Jer 26:21 | zocht de koning hem te doden; als Uria dat hoorde, zo
115 Jer 26:24 | hand des volk, om hem te doden. ~ ~
116 Jer 38:15 | zult gij mij niet zekerlijk doden? En als ik u raad zal geven,
117 Jer 38:16 | gemaakt heeft: Indien ik u zal doden, of indien ik u zal
118 Jer 38:25 | zo zullen wij u niet doden; en wat heeft de koning
119 Jer 43:3 | der Chaldeen, dat zij ons doden en ons gevankelijk naar
120 Eze 13:19 | stukken broods, om zielen te doden, die niet zouden sterven,
121 Eze 23:47 | haar dochteren zullen zij doden, en haar huizen met vuur
122 Eze 26:8 | het veld met het zwaard doden, en hij zal sterkten tegen
123 Eze 26:11 | volk zal hij met het zwaard doden, en elk een van de kolommen
124 Eze 44:25 | zal geen van hen tot een doden mens ingaan, dat hij onrein
125 Dan 2:14 | om de wijzen van Babel te doden. ~
126 Hos 9:16 | gewenste vruchten van hun buik doden. ~
127 Amos 2:3 | haar vorsten zal Ik met hem doden, zegt de HEERE. ~
128 Amos 9:1 | achterste met het zwaard doden; en vliedende zal onder
129 Zac 11:5 | Welker bezitters hen doden, en houden het voor geen
130 Matt 2:13| Kindeken zoeken, om Hetzelve te doden. ~
131 Matt 5:21| gezegd is: Gij zult niet doden; maar zo wie doodt, die
132 Matt 8:22| hem: Volg Mij, en laat de doden hun doden begraven. ~
133 Matt 8:22| Mij, en laat de doden hun doden begraven. ~
134 Matt 10:8 | reinigt de melaatsen; wekt de doden op; werpt de duivelen uit.
135 Matt 10:21| de ouders, en zullen hen doden. ~
136 Matt 10:28| degenen, die het lichaam doden, en de ziel niet kunnen
137 Matt 10:28| en de ziel niet kunnen doden; maar vreest veel meer Hem,
138 Matt 11:5 | gereinigd, en de doven horen; de doden worden opgewekt, en den
139 Matt 12:14| raad tegen Hem, hoe zij Hem doden mochten. ~
140 Matt 14:2 | hij is opgewekt van de doden, en daarom werken die krachten
141 Matt 14:5 | 5 En willende hem doden, vreesde hij het volk, omdat
142 Matt 17:9 | zal opgestaan zijn uit de doden. ~
143 Matt 17:23| 23 En zij zullen Hem doden, en ten derden dage zal
144 Matt 19:18| zeide: Deze: Gij zult niet doden; gij zult geen overspel
145 Matt 21:38| erfgenaam, komt, laat ons hem doden, en zijn erfenis aan ons
146 Matt 22:31| aangaat de opstanding der doden, hebt gij niet gelezen,
147 Matt 22:32| God is niet een God der doden, maar der levenden. ~
148 Matt 23:34| dezelve zult gij sommigen doden en kruisigen, en sommigen
149 Matt 24:9 | verdrukking, en zullen u doden, en gij zult gehaat worden
150 Matt 26:4 | met listigheid vangen en doden zouden. ~
151 Matt 26:59| tegen Jezus, opdat zij Hem doden mochten; en vonden niet. ~
152 Matt 27:1 | tegen Jezus, dat zij Hem doden zouden. ~
153 Matt 27:20| Bar-abbas begeren, en Jezus doden. ~
154 Matt 27:64| Hij is opgestaan van de doden; en zo zal de laatste dwaling
155 Matt 28:4 | geworden, en werden als doden. ~
156 Matt 28:7 | Hij opgestaan is van de doden; en ziet, Hij gaat u voor
157 Mark 3:4 | mens te behouden, of te doden? En zij zwegen stil. ~
158 Mark 3:6 | Hem, hoe zij Hem zouden doden. ~
159 Mark 6:14| die daar doopte, is van de doden opgewekt, en daarom werken
160 Mark 6:16| onthoofd heb; die is van de doden opgewekt. ~
161 Mark 6:19| op hem toe; en wilde hem doden, en kon niet; ~
162 Mark 9:9 | de Zoon des mensen uit de doden zou opgestaan zijn. ~
163 Mark 9:10| elkander, wat het was, uit de doden opstaan. ~
164 Mark 9:31| mensen, en zij zullen Hem doden, en gedood zijnde, zal Hij
165 Mark 10:19| overspel doen; gij zult niet doden; gij zult niet stelen; gij
166 Mark 10:34| en Hem bespuwen, en Hem doden; en ten derden dage zal
167 Mark 11:18| en zochten, hoe zij Hem doden zouden; want zij vreesden
168 Mark 12:7 | erfgenaam; komt, laat ons hem doden, en de erfenis zal onze
169 Mark 12:25| 25 Want als zij uit de doden zullen opgestaan zijn, zo
170 Mark 12:26| 26 Doch aangaande de doden, dat zij opgewekt zullen
171 Mark 12:27| God is niet een God der doden, maar een God der levenden.
172 Mark 13:12| de ouders, en zullen hen doden. ~
173 Mark 14:1 | met listigheid vangen en doden zouden. ~
174 Mark 14:55| getuigenis tegen Jezus, om Hem te doden, en vonden niet. ~
175 Luk 7:22 | worden, de doven horen, de doden opgewekt worden, den armen
176 Luk 9:7 | werd, dat Johannes van de doden was opgestaan; ~
177 Luk 9:60 | Jezus zeide tot hem: Laat de doden hun doden begraven; doch
178 Luk 9:60 | tot hem: Laat de doden hun doden begraven; doch gij, ga heen
179 Luk 11:49 | die zullen zij sommigen doden, en sommigen zullen zij
180 Luk 12:4 | degenen, die het lichaam doden, en daarna niet meer kunnen
181 Luk 13:31 | hier; want Herodes wil U doden. ~
182 Luk 16:30 | Abraham, maar zo iemand van de doden tot hen heenging, zij zouden
183 Luk 16:31 | het, dat er iemand uit de doden opstond, zich niet laten
184 Luk 18:20 | overspel doen; gij zult niet doden; gij zult niet stelen; gij
185 Luk 18:33 | hebbende, zullen zij Hem doden; en ten derden dage zal
186 Luk 19:47 | des volks zochten Hem te doden. ~
187 Luk 20:14 | erfgenaam; komt, laat ons hem doden, opdat de erfenis onze worde. ~
188 Luk 20:35 | en de opstanding uit de doden, zullen noch trouwen, noch
189 Luk 20:37 | 37 En dat de doden opgewekt zullen worden,
190 Luk 20:38 | God nu is niet een God der doden, maar der levenden; want
191 Luk 21:16 | zullen er sommigen uit u doden. ~
192 Luk 24:5 | zoekt gij den Levende bij de doden? ~
193 Luk 24:46 | Christus lijden, en van de doden opstaan ten derden dage. ~
194 Joha 2:22| Hij opgestaan was van de doden, werden Zijn discipelen
195 Joha 5:16| Jezus, en zochten Hem te doden, omdat Hij deze dingen op
196 Joha 5:18| de Joden te meer Hem te doden, omdat Hij niet alleen den
197 Joha 5:21| Want gelijk de Vader de doden opwekt en levend maakt,
198 Joha 5:25| komt, en is nu, wanneer de doden zullen horen de stem des
199 Joha 7:1 | de Joden Hem zochten te doden. ~
200 Joha 7:19| wet. Wat zoekt gij Mij te doden? ~
201 Joha 7:20| den duivel; wie zoekt U te doden? ~
202 Joha 7:25| niet, Dien zij zoeken te doden? ~
203 Joha 8:22| Zal Hij ook Zichzelven doden, omdat Hij zegt: Waar Ik
204 Joha 8:37| zijt; maar gij zoekt Mij te doden; want Mijn woord heeft in
205 Joha 8:40| Maar nu zoekt gij Mij te doden, een Mens, Die u de waarheid
206 Joha 11:53| zij te zamen, dat zij Hem doden zouden. ~
207 Joha 12:1 | Hij opgewekt had uit de doden. ~
208 Joha 12:9 | zouden zien, dien Hij uit de doden opgewekt had. ~
209 Joha 12:10| beraadslaagden, dat zij ook Lazarus doden zouden. ~
210 Joha 12:17| geroepen, en hem uit de doden opgewekt had. ~
211 Joha 16:2 | een iegelijk, die u zal doden, zal menen Gode een dienst
212 Joha 18:31| niet geoorloofd iemand te doden. ~
213 Joha 20:9 | Schrift niet, dat Hij van de doden moest opstaan. ~
214 Joha 21:14| geopenbaard is, nadat Hij van de doden opgewekt was. ~
215 Hand 3:15| God opgewekt heeft uit de doden; waarvan wij getuigen zijn. ~
216 Hand 4:2 | Jezus de opstanding uit de doden. ~
217 Hand 4:10| hebt, Welken God van de doden heeft opgewekt, door Hem,
218 Hand 5:41| hebben, nadat Hij uit de doden opgestaan was. ~
219 Hand 5:42| Rechter van levenden en doden. ~
220 Hand 7:30| Maar God heeft Hem uit de doden opgewekt; ~
221 Hand 7:34| 34 En dat Hij Hem uit de doden heeft opgewekt, alzo dat
222 Hand 11:3 | lijden en opstaan uit de doden, en dat deze Jezus is de
223 Hand 11:31| allen, dewijl Hij Hem uit de doden opgewekt heeft. ~
224 Hand 11:32| nu van de opstanding der doden hoorden, spotten sommigen
225 Hand 15:31| En als zij hem zochten te doden, kwam het gerucht tot den
226 Hand 17:6 | de hoop en opstanding der doden geoordeeld. ~
227 Hand 18:15| dat er een opstanding der doden wezen zal, beiden der rechtvaardigen
228 Hand 18:21| Over de opstanding der doden word ik heden van ulieden
229 Hand 20:8 | ongelofelijk geoordeeld, dat God de doden opwekt? ~
230 Hand 20:23| Eerste uit de opstanding der doden zijnde, een licht zou verkondigen
231 Hand 21:42| zij de gevangenen zouden doden, opdat niemand, ontzwommen
232 Rom 1:4 | heiligmaking, uit de opstanding der doden) namelijk Jezus Christus,
233 Rom 4:17 | heeft, namelijk God, Die de doden levend maakt, en roept de
234 Rom 4:24 | Jezus, onzen Heere, uit de doden opgewekt heeft; ~
235 Rom 6:4 | gelijkerwijs Christus uit de doden opgewekt is tot de heerlijkheid
236 Rom 6:9 | opgewekt zijnde uit de doden, niet meer sterft; de dood
237 Rom 6:13 | uzelven Gode, als uit de doden levende geworden zijnde,
238 Rom 7:4 | namelijk Desgenen, Die van de doden opgewekt is, opdat wij Gode
239 Rom 8:11 | Desgenen, Die Jezus uit de doden opgewekt heeft, in u woont,
240 Rom 8:11 | Hij, Die Christus uit de doden opgewekt heeft, ook uw sterfelijke
241 Rom 10:7 | Hetzelve is Christus uit de doden opbrengen. ~
242 Rom 10:9 | geloven, dat God Hem uit de doden opgewekt heeft, zo zult
243 Rom 11:15 | anders dan het leven uit de doden? ~
244 Rom 13:9 | overspel doen, gij zult niet doden, gij zult niet stelen, gij
245 Rom 14:9 | geworden, opdat Hij beiden over doden en levenden heersen zou. ~
246 1Kor 15:12| gepredikt wordt, dat Hij uit de doden opgewekt is, hoe zeggen
247 1Kor 15:12| dat er geen opstanding der doden is? ~
248 1Kor 15:13| indien er geen opstanding der doden is, zo is Christus ook niet
249 1Kor 15:15| opgewekt, zo namelijk de doden niet opgewekt worden. ~
250 1Kor 15:16| 16 Want indien de doden niet opgewekt worden, zo
251 1Kor 15:20| Christus is opgewekt uit de doden, en is de Eersteling geworden
252 1Kor 15:21| is ook de opstanding der doden door een Mens. ~
253 1Kor 15:29| zullen zij doen, die voor de doden gedoopt worden, indien de
254 1Kor 15:29| gedoopt worden, indien de doden ganselijk niet opgewekt
255 1Kor 15:29| Waarom worden zij voor de doden ook gedoopt? ~
256 1Kor 15:32| nuttigheid is het mij, indien de doden niet opgewekt worden? Laat
257 1Kor 15:35| iemand zeggen: Hoe zullen de doden opgewekt worden, en met
258 1Kor 15:42| zal ook de opstanding der doden zijn. Het lichaam wordt
259 1Kor 15:52| bazuin zal slaan, en de doden zullen onverderfelijk opgewekt
260 2Kor 1:9 | zouden, maar op God, Die de doden verwekt; ~
261 Gal 1:1 | den Vader, Die Hem uit de doden opgewekt heeft), ~
262 Efez 1:20| Christus, als Hij Hem uit de doden heeft opgewekt; en heeft
263 Efez 5:14| slaapt, en staat op uit de doden; en Christus zal over u
264 Fili 3:11| tot de wederopstanding der doden. ~
265 Kol 1:18 | de Eerstgeborene uit de doden, opdat Hij in allen de Eerste
266 Kol 2:12 | werking Gods, Die Hem uit de doden opgewekt heeft. ~
267 1The 1:10| verwachten, Denwelken Hij uit de doden verwekt heeft, namelijk
268 2Tim 2:8 | dat Jezus Christus uit de doden is opgewekt, Welke is uit
269 2Tim 4:1 | Christus, Die de levenden en doden oordelen zal in Zijn verschijning
270 Heb 6:2 | en van de opstanding der doden, en van het eeuwig oordeel. ~
271 Heb 9:17 | testament is vast in de doden, dewijl het nog geen kracht
272 Heb 11:18 | machtig was, hem ook uit de doden te verwekken; ~
273 Heb 11:35 | 35 De vrouwen hebben hare doden uit de opstanding weder
274 Heb 13:20 | eeuwigen testaments, uit de doden heeft wedergebracht, namelijk
275 Jako 2:11| ook gezegd: Gij zult niet doden. Indien gij nu geen overspel
276 Jako 2:11| overspel zult doen, maar zult doden, zo zijt gij een overtreder
277 1Pet 1:3 | van Jezus Christus uit de doden. ~
278 1Pet 1:21| Hem opgewekt heeft uit de doden, en Hem heerlijkheid gegeven
279 1Pet 4:5 | oordelen de levenden en de doden. ~
280 1Pet 4:6 | Want daartoe is ook den doden het Evangelie verkondigd
281 Open 1:5 | de Eerstgeborene uit de doden, en de Overste der koningen
282 Open 6:4 | dat zij elkander zouden doden; en hem werd een groot zwaard
283 Open 6:8 | werd macht gegeven om te doden tot het vierde deel der
284 Open 9:5 | niet dat zij hen zouden doden, maar dat zij zouden van
285 Open 9:15| derde deel der mensen zouden doden. ~
286 Open 11:7 | hen overwinnen, en zal hen doden. ~
287 Open 11:18| gekomen, en de tijd der doden, om geoordeeld te worden,
288 Open 13:10| iemand met het zwaard zal doden, die moet zelf met het zwaard
289 Open 14:13| Schrijf, zalig zijn de doden, die in den Heere sterven,
290 Open 20:5 | 5 Maar de overigen der doden werden niet weder levend,
291 Open 20:12| 12 En ik zag de doden, klein en groot, staande
292 Open 20:12| dat des levens is; en de doden werden geoordeeld uit hetgeen
293 Open 20:13| 13 En de zee gaf de doden, die in haar waren; en de
294 Open 20:13| dood en de hel gaven de doden, die in hen waren; en zij
|