Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
dodelijke 5
dodelijken 1
dodelijks 1
doden 294
dodende 2
dodenrouw 1
doding 4
Frequency    [«  »]
300 vele
299 heerlijkheid
299 iemand
294 doden
294 nemen
293 vijf
291 daarin

Bijbel

IntraText - Concordances

doden

    Book Chapter: Verse
1 Gen 12:12 | huisvrouw; en zij zullen mij doden, en u in het leven behouden. ~ 2 Gen 17:25 | zulk een ding te doen, te doden den rechtvaardige met den 3 Gen 19:4 | ook een rechtvaardig volk doden? ~ 4 Gen 19:11 | mijner huisvrouw wil zullen doden. ~ 5 Gen 24:7 | mannen dezer plaats niet doden, om Rebekka; want zij was 6 Gen 25:41 | ik zal mijn broeder Jakob doden. ~ 7 Gen 25:42 | troost zich over u, dat hij u doden zal. ~ 8 Gen 34:18 | listigen raad, om hem te doden. ~ 9 Exo 2:14 | Zegt gij dit, om mij te doden, gelijk gij den Egyptenaar 10 Exo 2:15 | hoorde, zo zocht hij Mozes te doden; doch Mozes vlood voor Farao' 11 Exo 4:23 | uw zoon, uw eerstgeborene doden! ~ 12 Exo 4:24 | tegenkwam, en zocht hem te doden. ~ 13 Exo 5:21 | in hun handen, om ons te doden. ~ 14 Exo 16:3 | gemeente door den honger te doden. ~ 15 Exo 21:14 | heeft, om hem met list te doden, zo zult gij denzelven van 16 Exo 22:24 | zal ulieden met het zwaard doden; en uw vrouwen zullen weduwen, 17 Exo 23:7 | gerechtige zult gij niet doden; want Ik zal de goddeloze 18 Lev 20:15 | zult gijlieden het beest doden. ~ 19 Lev 20:16 | gij die vrouw en dat beest doden; zij zullen zekerlijk gedood 20 Num 6:6 | hij tot het lichaam eens doden niet gaan. ~ 21 Num 14:15 | volk als een enigen man doden, zo zouden de heidenen, 22 Num 16:13 | hebt opgevoerd, om ons te doden in de woestijn, dat gij 23 Num 16:48 | 48 En hij stond tussen de doden en tussen de levenden; alzo 24 Num 22:29 | had! want ik zoude u nu doden. ~ 25 Num 34:19 | die zal den doodslager doden; als hij hem ontmoet, zal 26 Num 34:19 | hem ontmoet, zal hij hem doden. ~ 27 Num 34:21 | bloedwreker zal dezen doodslager doden, als hij hem ontmoet. ~ 28 Num 34:27 | bloedwreker den doodslager zal doden, het zal hem geen bloedschuld 29 Num 34:30 | getuige zal men den doodslager doden, maar een enig getuige zal 30 Deu 9:28 | ze uitgevoerd, om hen te doden in de woestijn. ~ 31 Deu 13:9 | tegen hem zijn, om hem te doden, en daarna de hand des gansen 32 Deu 17:7 | tegen hem zijn, om hem te doden, en daarna de hand des gansen 33 Deu 18:11 | duivelskunstenaar, of die de doden vraagt. ~ 34 Joz 8:24 | al de inwoners van Ai te doden, op het veld, in de woestijn, 35 Ric 7:19 | leven, ik zou ulieden niet doden! ~ 36 Ric 8:24 | hadden om zijn broeders te doden. ~ 37 Ric 12:23 | de HEERE lust had ons te doden, Hij had het brandoffer 38 Ric 14:13 | doch wij zullen u geenszins doden. En zij bonden hem met twee 39 Ric 15:2 | morgenlicht, dan zullen wij hem doden. ~ 40 Ric 15:30 | volk, dat daarin was. En de doden, die hij in zijn sterven 41 Ric 19:5 | nacht; zij dachten mij te doden, en mijn bijwijf hebben 42 Ric 19:13 | Gibea zijn, dat wij hen doden, en het kwaad uit Israel 43 Rut 1:8 | als gij gedaan hebt bij de doden, en bij mij. ~ 44 Rut 2:20 | aan de levenden en aan de doden! Voorts zeide Naomi tot 45 1Sa 2:25 | want de HEERE wilde hen doden. ~ 46 1Sa 5:10 | om mij en mijn volk te doden. ~ 47 1Sa 11:12 | die mannen, dat wij hen doden. ~ 48 1Sa 16:2 | zal het toch horen en mij doden. Toen zeide de HEERE: Neem 49 1Sa 19:1 | zijn knechten, om David te doden. Doch Jonathan, Sauls zoon, 50 1Sa 19:2 | Mijn vader Saul zoekt u te doden; nu dan, wacht u toch des 51 1Sa 19:17 | mij gaan, waarom zou ik u doden? ~ 52 1Sa 20:33 | vader besloten was, David te doden. 53 1Sa 24:11 | en men zeide, dat ik u doden zou; doch mijn hand verschoonde 54 1Sa 24:15 | Wien jaagt gij na? Naar een doden hond, naar een enige vlo! ~ 55 1Sa 28:9 | ziel een strik, om mij te doden? ~ 56 1Sa 30:15 | God, dat gij mij niet zult doden, en dat gij mij niet zult 57 2Sa 8:2 | mat met twee snoeren om te doden, en met een vol snoer om 58 2Sa 9:8 | gij omgezien hebt naar een doden hond, als ik ben? ~ 59 2Sa 13:28 | Amnon, dan zult gij hem doden; vreest niet; is het niet, 60 2Sa 14:7 | hij doodgeslagen heeft, doden, en ook den erfgenaam verdelgen; 61 2Sa 20:19 | Israel, en gij zoekt te doden een stad, die een moeder 62 2Sa 21:4 | het ons niet om iemand te doden in Israel. En hij zeide: 63 1Kon 1:51| knecht met het zwaard niet doden zal! ~ 64 1Kon 2:26| dezen dag zal ik u niet doden, omdat gij de ark des Heeren 65 1Kon 3:20| in haar schoot, en haar doden zoon legde zij in mijn schoot. ~ 66 1Kon 11:40| zocht Salomo Jerobeam te doden; maar Jerobeam maakte zich 67 1Kon 12:27| wederkeren; ja, zij zullen mij doden, en tot Rehabeam, den koning 68 1Kon 17:18| brengen, en om mijn zoon te doden? ~ 69 1Kon 18:12| vond u niet, zo zou hij mij doden; ik, uw knecht, nu vrees 70 1Kon 19:17| zwaard van Hazael ontkomt, doden zal; en die van het zwaard 71 1Kon 19:17| ontkomt, dien zal Elisa doden. ~ 72 2Kon 5:7 | zeide: Ben ik dan God, om te doden en levend te maken, dat 73 2Kon 7:4 | leven; en indien zij ons doden, wij zullen maar sterven. ~ 74 2Kon 8:12| manschap met het zwaard doden, en hun jonge kinderen verpletteren, 75 2Kon 19:26| hen gezonden, en ziet, zij doden hen, dewijl zij niet weten 76 2Kro 23:27| het huis des HEEREN niet doden. ~ 77 Neh 6:10 | zij zullen komen om u te doden, ja, bij nacht zullen zij 78 Neh 6:10 | zullen zij komen, om u te doden. ~ 79 Est 16:13 | dat men zou verdelgen, doden en verdoen al de Joden, 80 Est 17:13 | dat men zou verdelgen, doden en verdoen al de Joden, 81 Est 49:4 | om te verdelgen, om te doden en om om te brengen alle 82 Job 20:16 | de tong der slang zal hem doden. ~ 83 Job 26:5 | 5 De doden zullen geboren worden van 84 Job 33:22 | leven tot de dingen, die doden. ~ 85 Psa 35:22 | boosheid zal den goddeloze doden; en die den rechtvaardige 86 Psa 38:32 | rechtvaardige, en zoekt hem te doden. ~ 87 Psa 59:1 | bewaren zouden, om hem te doden. ~ 88 Psa 88:6 | 6 Afgezonderd onder de doden, gelijk de verslagenen, 89 Psa 88:11 | Zult Gij wonder doen aan de doden? Of zullen de overledenen 90 Psa 94:6 | weduwe en den vreemdeling doden zij, en zij vermoorden de 91 Psa 106:28 | hebben de offeranden der doden gegeten. ~ 92 Psa 109:16 | verslagene van hart, om hem te doden. ~ 93 Psa 115:17 | 17 De doden zullen den HEERE niet prijzen, 94 Spre 1:32| afkering der slechten zal hen doden, en de voorspoed der zotten 95 Spre 9:18| hij weet niet, dat aldaar doden zijn; haar genoden zijn 96 Spre 19:18| uw ziel niet, om hem te doden. ~ 97 Spre 21:16| zal in de gemeente der doden rusten. ~ 98 Spre 21:25| begeerte des luiaards zal hem doden, want zijn handen weigeren 99 Pred 3:3 | 3      Een tijd om om te doden, en een tijd om te genezen; 100 Pred 4:2 | 2      Dies prees ik de doden, die alrede gestorven waren, 101 Pred 9:3 | daarna moeten zij naar de doden toe. ~ 102 Pred 9:5 | sterven zullen, maar de doden weten niet met al; zij hebben 103 Jes 8:19 | men voor de levenden de doden vragen? 104 Jes 11:4 | lippen zal Hij den goddeloze doden. ~ 105 Jes 14:9 | zij wekt om uwentwil de doden op, al de bokken der aarde; 106 Jes 14:30 | daarentegen zal Ik door den honger doden, en uw overblijfsel zal 107 Jes 22:13 | blijdschap met runderen te doden, en schapen te kelen, vlees 108 Jes 26:19 | 19      Uw doden zullen leven, ook mijn dood 109 Jes 27:1 | draak, die in de zee is, doden. ~ 110 Jes 60:10 | plaatsen gelijk de      doden. ~ 111 Jes 66:15 | Heere HEERE zal ulieden doden, maar Zijn knechten zal 112 Jer 15:3 | HEERE: met het zwaard, om te doden; en met de honden, om te 113 Jer 16:4 | Zij zullen pijnlijke doden sterven, zij zullen niet 114 Jer 26:21 | zocht de koning hem te doden; als Uria dat hoorde, zo 115 Jer 26:24 | hand des volk, om hem te doden. ~  ~ 116 Jer 38:15 | zult gij mij niet zekerlijk doden? En als ik u raad zal geven, 117 Jer 38:16 | gemaakt heeft: Indien ik u zal doden, of indien ik      u zal 118 Jer 38:25 | zo      zullen wij u niet doden; en wat heeft de koning 119 Jer 43:3 | der Chaldeen, dat zij ons doden en ons gevankelijk naar 120 Eze 13:19 | stukken broods, om zielen te doden, die niet zouden sterven, 121 Eze 23:47 | haar dochteren zullen zij doden, en haar huizen met vuur 122 Eze 26:8 | het veld met het zwaard doden, en hij zal sterkten tegen 123 Eze 26:11 | volk zal hij met het zwaard doden, en elk een van de kolommen 124 Eze 44:25 | zal geen van hen tot een doden mens ingaan, dat hij onrein 125 Dan 2:14 | om de wijzen van Babel te doden. ~ 126 Hos 9:16 | gewenste vruchten van hun buik doden. ~ 127 Amos 2:3 | haar vorsten zal Ik met hem doden, zegt de HEERE. ~ 128 Amos 9:1 | achterste met het zwaard doden; en      vliedende zal onder 129 Zac 11:5 | Welker bezitters hen doden, en houden het voor geen 130 Matt 2:13| Kindeken zoeken, om Hetzelve te doden. ~ 131 Matt 5:21| gezegd is: Gij zult niet doden; maar zo wie doodt, die 132 Matt 8:22| hem: Volg Mij, en laat de doden hun doden begraven. ~ 133 Matt 8:22| Mij, en laat de doden hun doden begraven. ~ 134 Matt 10:8 | reinigt de melaatsen; wekt de doden op; werpt de duivelen uit. 135 Matt 10:21| de ouders, en zullen hen doden. ~ 136 Matt 10:28| degenen, die het lichaam doden, en de ziel niet kunnen 137 Matt 10:28| en de ziel niet kunnen doden; maar vreest veel meer Hem, 138 Matt 11:5 | gereinigd, en de doven horen; de doden worden opgewekt, en den 139 Matt 12:14| raad tegen Hem, hoe zij Hem doden mochten. ~ 140 Matt 14:2 | hij is opgewekt van de doden, en daarom werken die krachten 141 Matt 14:5 | 5 En willende hem doden, vreesde hij het volk, omdat 142 Matt 17:9 | zal opgestaan zijn uit de doden. ~ 143 Matt 17:23| 23 En zij zullen Hem doden, en ten derden dage zal 144 Matt 19:18| zeide: Deze: Gij zult niet doden; gij zult geen overspel 145 Matt 21:38| erfgenaam, komt, laat ons hem doden, en zijn erfenis aan ons 146 Matt 22:31| aangaat de opstanding der doden, hebt gij niet gelezen, 147 Matt 22:32| God is niet een God der doden, maar der levenden. ~ 148 Matt 23:34| dezelve zult gij sommigen doden en kruisigen, en sommigen 149 Matt 24:9 | verdrukking, en zullen u doden, en gij zult gehaat worden 150 Matt 26:4 | met listigheid vangen en doden zouden. ~ 151 Matt 26:59| tegen Jezus, opdat zij Hem doden mochten; en vonden niet. ~ 152 Matt 27:1 | tegen Jezus, dat zij Hem doden zouden. ~ 153 Matt 27:20| Bar-abbas begeren, en Jezus doden. ~ 154 Matt 27:64| Hij is opgestaan van de doden; en zo zal de laatste dwaling 155 Matt 28:4 | geworden, en werden als doden. ~ 156 Matt 28:7 | Hij opgestaan is van de doden; en ziet, Hij gaat u voor 157 Mark 3:4 | mens te behouden, of te doden? En zij zwegen stil. ~ 158 Mark 3:6 | Hem, hoe zij Hem zouden doden. ~ 159 Mark 6:14| die daar doopte, is van de doden opgewekt, en daarom werken 160 Mark 6:16| onthoofd heb; die is van de doden opgewekt. ~ 161 Mark 6:19| op hem toe; en wilde hem doden, en kon niet; ~ 162 Mark 9:9 | de Zoon des mensen uit de doden zou opgestaan zijn. ~ 163 Mark 9:10| elkander, wat het was, uit de doden opstaan. ~ 164 Mark 9:31| mensen, en zij zullen Hem doden, en gedood zijnde, zal Hij 165 Mark 10:19| overspel doen; gij zult niet doden; gij zult niet stelen; gij 166 Mark 10:34| en Hem bespuwen, en Hem doden; en ten derden dage zal 167 Mark 11:18| en zochten, hoe zij Hem doden zouden; want zij vreesden 168 Mark 12:7 | erfgenaam; komt, laat ons hem doden, en de erfenis zal onze 169 Mark 12:25| 25 Want als zij uit de doden zullen opgestaan zijn, zo 170 Mark 12:26| 26 Doch aangaande de doden, dat zij opgewekt zullen 171 Mark 12:27| God is niet een God der doden, maar een God der levenden. 172 Mark 13:12| de ouders, en zullen hen doden. ~ 173 Mark 14:1 | met listigheid vangen en doden zouden. ~ 174 Mark 14:55| getuigenis tegen Jezus, om Hem te doden, en vonden niet. ~ 175 Luk 7:22 | worden, de doven horen, de doden opgewekt worden, den armen 176 Luk 9:7 | werd, dat Johannes van de doden was opgestaan; ~ 177 Luk 9:60 | Jezus zeide tot hem: Laat de doden hun doden begraven; doch 178 Luk 9:60 | tot hem: Laat de doden hun doden begraven; doch gij, ga heen 179 Luk 11:49 | die zullen zij sommigen doden, en sommigen zullen zij 180 Luk 12:4 | degenen, die het lichaam doden, en daarna niet meer kunnen 181 Luk 13:31 | hier; want Herodes wil U doden. ~ 182 Luk 16:30 | Abraham, maar zo iemand van de doden tot hen heenging, zij zouden 183 Luk 16:31 | het, dat er iemand uit de doden opstond, zich niet laten 184 Luk 18:20 | overspel doen; gij zult niet doden; gij zult niet stelen; gij 185 Luk 18:33 | hebbende, zullen zij Hem doden; en ten derden dage zal 186 Luk 19:47 | des volks zochten Hem te doden. ~ 187 Luk 20:14 | erfgenaam; komt, laat ons hem doden, opdat de erfenis onze worde. ~ 188 Luk 20:35 | en de opstanding uit de doden, zullen noch trouwen, noch 189 Luk 20:37 | 37 En dat de doden opgewekt zullen worden, 190 Luk 20:38 | God nu is niet een God der doden, maar der levenden; want 191 Luk 21:16 | zullen er sommigen uit u doden. ~ 192 Luk 24:5 | zoekt gij den Levende bij de doden? ~ 193 Luk 24:46 | Christus lijden, en van de doden opstaan ten derden dage. ~ 194 Joha 2:22| Hij opgestaan was van de doden, werden Zijn discipelen 195 Joha 5:16| Jezus, en zochten Hem te doden, omdat Hij deze dingen op 196 Joha 5:18| de Joden te meer Hem te doden, omdat Hij niet alleen den 197 Joha 5:21| Want gelijk de Vader de doden opwekt en levend maakt, 198 Joha 5:25| komt, en is nu, wanneer de doden zullen horen de stem des 199 Joha 7:1 | de Joden Hem zochten te doden. ~ 200 Joha 7:19| wet. Wat zoekt gij Mij te doden? ~ 201 Joha 7:20| den duivel; wie zoekt U te doden? ~ 202 Joha 7:25| niet, Dien zij zoeken te doden? ~ 203 Joha 8:22| Zal Hij ook Zichzelven doden, omdat Hij zegt: Waar Ik 204 Joha 8:37| zijt; maar gij zoekt Mij te doden; want Mijn woord heeft in 205 Joha 8:40| Maar nu zoekt gij Mij te doden, een Mens, Die u de waarheid 206 Joha 11:53| zij te zamen, dat zij Hem doden zouden. ~ 207 Joha 12:1 | Hij opgewekt had uit de doden. ~ 208 Joha 12:9 | zouden zien, dien Hij uit de doden opgewekt had. ~ 209 Joha 12:10| beraadslaagden, dat zij ook Lazarus doden zouden. ~ 210 Joha 12:17| geroepen, en hem uit de doden opgewekt had. ~ 211 Joha 16:2 | een iegelijk, die u zal doden, zal menen Gode een dienst 212 Joha 18:31| niet geoorloofd iemand te doden. ~ 213 Joha 20:9 | Schrift niet, dat Hij van de doden moest opstaan. ~ 214 Joha 21:14| geopenbaard is, nadat Hij van de doden opgewekt was. ~ 215 Hand 3:15| God opgewekt heeft uit de doden; waarvan wij getuigen zijn. ~ 216 Hand 4:2 | Jezus de opstanding uit de doden. ~ 217 Hand 4:10| hebt, Welken God van de doden heeft opgewekt, door Hem, 218 Hand 5:41| hebben, nadat Hij uit de doden opgestaan was. ~ 219 Hand 5:42| Rechter van levenden en doden. ~ 220 Hand 7:30| Maar God heeft Hem uit de doden opgewekt; ~ 221 Hand 7:34| 34 En dat Hij Hem uit de doden heeft opgewekt, alzo dat 222 Hand 11:3 | lijden en opstaan uit de doden, en dat deze Jezus is de 223 Hand 11:31| allen, dewijl Hij Hem uit de doden opgewekt heeft. ~ 224 Hand 11:32| nu van de opstanding der doden hoorden, spotten sommigen 225 Hand 15:31| En als zij hem zochten te doden, kwam het gerucht tot den 226 Hand 17:6 | de hoop en opstanding der doden geoordeeld. ~ 227 Hand 18:15| dat er een opstanding der doden wezen zal, beiden der rechtvaardigen 228 Hand 18:21| Over de opstanding der doden word ik heden van ulieden 229 Hand 20:8 | ongelofelijk geoordeeld, dat God de doden opwekt? ~ 230 Hand 20:23| Eerste uit de opstanding der doden zijnde, een licht zou verkondigen 231 Hand 21:42| zij de gevangenen zouden doden, opdat niemand, ontzwommen 232 Rom 1:4 | heiligmaking, uit de opstanding der doden) namelijk Jezus Christus, 233 Rom 4:17 | heeft, namelijk God, Die de doden levend maakt, en roept de 234 Rom 4:24 | Jezus, onzen Heere, uit de doden opgewekt heeft; ~ 235 Rom 6:4 | gelijkerwijs Christus uit de doden opgewekt is tot de heerlijkheid 236 Rom 6:9 | opgewekt zijnde uit de doden, niet meer sterft; de dood 237 Rom 6:13 | uzelven Gode, als uit de doden levende geworden zijnde, 238 Rom 7:4 | namelijk Desgenen, Die van de doden opgewekt is, opdat wij Gode 239 Rom 8:11 | Desgenen, Die Jezus uit de doden opgewekt heeft, in u woont, 240 Rom 8:11 | Hij, Die Christus uit de doden opgewekt heeft, ook uw sterfelijke 241 Rom 10:7 | Hetzelve is Christus uit de doden opbrengen. ~ 242 Rom 10:9 | geloven, dat God Hem uit de doden opgewekt heeft, zo zult 243 Rom 11:15 | anders dan het leven uit de doden? ~ 244 Rom 13:9 | overspel doen, gij zult niet doden, gij zult niet stelen, gij 245 Rom 14:9 | geworden, opdat Hij beiden over doden en levenden heersen zou. ~ 246 1Kor 15:12| gepredikt wordt, dat Hij uit de doden opgewekt is, hoe zeggen 247 1Kor 15:12| dat er geen opstanding der doden is? ~ 248 1Kor 15:13| indien er geen opstanding der doden is, zo is Christus ook niet 249 1Kor 15:15| opgewekt, zo namelijk de doden niet opgewekt worden. ~ 250 1Kor 15:16| 16 Want indien de doden niet opgewekt worden, zo 251 1Kor 15:20| Christus is opgewekt uit de doden, en is de Eersteling geworden 252 1Kor 15:21| is ook de opstanding der doden door een Mens. ~ 253 1Kor 15:29| zullen zij doen, die voor de doden gedoopt worden, indien de 254 1Kor 15:29| gedoopt worden, indien de doden ganselijk niet opgewekt 255 1Kor 15:29| Waarom worden zij voor de doden ook gedoopt? ~ 256 1Kor 15:32| nuttigheid is het mij, indien de doden niet opgewekt worden? Laat 257 1Kor 15:35| iemand zeggen: Hoe zullen de doden opgewekt worden, en met 258 1Kor 15:42| zal ook de opstanding der doden zijn. Het lichaam wordt 259 1Kor 15:52| bazuin zal slaan, en de doden zullen onverderfelijk opgewekt 260 2Kor 1:9 | zouden, maar op God, Die de doden verwekt; ~ 261 Gal 1:1 | den Vader, Die Hem uit de doden opgewekt heeft), ~ 262 Efez 1:20| Christus, als Hij Hem uit de doden heeft opgewekt; en heeft 263 Efez 5:14| slaapt, en staat op uit de doden; en Christus zal over u 264 Fili 3:11| tot de wederopstanding der doden. ~ 265 Kol 1:18 | de Eerstgeborene uit de doden, opdat Hij in allen de Eerste 266 Kol 2:12 | werking Gods, Die Hem uit de doden opgewekt heeft. ~ 267 1The 1:10| verwachten, Denwelken Hij uit de doden verwekt heeft, namelijk 268 2Tim 2:8 | dat Jezus Christus uit de doden is opgewekt, Welke is uit 269 2Tim 4:1 | Christus, Die de levenden en doden oordelen zal in Zijn verschijning 270 Heb 6:2 | en van de opstanding der doden, en van het eeuwig oordeel. ~ 271 Heb 9:17 | testament is vast in de doden, dewijl het nog geen kracht 272 Heb 11:18 | machtig was, hem ook uit de doden te verwekken; ~ 273 Heb 11:35 | 35 De vrouwen hebben hare doden uit de opstanding weder 274 Heb 13:20 | eeuwigen testaments, uit de doden heeft wedergebracht, namelijk 275 Jako 2:11| ook gezegd: Gij zult niet doden. Indien gij nu geen overspel 276 Jako 2:11| overspel zult doen, maar zult doden, zo zijt gij een overtreder 277 1Pet 1:3 | van Jezus Christus uit de doden. ~ 278 1Pet 1:21| Hem opgewekt heeft uit de doden, en Hem heerlijkheid gegeven 279 1Pet 4:5 | oordelen de levenden en de doden. ~ 280 1Pet 4:6 | Want daartoe is ook den doden het Evangelie verkondigd 281 Open 1:5 | de Eerstgeborene uit de doden, en de Overste der koningen 282 Open 6:4 | dat zij elkander zouden doden; en hem werd een groot zwaard 283 Open 6:8 | werd macht gegeven om te doden tot het vierde deel der 284 Open 9:5 | niet dat zij hen zouden doden, maar dat zij zouden van 285 Open 9:15| derde deel der mensen zouden doden. ~ 286 Open 11:7 | hen overwinnen, en zal hen doden. ~ 287 Open 11:18| gekomen, en de tijd der doden, om geoordeeld te worden, 288 Open 13:10| iemand met het zwaard zal doden, die moet zelf met het zwaard 289 Open 14:13| Schrijf, zalig zijn de doden, die in den Heere sterven, 290 Open 20:5 | 5 Maar de overigen der doden werden niet weder levend, 291 Open 20:12| 12 En ik zag de doden, klein en groot, staande 292 Open 20:12| dat des levens is; en de doden werden geoordeeld uit hetgeen 293 Open 20:13| 13 En de zee gaf de doden, die in haar waren; en de 294 Open 20:13| dood en de hel gaven de doden, die in hen waren; en zij


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License