Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
hieuwen 10
hieven 16
higgajon 1
hij 10542
hijgen 2
hijgt 3
hijzelf 6
Frequency    [«  »]
13263 zijn
12370 in
11232 den
10542 hij
10527 een
10033 zal
9630 tot

Bijbel

IntraText - Concordances

hij

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-10542

      Book Chapter: Verse
4501 1Kro 5:6 | gevankelijk wegvoerde; hij was de vorst der Rubenieten. ~ 4502 1Kro 5:9 | 9 En hij woonde tegen het oosten, 4503 1Kro 5:20 | riepen in den krijg, zo liet Hij Zich van hen verbidden, 4504 1Kro 5:26 | halven stam van Manasse; en hij bracht hen te Halah, en 4505 1Kro 6:10 | En Johanan gewon Azarja. Hij is het, die het priesterambt 4506 1Kro 7:23 | 23 Daarna ging hij in tot zijn huisvrouw, en 4507 1Kro 7:23 | en baarde een zoon; en hij noemde zijn naam Beria, 4508 1Kro 7:31 | waren Heber en Malchiel; hij is de vader van Birzavith. ~ 4509 1Kro 8:6 | de inwoners te Geba, en hij voerde hen over naar Manahath; ~ 4510 1Kro 8:7 | Ahia, en Gera; dezen voerde hij weg; en hij gewon Uzza en 4511 1Kro 8:7 | dezen voerde hij weg; en hij gewon Uzza en Ahihud. ~ 4512 1Kro 8:8 | het land van Moab (nadat hij dezelve weggezonden had) 4513 1Kro 8:9 | Hodes, zijn huisvrouw, gewon hij Joab, en Zibja, en Mesa, 4514 1Kro 8:11 | 11 En uit Husim gewon hij Abitub en Elpaal. ~ 4515 1Kro 10:3 | bogen troffen hem aan; en hij vreesde zeer voor de schutters. ~ 4516 1Kro 10:4 | wapendrager wilde niet, want hij vreesde zeer. Toen nam Saul 4517 1Kro 10:5 | dat Saul dood was, zo viel hij ook in het zwaard en stierf. ~ 4518 1Kro 10:13 | zijn overtreding, waarmede hij overtreden had tegen den 4519 1Kro 10:13 | woord des HEEREN hetwelk hij niet gehouden had; en ook 4520 1Kro 10:13 | gehouden had; en ook omdat hij de waarzegster gevraagd 4521 1Kro 10:14 | gezocht had; daarom doodde Hij hem, en keerde het koninkrijk 4522 1Kro 11:6 | dien het eerst; daarom werd hij tot een hoofd. ~ 4523 1Kro 11:8 | 8 En hij bouwde de stad rondom, van 4524 1Kro 11:12 | zoon van Dodo, de Ahohiet; hij was onder die drie helden. ~ 4525 1Kro 11:13 | 13 Hij was met David te Pas-Dammim, 4526 1Kro 11:18 | wilde het niet drinken, maar hij goot het uit voor den HEERE; ~ 4527 1Kro 11:19 | 19 En hij zeide: Dat late mijn God 4528 1Kro 11:19 | hebben zij dat gebracht. En hij wilde het niet drinken. 4529 1Kro 11:20 | ook het hoofd van drie; en hij, verheffende zijn spies 4530 1Kro 11:20 | versloeg hen; alzo had hij een naam onder die drie. ~ 4531 1Kro 11:21 | 21 Uit die drie was hij geeerd boven de twee; daarom 4532 1Kro 11:21 | boven de twee; daarom werd hij hun tot een overste; maar 4533 1Kro 11:21 | hun tot een overste; maar hij kwam tot aan de eerste drie 4534 1Kro 11:22 | Kabzeel, was groot van daden; hij versloeg twee sterke leeuwen 4535 1Kro 11:22 | leeuwen van Moab; ook ging hij af, en versloeg een leeuw 4536 1Kro 11:23 | 23 Hij versloeg ook een Egyptischen 4537 1Kro 11:23 | als een weversboom; maar hij ging tot hem af met een 4538 1Kro 11:23 | hand des Egyptenaars, en hij doodde hem met zijn eigen 4539 1Kro 11:24 | zoon van Jojada; dies had hij een naam onder die drie 4540 1Kro 11:25 | 25 Ziet, hij was de heerlijkste van die 4541 1Kro 11:25 | die dertig; nochtans kwam hij tot aan de drie niet. En 4542 1Kro 12:1 | kwamen naar Ziklag, toen hij nog besloten was voor het 4543 1Kro 12:18 | overste der hoofdlieden, en hij zeide: Wij zijn uw, o David, 4544 1Kro 12:19 | Manasse tot David, toen hij met de Filistijnen kwam, 4545 1Kro 12:19 | gevaar van onze hoofden zou hij tot Saul, zijn heer, vallen. ~ 4546 1Kro 12:20 | 20 Toen hij naar Ziklag toog, vielen 4547 1Kro 13:6 | hetwelk in Juda is, dat hij van daar ophaalde de ark 4548 1Kro 13:10 | des HEEREN over Uza, en Hij sloeg hem, omdat hij zijn 4549 1Kro 13:10 | en Hij sloeg hem, omdat hij zijn hand had uitgestrekt 4550 1Kro 13:10 | uitgestrekt aan de ark; en hij stierf aldaar voor het aangezicht 4551 1Kro 13:11 | had aan Uza; daarom noemde hij diezelve plaats Perez-Uza, 4552 1Kro 13:14 | Obed-Edom, en alles, wat hij had. ~ 4553 1Kro 14:4 | namen der kinderen, die hij te Jeruzalem had: Sammua, 4554 1Kro 14:8 | David dat hoorde zo toog hij uit tegen hen. ~ 4555 1Kro 15:1 | huizen in zijn stad; en hij bereidde der ark Gods een 4556 1Kro 15:3 | halen aan haar plaats, die hij haar bereid had. ~ 4557 1Kro 15:12 | 12 En hij zeide tot hen: Gijlieden 4558 1Kro 15:22 | was over het opheffen; hij onderwees hen in het opheffen; 4559 1Kro 15:22 | hen in het opheffen; want hij was verstandig. ~ 4560 1Kro 16:2 | had te offeren, zo zegende hij het volk in den Naam des 4561 1Kro 16:3 | 3 En hij deelde een iegelijk in Israel, 4562 1Kro 16:4 | 4 En hij stelde voor de ark des HEEREN 4563 1Kro 16:12 | Zijner wonderwerken, die Hij gedaan heeft, Zijner wondertekenen, 4564 1Kro 16:14 | 14 Hij is de HEERE, onze God; Zijn 4565 1Kro 16:15 | verbonds, des woords, dat Hij ingesteld heeft tot in het 4566 1Kro 16:16 | 16 Des verbonds, dat Hij met Abraham heeft gemaakt, 4567 1Kro 16:17 | 17 Welken Hij ook aan Jakob heeft gesteld 4568 1Kro 16:21 | 21 Hij liet niemand toe hen te 4569 1Kro 16:21 | onderdrukken; ook bestrafte Hij koningen om hunnentwil, 4570 1Kro 16:25 | en zeer te prijzen, en Hij is vreselijk boven alle 4571 1Kro 16:33 | aangezicht des HEEREN, omdat Hij komt, om de aarde te richten. ~ 4572 1Kro 16:34 | 34 Looft den HEERE, want Hij is goed, want Zijn goedertierenheid 4573 1Kro 16:37 | 37 Alzo liet hij daar, voor de ark des verbonds 4574 1Kro 16:38 | waren acht en zestig; en hij stelde Obed-Edom, den zoon 4575 1Kro 16:40 | in de wet des HEEREN, die Hij Israel geboden had. ~ 4576 1Kro 17:9 | besteld, en hem geplant, dat hij aan zijn plaats wone, en 4577 1Kro 17:13 | hem tot een Vader zijn, en hij zal Mij tot een zoon zijn; 4578 1Kro 17:16 | aangezicht des HEEREN, en hij zeide: Wie ben ik, HEERE 4579 1Kro 18:1 | hen ten onderbracht; en hij nam Gath, en haar onderhorige 4580 1Kro 18:2 | 2 Hij sloeg ook de Moabieten, 4581 1Kro 18:3 | Zoba, naar Hamath toe, toen hij heentoog, om zijn hand te 4582 1Kro 18:4 | al de wagen paarden; doch hij behield honderd wagens daarvan 4583 1Kro 18:6 | behoedde David overal, waar hij heenging. ~ 4584 1Kro 18:7 | Hadar-ezers knechten waren, en hij bracht ze te Jeruzalem. ~ 4585 1Kro 18:10 | 10 Zo zond hij zijn zoon Hadoram tot den 4586 1Kro 18:10 | te zegenen, vanwege dat hij met Hadar-ezer gestreden, 4587 1Kro 18:11 | zilver en het goud, hetwelk hij medegebracht had van al 4588 1Kro 18:13 | 13 En hij legde bezetting in Edom, 4589 1Kro 18:13 | behoedde David overal, waar hij heenging. ~ 4590 1Kro 18:14 | David over gans Israel, en hij deed zijn gansen volke recht 4591 1Kro 19:1 | hen ten onderbracht; en hij nam Gath, en haar onderhorige 4592 1Kro 19:2 | 2 Hij sloeg ook de Moabieten, 4593 1Kro 19:3 | Zoba, naar Hamath toe, toen hij heentoog, om zijn hand te 4594 1Kro 19:4 | al de wagen paarden; doch hij behield honderd wagens daarvan 4595 1Kro 19:6 | behoedde David overal, waar hij heenging. ~ 4596 1Kro 19:7 | Hadar-ezers knechten waren, en hij bracht ze te Jeruzalem. ~ 4597 1Kro 19:10 | 10 Zo zond hij zijn zoon Hadoram tot den 4598 1Kro 19:10 | te zegenen, vanwege dat hij met Hadar-ezer gestreden, 4599 1Kro 19:11 | zilver en het goud, hetwelk hij medegebracht had van al 4600 1Kro 19:13 | 13 En hij legde bezetting in Edom, 4601 1Kro 19:13 | behoedde David overal, waar hij heenging. ~ 4602 1Kro 19:14 | David over gans Israel, en hij deed zijn gansen volke recht 4603 1Kro 20:3 | vader in uw ogen, omdat hij troosters tot u gezonden 4604 1Kro 20:4 | de knechten van David, en hij beschoor hen, en sneed hun 4605 1Kro 20:5 | David van deze mannen; en hij zond hun tegemoet; want 4606 1Kro 20:8 | het David hoorde, zo zond hij Joab en het ganse heir met 4607 1Kro 20:10 | tegen hem was, zo verkoos hij enigen uit alle uitgelezenen 4608 1Kro 20:10 | uitgelezenen in Israel, en hij stelde hen in orde tegen 4609 1Kro 20:11 | het overige des volks gaf hij in de hand van zijn broeder 4610 1Kro 20:12 | 12 En hij zeide: Indien mij de Syriers 4611 1Kro 20:17 | aangezegd, zo vergaderde hij gans Israel, en hij toog 4612 1Kro 20:17 | vergaderde hij gans Israel, en hij toog over de Jordaan, en 4613 1Kro 20:17 | toog over de Jordaan, en hij kwam tot hen, en hij stelde 4614 1Kro 20:17 | en hij kwam tot hen, en hij stelde de slagorde tegen 4615 1Kro 20:18 | te voet; daartoe doodde hij Sofach, den krijgsoverste. ~ 4616 1Kro 21:1 | voerde Joab de heirkracht, en hij verdierf het land der kinderenAmmons; 4617 1Kro 21:1 | land der kinderenAmmons; en hij kwam, en belegerde Rabba; 4618 1Kro 21:2 | konings van zijn hoofd, en hij bevond haar in gewicht een 4619 1Kro 21:2 | op Davids hoofdgezet, en hij voerde zeer veel roofs uit 4620 1Kro 21:3 | uit, dat daarin was, en hij zaagde ze met de zaag, en 4621 1Kro 21:6 | zes, vier en twintig, en hij was ook van Rafa geboren; ~ 4622 1Kro 21:7 | 7En hij hoonde Israel, maar Jonathan, 4623 1Kro 22:1 | satan op tegen Israel, en hij porde David aan, dat hij 4624 1Kro 22:1 | hij porde David aan, dat hij Israel telde. ~ 4625 1Kro 22:4 | derhalve toog Joab uit, en hij doorwandelde gans Israel; 4626 1Kro 22:4 | gans Israel; daarna kwam hij weder te Jeruzalem. ~ 4627 1Kro 22:6 | Doch Levi en Benjamin telde hij onder dezelve niet; want 4628 1Kro 22:7 | ogen Gods; daarom sloeg Hij Israel. ~ 4629 1Kro 22:15 | die te verderven; en als hij haar verdierf, zag het de 4630 1Kro 22:15 | berouwde Hem over dat kwaad; en Hij zeide tot den verdervenden 4631 1Kro 22:16 | zijn ogen ophief, zo zag hij den engel des HEEREN, staande 4632 1Kro 22:18 | des HEEREN tot Gad, dat hij David zeggen zou, dat David 4633 1Kro 22:19 | naar het woord van Gad, dat hij in den Naam des HEEREN gesproken 4634 1Kro 22:20 | zich Ornan wendde, zo zag hij den engel; en zijn vier 4635 1Kro 22:21 | toe, en zag David; zo ging hij uit den dorsvloer, en boog 4636 1Kro 22:26 | den HEERE een altaar, en hij offerde brandofferen en 4637 1Kro 22:26 | brandofferen en dankofferen. Als hij den HEERE aanriep, zo antwoordde 4638 1Kro 22:26 | HEERE aanriep, zo antwoordde Hij hem door vuur uit den hemel, 4639 1Kro 22:27 | zeide tot den engel, dat hij zijn zwaard weder in zijn 4640 1Kro 22:28 | den Jebusiet, zo offerde hij aldaar; 4641 1Kro 22:30 | om God te zoeken; want hij was verschrikt voor het 4642 1Kro 23:2 | het land Israels waren; en hij bestelde steenhouwers, om 4643 1Kro 23:6 | 6 Toen riep hij zijn zoon Salomo, en gebood 4644 1Kro 23:11 | Gods, bouwen, gelijk als Hij van u gesproken heeft. ~ 4645 1Kro 23:18 | gegeven rondom henen? Want Hij heeft de inwoners des lands 4646 1Kro 24:1 | en zat van dagen, maakte hij zijn zoon Salomo tot koning 4647 1Kro 24:2 | 2 En hij vergaderde al de vorsten 4648 1Kro 24:13 | nu werd afgezonderd, dat hij heiligde de allerheiligste 4649 1Kro 24:13 | de allerheiligste dingen, hij en zijn zonen, tot in eeuwigheid, 4650 1Kro 24:22 | 22 En Eleazar stierf, en hij had geen zonen, maar dochters; 4651 1Kro 24:25 | Zijn volk rust gegeven, en Hij zal te Jeruzalem wonen tot 4652 1Kro 26:9 | Het tweede voor Gedalja; hij en zijn broederen, en zijn 4653 1Kro 27:10 | was het hoofd; (alhoewel hij de eerstgeborene niet was, 4654 1Kro 28:3 | 3 Hij was uit de kinderen van 4655 1Kro 28:23 | de HEERE gezegd had, dat Hij Israel vermenigvuldigen 4656 1Kro 28:24 | begonnen te tellen, maar hij voleindde het niet, omdat 4657 1Kro 28:32 | raad, een verstandig man; hij was ook schrijver; Jehiel 4658 1Kro 29:2 | stond op zijn voeten, en hij zeide: Hoort mij, mijn broeders, 4659 1Kro 29:4 | zou in eeuwigheid; want Hij heeft Juda tot een voorganger 4660 1Kro 29:4 | zonen mijns vaders heeft Hij een welgevallen aan mij 4661 1Kro 29:4 | welgevallen aan mij gehad, dat Hij mij ten koning maakte over 4662 1Kro 29:5 | zonen gegeven) zo heeft Hij mijn zoon Salomo verkoren, 4663 1Kro 29:5 | zoon Salomo verkoren, dat hij zitten zou op den stoel 4664 1Kro 29:6 | 6 En Hij heeft tot mij gezegd: Uw 4665 1Kro 29:7 | tot in eeuwigheid, indien hij sterk wezen zal, om Mijn 4666 1Kro 29:9 | doorzoekt alle harten, en Hij verstaat al het gedichtsel 4667 1Kro 29:9 | gedachten; indien gij Hem zoekt, Hij zal van u gevonden worden; 4668 1Kro 29:9 | indien gij Hem verlaat, Hij zal u tot in eeuwigheid 4669 1Kro 29:14 | 14 Het goud gaf hij naar het goudgewicht, tot 4670 1Kro 29:16 | 16 Ook gaf hij het goud naar het gewicht 4671 1Kro 29:20 | mijn God, zal met u zijn; Hij zal u niet begeven, en Hij 4672 1Kro 29:20 | Hij zal u niet begeven, en Hij zal u niet verlaten, totdat 4673 1Kro 30:23 | vaders Davids plaats, en hij was voorspoedig; en gans 4674 1Kro 30:25 | ogen van gans Israel; en Hij gaf aan hem een koninklijke 4675 1Kro 30:27 | 27 De dagen nu, die hij geregeerd heeft over Israel, 4676 1Kro 30:27 | jaren; te Hebron regeerde hij zeven jaren, en te Jeruzalem 4677 1Kro 30:27 | en te Jeruzalem regeerde hij drie en dertig. ~ 4678 1Kro 30:28 | 28 En hij stierf in goeden ouderdom, 4679 2Kro 1:4 | voor haar bereid had; want hij had voor haar een tent te 4680 2Kro 1:6 | tent der samenkomst was; en hij offerde daarop duizend brandofferen. ~ 4681 2Kro 1:7 | verscheen God aan Salomo; en Hij zeide tot hem: Begeer, wat 4682 2Kro 1:13 | tent der samenkomst; en hij regeerde over Israel. ~ 4683 2Kro 1:14 | wagenen en ruiteren, zodat hij duizend en vierhonderd wagenen, 4684 2Kro 1:14 | duizend ruiteren had; en hij legde ze in de wagensteden, 4685 2Kro 1:15 | stenen, en de cederen maakte hij te zijn als wilde vijgebomen, 4686 2Kro 2:11 | Zijn volk lief heeft, heeft Hij u over hen tot koning gesteld. ~ 4687 2Kro 2:12 | aarde gemaakt heeft, dat Hij den koning David een wijzen 4688 2Kro 2:15 | de olie en den wijn, die hij gezegd heeft. ~ 4689 2Kro 2:18 | 18 En hij maakte uit dezelve zeventig 4690 2Kro 3:2 | 2 Hij begon nu te bouwen in de 4691 2Kro 3:4 | honderd en twintig; hetwelk hij van binnen overtrok met 4692 2Kro 3:5 | grote huis nu overdekte hij met dennenhout; daarna overtoog 4693 2Kro 3:5 | dennenhout; daarna overtoog hij dat met goed goud; en hij 4694 2Kro 3:5 | hij dat met goed goud; en hij maakte daarop palmen en 4695 2Kro 3:6 | 6 Hij overtoog ook het huis met 4696 2Kro 3:7 | 7 Daartoe overdekte hij aan het huis de balken, 4697 2Kro 3:7 | deuren daarvan met goud; en hij graveerde cherubs aan de 4698 2Kro 3:8 | 8 Verder maakte hij het huis van het heilige 4699 2Kro 3:8 | daarvan twintig ellen; en hij overtoog dat met goed goud, 4700 2Kro 3:9 | vijftig sikkelen gouds; en hij overtoog de opperzalen met 4701 2Kro 3:10 | 10 Ook maakte hij, in het huis van het heilige 4702 2Kro 3:10 | van uittrekkend werk, en hij overtoog die met goud. ~ 4703 2Kro 3:14 | 14 Hij maakte ook den voorhang 4704 2Kro 3:14 | karmozijn, en fijn linnen; en hij maakte cherubs daarop. ~ 4705 2Kro 3:15 | 15 Nog maakte hij voor het huis twee pilaren, 4706 2Kro 3:16 | 16 Ook maakte hij ketenen, als in de aanspraakplaats, 4707 2Kro 3:16 | in de aanspraakplaats, en hij zette ze op de hoofden der 4708 2Kro 3:16 | pilaren; daartoe maakte hij honderd granaatappelen, 4709 2Kro 3:17 | 17 En hij richtte de pilaren op voor 4710 2Kro 3:17 | en een ter linkerhand; en hij noemde den naam van den 4711 2Kro 4:1 | 1 Hij maakte ook een koperen altaar, 4712 2Kro 4:2 | 2 Daartoe maakte hij de gegoten zee; van tien 4713 2Kro 4:6 | 6 En hij maakte tien wasvaten, en 4714 2Kro 4:7 | 7 Hij maakte ook tien gouden kandelaren, 4715 2Kro 4:7 | kandelaren, naar hun wijze, en hij stelde ze in den tempel, 4716 2Kro 4:8 | 8 Ook maakte hij tien tafelen, en hij zette 4717 2Kro 4:8 | maakte hij tien tafelen, en hij zette ze in den tempel, 4718 2Kro 4:8 | vijf aan de linkerhand; en hij maakte honderd gouden sprengbekkens. ~ 4719 2Kro 4:9 | 9 Verder maakte hij het voorhof der priesteren, 4720 2Kro 4:10 | 10 De zee nu zette hij aan de rechterzijde, naar 4721 2Kro 4:11 | Huram het werk te maken, dat hij voor de koning Salomo aan 4722 2Kro 4:14 | 14 Hij maakte ook de stellingen; 4723 2Kro 4:14 | stellingen; en wasvaten maakte hij op de stellingen; ~ 4724 2Kro 5:1 | goud, en al de vaten legde hij onder de schatten van het 4725 2Kro 5:13 | zij den HEERE prezen, dat Hij goed is, dat Zijn weldadigheid 4726 2Kro 6:1 | goud, en al de vaten legde hij onder de schatten van het 4727 2Kro 6:13 | zij den HEERE prezen, dat Hij goed is, dat Zijn weldadigheid 4728 2Kro 7:1 | HEERE heeft gezegd, dat Hij in de donkerheid zou wonen. ~ 4729 2Kro 7:4 | 4 En hij zeide: Geloofd zij de HEERE, 4730 2Kro 7:6 | heb David verkoren, dat hij over Mijn volk Israel wezen 4731 2Kro 7:10 | Zijn woord bevestigd, dat Hij gesproken had; want ik ben 4732 2Kro 7:11 | verbond des HEEREN is, hetwelk Hij maakte met de kinderen Israels. ~ 4733 2Kro 7:12 | 12 En hij stond voor het altaar des 4734 2Kro 7:12 | gemeente van Israel; en hij breidde zijn handen uit; ~ 4735 2Kro 7:13 | ellen in zijn hoogte; en hij stond daarop, en knielde 4736 2Kro 7:14 | 14 En hij zeide: HEERE, God van Israel, 4737 2Kro 8:3 | en loofden den HEERE, dat Hij goedig is, dat Zijn weldadigheid 4738 2Kro 8:7 | huis des HEEREN was, dewijl hij daar de brandofferen en 4739 2Kro 8:10 | dag der zevende maand liet hij het volk gaan tot hun hutten, 4740 2Kro 8:11 | zijn huis te maken, richtte hij voorspoedig uit. ~ 4741 2Kro 8:12 | verscheen Salomo des nachts, en Hij zeide tot hem: Ik heb uw 4742 2Kro 8:21 | voorbijgaat, ontzetten, dat hij zal zeggen: Waarom heeft 4743 2Kro 8:22 | hen gediend; daarom heeft Hij al dat kwaad over hen gebracht. ~  ~ 4744 2Kro 9:3 | Salomo naar Hamath-Zoba, en hij overweldigde het. ~ 4745 2Kro 9:4 | 4 Hij bouwde ook Thadmor in de 4746 2Kro 9:4 | en al de schatsteden, die hij bouwde in Hamath. ~ 4747 2Kro 9:5 | 5 Ook bouwde hij het hoge Beth-horon en het 4748 2Kro 9:11 | Davids, tot het huis, dat hij voor haar gebouwd had; want 4749 2Kro 9:11 | voor haar gebouwd had; want hij zeide: Mijn vrouw zal in 4750 2Kro 9:12 | altaar des HEEREN, hetwelk hij voor het voorhuis gebouwd 4751 2Kro 9:14 | 14 Hij stelde ook, naar de wijze 4752 2Kro 10:2 | verborgen voor Salomo, dat hij haar niet verklaarde. ~ 4753 2Kro 10:3 | Salomo, en het huis, dat hij gebouwd had, ~ 4754 2Kro 10:4 | en zijn opgang, waardoor hij opging in het huis des HEEREN, 4755 2Kro 10:8 | op te richten, zo heeft Hij u tot een koning over hen 4756 2Kro 10:15 | sikkelen van geslagen goud liet hij opwegen tot elke rondas. ~ 4757 2Kro 10:16 | driehonderd sikkelen gouds liet hij opwegen tot elk schild; 4758 2Kro 10:17 | groten elpenbenen troon, en hij overtoog denzelven met louter 4759 2Kro 10:25 | twaalf duizend ruiteren; en hij legde ze in de wagensteden, 4760 2Kro 10:26 | 26 En hij heerste over alle koningen, 4761 2Kro 10:27 | stenen, en de cederen maakte hij te zijn als de wilde vijgebomen, 4762 2Kro 11:2 | nu was in Egypte, alwaar hij van het aangezicht van den 4763 2Kro 11:4 | en zijn zwaar juk, dat hij ons opgelegd heeft, lichter, 4764 2Kro 11:5 | 5 En hij zeide tot hen: Komt over 4765 2Kro 11:6 | van zijn vader Salomo, als hij leefde, zeggende: Hoe raadt 4766 2Kro 11:8 | 8 Maar hij verliet den raad der oudsten, 4767 2Kro 11:8 | zij hem geraden hadden; en hij hield raad met de jongelingen, 4768 2Kro 11:9 | 9 En hij zeide tot hen: Wat raadt 4769 2Kro 11:14 | 14 En hij sprak tot hen naar den raad 4770 2Kro 11:15 | woord bevestigde, hetwelk Hij door den dienst van Ahia, 4771 2Kro 11:18 | stenigden hem met stenen, dat hij stierf; maar de koning Rehabeam 4772 2Kro 11:18 | een wagen te klimmen, dat hij naar Jeruzalem vluchtte. ~ 4773 2Kro 12:1 | gekomen was, vergaderde hij het huis van Juda en Benjamin, 4774 2Kro 12:1 | Israel te strijden, opdat hij het koninkrijk weder aan 4775 2Kro 12:5 | woonde te Jeruzalem; en hij bouwde steden tot vastigheden 4776 2Kro 12:6 | 6 Hij bouwde nu Bethlehem, en 4777 2Kro 12:11 | 11 En hij sterkte deze vastigheden, 4778 2Kro 12:15 | 15 En hij had zich priesteren gesteld 4779 2Kro 12:15 | en voor de kalveren, die hij gemaakt had. ~ 4780 2Kro 12:20 | 20 En na haar nam hij Maacha, de dochter van Absalom; 4781 2Kro 12:21 | en zijn bijwijven; want hij had achttien vrouwen genomen, 4782 2Kro 12:21 | en zestig bijwijven; en hij gewon acht en twintig zonen 4783 2Kro 12:23 | 23 En hij handelde verstandelijk, 4784 2Kro 12:23 | handelde verstandelijk, dat hij van al zijn zonen, door 4785 2Kro 12:23 | steden verspreidde, denwelken hij spijze gaf in overvloed; 4786 2Kro 12:23 | spijze gaf in overvloed; en hij begeerde de veelheid van 4787 2Kro 13:1 | koninkrijk bevestigd had, en hij sterk geworden was, dat 4788 2Kro 13:1 | sterk geworden was, dat hij de wet des HEEREN verliet, 4789 2Kro 13:4 | 4 En hij nam de vaste steden in, 4790 2Kro 13:4 | steden in, die Juda had, en hij kwam tot Jeruzalem toe. ~ 4791 2Kro 13:5 | uit oorzaak van Sisak, en hij zeide tot hen: Alzo zegt 4792 2Kro 13:9 | op tegen Jeruzalem; en hij nam de schatten van het 4793 2Kro 13:9 | het huis des konings weg; hij nam alles weg; hij nam ook 4794 2Kro 13:9 | weg; hij nam alles weg; hij nam ook al de gouden schilden 4795 2Kro 13:10 | die, koperen schilden; en hij beval die onder de hand 4796 2Kro 13:12 | 12 En als hij zich verootmoedigde, keerde 4797 2Kro 13:12 | HEEREN van hem af, opdat Hij hem niet ten uiterste toe 4798 2Kro 13:13 | en veertig jaren oud, als hij koning werd, en hij regeerde 4799 2Kro 13:13 | als hij koning werd, en hij regeerde zeventien jaren 4800 2Kro 13:14 | 14 En hij deed dat kwaad was, dewijl 4801 2Kro 13:14 | deed dat kwaad was, dewijl hij zijn hart niet richtte, 4802 2Kro 14:2 | 2 Hij regeerde drie jaren te Jeruzalem; 4803 2Kro 14:4 | gebergte van Efraim; en hij zeide: Hoort mij toe, Jerobeam, 4804 2Kro 14:7 | was en teder van hart, dat hij zich tegen hen niet kon 4805 2Kro 14:20 | de HEERE sloeg hem, dat hij stierf. ~ 4806 2Kro 14:21 | versterkte zich Abia; en hij nam zich veertien vrouwen, 4807 2Kro 15:3 | 3 Want hij nam de altaren der vreemden, 4808 2Kro 15:4 | 4 En hij zeide tot Juda, dat zij 4809 2Kro 15:5 | 5 Hij nam ook weg uit alle steden 4810 2Kro 15:6 | 6 Daartoe bouwde hij vaste steden in Juda; want 4811 2Kro 15:7 | 7 Want hij zeide tot Juda: Laat ons 4812 2Kro 15:7 | wij hebben Hem gezocht, en Hij heeft ons rondom henen rust 4813 2Kro 15:9 | driehonderd wagenen; en hij kwam tot Maresa toe. ~ 4814 2Kro 16:2 | 2 En hij ging uit, Asa tegen, en 4815 2Kro 16:2 | ging uit, Asa tegen, en hij zeide tot hem: Hoort mij, 4816 2Kro 16:2 | zijt; en zo gij Hem zoekt, Hij zal van u gevonden worden; 4817 2Kro 16:2 | maar zo gij Hem verlaat, Hij zal u verlaten. ~ 4818 2Kro 16:4 | en Hem zochten, zo werd Hij van hen gevonden. ~ 4819 2Kro 16:8 | den profeet Oded, sterkte hij zich, en hij deed weg de 4820 2Kro 16:8 | Oded, sterkte hij zich, en hij deed weg de verfoeiselen 4821 2Kro 16:8 | Benjamin, en uit de steden, die hij van het gebergte van Efraim 4822 2Kro 16:9 | 9 En hij vergaderde het ganse Juda 4823 2Kro 16:15 | gansen wil Hem gezocht; en Hij werd van hen gevonden, en 4824 2Kro 16:16 | moeder van den koning Asa, hij zette haar af, dat zij geen 4825 2Kro 16:18 | 18 En hij bracht in het huis Gods 4826 2Kro 17:1 | Juda, en bouwde Rama, opdat hij niemand toeliet uit te gaan 4827 2Kro 17:3 | den koning van Israel, dat hij van tegen mij aftrekke. ~ 4828 2Kro 17:4 | oversten der heiren, die hij had, tegen de steden van 4829 2Kro 17:5 | Baesa zulks hoorde, dat hij afliet van Rama te bouwen, 4830 2Kro 17:6 | waarmede Baesa gebouwd had; en hij bouwde daarmede Geba en 4831 2Kro 17:7 | den koning van Juda, en hij zeide tot hem: Omdat gij 4832 2Kro 17:8 | den HEERE steundet, heeft Hij hen in uw hand gegeven. ~ 4833 2Kro 17:10 | in het gevangenhuis; want hij was hierover tegen hem ontsteld; 4834 2Kro 17:12 | krankheid; daartoe ook zocht hij den HEERE niet in zijn krankheid, 4835 2Kro 17:13 | Asa met zijn vaderen; en hij stierf in het een en veertigste 4836 2Kro 17:14 | begroeven hem in zijn graf, dat hij voor zich gegraven had in 4837 2Kro 17:14 | hem op het bed, hetwelk hij gevuld had met specerijen, 4838 2Kro 18:1 | koning in zijn plaats, en hij sterkte zich tegen Israel. ~ 4839 2Kro 18:2 | 2 En hij legde krijgsvolk in alle 4840 2Kro 18:3 | HEERE was met Josafat; want hij wandelde in de vorige wegen 4841 2Kro 18:4 | 4 Maar hij zocht den God zijns vaders, 4842 2Kro 18:5 | gaf Josafat geschenken; en hij had rijkdom en eer in menigte. ~ 4843 2Kro 18:6 | de wegen des HEEREN; en hij nam verder de hoogten en 4844 2Kro 18:7 | nu zijner regering zond hij tot zijn vorsten, tot Ben-chail, 4845 2Kro 18:12 | hoogste groot; daartoe bouwde hij in Juda burchten en schatsteden. ~ 4846 2Kro 18:13 | 13 En hij had veel werks in de steden 4847 2Kro 19:1 | en eer in overvloed; en hij verzwagerde zich aan Achab. ~ 4848 2Kro 19:2 | einde van enige jaren toog hij af tot Achab naar Samaria; 4849 2Kro 19:2 | volk, dat met hem was; en hij porde hem aan, om op te 4850 2Kro 19:3 | naar Ramoth in Gilead? En hij zeide tot hem: Zo zal ik 4851 2Kro 19:5 | vierhonderd mannen, en hij zeide tot hen: Zullen wij 4852 2Kro 19:7 | maar ik haat hem, want hij profeteert over mij niets 4853 2Kro 19:8 | Israel een kamerling, en hij zeide: Haal haastelijk Micha, 4854 2Kro 19:10 | ijzeren hoornen gemaakt, en hij zeide: Zo zegt de HEERE: 4855 2Kro 19:14 | 14 Als hij tot den koning gekomen was, 4856 2Kro 19:14 | of zal ik het nalaten? En hij zeide: Trekt op, en gijlieden 4857 2Kro 19:16 | 16 En hij zeide: Ik zag het ganse 4858 2Kro 19:17 | Heb ik tot u niet gezegd: Hij zal over mij niets goeds, 4859 2Kro 19:18 | 18 Verder zeide hij: Daarom hoort het woord 4860 2Kro 19:19 | van Israel, overreden, dat hij optrekke, en valle te Ramoth 4861 2Kro 19:19 | in Gilead? Daarna zeide Hij: Deze zegt aldus, en die 4862 2Kro 19:21 | 21 En Hij zeide: Ik zal uitgaan, en 4863 2Kro 19:21 | van al zijn profeten. En Hij zeide: Gij zult overreden, 4864 2Kro 19:23 | Micha op het kinnebakken, en hij zeide: Door wat weg is de 4865 2Kro 19:27 | gesproken. Verder zeide hij: Hoort, gij volken altegaar! ~ 4866 2Kro 19:30 | oversten der wagens, die hij had, zeggende: Gijlieden 4867 2Kro 19:33 | het pantsier. Toen zeide hij tot den voerman: Keer uw 4868 2Kro 19:34 | Syriers, tot den avond toe; en hij stierf ter tijd, als de 4869 2Kro 20:4 | woonde in Jeruzalem; en hij toog wederom uit door het 4870 2Kro 20:5 | 5 En hij stelde richters in het land, 4871 2Kro 20:6 | 6 En hij zeide tot de richters: Ziet 4872 2Kro 20:6 | mens, maar den HEERE; en Hij is bij u in de zaak van 4873 2Kro 20:9 | 9 En hij gebood hun, zeggende: Doet 4874 2Kro 21:3 | den HEERE te zoeken; en hij riep een vasten uit in gans 4875 2Kro 21:6 | 6 En hij zeide: O, HEERE, God onzer 4876 2Kro 21:15 | 15 En hij zeide: Merkt op, geheel 4877 2Kro 21:21 | 21 Hij nu beraadslaagde zich met 4878 2Kro 21:21 | beraadslaagde zich met het volk, en hij stelde den HEERE zangers, 4879 2Kro 21:31 | regeerde Josafat over Juda; hij was vijf en dertig jaren 4880 2Kro 21:31 | en dertig jaren oud, als hij koning werd, en hij regeerde 4881 2Kro 21:31 | als hij koning werd, en hij regeerde vijf en twintig 4882 2Kro 21:32 | 32 En hij wandelde in den weg van 4883 2Kro 21:32 | weg van zijn vader Asa, en hij week daarvan niet af, doende 4884 2Kro 21:36 | 36 En hij vergezelschapte zich met 4885 2Kro 22:2 | 2 En hij had broederen, Josafats 4886 2Kro 22:3 | maar het koninkrijk gaf hij Joram, omdat hij de eerstgeborene 4887 2Kro 22:3 | koninkrijk gaf hij Joram, omdat hij de eerstgeborene was. ~ 4888 2Kro 22:4 | versterkt had, zo doodde hij al zijn broederen met het 4889 2Kro 22:5 | jaar was Joram oud, toen hij koning werd, en hij regeerde 4890 2Kro 22:5 | toen hij koning werd, en hij regeerde acht jaren te Jeruzalem. ~ 4891 2Kro 22:6 | 6 En hij wandelde in de weg der koningen 4892 2Kro 22:6 | huis van Achab deed; want hij had de dochter van Achab 4893 2Kro 22:6 | Achab tot een vrouw; en hij deed dat kwaad was in de 4894 2Kro 22:7 | om des verbonds wil, dat Hij met David gemaakt had; en 4895 2Kro 22:7 | gemaakt had; en gelijk als Hij gezegd had, hem en zijn 4896 2Kro 22:9 | al de wagenen met hem; en hij maakte zich des nachts op, 4897 2Kro 22:10 | onder zijn gebied, want hij had den HEERE, den God zijner 4898 2Kro 22:11 | 11 Ook maakte hij hoogten op de bergen van 4899 2Kro 22:11 | op de bergen van Juda; en hij deed de inwoners van Jeruzalem 4900 2Kro 22:11 | Jeruzalem hoereren, ja, hij dreef Juda daartoe. ~ 4901 2Kro 22:19 | krankheid uitgingen, dat hij stierf van boze krankheden; 4902 2Kro 22:20 | 20 Hij was twee en dertig jaren 4903 2Kro 22:20 | en dertig jaren oud, als hij koning werd, en regeerde 4904 2Kro 22:20 | acht jaren te Jeruzalem; en hij ging henen zonder begeerd 4905 2Kro 22:22 | 2 En hij had broederen, Josafats 4906 2Kro 22:23 | maar het koninkrijk gaf hij Joram, omdat hij de eerstgeborene 4907 2Kro 22:23 | koninkrijk gaf hij Joram, omdat hij de eerstgeborene was. ~ 4908 2Kro 22:24 | versterkt had, zo doodde hij al zijn broederen met het 4909 2Kro 22:25 | jaar was Joram oud, toen hij koning werd, en hij regeerde 4910 2Kro 22:25 | toen hij koning werd, en hij regeerde acht jaren te Jeruzalem. ~ 4911 2Kro 22:26 | 6 En hij wandelde in de weg der koningen 4912 2Kro 22:26 | huis van Achab deed; want hij had de dochter van Achab 4913 2Kro 22:26 | Achab tot een vrouw; en hij deed dat kwaad was in de 4914 2Kro 22:27 | om des verbonds wil, dat Hij met David gemaakt had; en 4915 2Kro 22:27 | gemaakt had; en gelijk als Hij gezegd had, hem en zijn 4916 2Kro 22:29 | al de wagenen met hem; en hij maakte zich des nachts op, 4917 2Kro 22:30 | onder zijn gebied, want hij had den HEERE, den God zijner 4918 2Kro 22:31 | 11 Ook maakte hij hoogten op de bergen van 4919 2Kro 22:31 | op de bergen van Juda; en hij deed de inwoners van Jeruzalem 4920 2Kro 22:31 | Jeruzalem hoereren, ja, hij dreef Juda daartoe. ~ 4921 2Kro 22:39 | krankheid uitgingen, dat hij stierf van boze krankheden; 4922 2Kro 22:40 | 20 Hij was twee en dertig jaren 4923 2Kro 22:40 | en dertig jaren oud, als hij koning werd, en regeerde 4924 2Kro 22:40 | acht jaren te Jeruzalem; en hij ging henen zonder begeerd 4925 2Kro 23:2 | jaar was Ahazia oud, toen hij koning werd, en hij regeerde 4926 2Kro 23:2 | toen hij koning werd, en hij regeerde een jaar te Jeruzalem; 4927 2Kro 23:3 | 3 Hij wandelde ook in de wegen 4928 2Kro 23:4 | 4 En hij deed dat kwaad was in de 4929 2Kro 23:5 | 5 Hij wandelde ook in hun raad, 4930 2Kro 23:6 | 6 En hij keerde weder om zich te 4931 2Kro 23:6 | genezen te Jizreel; want hij had wonden, die men hem 4932 2Kro 23:6 | bij Rama geslagen had, als hij streed tegen Hazael, den 4933 2Kro 23:6 | Jizreel te bezien, want hij was krank. ~ 4934 2Kro 23:7 | Ahazia was van God, dat hij tot Joram kwam; want als 4935 2Kro 23:7 | tot Joram kwam; want als hij gekomen was, toog hij met 4936 2Kro 23:7 | als hij gekomen was, toog hij met Joram uit tot Jehu, 4937 2Kro 23:8 | het huis van Achab, dat hij de vorsten van Juda en de 4938 2Kro 23:9 | 9 Daarna zocht hij Ahazia, en zij kregen hem ( 4939 2Kro 23:9 | en zij kregen hem (want hij was verstoken in Samaria), 4940 2Kro 23:9 | begroeven hem; want zij zeiden: Hij is de zoon van Josafat, 4941 2Kro 23:12 | 12 En hij was bij hen verstoken in 4942 2Kro 23:16 | Gods, met den koning; en hij zeide tot hen: Ziet, de 4943 2Kro 23:20 | gijlieden bij den koning, als hij inkomt en uitgaat. ~ 4944 2Kro 23:23 | 10 En hij stelde al het volk, en een 4945 2Kro 23:32 | 19 En hij stelde de poortiers aan 4946 2Kro 23:33 | 20 En hij nam de oversten der honderden, 4947 2Kro 24:1 | was zeven jaren oud, toen hij koning werd, en hij regeerde 4948 2Kro 24:1 | toen hij koning werd, en hij regeerde veertig jaren te 4949 2Kro 24:3 | voor hem twee vrouwen; en hij gewon zonen en dochteren. ~ 4950 2Kro 24:5 | 5 Zo vergaderde hij de priesteren en de Levieten, 4951 2Kro 24:11 | geschiedde nu ter tijd, als hij de kist, naar des konings 4952 2Kro 24:14 | overige des gelds, waarvan hij vaten maakte voor het huis 4953 2Kro 24:15 | zat van dagen, en stierf; hij was honderd en dertig jaren 4954 2Kro 24:15 | en dertig jaren oud, toen hij stierf. ~ 4955 2Kro 24:16 | Davids, bij de koningen; want hij had goed gedaan in Israel, 4956 2Kro 24:19 | 19 Doch Hij zond profeten onder hen, 4957 2Kro 24:20 | boven het volk stond, en hij zeide tot hen: Zo zegt God: 4958 2Kro 24:20 | HEERE verlaten hebt, zo zal Hij u verlaten. ~ 4959 2Kro 24:22 | zijn zoon; dewelke, als hij stierf, zeide: De HEERE 4960 2Kro 24:25 | hem dood op zijn bed, dat hij stierf; en zij begroeven 4961 2Kro 25:2 | 2 En hij deed dat recht was in de 4962 2Kro 25:3 | aan hem gesterkt was, dat hij zijn knechten, die den koning, 4963 2Kro 25:4 | Doch hun kinderen doodde hij niet, maar hij deed, gelijk 4964 2Kro 25:4 | kinderen doodde hij niet, maar hij deed, gelijk in de wet, 4965 2Kro 25:5 | gans Juda en Benjamin; en hij monsterde hen, van twintig 4966 2Kro 25:6 | 6 Daartoe huurde hij uit Israel honderd duizend 4967 2Kro 25:14 | Edomieten gekomen was, en dat hij de goden der kinderen van 4968 2Kro 25:14 | Seir medegebracht had, dat hij die zich tot goden stelde, 4969 2Kro 25:15 | HEEREN tegen Amazia; en Hij zond tot hem een profeet, 4970 2Kro 25:16 | 16 En het geschiedde, als hij tot hem sprak, dat hij hem 4971 2Kro 25:16 | als hij tot hem sprak, dat hij hem zeide: Heeft men u tot 4972 2Kro 25:17 | Juda, werd te rade, dat hij zond tot Joas, den zoon 4973 2Kro 25:20 | want het was van God, opdat Hij hen in hun hand gave, overmits 4974 2Kro 25:21 | koning van Israel, op, en hij en Amazia, de koning van 4975 2Kro 25:23 | Joahaz, te Beth-Semes; en hij bracht hem te Jeruzalem, 4976 2Kro 25:23 | bracht hem te Jeruzalem, en hij brak aan den muur van Jeruzalem, 4977 2Kro 25:24 | 24 Daartoe nam hij al het goud, en het zilver, 4978 2Kro 25:24 | mitsgaders gijzelaars, en hij keerde weder naar Samaria. ~ 4979 2Kro 25:27 | verbintenis tegen hem; doch hij vluchtte naar Lachis. Toen 4980 2Kro 26:3 | jaren was Uzzia oud, toen hij koning werd, en hij regeerde 4981 2Kro 26:3 | toen hij koning werd, en hij regeerde twee en vijftig 4982 2Kro 26:4 | 4 En hij deed dat recht was in de 4983 2Kro 26:5 | 5 Want hij begaf zich om God te zoeken, 4984 2Kro 26:5 | Gods; in de dagen nu, dat hij den HEERE zocht, maakte 4985 2Kro 26:6 | 6 Want hij toog uit, en krijgde tegen 4986 2Kro 26:6 | van Asdod; daartoe bouwde hij steden in Asdod, en onder 4987 2Kro 26:8 | ingang van Egypte, want hij sterkte zich ten hoogste. ~ 4988 2Kro 26:9 | Dalpoort, en aan de hoeken; en hij sterkte ze. ~ 4989 2Kro 26:10 | 10 Hij bouwde ook torens in de 4990 2Kro 26:10 | vele putten uit, overmits hij veel vee had, beide in de 4991 2Kro 26:10 | vruchtbare velden; want hij was een liefhebber van den 4992 2Kro 26:15 | 15 Hij maakte ook te Jeruzalem 4993 2Kro 26:15 | tot verre toe uit, want hij werd wonderlijk geholpen, 4994 2Kro 26:15 | wonderlijk geholpen, totdat hij sterk was. ~ 4995 2Kro 26:16 | 16 Maar als hij sterk geworden was, verhief 4996 2Kro 26:16 | hart tot verdervens toe, en hij overtrad tegen den HEERE, 4997 2Kro 26:16 | den HEERE, zijn God; want hij ging in den tempel des HEEREN, 4998 2Kro 26:19 | zijn hand, om te roken; als hij nu toornig werd tegen de 4999 2Kro 26:20 | al de priesteren en ziet, hij was melaats aan zijn voorhoofd, 5000 2Kro 26:20 | met der haast van daar, ja hij zelf werd ook gedreven uit


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-10542

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License