1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-10542
Book Chapter: Verse
5001 2Kro 26:21 | en melaats zijnde, woonde hij in een afgezonderd huis,
5002 2Kro 26:21 | een afgezonderd huis, want hij was van het huis des HEEREN
5003 2Kro 26:23 | koningen was; want zij zeiden: hij is melaats; en zijn zoon
5004 2Kro 27:1 | twintig jaren oud, toen hij koning werd, en hij regeerde
5005 2Kro 27:1 | toen hij koning werd, en hij regeerde zestien jaren te
5006 2Kro 27:2 | 2En hij deed dat recht was in de
5007 2Kro 27:2 | gedaan had, behalve dat hij in den tempel des HEEREN
5008 2Kro 27:3 | aan het huis des HEEREN; hij bouwde ook veel aan den
5009 2Kro 27:4 | 4Daartoe bouwde hij steden op het gebergte van
5010 2Kro 27:4 | en in de wouden bouwde hij burchten en torens. ~
5011 2Kro 27:6 | versterkte zich Jotham; want hij richtte zijn wegen voor
5012 2Kro 27:8 | twintig jaren oud, toen hij koning werd; en hij regeerde
5013 2Kro 27:8 | toen hij koning werd; en hij regeerde zestien jaren te
5014 2Kro 28:1 | twintig jaren oud, toen hij koning werd, en regeerde
5015 2Kro 28:1 | zestien jaren te Jeruzalem; en hij deed niet dat recht was
5016 2Kro 28:2 | 2 Maar hij wandelde in de wegen der
5017 2Kro 28:2 | van Israel; daartoe maakte hij ook gegotene beelden voor
5018 2Kro 28:3 | des zoons van Hinnom; en hij brandde zijn zonen in het
5019 2Kro 28:4 | 4 Ook offerde hij en rookte op de hoogten
5020 2Kro 28:5 | te Damaskus brachten. En hij werd ook gegeven in de hand
5021 2Kro 28:9 | vaderen, over Juda, heeft Hij hen in uw hand gegeven,
5022 2Kro 28:19 | den koning Israels; want hij had Juda afgetrokken, dat
5023 2Kro 28:20 | Assyrie, kwam tot hem; doch hij benauwde hem, en sterkte
5024 2Kro 28:21 | en der vorsten, hetwelk hij den koning van Assyrie gaf;
5025 2Kro 28:21 | koning van Assyrie gaf; maar hij hielp hem niet. ~
5026 2Kro 28:22 | hem benauwde, zo maakte hij des overtredens tegen den
5027 2Kro 28:23 | 23 Want hij offerde den goden van Damaskus,
5028 2Kro 28:24 | HEEREN toe; daartoe maakte hij zich altaren in alle hoeken
5029 2Kro 28:25 | 25 Ook maakte hij in elke stad van Juda hoogten,
5030 2Kro 28:25 | te roken; alzo verwekte hij den HEERE, zijner vaderen
5031 2Kro 29:2 | 2 En hij deed dat recht was in de
5032 2Kro 29:4 | 4 En hij bracht de priesteren en
5033 2Kro 29:4 | priesteren en de Levieten in, en hij verzamelde ze in de Ooststraat. ~
5034 2Kro 29:5 | 5 En hij zeide tot hen: Hoort mij,
5035 2Kro 29:8 | en Jeruzalem geweest; en Hij heeft hen overgegeven ter
5036 2Kro 29:20 | de oversten der stad, en hij ging op in het huis des
5037 2Kro 29:21 | heiligdom, en voor Juda; en hij zeide tot de zonen van Aaron,
5038 2Kro 29:25 | 25 En hij stelde de Levieten in het
5039 2Kro 30:6 | Izak en Israel, zo zal Hij Zich keren tot de ontkomenen,
5040 2Kro 30:7 | overtreden hebben; waarom Hij hen tot verwoesting overgegeven
5041 2Kro 30:8 | Zijn heiligdom, hetwelk Hij geheiligd heeft tot in eeuwigheid,
5042 2Kro 31:4 | 4 En hij zeide tot het volk, tot
5043 2Kro 31:20 | Jehizkia in geheel Juda; en hij deed dat goed, en recht,
5044 2Kro 31:21 | 21 En in alle werk, dat hij begon in den dienst van
5045 2Kro 31:21 | zijn God te zoeken, deed hij met zijn ganse hart, en
5046 2Kro 32:3 | 3 Zo hield hij raad met zijn vorsten en
5047 2Kro 32:5 | 5 Zo versterkte hij zich, en bouwde den gehelen
5048 2Kro 32:5 | die gebroken was, dien hij optrok tot aan de torens,
5049 2Kro 32:5 | anderen muur daarbuiten, en hij versterkte Millo in de stad
5050 2Kro 32:5 | Millo in de stad Davids; en hij maakte geweer en schilden
5051 2Kro 32:6 | 6 En hij stelde krijgsoversten over
5052 2Kro 32:6 | krijgsoversten over het volk, en hij vergaderde hen tot zich
5053 2Kro 32:9 | knechten naar Jeruzalem,, doch hij zelf was voor Lachis, en
5054 2Kro 32:11 | u Jehizkia niet op, dat hij u overgeve, om door honger
5055 2Kro 32:15 | ulieden niet bedriege, en dat hij u op zulk een wijze niet
5056 2Kro 32:17 | 17 Ook schreef hij brieven, om den HEERE, den
5057 2Kro 32:21 | Assyrie verdelgde. Zo is hij met schaamte des aangezichts
5058 2Kro 32:21 | land wedergekeerd; en als hij in het huis zijns gods ingegaan
5059 2Kro 32:22 | uit de hand van allen; en Hij geleidde hen rondom heen. ~
5060 2Kro 32:23 | den koning van Juda, zodat hij daarna voor de ogen van
5061 2Kro 32:24 | krank tot stervens toe, en hij bad tot den HEERE, Die sprak
5062 2Kro 32:24 | HEERE, Die sprak tot hem, en Hij gaf hem een wonderteken. ~
5063 2Kro 32:26 | verheffing zijns harten, hij en de inwoners van Jeruzalem,
5064 2Kro 32:27 | veel rijkdom en eer; en hij maakte zich schatkameren
5065 2Kro 32:29 | 29 Daartoe had hij zich steden gemaakt, mitsgaders
5066 2Kro 33:1 | was twaalf jaren oud, als hij koning werd, en regeerde
5067 2Kro 33:2 | 2 En hij deed dat kwaad was in de
5068 2Kro 33:3 | 3 Want hij bouwde de hoogten weder
5069 2Kro 33:5 | 5 Daartoe bouwde hij altaren voor al het heir
5070 2Kro 33:6 | 6 En hij deed zijn zonen door het
5071 2Kro 33:6 | vogelgeschrei acht, en toverde, en hij stelde waarzeggers en duivelskunstenaren;
5072 2Kro 33:6 | en duivelskunstenaren; en hij deed zeer veel kwaads in
5073 2Kro 33:7 | 7 Hij stelde ook de gelijkenis
5074 2Kro 33:7 | een gesneden beeld, die hij gemaakt had, in het huis
5075 2Kro 33:12 | 12 En als hij hem benauwde, bad hij het
5076 2Kro 33:12 | als hij hem benauwde, bad hij het aangezicht des HEEREN,
5077 2Kro 33:13 | 13 En bad Hem; en Hij liet Zich van hem verbidden,
5078 2Kro 33:13 | hoorde zijn smeking, en Hij bracht hem weder te Jeruzalem,
5079 2Kro 33:14 | 14 En na dezen bouwde hij den buitenmuur aan de stad
5080 2Kro 33:14 | Ofel, en verhief dien zeer; hij legde ook krijgsoversten
5081 2Kro 33:15 | 15 En hij nam de vreemde goden en
5082 2Kro 33:15 | mitsgaders al de altaren, die hij gebouwd had op den berg
5083 2Kro 33:15 | HEEREN, en te Jeruzalem; en hij wierp ze buiten de stad. ~
5084 2Kro 33:16 | 16 En hij richtte het altaar des HEEREN
5085 2Kro 33:19 | en de plaatsen, waarop hij hoogten gebouwd, en bossen
5086 2Kro 33:19 | beelden gesteld heeft, eer hij vernederd werd, ziet, dat
5087 2Kro 33:21 | en twintig jaren oud, als hij koning werd, en regeerde
5088 2Kro 33:22 | 22 En hij deed dat kwaad was in de
5089 2Kro 33:23 | 23 Maar hij vernederde zich niet voor
5090 2Kro 34:1 | was acht jaren oud, toen hij koning werd, en regeerde
5091 2Kro 34:2 | 2 En hij deed dat recht was in de
5092 2Kro 34:3 | jaar zijner regering, toen hij nog een jongeling was, begon
5093 2Kro 34:3 | een jongeling was, begon hij den God zijns vaders Davids
5094 2Kro 34:3 | het twaalfde jaar begon hij Juda en Jeruzalem van de
5095 2Kro 34:4 | boven dezelve waren, hieuw hij af; de bossen ook, en de
5096 2Kro 34:4 | vergruisde, en strooide hij op de graven dergenen, die
5097 2Kro 34:5 | der priesteren verbrandde hij op hun altaren; en hij reinigde
5098 2Kro 34:5 | verbrandde hij op hun altaren; en hij reinigde Juda en Jeruzalem. ~
5099 2Kro 34:7 | 7 Brak hij ook de altaren af en de
5100 2Kro 34:7 | gesneden beelden stampte hij, die vergruizende, en al
5101 2Kro 34:7 | al de zonnebeelden hieuw hij af in het ganse land van
5102 2Kro 34:7 | van Israel; daarna keerde hij weder naar Jeruzalem. ~
5103 2Kro 34:8 | jaar nu zijner regering als hij het land en het huis gereinigd
5104 2Kro 34:8 | huis gereinigd had, zond hij Safan, den zoon van Azalia,
5105 2Kro 34:16 | koning; daarbenevens bracht hij nog den koning bescheid
5106 2Kro 34:19 | woorden der wet hoorde, dat hij zijn klederen scheurde. ~
5107 2Kro 34:32 | 32 En hij deed allen, die te Jeruzalem
5108 2Kro 35:2 | 2 En hij stelde de priesteren op
5109 2Kro 35:2 | priesteren op hun wachten; en hij sterkte hen tot den dienst
5110 2Kro 35:3 | 3 En hij zeide tot de Levieten, die
5111 2Kro 35:21 | 21 Toen zond hij boden tot hem, zeggende:
5112 2Kro 35:21 | God, Die met mij is, opdat Hij u niet verderve. ~
5113 2Kro 35:22 | aangezicht niet van hem; maar hij verstelde zich, om tegen
5114 2Kro 35:22 | uit den mond van God; maar hij kwam om te strijden in het
5115 2Kro 35:24 | den tweeden wagen, dien hij had, en brachten hem te
5116 2Kro 35:24 | brachten hem te Jeruzalem; en hij stierf, en werd begraven
5117 2Kro 36:2 | 2 En hij stelde de priesteren op
5118 2Kro 36:2 | priesteren op hun wachten; en hij sterkte hen tot den dienst
5119 2Kro 36:3 | 3 En hij zeide tot de Levieten, die
5120 2Kro 36:21 | 21 Toen zond hij boden tot hem, zeggende:
5121 2Kro 36:21 | God, Die met mij is, opdat Hij u niet verderve. ~
5122 2Kro 36:22 | aangezicht niet van hem; maar hij verstelde zich, om tegen
5123 2Kro 36:22 | uit den mond van God; maar hij kwam om te strijden in het
5124 2Kro 36:24 | den tweeden wagen, dien hij had, en brachten hem te
5125 2Kro 36:24 | brachten hem te Jeruzalem; en hij stierf, en werd begraven
5126 2Kro 37:2 | jaren was Joahaz oud, als hij koning werd, en hij regeerde
5127 2Kro 37:2 | als hij koning werd, en hij regeerde drie maanden te
5128 2Kro 37:3 | hem af te Jeruzalem; en hij legde het land een boete
5129 2Kro 37:5 | jaren was Jojakim oud, als hij koning werd, en regeerde
5130 2Kro 37:5 | elf jaren te Jeruzalem; en hij deed dat kwaad was in de
5131 2Kro 37:8 | Jojakim, en zijn gruwelen, die hij deed, en wat aan hem gevonden
5132 2Kro 37:9 | jaren was Jojachin oud, als hij koning werd, en regeerde
5133 2Kro 37:10 | het huis des HEEREN; en hij maakte zijn broeder Zedekia
5134 2Kro 37:11 | jaren was Zedekia oud, als hij koning werd, en regeerde
5135 2Kro 37:12 | 12 En hij deed dat kwaad was in de
5136 2Kro 37:12 | des HEEREN, zijns Gods; hij verootmoedigde zich niet
5137 2Kro 37:13 | 13 Daartoe werd hij ook afvallig tegen den koning
5138 2Kro 37:13 | verstokte zijn hart, dat hij zich niet bekeerde tot den
5139 2Kro 37:14 | het huis des HEEREN, dat Hij geheiligd had te Jeruzalem. ~
5140 2Kro 37:15 | om die te zenden; want Hij verschoonde Zijn volk en
5141 2Kro 37:17 | 17 Want Hij deed tegen hen opkomen den
5142 2Kro 37:17 | huns heiligdoms doodde, en hij verschoonde de jongelingen
5143 2Kro 37:17 | oudsten noch de stokouden; Hij gaf hen allen in zijn hand. ~
5144 2Kro 37:18 | vorsten, dit alles voerde hij naar Babel. ~
5145 2Kro 37:20 | was van het zwaard, voerde hij weg naar Babel, en zij werden
5146 2Kro 37:22 | koning van Perzie, dat hij een stem liet doorgaan door
5147 2Kro 37:23 | koninkrijken der aarde gegeven; en Hij heeft mij bevolen Hem een
5148 2Kro 37:23 | zijn God, zij met hem, en hij trekke op. ~ ~
5149 Ezra 1:1 | koning van Perzie, dat hij een stem liet doorgaan door
5150 Ezra 1:2 | koninkrijken der aarde gegeven; en Hij heeft mij bevolen Hem een
5151 Ezra 1:3 | Zijn God zij met hem, en hij trekke op naar Jeruzalem,
5152 Ezra 1:3 | Jeruzalem, dat in Juda is, en hij bouwe het huis des HEEREN,
5153 Ezra 1:3 | HEEREN, des Gods van Israel; Hij is de God, Die te Jeruzalem
5154 Ezra 1:4 | in enige plaatsen, waar hij als vreemdeling verkeert,
5155 Ezra 3:11 | loven en te danken, dat Hij goedig is, dat Zijn weldadigheid
5156 Ezra 5:12 | hadden vertoornd, heeft Hij hen gegeven in de hand van
5157 Ezra 5:14 | naam was Sesbazar, dien hij tot een landvoogd had gesteld. ~
5158 Ezra 5:15 | 15 En hij zeide tot hem: Neem deze
5159 Ezra 5:16 | Toen kwam dezelve Sesbazar; hij legde de fondamenten van
5160 Ezra 6:11 | opgericht worden, waaraan hij zal worden opgehangen; en
5161 Ezra 7:6 | Ezra toog op uit Babel; en hij was een vaardig schriftgeleerde
5162 Ezra 7:8 | 8 En hij kwam te Jeruzalem in de
5163 Ezra 7:9 | eersten der vijfde maand kwam hij te Jeruzalem, naar de goede
5164 Ezra 7:13 | gaan naar Jeruzalem, dat hij met u ga. ~
5165 Ezra 8:23 | zulks van onzen God; en Hij liet zich van ons verbidden. ~
5166 Ezra 9:9 | God niet verlaten; maar Hij heeft weldadigheid tot ons
5167 Ezra 9:9 | koningen van Perzie, dat Hij ons een weinig levens gave,
5168 Ezra 10:1 | Als Ezra alzo bad, en als hij deze belijdenis deed, wenende
5169 Ezra 10:6 | den zoon van Eljasib; als hij daar kwam, at hij geen brood,
5170 Ezra 10:6 | Eljasib; als hij daar kwam, at hij geen brood, en dronk geen
5171 Ezra 10:6 | en dronk geen water, want hij bedreef rouw over de overtreding
5172 Ezra 10:8 | have zou verbannen zijn; en hij zelf zou afgezonderd wezen
5173 Neh 1:2 | een van mijn broederen, hij en sommige mannen uit Juda,
5174 Neh 2:6 | behaagde den koning, dat hij mij zond, als ik hem zekeren
5175 Neh 2:8 | denwelken de koning heeft, dat hij mij hout geve om te zolderen
5176 Neh 2:18 | woorden des konings, die hij tot mij gesproken had. Toen
5177 Neh 3:12 | halve deel van Jeruzalem, hij en zijn dochteren. ~
5178 Neh 3:14 | van het deel Beth-Cherem; hij bouwde ze, en richtte haar
5179 Neh 3:15 | van het deel van Mizpa; hij bouwde ze, en overdekte
5180 Neh 4:1 | muur bouwden, zo ontstak hij, en werd zeer toornig; en
5181 Neh 4:1 | en werd zeer toornig; en hij bespotte de Joden. ~
5182 Neh 4:3 | zo er een vos opkwame, hij zou hun stenen muur wel
5183 Neh 5:13 | huis en uit zijn arbeid, en hij zij alzo uitgeschud en ledig.
5184 Neh 5:14 | Ook van dien dag af, dat hij mij bevolen heeft hun landvoogd
5185 Neh 6:7 | uit te roepen, zeggende: Hij is koning in Juda. Nu zal
5186 Neh 6:10 | den zoon van Mehetabeel (hij nu was besloten), zo zeide
5187 Neh 6:10 | was besloten), zo zeide hij: Laat ons samenkomen in
5188 Neh 6:11 | den tempel zou gaan, dat hij levend bleve? Ik zal er
5189 Neh 6:12 | hem niet gezonden; maar hij sprak deze profetie tegen
5190 Neh 6:13 | 13 Daarom was hij gehuurd, opdat ik zou vrezen,
5191 Neh 6:18 | hadden hem gezworen, omdat hij was een schoonzoon van Sechanja,
5192 Neh 7:2 | burg te Jeruzalem, want hij was als een man van getrouwheid,
5193 Neh 8:2 | den schriftgeleerde, dat hij het boek der wet van Mozes
5194 Neh 8:4 | 4 En hij las daarin voor de straat,
5195 Neh 8:6 | ogen des gansen volks, want hij was boven al het volk; en
5196 Neh 8:6 | boven al het volk; en als hij het opende, stond al het
5197 Neh 8:11 | 11 Voorts zeide hij tot hen: Gaat, eet het vette,
5198 Neh 12:8 | Serebja, Juda, Matthanja; hij en zijn broederen waren
5199 Neh 13:5 | 5 En hij had hem een grote kamer
5200 Neh 13:26 | geen koning was, gelijk hij, en hij zijn God lief was,
5201 Neh 13:26 | koning was, gelijk hij, en hij zijn God lief was, en God
5202 Est 1:1 | de dagen van Ahasveros, (hij is die Ahasveros, dewelke
5203 Est 1:3 | jaar zijner regering maakte hij een maaltijd al zijn vorsten
5204 Est 1:4 | 4 Als hij vertoonde den rijkdom der
5205 Est 1:10 | was van den wijn, zeide hij tot Mehuman, Biztha, Charbona,
5206 Est 1:20 | bevel des konings, hetwelk hij doen zal in zijn ganse koninkrijk, (
5207 Est 1:22 | 22 En hij zond brieven aan al de landschappen
5208 Est 2:1 | Ahasveros gestild was, gedacht hij aan Vasthi, en wat zij gedaan
5209 Est 2:4 | de ogen des konings, en hij deed alzo. ~
5210 Est 2:7 | 7 En hij was het, die opvoedde Hadassa (
5211 Est 4:1 | aangezicht; daarom haastte hij met haar versierselen en
5212 Est 4:1 | het huis des konings; en hij verplaatste haar en haar
5213 Est 7 | oom van Mordechai, (die hij zich ter dochter genomen
5214 Est 10 | boven alle maagden; en hij zette de koninklijke kroon
5215 Est 10 | kroon op haar hoofd, en hij maakte haar koningin in
5216 Est 11 | en hij gaf den landschappen rust,
5217 Est 11 | den landschappen rust, en hij gaf geschenken naar des
5218 Est 13:2 | Mordechai bekend gemaakt, en hij gaf ze de koningin ~
5219 Est 16:1 | Hammedatha, den Agagiet, en hij verhoogde hem, en hij zette
5220 Est 16:1 | en hij verhoogde hem, en hij zette zijn stoel boven al
5221 Est 16:4 | tot dag tot hem zeiden, en hij naar hen niet hoorde, zo
5222 Est 16:4 | Mordechai bestaan zouden; want hij had hun te kennen gegeven,
5223 Est 16:4 | hun te kennen gegeven, dat hij een Jood was. ~
5224 Est 16:6 | 6 Doch hij verachtte in zijn ogen,
5225 Est 16:6 | verachtte in zijn ogen, dat hij aan Mordechai alleen de
5226 Est 16:10 | zijn ring van zijn hand, en hij gaf hem aan Haman, den zoon
5227 Est 17:1 | Hammedatha, den Agagiet, en hij verhoogde hem, en hij zette
5228 Est 17:1 | en hij verhoogde hem, en hij zette zijn stoel boven al
5229 Est 17:4 | tot dag tot hem zeiden, en hij naar hen niet hoorde, zo
5230 Est 17:4 | Mordechai bestaan zouden; want hij had hun te kennen gegeven,
5231 Est 17:4 | hun te kennen gegeven, dat hij een Jood was. ~
5232 Est 17:6 | 6 Doch hij verachtte in zijn ogen,
5233 Est 17:6 | verachtte in zijn ogen, dat hij aan Mordechai alleen de
5234 Est 17:10 | zijn ring van zijn hand, en hij gaf hem aan Haman, den zoon
5235 Est 24:1 | Doet Haman spoeden, dat hij het bevel van ~
5236 Est 28:2 | poort des konings, en dat hij niet opstond, noch zich
5237 Est 28:3 | Doch Haman bedwong zich, en hij kwam tot zijn huis; en hij
5238 Est 28:3 | hij kwam tot zijn huis; en hij zond henen, en liet zijn
5239 Est 28:4 | groot gemaakt had, en waarin hij hem verheven had boven de
5240 Est 29:2 | nu dacht Haman goed, en hij deed de galg maken. ~ ~ ~ ~ ~
5241 Est 30:1 | van den koning geweken, en hij zeide, dat men het boek
5242 Est 30:4 | hangen aan de galg, die hij hem had doen bereiden.) ~
5243 Est 30:5 | Toen zeide de koning: Dat hij inkome. ~
5244 Est 30:11 | de straten der stad, en hij riep voor hem: Alzo zal
5245 Est 39 | leven verzoek te doen; want hij zag, dat het kwaad van de
5246 Est 40 | Toen zeide de koning: Zou hij ook wel de koningin verkrachten
5247 Est 40:2 | zij Haman aan de galg, die hij voor Mordechai had doen
5248 Est 43 | gegeven, wat hij voor haar was. ~
5249 Est 43:1 | toog zijn ring af, dien hij van Haman genomen had, en
5250 Est 45 | en zij smeekte hem, dat hij de boosheid van Haman, den
5251 Est 45 | Agagiet, en zijn gedachte, die hij tegen de Joden gedacht had,
5252 Est 47:1 | wederroepen worden, welke hij geschreven heeft, om de
5253 Est 49 | de galg gehangen, omdat hij zijn hand aan de Joden geslagen
5254 Est 52:7 | deze geschiedenissen; en hij zond brieven aan al de Joden,
5255 Est 52:11 | hen om te brengen; en dat hij het Pur, dat is, het lot
5256 Est 52:12 | koning gekomen was, heeft hij door brieven bevolen, dat
5257 Est 52:12 | zijn boze gedachte, die hij gedacht had over de Joden,
5258 Est 53:1 | 30 En hij zond de brieven aan al de
5259 Job 1:8 | niemand is op de aarde gelijk hij, een man oprecht en vroom,
5260 Job 1:10 | zijn huis, en voor al wat hij heeft rondom? Het werk zijner
5261 Job 1:11 | en tast aan alles, wat hij heeft; zo hij U niet in
5262 Job 1:11 | alles, wat hij heeft; zo hij U niet in Uw aangezicht
5263 Job 1:12 | tot den satan: Zie, al wat hij heeft, zij in uw hand; alleen
5264 Job 1:21 | 21 En hij zeide: Naakt ben ik uit
5265 Job 2:3 | niemand is op de aarde gelijk hij, een man, oprecht en vroom,
5266 Job 2:3 | wijkende van het kwaad; en hij houdt nog vast aan zijn
5267 Job 2:4 | al wat iemand heeft, zal hij geven voor zijn leven. ~
5268 Job 2:5 | gebeente en zijn vlees aan; zo hij U niet in Uw aangezicht
5269 Job 2:6 | zeide tot den satan: Zie, hij zij in uw hand, doch verschoon
5270 Job 2:8 | 8 En hij nam zich een potscherf,
5271 Job 2:8 | daarmede te schrabben, en hij zat neder in het midden
5272 Job 2:10 | 10 Maar hij zeide tot haar: Gij spreekt
5273 Job 3:6 | donkerheid neme hem in; dat hij zich niet verheuge onder
5274 Job 3:6 | de dagen des jaars; dat hij in het getal der maanden
5275 Job 3:9 | schemertijd verduisterd worden; hij wachte naar het licht, en
5276 Job 3:9 | licht, en het worde niet; en hij zie niet de oogleden des
5277 Job 3:10 | 10 Omdat hij niet toegesloten heeft de
5278 Job 3:20 | 20 Waarom geeft Hij den ellendigen het licht,
5279 Job 3:21 | verlangen naar den dood, maar hij is er niet; en graven daarnaar
5280 Job 4:15 | mijn aangezicht een geest; hij deed het haar mijns vleses
5281 Job 4:16 | 16 Hij stond, doch ik kende zijn
5282 Job 4:18 | Zie, op Zijn knechten zou Hij niet vertrouwen; hoewel
5283 Job 4:18 | niet vertrouwen; hoewel Hij in Zijn engelen klaarheid
5284 Job 5:5 | hongerige verteerde, dien hij ook tot uit de doornen gehaald
5285 Job 5:12 | 12 Hij maakt te niet de gedachten
5286 Job 5:13 | 13 Hij vangt de wijzen in hun arglistigheid;
5287 Job 5:15 | 15 Maar Hij verlost den behoeftige van
5288 Job 5:18 | 18 Want Hij doet smart aan, en Hij verbindt;
5289 Job 5:18 | Want Hij doet smart aan, en Hij verbindt; Hij doorwondt,
5290 Job 5:18 | smart aan, en Hij verbindt; Hij doorwondt, en Zijn handen
5291 Job 5:19 | In zes benauwdheden zal Hij u verlossen, en in de zevende
5292 Job 5:20 | 20 In den honger zal Hij u verlossen van den dood,
5293 Job 6:9 | dat het Gode beliefde, dat Hij mij verbrijzelde, Zijn hand
5294 Job 6:10 | verkwikken in den weedom, zo Hij niet spaarde; want ik heb
5295 Job 6:14 | weldadigheid geschieden; of hij zou de vreze des Almachtigen
5296 Job 7:4 | Wanneer zal ik opstaan, en Hij den avond afgemeten hebben?
5297 Job 7:10 | 10 Hij zal niet meer wederkeren
5298 Job 8:4 | gezondigd hebben tegen Hem, Hij heeft hen ook in de hand
5299 Job 8:6 | recht zijt, gewisselijk zal Hij nu opwaken, om uwentwil,
5300 Job 8:6 | opwaken, om uwentwil, en Hij zal de woning uwer gerechtigheid
5301 Job 8:15 | 15 Hij zal op zijn huis leunen,
5302 Job 8:15 | maar het zal niet bestaan; hij zal zich daaraan vasthouden,
5303 Job 8:16 | 16 Hij is sappig voor de zon, en
5304 Job 8:17 | springader ingevlochten; hij ziet een stenige plaats. ~
5305 Job 8:20 | oprechte niet verwerpen; Hij vat ook de boosdoeners niet
5306 Job 8:21 | 21 Totdat Hij uw mond met gelach vervulle,
5307 Job 9:3 | 3 Zo Hij lust heeft, om met hem te
5308 Job 9:3 | niet een uit duizend zal hij Hem beantwoorden. ~
5309 Job 9:4 | 4 Hij is wijs van hart, en sterk
5310 Job 9:11 | 11 Zie, Hij zal voor mij henengaan,
5311 Job 9:11 | ik zal Hem niet zien; en Hij zal voorbijgaan, en ik zal
5312 Job 9:12 | 12 Zie, Hij zal roven, wie zal het Hem
5313 Job 9:16 | 16 Indien ik roep, en Hij mij antwoordt; ik zal niet
5314 Job 9:16 | ik zal niet geloven, dat Hij mijn stem ter ore genomen
5315 Job 9:17 | 17 Want Hij vermorzelt mij door een
5316 Job 9:18 | 18 Hij laat mij niet toe mijn adem
5317 Job 9:18 | mijn adem te verhalen; maar Hij verzadigt mij met bitterheden. ~
5318 Job 9:19 | aan de kracht komt, zie, Hij is sterk; en zo het aan
5319 Job 9:20 | verdoemen; ben ik oprecht, Hij zal mij toch verkeerd verklaren. ~
5320 Job 9:22 | en den goddeloze verdoet Hij. ~
5321 Job 9:23 | haastelijk doodt, bespot Hij de verzoeking der onschuldigen. ~
5322 Job 9:24 | de hand des goddelozen; Hij overdekt het aangezicht
5323 Job 9:24 | rechteren; zo niet, wie is Hij dan? ~
5324 Job 9:32 | 32 Want Hij is niet een man, als ik,
5325 Job 9:34 | 34 Dat Hij van op mij Zijn roede wegdoe,
5326 Job 11:10 | 10 Indien Hij voorbijgaat, opdat Hij overlevere
5327 Job 11:10 | Indien Hij voorbijgaat, opdat Hij overlevere of vergadere,
5328 Job 11:11 | 11 Want Hij kent de ijdele lieden en
5329 Job 11:11 | kent de ijdele lieden en Hij ziet de ondeugd; zou Hij
5330 Job 11:11 | Hij ziet de ondeugd; zou Hij dan niet aanmerken? ~
5331 Job 12:5 | 5 Hij is een verachte fakkel,
5332 Job 12:5 | desgenen, die gerust is; hij is gereed met den voet te
5333 Job 12:13 | Hem is wijsheid en macht; Hij heeft raad en verstand. ~
5334 Job 12:14 | 14 Ziet, Hij breekt af, en het zal niet
5335 Job 12:14 | zal niet herbouwd worden; Hij besluit iemand, en er zal
5336 Job 12:15 | 15 Ziet, Hij houdt de wateren op, en
5337 Job 12:15 | zij drogen uit; ook laat Hij ze uit, en zij keren de
5338 Job 12:17 | 17 Hij voert de raadsheren beroofd
5339 Job 12:17 | weg, en de rechters maakt Hij uitzinnig, ~
5340 Job 12:18 | band der koningen maakt Hij los, en Hij bindt den gordel
5341 Job 12:18 | koningen maakt Hij los, en Hij bindt den gordel aan hun
5342 Job 12:19 | 19 Hij voert de oversten beroofd
5343 Job 12:19 | weg, en de machtigen keert Hij om. ~
5344 Job 12:20 | 20 Hij beneemt den getrouwen de
5345 Job 12:20 | der ouden oordeel neemt Hij weg. ~
5346 Job 12:21 | 21 Hij giet verachting over de
5347 Job 12:21 | over de prinsen uit, en Hij verslapt den riem der geweldigen. ~
5348 Job 12:22 | 22 Hij openbaart de diepten uit
5349 Job 12:22 | des doods schaduwe brengt Hij voort in het licht. ~
5350 Job 12:23 | 23 Hij vermenigvuldigt de volken,
5351 Job 12:23 | volken, en verderft ze; Hij breidt de volken uit, en
5352 Job 12:24 | 24 Hij neemt het hart van de hoofden
5353 Job 12:25 | waar geen licht is; en Hij doet hen dwalen, als een
5354 Job 13:9 | 9 Zal het goed zijn, als Hij u zal onderzoeken? Zult
5355 Job 13:10 | 10 Hij zal u gewisselijk bestraffen,
5356 Job 13:15 | 15 Ziet, zo Hij mij doodde, zou ik niet
5357 Job 13:16 | 16 Ook zal Hij mij tot zaligheid zijn;
5358 Job 13:19 | 19 Wie is hij, die met mij twist? Wanneer
5359 Job 13:28 | 28 En hij veroudert als een verrotting,
5360 Job 14:2 | 2 Hij komt voort als een bloem,
5361 Job 14:2 | wordt afgesneden; ook vlucht hij als een schaduw, en bestaat
5362 Job 14:5 | bepalingen gemaakt hebt, die hij niet overgaan zal; ~
5363 Job 14:6 | 6 Wend U van hem af, dat hij rust hebbe, totdat hij als
5364 Job 14:6 | dat hij rust hebbe, totdat hij als een dagloner aan zijn
5365 Job 14:7 | Want voor een boom, als hij afgehouwen wordt, is er
5366 Job 14:7 | is er verwachting, dat hij zich nog zal veranderen,
5367 Job 14:9 | 9 Hij zal van den reuk der wateren
5368 Job 14:10 | Maar een man sterft, als hij verzwakt is, en de mens
5369 Job 14:10 | geeft den geest, waar is hij dan? ~
5370 Job 14:14 | een man gestorven is, zal hij weder leven? Ik zou al de
5371 Job 14:20 | overweldigt hem in eeuwigheid, en hij gaat heen; veranderende
5372 Job 14:21 | kinderen komen tot eer, en hij weet het niet; of zij worden
5373 Job 14:21 | of zij worden klein, en hij let niet op hen. ~
5374 Job 15:2 | voor antwoord geven, en zal hij zijn buik vullen met oostenwind? ~
5375 Job 15:3 | door redenen, met dewelke hij geen voordeel doet? ~
5376 Job 15:14 | 14 Wat is de mens, dat hij zuiver zou zijn, en die
5377 Job 15:14 | geboren is van een vrouw, dat hij rechtvaardig zou zijn? ~
5378 Job 15:15 | Zie, op Zijn heiligen zou Hij niet vertrouwen, en de hemelen
5379 Job 15:22 | 22 Hij gelooft niet uit de duisternis
5380 Job 15:22 | weder te keren, maar dat hij beloerd wordt ten zwaarde. ~
5381 Job 15:23 | 23 Hij zwerft heen en weder om
5382 Job 15:23 | brood, waar het zijn mag; hij weet, dat bij zijn hand
5383 Job 15:25 | 25 Want hij strekt tegen God zijn hand
5384 Job 15:25 | tegen den Almachtige stelt hij zich geweldiglijk aan. ~
5385 Job 15:26 | 26 Hij loopt tegen Hem aan met
5386 Job 15:27 | 27 Omdat hij zijn aangezicht met zijn
5387 Job 15:29 | 29 Hij zal niet rijk worden, en
5388 Job 15:30 | 30 Hij zal van de duisternis niet
5389 Job 15:30 | zal zijn scheut verdrogen; hij zal wijken door het geblaas
5390 Job 15:31 | 31 Hij betrouwe niet op ijdelheid,
5391 Job 15:31 | niet op ijdelheid, waardoor hij verleid wordt; want ijdelheid
5392 Job 15:32 | zijn dag nog niet is, zal hij vervuld worden; want zijn
5393 Job 16:7 | 7 Gewisselijk, Hij heeft mij nu vermoeid; Gij
5394 Job 16:9 | Zijn toorn verscheurt, en Hij haat mij; Hij knerst over
5395 Job 16:9 | verscheurt, en Hij haat mij; Hij knerst over mij met Zijn
5396 Job 16:12 | 12 Ik had rust, maar Hij heeft mij verbroken, en
5397 Job 16:12 | en mij verpletterd; en Hij heeft mij Zich tot een doelwit
5398 Job 16:13 | schutters hebben mij omringd; Hij heeft mijn nieren doorspleten,
5399 Job 16:13 | doorspleten, en niet gespaard; Hij heeft mijn gal op de aarde
5400 Job 16:14 | 14 Hij heeft mij gebroken met breuk
5401 Job 16:14 | gebroken met breuk op breuk; Hij is tegen mij aangelopen
5402 Job 17:3 | een borg bij U; wie zal hij zijn? Dat in mijn hand geklapt
5403 Job 17:6 | 6 Doch Hij heeft mij tot een spreekwoord
5404 Job 18:8 | Want met zijn voeten zal hij in het net geworpen worden,
5405 Job 18:13 | verteren, zijn grendelen zal hij verteren. ~
5406 Job 18:17 | vergaan van de aarde, en hij zal geen naam hebben op
5407 Job 18:19 | 19 Hij zal geen zoon, noch neef
5408 Job 19:8 | 8 Hij heeft mijn weg toegemuurd,
5409 Job 19:8 | en over mijn paden heeft Hij duisternis gesteld. ~
5410 Job 19:9 | 9 Mijn eer heeft Hij van mij afgetrokken, en
5411 Job 19:9 | kroon mijns hoofds heeft Hij weggenomen. ~
5412 Job 19:10 | 10 Hij heeft mij rondom afgebroken,
5413 Job 19:11 | 11 Daartoe heeft Hij Zijn toorn tegen mij ontstoken,
5414 Job 19:13 | 13 Mijn broeders heeft Hij verre van mij gedaan; en
5415 Job 19:16 | Ik riep mijn knecht, en hij antwoordde niet; ik smeekte
5416 Job 19:25 | mijn Verlosser leeft, en Hij zal de laatste over het
5417 Job 20:7 | 7 Zal hij, gelijk zijn drek, in eeuwigheid
5418 Job 20:7 | zullen zeggen: Waar is hij? ~
5419 Job 20:8 | 8 Hij zal wegvlieden als een droom,
5420 Job 20:8 | hem niet vinden zal, en hij zal verjaagd worden als
5421 Job 20:12 | kwaad in zijn mond zoet is, hij dat verbergt, onder zijn
5422 Job 20:13 | 13 Hij dat spaart, en hetzelve
5423 Job 20:15 | 15 Hij heeft goed ingeslokt, maar
5424 Job 20:16 | Het vergif der adderen zal hij zuigen; de tong der slang
5425 Job 20:17 | beken van honig en boter zal hij niet zien. ~
5426 Job 20:18 | 18 Den arbeid zal hij wedergeven en niet inslokken;
5427 Job 20:18 | zijner verandering, zo zal hij van vreugde niet opspringen. ~
5428 Job 20:19 | 19 Omdat hij onderdrukt heeft, de armen
5429 Job 20:19 | huis geroofd heeft, dat hij niet opgebouwd had; ~
5430 Job 20:20 | 20 Omdat hij geen rust in zijn buik gekend
5431 Job 20:20 | buik gekend heeft, zo zal hij van zijn gewenst goed niet
5432 Job 20:21 | zal niets overig zijn, dat hij ete; daarom zal hij niet
5433 Job 20:21 | dat hij ete; daarom zal hij niet wachten naar zijn goed. ~
5434 Job 20:24 | 24 Hij zij gevloden van de ijzeren
5435 Job 21:19 | kinderen, hem vergeldt, dat hij het gewaar wordt; ~
5436 Job 21:20 | zijn ondergang zien, en hij drinkt van de grimmigheid
5437 Job 21:21 | 21 Want wat lust zou hij na zich aan zijn huis hebben,
5438 Job 21:22 | God wetenschap leren, daar Hij de hogen richt? ~
5439 Job 21:23 | zijner volkomenheid, daar hij gans stil en gerust was; ~
5440 Job 21:25 | met een bittere ziel, en hij heeft van het goede niet
5441 Job 21:31 | aangezicht zijn weg vertonen? Als hij wat doet, wie zal hem vergelden? ~
5442 Job 21:32 | 32 Eindelijk wordt hij naar de graven gebracht,
5443 Job 21:33 | des dals zijn hem zoet, en hij trekt na zich alle mensen;
5444 Job 22:4 | Is het om uw vreze, dat Hij u bestraft, dat Hij met
5445 Job 22:4 | dat Hij u bestraft, dat Hij met u in het gericht komt? ~
5446 Job 22:13 | Wat weet er God van? Zal Hij door de donkerheid oordelen? ~
5447 Job 22:14 | Hem een verberging, dat Hij niet ziet; en Hij bewandelt
5448 Job 22:14 | verberging, dat Hij niet ziet; en Hij bewandelt den omgang der
5449 Job 22:18 | 18 Hij had immers hun huizen met
5450 Job 22:27 | Hem ernstiglijk bidden, en Hij zal u verhoren; en gij zult
5451 Job 22:30 | 30 Ja, Hij zal dien bevrijden, die
5452 Job 22:30 | niet onschuldig is, want hij wordt bevrijd door de zuiverheid
5453 Job 23:5 | zou de redenen weten, die Hij mij antwoorden zou; en verstaan,
5454 Job 23:5 | antwoorden zou; en verstaan, wat Hij mij zeggen zou. ~
5455 Job 23:6 | 6 Zou Hij naar de grootheid Zijner
5456 Job 23:6 | mij twisten? Neen; maar Hij zou acht op mij slaan. ~
5457 Job 23:8 | ga ik voorwaarts, zo is Hij er niet, of achterwaarts,
5458 Job 23:9 | 9 Als Hij ter linkerhand werkt, zo
5459 Job 23:9 | aanschouw ik Hem niet; bedekt Hij Zich ter rechterhand, zo
5460 Job 23:10 | 10 Doch Hij kent den weg, die bij mij
5461 Job 23:10 | den weg, die bij mij is; Hij beproeve mij; als goud zal
5462 Job 23:13 | 13 Maar is Hij tegen iemand, wie zal dan
5463 Job 23:13 | Zijn ziel begeert, dat zal Hij doen. ~
5464 Job 23:14 | 14 Want Hij zal volbrengen, dat over
5465 Job 23:17 | voor de duisternis, en dat Hij van mijn aangezicht de donkerheid
5466 Job 24:14 | nooddruftige; en des nachts is hij als een dief. ~
5467 Job 24:15 | Geen oog zal mij zien; en hij legt een deksel op het aangezicht. ~
5468 Job 24:16 | de duisternis doorgraaft hij de huizen, die zij zich
5469 Job 24:18 | 18 Hij is licht op het vlakke der
5470 Job 24:18 | is hun deel op de aarde; hij wendt zich niet tot den
5471 Job 24:21 | onvruchtbare, die niet baart, teert hij af, en aan de weduwe doet
5472 Job 24:21 | af, en aan de weduwe doet hij niets goeds. ~
5473 Job 24:22 | 22 Ook trekt hij de machtigen door zijn kracht;
5474 Job 24:22 | door zijn kracht; staat hij op, zo is men des levens
5475 Job 24:23 | gerustigheid, zo steunt hij daarop; nochtans zijn Zijn
5476 Job 25:2 | 2Heerschappij en vreze zijn bij Hem, Hij maakt vrede in Zijn hoogten. ~
5477 Job 25:4 | zijn bij God, en hoe zou hij zuiver zijn, die van een
5478 Job 26:7 | 7 Hij breidt het noorden uit over
5479 Job 26:7 | noorden uit over het woeste; Hij hangt de aarde aan een niet. ~
5480 Job 26:8 | 8 Hij bindt de wateren in Zijn
5481 Job 26:9 | 9 Hij houdt het vlakke Zijns troons
5482 Job 26:9 | vlakke Zijns troons vast; Hij spreidt Zijn wolk daarover. ~
5483 Job 26:10 | 10 Hij heeft een gezet perk over
5484 Job 26:12 | Door Zijn kracht klieft Hij de zee, en door Zijn verstand
5485 Job 26:12 | door Zijn verstand verslaat Hij haar verheffing. ~
5486 Job 26:13 | 13 Door Zijn Geest heeft Hij de hemelen versierd; Zijn
5487 Job 27:8 | verwachting des huichelaars, als hij zal gierig geweest zijn,
5488 Job 27:10 | 10 Zal hij zich verlustigen in den
5489 Job 27:10 | verlustigen in den Almachtige? Zal hij God aanroepen te aller tijd? ~
5490 Job 27:16 | 16 Zo hij zilver opgehoopt zal hebben
5491 Job 27:17 | 17 Hij zal ze bereiden, maar de
5492 Job 27:18 | 18 Hij bouwt zijn huis als een
5493 Job 27:19 | 19 Rijk ligt hij neder, en wordt niet weggenomen;
5494 Job 27:19 | wordt niet weggenomen; doet hij zijn ogen open, zo is hij
5495 Job 27:19 | hij zijn ogen open, zo is hij er niet. ~
5496 Job 27:21 | oostenwind zal hem wegvoeren, dat hij henengaat, en zal hem wegstormen
5497 Job 27:22 | sparen; van Zijn hand zal hij snellijk vlieden. ~
5498 Job 28:3 | het uiterste onderzoekt hij; het gesteente der donkerheid
5499 Job 28:9 | 9 Hij legt zijn hand aan de keiachtige
5500 Job 28:9 | aan de keiachtige rots, hij keert de bergen van den
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-10542 |