1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-10542
Book Chapter: Verse
8001 Mal 3:3 | het zilver reinigende, en Hij zal de kinderen van Levi
8002 Mal 3:3 | kinderen van Levi reinigen, en Hij zal ze doorlouteren als
8003 Mal 3:11 | den opeter schelden, dat hij u de vrucht des lands niet
8004 Mal 4:6 | 6 En hij zal het hart der vaderen
8005 Matt 1:19 | Jozef nu, haar man, alzo hij rechtvaardig was, en haar
8006 Matt 1:20 | 20 En alzo hij deze dingen in den zin had,
8007 Matt 1:21 | Zijn naam heten JEZUS; want Hij zal Zijn volk zalig maken
8008 Matt 2:14 | 14 Hij dan opgestaan zijnde, nam
8009 Matt 2:16 | 16 Als Herodes zag, dat hij van de wijzen bedrogen was,
8010 Matt 2:16 | bedrogen was, toen werd hij zeer toornig, en enigen
8011 Matt 2:16 | daaronder, naar den tijd, dien hij van de wijzen naarstiglijk
8012 Matt 2:21 | 21 Hij dan, opgestaan zijnde, heeft
8013 Matt 2:22 | 22 Maar als hij hoorde, dat Archelaus in
8014 Matt 2:22 | zijn vader Herodes, vreesde hij daarheen te gaan; maar door
8015 Matt 2:22 | vermaand in den droom, is hij vertrokken in de delen van
8016 Matt 2:23 | daar gekomen zijnde, nam hij zijn woonplaats in de stad,
8017 Matt 2:23 | profeten gezegd is, dat Hij Nazarener zal geheten worden.
8018 Matt 2:30 | 7 Hij dan, ziende velen van de
8019 Matt 2:35 | wan in Zijn hand is, en Hij zal Zijn dorsvloer doorzuiveren,
8020 Matt 2:38 | te vervullen. Toen liet hij van Hem af. ~
8021 Matt 2:39 | hemelen werden Hem geopend, en hij zag den Geest Gods nederdalen,
8022 Matt 4:2 | 2 En als Hij veertig dagen en veertig
8023 Matt 4:4 | 4 Doch Hij, antwoordende, zeide: Er
8024 Matt 4:6 | want er is geschreven, dat Hij Zijn engelen van U bevelen
8025 Matt 4:12 | Johannes overgeleverd was, is Hij wedergekeerd naar Galilea; ~
8026 Matt 4:19 | 19 En Hij zeide tot hen: Volgt Mij
8027 Matt 4:21 | 21 En Hij, van daar voortgegaan zijnde,
8028 Matt 4:24 | maanzieken en geraakten; en Hij genas dezelve. ~
8029 Matt 5:1 | geklommen op een berg, en als Hij nedergezeten was, kwamen
8030 Matt 5:2 | geopend hebbende, leerde Hij hen, zeggende: ~
8031 Matt 5:34 | noch bij den hemel, omdat hij is de troon Gods; ~
8032 Matt 5:45 | Die in de hemelen is; want Hij doet Zijn zon opgaan over
8033 Matt 6:24 | twee heren dienen; want of hij zal den enen haten en den
8034 Matt 6:24 | den anderen liefhebben, of hij zal den enen aanhangen en
8035 Matt 6:30 | wordt, alzo bekleedt, zal Hij u niet veel meer kleden,
8036 Matt 7:10 | 10 En zo hij hem om een vis zou bidden,
8037 Matt 7:29 | 29 Want Hij leerde hen, als macht hebbende,
8038 Matt 8:1 | 1 Toen Hij nu van den berg afgeklommen
8039 Matt 8:3 | gereinigd! En terstond werd hij van zijn melaatsheid gereinigd. ~
8040 Matt 8:9 | ik zeg tot dezen: Ga! en hij gaat; en tot den anderen:
8041 Matt 8:9 | tot den anderen: Kom! en hij komt; en tot mijn dienstknecht:
8042 Matt 8:9 | dienstknecht: Doe dat! en hij doet het. ~
8043 Matt 8:15 | 15 En Hij raakte haar hand aan, en
8044 Matt 8:16 | bezeten, tot Hem gebracht, en Hij wierp de boze geesten uit
8045 Matt 8:16 | geesten uit met den woorde, en Hij genas allen, die kwalijk
8046 Matt 8:17 | den profeet, zeggende: Hij heeft onze krankheden op
8047 Matt 8:20 | mensen heeft niet, waar Hij het hoofd nederlegge. ~
8048 Matt 8:23 | 23 En als Hij in het schip gegaan was,
8049 Matt 8:24 | golven bedekt werd; doch Hij sliep. ~
8050 Matt 8:26 | 26 En Hij zeide tot hen: Wat zijt
8051 Matt 8:26 | kleingelovigen? Toen stond Hij op, en bestrafte de winden
8052 Matt 8:28 | 28 En als Hij over aan de andere zijde
8053 Matt 8:32 | 32 En Hij zeide tot hen: Gaat heen.
8054 Matt 8:34 | Hem zagen, baden zij, dat Hij uit hun landpalen wilde
8055 Matt 9:1 | schip gegaan zijnde, voer Hij over en kwam in Zijn stad.
8056 Matt 9:6 | te vergeven (toen zeide Hij tot den geraakte): Sta op,
8057 Matt 9:7 | 7 En hij opgestaan zijnde, ging heen
8058 Matt 9:9 | zeide tot hem: Volg Mij. En hij opstaande, volgde Hem. ~
8059 Matt 9:10 | 10 En het geschiedde, als Hij in het huis van Mattheus
8060 Matt 9:18 | 18 Als Hij deze dingen tot hen sprak,
8061 Matt 9:24 | 24 Zeide Hij tot hen: Vertrekt; want
8062 Matt 9:25 | schare uitgedreven was, ging Hij in, en greep haar hand;
8063 Matt 9:28 | 28 En als Hij in huis gekomen was, kwamen
8064 Matt 9:29 | 29 Toen raakte Hij hun ogen aan, zeggende:
8065 Matt 9:34 | Maar de Farizeen zeiden: Hij werpt de duivelen uit door
8066 Matt 9:36 | 36 En Hij, de scharen ziende, werd
8067 Matt 9:37 | 37 Toen zeide Hij tot Zijn discipelen: De
8068 Matt 9:38 | den Heere des oogstes, dat Hij arbeiders in Zijn oogst
8069 Matt 10:1 | geroepen hebbende, heeft Hij hun macht gegeven over de
8070 Matt 10:25 | den discipel genoeg, dat hij worde gelijk zijn meester,
8071 Matt 10:42 | discipels, voorwaar zeg Ik u, hij zal zijn loon geenszins
8072 Matt 11:1 | discipelen bevelen te geven, dat Hij van daar voortging, om te
8073 Matt 11:6 | 6 En zalig is hij, die aan Mij niet zal geergerd
8074 Matt 11:11 | hemelen, is meerder dan hij. ~
8075 Matt 11:14 | zo gij het wilt aannemen, hij is Elias, die komen zou. ~
8076 Matt 11:18 | drinkende, en zij zeggen: Hij heeft den duivel. ~
8077 Matt 11:20 | 20 Toen begon Hij de steden, in dewelke Zijn
8078 Matt 12:3 | 3 Maar Hij zeide tot hen: Hebt gij
8079 Matt 12:4 | 4 Hoe hij gegaan is in het huis Gods,
8080 Matt 12:9 | van daar voortgaande, kwam Hij in hun synagoge. ~
8081 Matt 12:11 | 11 En Hij zeide tot hen: Wat mens
8082 Matt 12:13 | 13 Toen zeide Hij tot dien mens: Strek uw
8083 Matt 12:13 | mens: Strek uw hand uit; en hij strekte ze uit, en zij werd
8084 Matt 12:15 | scharen volgden Hem, en Hij genas ze allen. ~
8085 Matt 12:16 | 16 En Hij gebood hun scherpelijk,
8086 Matt 12:18 | Geest op Hem leggen, en Hij zal het oordeel den heidenen
8087 Matt 12:19 | 19 Hij zal niet twisten, noch roepen,
8088 Matt 12:20 | 20 Het gekrookte riet zal Hij niet verbreken, en het rokende
8089 Matt 12:20 | en het rokende lemmet zal Hij niet uitblussen, totdat
8090 Matt 12:20 | niet uitblussen, totdat Hij het oordeel zal uitbrengen
8091 Matt 12:22 | die blind en stom was; en Hij genas hem, alzo dat de blinde
8092 Matt 12:26 | den satan uitwerpt, zo is hij tegen zichzelf verdeeld;
8093 Matt 12:29 | vaten ontroven, tenzij dat hij eerst den sterke gebonden
8094 Matt 12:29 | gebonden hebbe? en alsdan zal hij zijn huis beroven. ~
8095 Matt 12:39 | 39 Maar Hij antwoordde en zeide tot
8096 Matt 12:43 | mens uitgegaan is, zo gaat hij door dorre plaatsen, zoekende
8097 Matt 12:44 | 44 Dan zegt hij: Ik zal wederkeren in mijn
8098 Matt 12:44 | uitgegaan ben; en komende, vindt hij het ledig, met bezemen gekeerd
8099 Matt 12:45 | 45 Dan gaat hij heen en neemt met zich zeven
8100 Matt 12:46 | 46 En als Hij nog tot de scharen sprak,
8101 Matt 12:48 | 48 Maar Hij, antwoordende, zeide tot
8102 Matt 12:49 | over Zijn discipelen, zeide Hij: Ziet, Mijn moeder en Mijn
8103 Matt 13:2 | vergaderden vele scharen, zodat Hij in een schip ging en nederzat,
8104 Matt 13:3 | 3 En Hij sprak tot hen vele dingen
8105 Matt 13:4 | 4 En als hij zaaide, viel een deel van
8106 Matt 13:11 | 11 En Hij, antwoordende, zeide tot
8107 Matt 13:12 | dien zal gegeven worden, en hij zal overvloediglijk hebben;
8108 Matt 13:12 | genomen worden, ook dat hij heeft. ~
8109 Matt 13:21 | 21 Doch hij heeft geen wortel in zichzelven,
8110 Matt 13:21 | des Woords wil, zo wordt hij terstond geergerd. ~
8111 Matt 13:24 | andere gelijkenis heeft Hij hun voorgesteld, zeggende:
8112 Matt 13:27 | gezaaid? Van waar heeft hij dan dit onkruid? ~
8113 Matt 13:28 | 28 En hij zeide tot hen: Een vijandig
8114 Matt 13:29 | 29 Maar hij zeide: Neen, opdat gij,
8115 Matt 13:31 | andere gelijkenis heeft Hij hun voorgesteld, zeggende:
8116 Matt 13:33 | andere gelijkenis sprak Hij tot hen, zeggende: Het Koninkrijk
8117 Matt 13:34 | zonder gelijkenis sprak Hij tot hen niet. ~
8118 Matt 13:36 | van Zich gelaten had, ging Hij naar huis. En Zijn discipelen
8119 Matt 13:37 | 37 En Hij, antwoordende, zeide tot
8120 Matt 13:44 | blijdschap over denzelven, gaat hij heen en verkoopt al wat
8121 Matt 13:44 | heen en verkoopt al wat hij heeft, en koopt dienzelven
8122 Matt 13:46 | heen en verkocht al wat hij had, en kocht dezelve. ~
8123 Matt 13:52 | 52 En Hij zeide tot hen: Daarom, een
8124 Matt 13:53 | gelijkenissen geeindigd had, vertrok Hij van daar. ~
8125 Matt 13:54 | in Zijn vaderland, leerde Hij hen in hun synagoge, zodat
8126 Matt 13:58 | 58 En Hij heeft aldaar niet vele krachten
8127 Matt 14:2 | Deze is Johannes de Doper; hij is opgewekt van de doden,
8128 Matt 14:5 | willende hem doden, vreesde hij het volk, omdat zij hem
8129 Matt 14:7 | 7 Waarom hij haar met ede beloofde te
8130 Matt 14:9 | met hem aanzaten, gebood hij, dat het haar zou gegeven
8131 Matt 14:13 | Jezus dit hoorde, vertrok Hij van daar te scheep, naar
8132 Matt 14:18 | 18 En Hij zeide: Brengt Mij dezelve
8133 Matt 14:19 | 19 En Hij beval de scharen neder te
8134 Matt 14:19 | zegende dezelve; en als Hij ze gebroken had, gaf Hij
8135 Matt 14:19 | Hij ze gebroken had, gaf Hij de broden den discipelen,
8136 Matt 14:22 | de andere zijde, terwijl Hij de scharen van Zich zou
8137 Matt 14:23 | 23 En als Hij nu de scharen van Zich gelaten
8138 Matt 14:23 | van Zich gelaten had, klom Hij op den berg alleen, om te
8139 Matt 14:23 | avond was geworden, zo was Hij daar alleen. ~
8140 Matt 14:29 | 29 En Hij zeide: Kom. En Petrus klom
8141 Matt 14:30 | ziende den sterken wind, werd hij bevreesd, en als hij begon
8142 Matt 14:30 | werd hij bevreesd, en als hij begon neder te zinken, riep
8143 Matt 14:30 | begon neder te zinken, riep hij, zeggende: Heere, behoud
8144 Matt 15:3 | 3 Maar Hij, antwoordende, zeide tot
8145 Matt 15:10 | 10 En als Hij de schare tot Zich geroepen
8146 Matt 15:10 | Zich geroepen had, zeide Hij tot hen: Hoort en verstaat. ~
8147 Matt 15:13 | 13 Maar Hij, antwoordende zeide: Alle
8148 Matt 15:23 | 23 Doch Hij antwoordde haar niet een
8149 Matt 15:24 | 24 Maar Hij, antwoordende, zeide: Ik
8150 Matt 15:26 | 26 Doch Hij antwoordde en zeide: Het
8151 Matt 15:30 | de voeten van Jezus; en Hij genas dezelve. ~
8152 Matt 15:35 | 35 En Hij gebood den scharen neder
8153 Matt 15:36 | 36 En Hij nam de zeven broden en de
8154 Matt 15:36 | broden en de vissen, en als Hij gedankt had, brak Hij ze,
8155 Matt 15:36 | als Hij gedankt had, brak Hij ze, en gaf ze Zijn discipelen;
8156 Matt 15:39 | Zich gelaten hebbende, ging Hij in het schip, en kwam in
8157 Matt 16:1 | begeerden van Hem, dat Hij hun een teken uit den hemel
8158 Matt 16:2 | 2 Maar Hij antwoordde, en zeide tot
8159 Matt 16:4 | En hen verlatende, ging Hij weg. ~
8160 Matt 16:12 | Toen verstonden zij, dat Hij niet gezegd had, dat zij
8161 Matt 16:13 | Cesarea Filippi, vraagde Hij Zijn discipelen, zeggende:
8162 Matt 16:15 | 15 Hij zeide tot hen: Maar gij,
8163 Matt 16:20 | 20 Toen verbood Hij Zijn discipelen, dat zij
8164 Matt 16:20 | iemand zeggen zouden, dat Hij was Jezus, de Christus. ~
8165 Matt 16:21 | discipelen te vertonen, dat Hij moest heengaan naar Jeruzalem,
8166 Matt 16:23 | 23 Maar Hij, Zich omkerende, zeide tot
8167 Matt 16:26 | wat baat het een mens, zo hij de gehele wereld gewint,
8168 Matt 16:27 | Zijn engelen, en alsdan zal Hij een iegelijk vergelden naar
8169 Matt 17:2 | 2 En Hij werd voor hen veranderd
8170 Matt 17:5 | 5 Terwijl hij nog sprak, ziet, een luchtige
8171 Matt 17:13 | verstonden de discipelen dat Hij hun van Johannes de Doper
8172 Matt 17:15 | ontferm U over mijn zoon; want hij is maanziek, en is in zwaar
8173 Matt 17:15 | lijden; want menigmaal valt hij in het vuur, en menigmaal
8174 Matt 17:20 | heen van hier derwaarts, en hij zal heengaan; en niets zal
8175 Matt 17:23 | en ten derden dage zal Hij opgewekt worden. En zij
8176 Matt 17:24 | zeiden: Uw Meester, betaalt Hij de didrachmen niet? ~
8177 Matt 17:25 | 25 Hij zeide: Ja. En toen hij in
8178 Matt 17:25 | 25 Hij zeide: Ja. En toen hij in huis gekomen was, voorkwam
8179 Matt 18:6 | zijn hals gehangen, en dat hij verzonken ware in de diepte
8180 Matt 18:12 | dezelve afgedwaald ware, zal hij niet de negen en negentig
8181 Matt 18:13 | indien het geschiedt, dat hij hetzelve vindt, voorwaar
8182 Matt 18:13 | voorwaar zeg Ik u, dat hij zich meer verblijdt over
8183 Matt 18:15 | u en hem alleen; indien hij u hoort, zo hebt gij uw
8184 Matt 18:16 | 16 Maar indien hij u niet hoort, zo neem nog
8185 Matt 18:17 | 17 En indien hij denzelven geen gehoor geeft;
8186 Matt 18:17 | der gemeente; en indien hij ook der gemeente geen gehoor
8187 Matt 18:17 | geen gehoor geeft, zo zij hij u als de heiden en de tollenaar. ~
8188 Matt 18:24 | 24 Als hij nu begon te rekenen, werd
8189 Matt 18:25 | 25 En als hij niet had, om te betalen,
8190 Matt 18:25 | vrouw en kinderen, en al wat hij had, en dat de schuld zou
8191 Matt 18:30 | 30 Doch hij wilde niet, maar ging heen,
8192 Matt 18:30 | in de gevangenis, totdat hij de schuld zou betaald hebben. ~
8193 Matt 18:34 | den pijnigers over, totdat hij zou betaald hebben al wat
8194 Matt 18:34 | zou betaald hebben al wat hij hem schuldig was. ~
8195 Matt 19:1 | woorden geeindigd had, dat Hij vertrok van Galilea, en
8196 Matt 19:2 | scharen volgden Hem, en Hij genas ze aldaar. ~
8197 Matt 19:4 | 4 Doch Hij, antwoordende, zeide tot
8198 Matt 19:4 | mens gemaakt heeft, dat Hij ze gemaakt heeft man en
8199 Matt 19:8 | 8 Hij zeide tot hen: Mozes heeft
8200 Matt 19:11 | 11 Doch Hij zeide tot hen: Allen vatten
8201 Matt 19:13 | tot Hem gebracht, opdat Hij de handen hun zou opleggen
8202 Matt 19:15 | 15 En als Hij hun de handen opgelegd had,
8203 Matt 19:15 | handen opgelegd had, vertrok Hij van daar. ~
8204 Matt 19:17 | 17 En Hij zeide tot hem: Wat noemt
8205 Matt 19:18 | 18 Hij zeide tot Hem: Welke? En
8206 Matt 19:22 | jongeling dit woord hoorde, ging hij bedroefd weg; want hij had
8207 Matt 19:22 | ging hij bedroefd weg; want hij had vele goederen. ~
8208 Matt 20:2 | 2 En als hij met de arbeiders eens geworden
8209 Matt 20:2 | penning des daags, zond hij hen heen in zijn wijngaard. ~
8210 Matt 20:3 | omtrent de derde ure, zag hij anderen, ledig staande op
8211 Matt 20:4 | 4 En hij zeide tot dezelve: Gaat
8212 Matt 20:5 | zesde en negende ure, deed hij desgelijks. ~
8213 Matt 20:6 | omtrent de elfde ure, vond hij anderen ledig staande, en
8214 Matt 20:7 | ons niemand gehuurd heeft. Hij zeide tot hen: Gaat ook
8215 Matt 20:13 | 13 Doch hij, antwoordende, zeide tot
8216 Matt 20:19 | en ten derden dage zal Hij weder opstaan. ~
8217 Matt 20:21 | 21 En Hij zeide tot haar: Wat wilt
8218 Matt 20:23 | 23 En Hij zeide tot hen: Mijn drinkbeker
8219 Matt 20:25 | Zich geroepen had, zeide Hij: Gij weet, dat de oversten
8220 Matt 21:3 | deze van node heeft, en hij zal ze terstond zenden. ~
8221 Matt 21:9 | Zone Davids! Gezegend is Hij, Die komt in den Naam des
8222 Matt 21:10 | 10 En als Hij te Jeruzalem inkwam, werd
8223 Matt 21:13 | 13 En Hij zeide tot hen: Er is geschreven:
8224 Matt 21:14 | tot Hem in den tempel, en Hij genas dezelve. ~
8225 Matt 21:15 | zagen de wonderheden, die Hij deed, en de kinderen, roepende
8226 Matt 21:17 | En hen verlatende, ging Hij van daar uit de stad, naar
8227 Matt 21:18 | En des morgens vroeg, als Hij wederkeerde naar de stad,
8228 Matt 21:19 | vijgeboom aan den weg, ging Hij naar hem toe, en vond niets
8229 Matt 21:23 | 23 En als Hij in den tempel gekomen was,
8230 Matt 21:23 | kwamen tot Hem, terwijl Hij leerde, de overpriesters
8231 Matt 21:25 | zeggen: Uit de hemel; zo zal Hij ons zeggen: Waarom hebt
8232 Matt 21:27 | Wij weten het niet. En Hij zeide tot hen: Zo zeg Ik
8233 Matt 21:29 | 29 Doch hij antwoordde en zeide: Ik
8234 Matt 21:29 | daarna berouw hebbende, ging hij heen. ~
8235 Matt 21:30 | en zeide: Ik ga, heer! en hij ging niet. ~
8236 Matt 21:34 | vruchten genaakte, zond hij zijn dienstknechten tot
8237 Matt 21:36 | 36 Wederom zond hij andere dienstknechten, meer
8238 Matt 21:37 | 37 En ten laatste zond hij tot hen zijn zoon, zeggende:
8239 Matt 21:40 | wijngaards komen zal, wat zal hij dien landlieden doen? ~
8240 Matt 21:41 | 41 Zij zeiden tot hem: Hij zal den kwaden een kwaden
8241 Matt 21:44 | verpletterd worden; en op wien hij valt, dien zal hij vermorzelen. ~
8242 Matt 21:44 | wien hij valt, dien zal hij vermorzelen. ~
8243 Matt 21:45 | hoorden, verstonden zij, dat Hij van hen sprak. ~
8244 Matt 22:4 | 4 Wederom zond hij andere dienstknechten uit,
8245 Matt 22:7 | koning dat hoorde, werd hij toornig, en zijn krijgsheiren
8246 Matt 22:8 | 8 Toen zeide hij tot zijn dienstknechten:
8247 Matt 22:11 | gasten te overzien, zag hij aldaar een mens, niet gekleed
8248 Matt 22:12 | bruiloftskleed aan hebbende? En hij verstomde. ~
8249 Matt 22:20 | 20 En Hij zeide tot hen: Wiens is
8250 Matt 22:21 | Des keizers. Toen zeide Hij tot hen: Geeft dan den keizer,
8251 Matt 22:25 | hebbende, stierf; en dewijl hij geen zaad had, zo liet hij
8252 Matt 22:25 | hij geen zaad had, zo liet hij zijn vrouw voor zijn broeder. ~
8253 Matt 22:34 | Farizeen, gehoord hebbende, dat Hij de Sadduceen den mond gestopt
8254 Matt 22:42 | Christus? Wiens Zoon is Hij? Zij zeiden tot Hem: Davids
8255 Matt 22:43 | 43 Hij zeide tot hen: Hoe noemt
8256 Matt 22:45 | noemt zijn Heere, hoe is Hij zijn Zoon? ~
8257 Matt 23:15 | Jodengenoot te maken, en als hij het geworden is, zo maakt
8258 Matt 23:39 | zeggen zult: Gezegend is Hij, Die komt in den Naam des
8259 Matt 24:3 | 3 En als Hij op den Olijfberg gezeten
8260 Matt 24:26 | tot u zullen zeggen: Ziet, hij is in de woestijn; gaat
8261 Matt 24:26 | woestijn; gaat niet uit; Ziet, hij is in de binnenkameren;
8262 Matt 24:31 | 31 En Hij zal Zijn engelen uitzenden
8263 Matt 24:43 | nachtwake de dief komen zou, hij zou gewaakt hebben, en zou
8264 Matt 24:47 | Voorwaar, Ik zeg u, dat hij hem zal zetten over al zijn
8265 Matt 24:50 | komen ten dage, in welken hij hem niet verwacht, en ter
8266 Matt 24:50 | verwacht, en ter ure, die hij niet weet; ~
8267 Matt 25:12 | 12 En hij, antwoordende, zeide: Voorwaar
8268 Matt 25:15 | 15 En den ene gaf hij vijf talenten, en den anderen
8269 Matt 25:29 | dien zal gegeven worden, en hij zal overvloedig hebben;
8270 Matt 25:29 | genomen worden, ook dat hij heeft. ~
8271 Matt 25:31 | engelen met Hem, dan zal Hij zitten op den troon Zijner
8272 Matt 25:32 | volken vergaderd worden, en Hij zal ze van elkander scheiden,
8273 Matt 25:33 | 33 En Hij zal de schapen tot Zijn
8274 Matt 25:41 | 41 Dan zal Hij zeggen ook tot degenen,
8275 Matt 25:45 | 45 Dan zal Hij hun antwoorden en zeggen:
8276 Matt 26:1 | woorden geeindigd had, dat Hij tot Zijn discipelen zeide: ~
8277 Matt 26:7 | uit op Zijn hoofd, daar Hij aan tafel zat. ~
8278 Matt 26:16 | 16 En van toen af zocht hij gelegenheid, opdat hij Hem
8279 Matt 26:16 | zocht hij gelegenheid, opdat hij Hem overleveren mocht. ~
8280 Matt 26:18 | 18 En Hij zeide: Gaat heen in de stad,
8281 Matt 26:20 | avond geworden was, zat Hij aan met de twaalven.
8282 Matt 26:21 | En toen zij aten, zeide Hij: Voorwaar, Ik zeg u, dat
8283 Matt 26:23 | 23 En Hij, antwoordende, zeide: Die
8284 Matt 26:25 | zeide: Ben ik het, Rabbi? Hij zeide tot hem: Gij hebt
8285 Matt 26:26 | gezegend hebbende, brak Hij het, en gaf het den discipelen,
8286 Matt 26:27 | 27 En Hij nam den drinkbeker, en gedankt
8287 Matt 26:37 | zonen van Zebedeus, begon Hij droevig en zeer beangst
8288 Matt 26:38 | 38 Toen zeide Hij tot hen: Mijn ziel is geheel
8289 Matt 26:39 | voortgegaan zijnde, viel Hij op Zijn aangezicht, biddende
8290 Matt 26:40 | 40 En Hij kwam tot de discipelen en
8291 Matt 26:42 | tweeden male heengaande, bad Hij, zeggende: Mijn Vader! Indien
8292 Matt 26:43 | En komende bij hen, vond Hij hen wederom slapende; want
8293 Matt 26:44 | 44 En hen latende, ging Hij wederom heen, en bad ten
8294 Matt 26:45 | 45 Toen kwam Hij tot Zijn discipelen, en
8295 Matt 26:46 | op, laat ons gaan; ziet, hij is nabij, die Mij verraadt. ~
8296 Matt 26:47 | 47 En als Hij nog sprak, ziet, Judas,
8297 Matt 26:49 | komende tot Jezus, zeide hij: Wees gegroet, Rabbi! en
8298 Matt 26:49 | Wees gegroet, Rabbi! en hij kuste Hem. ~
8299 Matt 26:53 | Vader nu niet kan bidden, en Hij zal Mij meer dan twaalf
8300 Matt 26:58 | binnengegaan zijnde, zat hij bij de dienaren, om het
8301 Matt 26:65 | zijn klederen, zeggende: Hij heeft God gelasterd, wat
8302 Matt 26:66 | zij, antwoordende, zeiden: Hij is des doods schuldig. ~
8303 Matt 26:70 | 70 Maar hij loochende het voor allen,
8304 Matt 26:71 | 71 En als hij naar de voorpoort uitging,
8305 Matt 26:72 | 72 En hij loochende het wederom met
8306 Matt 26:74 | 74 Toen begon hij zich te vervloeken, en te
8307 Matt 26:75 | naar buiten gaande, weende hij bitterlijk. ~ ~
8308 Matt 27:3 | verraden had, ziende, dat Hij veroordeeld was, berouw
8309 Matt 27:5 | 5 En als hij de zilveren penningen in
8310 Matt 27:5 | tempel geworpen had, vertrok hij, en heengaande verworgde
8311 Matt 27:12 | 12 En als Hij van de overpriesters en
8312 Matt 27:12 | beschuldigd werd, antwoordde Hij niets. ~
8313 Matt 27:14 | 14 Maar Hij antwoordde hem niet op een
8314 Matt 27:18 | 18 Want hij wist, dat zij Hem door nijdigheid
8315 Matt 27:19 | 19 En als hij op de rechterstoel zat,
8316 Matt 27:23 | stadhouder zeide: Wat heeft Hij dan kwaads gedaan? En zij
8317 Matt 27:24 | Als nu Pilatus zag, dat hij niet vorderde, maar veel
8318 Matt 27:24 | dat er oproer werd, nam hij water en wies de handen
8319 Matt 27:26 | 26 Toen liet hij hun Bar-abbas los, maar
8320 Matt 27:26 | Jezus gegeseld hebbende, gaf hij Hem over om gekruisigd te
8321 Matt 27:32 | Simon; deze dwongen zij, dat hij Zijn kruis droeg. ~
8322 Matt 27:34 | met gal gemengd; en als Hij dien gesmaakt had, wilde
8323 Matt 27:34 | dien gesmaakt had, wilde Hij niet drinken. ~
8324 Matt 27:42 | 42 Anderen heeft Hij verlost, Hij kan Zichzelven
8325 Matt 27:42 | Anderen heeft Hij verlost, Hij kan Zichzelven niet verlossen.
8326 Matt 27:42 | Zichzelven niet verlossen. Indien Hij de Koning Israels is, dat
8327 Matt 27:42 | de Koning Israels is, dat Hij nu afkome van het kruis,
8328 Matt 27:43 | 43 Hij heeft op God betrouwd; dat
8329 Matt 27:43 | heeft op God betrouwd; dat Hij Hem nu verlosse, indien
8330 Matt 27:43 | Hem nu verlosse, indien Hij Hem wel wil; want Hij heeft
8331 Matt 27:43 | indien Hij Hem wel wil; want Hij heeft gezegd: Ik ben Gods
8332 Matt 27:60 | zijn nieuw graf, hetwelk hij in een steenrots uitgehouwen
8333 Matt 27:60 | gewenteld hebbende, ging hij weg. ~
8334 Matt 27:64 | en zeggen tot het volk: Hij is opgestaan van de doden;
8335 Matt 28:6 | 6 Hij is hier niet; want Hij is
8336 Matt 28:6 | 6 Hij is hier niet; want Hij is opgestaan, gelijk Hij
8337 Matt 28:6 | Hij is opgestaan, gelijk Hij gezegd heeft. Komt herwaarts,
8338 Matt 28:7 | zegt Zijn discipelen, dat Hij opgestaan is van de doden;
8339 Matt 28:7 | is van de doden; en ziet, Hij gaat u voor naar Galilea,
8340 Mark 1:7 | 7 En hij predikte, zeggende: Na mij
8341 Mark 1:8 | gedoopt met water, maar Hij zal u dopen met den Heilige
8342 Mark 1:10 | 10 En terstond als Hij uit het water opklom, zag
8343 Mark 1:10 | uit het water opklom, zag Hij de hemelen opengaan, en
8344 Mark 1:13 | 13 En Hij was aldaar in de woestijn
8345 Mark 1:16 | bij de Galilese zee, zag Hij Simon en Andreas, zijn broeder,
8346 Mark 1:19 | voortgegaan zijnde, zag Hij Jakobus, den zoon van Zebedeus,
8347 Mark 1:20 | 20 En terstond riep Hij hen; en zij, latende hun
8348 Mark 1:21 | synagoge gegaan zijnde, leerde Hij. ~
8349 Mark 1:22 | zich over Zijn leer; want Hij leerde hen, als machthebbende,
8350 Mark 1:23 | met een onreinen geest, en hij riep uit, ~
8351 Mark 1:27 | nieuwe leer is deze, dat Hij met macht ook den onreine
8352 Mark 1:31 | 31 En Hij, tot haar gaande, vatte
8353 Mark 1:34 | 34 En Hij genas er velen, die door
8354 Mark 1:35 | opgestaan zijnde, ging Hij uit, en ging henen in een
8355 Mark 1:38 | 38 En Hij zeide tot hen: Laat ons
8356 Mark 1:39 | 39 En Hij predikte in hun synagogen,
8357 Mark 1:42 | 42 En als Hij dit gezegd had, ging de
8358 Mark 1:42 | melaatsheid terstond van hem, en hij werd gereinigd. ~
8359 Mark 1:43 | 43 En als Hij hem strengelijk verboden
8360 Mark 1:43 | strengelijk verboden had, deed Hij hem terstond van Zich gaan; ~
8361 Mark 1:45 | 45 Maar hij uitgegaan zijnde, begon
8362 Mark 1:45 | te verbreiden, alzo dat Hij niet meer openbaar in de
8363 Mark 2:1 | 1 En na sommige dagen is Hij wederom binnen Kapernaum
8364 Mark 2:1 | en het werd gehoord, dat Hij in huis was. ~
8365 Mark 2:2 | meer konden bevatten; en Hij sprak het woord tot hen. ~
8366 Mark 2:4 | ontdekten zij het dak, waar Hij was; en dat opgebroken hebbende,
8367 Mark 2:10 | aarde te vergeven (zeide Hij tot den geraakte): ~
8368 Mark 2:12 | 12 En terstond stond hij op, en het beddeken opgenomen
8369 Mark 2:12 | opgenomen hebbende, ging hij uit in aller tegenwoordigheid;
8370 Mark 2:13 | 13 En Hij ging wederom uit naar de
8371 Mark 2:13 | schare kwam tot Hem, en Hij leerde hen. ~
8372 Mark 2:14 | 14 En voorbijgaande zag Hij Levi, den zoon van Alfeus,
8373 Mark 2:14 | zeide tot hem: Volg Mij. En hij opstaande, volgde Hem. ~
8374 Mark 2:15 | 15 En het geschiedde, als Hij aanzat in deszelfs huis,
8375 Mark 2:16 | discipelen: Wat is het, dat Hij met de tollenaren en zondaren
8376 Mark 2:23 | 23 En het geschiedde, dat Hij op een sabbatdag door het
8377 Mark 2:25 | 25 En Hij zeide tot hen: Hebt gij
8378 Mark 2:25 | David gedaan heeft, als hij nood had, en hem hongerde,
8379 Mark 2:26 | 26 Hoe hij ingegaan is in het huis
8380 Mark 2:27 | 27 En Hij zeide tot hen: De sabbat
8381 Mark 3:1 | 1 En Hij ging wederom in de synagoge;
8382 Mark 3:2 | En zij namen Hem waar, of Hij op den sabbat hem genezen
8383 Mark 3:3 | 3 En Hij zeide tot den mens, die
8384 Mark 3:4 | 4 En Hij zeide tot hen: Is het geoorloofd
8385 Mark 3:5 | 5 En als Hij hen met toorn rondom aangezien
8386 Mark 3:5 | verharding van hun hart, zeide Hij tot den mens: Strek uw hand
8387 Mark 3:5 | mens: Strek uw hand uit. En hij strekte ze uit; en zijn
8388 Mark 3:8 | hebbende, hoe grote dingen Hij deed, kwamen tot Hem. ~
8389 Mark 3:9 | 9 En Hij zeide tot Zijn discipelen,
8390 Mark 3:10 | 10 Want Hij had er velen genezen, alzo
8391 Mark 3:12 | 12 En Hij gebood hun scherpelijk dat
8392 Mark 3:13 | 13 En Hij klom op den berg, en riep
8393 Mark 3:13 | berg, en riep tot Zich, die Hij wilde; en zij kwamen tot
8394 Mark 3:14 | 14 En Hij stelde er twaalf, opdat
8395 Mark 3:14 | Hem zouden zijn, en opdat Hij dezelve zou uitzenden om
8396 Mark 3:16 | 16 En Simon gaf Hij den toe naam Petrus; ~
8397 Mark 3:21 | houden; want zij zeiden: Hij is buiten Zijn zinnen. ~
8398 Mark 3:22 | afgekomen waren, zeiden: Hij heeft Beelzebul, en door
8399 Mark 3:22 | overste der duivelen werpt Hij de duivelen uit. ~
8400 Mark 3:23 | geroepen hebbende, zeide Hij tot hen in gelijkenissen:
8401 Mark 3:26 | en verdeeld is, zo kan hij niet bestaan, maar heeft
8402 Mark 3:27 | zijn vaten ontroven, indien hij niet eerst den sterke bindt;
8403 Mark 3:27 | sterke bindt; en alsdan zal hij zijn huis beroven. ~
8404 Mark 3:29 | in der eeuwigheid, maar hij is schuldig des eeuwigen
8405 Mark 3:30 | 30 Want zij zeiden: Hij heeft een onreinen geest. ~
8406 Mark 3:33 | 33 En Hij antwoordde hun, zeggende:
8407 Mark 3:34 | die om Hem zaten, zeide Hij: Ziet, Mijn moeder en Mijn
8408 Mark 4:1 | 1 En Hij begon wederom te leren omtrent
8409 Mark 4:1 | schare bij Hem, alzo dat Hij, in het schip gegaan zijnde,
8410 Mark 4:2 | 2 En Hij leerde hun veel dingen door
8411 Mark 4:2 | dingen door gelijkenissen, en Hij zeide in Zijn lering tot
8412 Mark 4:9 | 9 En Hij zeide tot hen: Wie oren
8413 Mark 4:10 | 10 En als Hij nu alleen was, vraagden
8414 Mark 4:11 | 11 En Hij zeide tot hen: Het is u
8415 Mark 4:13 | 13 En Hij zeide tot hen: Weet gij
8416 Mark 4:21 | 21 En Hij zeide tot hen: Komt ook
8417 Mark 4:24 | 24 En Hij zeide tot hen: Ziet, wat
8418 Mark 4:25 | genomen worden, ook dat hij heeft. ~
8419 Mark 4:26 | 26 En Hij zeide: Alzo is het Koninkrijk
8420 Mark 4:27 | uitsproot en lang werd, dat hij zelf niet wist, hoe. ~
8421 Mark 4:29 | voordoet, terstond zendt hij de sikkel daarin, omdat
8422 Mark 4:30 | 30 En Hij zeide: Waarbij zullen wij
8423 Mark 4:33 | zulke gelijkenissen sprak Hij tot hen het Woord, naardat
8424 Mark 4:34 | zonder gelijkenis sprak Hij tot hen niet; maar Hij verklaarde
8425 Mark 4:34 | sprak Hij tot hen niet; maar Hij verklaarde alles Zijn discipelen
8426 Mark 4:35 | avond geworden was, zeide Hij tot hen: Laat ons overvaren
8427 Mark 4:36 | namen Hem mede, gelijk Hij in het schip was; en er
8428 Mark 4:38 | 38 En Hij was in het achterschip,
8429 Mark 4:39 | 39 En Hij opgewekt zijnde, bestrafte
8430 Mark 4:40 | 40 En Hij zeide tot hen: Wat zijt
8431 Mark 5:2 | 2 En zo Hij uit het schip gegaan was,
8432 Mark 5:4 | 4 Want hij was menigmaal met boeien
8433 Mark 5:5 | 5 En hij was altijd, nacht en dag,
8434 Mark 5:6 | 6 Als hij nu Jezus van verre zag,
8435 Mark 5:6 | Jezus van verre zag, liep hij toe, en aanbad Hem.
8436 Mark 5:7 | grote stem roepende, zeide hij: Wat heb ik met U te doen,
8437 Mark 5:8 | 8 (Want Hij zeide tot hem: Gij onreine
8438 Mark 5:9 | 9 En Hij vraagde hem: Welke is uw
8439 Mark 5:9 | hem: Welke is uw naam? En hij antwoordde, zeggende: Mijn
8440 Mark 5:10 | 10 En hij bad Hem zeer, dat Hij hen
8441 Mark 5:10 | En hij bad Hem zeer, dat Hij hen buiten het land niet
8442 Mark 5:17 | begonnen Hem te bidden, dat Hij van hun landpalen wegging. ~
8443 Mark 5:18 | 18 En als Hij in het schip ging, bad Hem
8444 Mark 5:18 | bezeten was geweest, dat hij met Hem mocht zijn. ~
8445 Mark 5:19 | Heere gedaan heeft, en hoe Hij Zich uwer ontfermd heeft. ~
8446 Mark 5:20 | 20 En hij ging heen, en begon te verkondigen
8447 Mark 5:21 | grote schare bij Hem; en Hij was bij de zee. ~
8448 Mark 5:22 | Jairus; en Hem ziende, viel hij aan Zijn voeten, ~
8449 Mark 5:24 | 24 En Hij ging met hem; en een grote
8450 Mark 5:32 | 32 En Hij zag rondom om haar te zien,
8451 Mark 5:34 | 34 En Hij zeide tot haar: Dochter,
8452 Mark 5:35 | 35 Terwijl Hij nog sprak, kwamen enigen
8453 Mark 5:37 | 37 En Hij liet niemand toe Hem te
8454 Mark 5:39 | En ingegaan zijnde, zeide Hij tot hen: Wat maakt gij beroerte,
8455 Mark 5:40 | zij belachten Hem; maar Hij, als Hij hen allen had uitgedreven,
8456 Mark 5:40 | belachten Hem; maar Hij, als Hij hen allen had uitgedreven,
8457 Mark 5:41 | 41 En Hij vatte de hand des kinds,
8458 Mark 5:43 | 43 En Hij gebood hun zeer, dat niemand
8459 Mark 6:1 | 1 En Hij ging van daar weg, en kwam
8460 Mark 6:2 | sabbat geworden was, begon Hij in de synagoge te leren;
8461 Mark 6:5 | 5 En Hij kon aldaar geen kracht doen;
8462 Mark 6:5 | aldaar geen kracht doen; dan Hij legde weinigen zieken de
8463 Mark 6:6 | 6 En Hij verwonderde Zich over hun
8464 Mark 6:7 | 7 En Hij riep tot Zich de twaalven,
8465 Mark 6:8 | 8 En Hij gebood hun, dat zij niets
8466 Mark 6:10 | 10 En Hij zeide tot hen: Zo waar gij
8467 Mark 6:15 | 15 Anderen zeiden: Hij is Elias; en anderen zeiden:
8468 Mark 6:15 | Elias; en anderen zeiden: Hij is een profeet, of als een
8469 Mark 6:16 | het Herodes hoorde, zeide hij: Deze is Johannes, dien
8470 Mark 6:17 | broeder Filippus, omdat hij haar getrouwd had. ~
8471 Mark 6:20 | vreesde Johannes, wetende, dat hij een rechtvaardig en heilig
8472 Mark 6:20 | hield hem in waarde; en als hij hem hoorde, deed hij vele
8473 Mark 6:20 | als hij hem hoorde, deed hij vele dingen, en hoorde hem
8474 Mark 6:23 | 23 En hij zwoer haar: Zo wat gij van
8475 Mark 6:26 | die mede aanzaten, wilde hij haar hetzelve niet afslaan. ~
8476 Mark 6:31 | 31 En Hij zeide tot hen: Komt gijlieden
8477 Mark 6:34 | die geen herder hebben; en Hij begon hun vele dingen te
8478 Mark 6:37 | 37 Maar Hij, antwoordende, zeide tot
8479 Mark 6:38 | 38 En Hij zeide tot hen: Hoeveel broden
8480 Mark 6:39 | 39 En Hij gebood hun, dat zij hen
8481 Mark 6:41 | 41 En als Hij de vijf broden en de twee
8482 Mark 6:41 | vissen genomen had, zag Hij op naar den hemel, zegende
8483 Mark 6:41 | en de twee vissen deelde Hij voor allen. ~
8484 Mark 6:45 | 45 En terstond dwong Hij Zijn discipelen in het schip
8485 Mark 6:45 | over Bethsaida, terwijl Hij de schare van Zich zou laten. ~
8486 Mark 6:46 | 46 En als Hij aan dezelve hun afscheid
8487 Mark 6:46 | afscheid gegeven had, ging Hij op den berg om te bidden. ~
8488 Mark 6:47 | het midden van de zee, en Hij was alleen op het land. ~
8489 Mark 6:48 | 48 En Hij zag, dat zij zich zeer pijnigden,
8490 Mark 6:48 | vierde wake des nachts, kwam Hij tot hen, wandelende op de
8491 Mark 6:50 | ontroerd; en terstond sprak Hij met hen, en zeide tot hen:
8492 Mark 6:51 | 51 En Hij klom tot hen in het schip,
8493 Mark 6:55 | plaatse, waar zij hoorden dat Hij was. ~
8494 Mark 6:56 | 56 En zo waar Hij kwam, in vlekken, of steden,
8495 Mark 7:6 | 6 Maar Hij antwoordde en zeide tot
8496 Mark 7:9 | 9 En Hij zeide tot hen: Gij doet
8497 Mark 7:14 | geroepen hebbende, zeide Hij tot hen: Hoort Mij allen
8498 Mark 7:17 | 17 En toen Hij van de schare in huis gekomen
8499 Mark 7:18 | 18 En Hij zeide tot hen: Zijt ook
8500 Mark 7:20 | 20 En Hij zeide: Hetgeen uitgaat uit
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-10542 |