1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-10542
Book Chapter: Verse
9001 Luk 11:29 | bijeenvergaderden, begon Hij te zeggen: Dit is een boos
9002 Luk 11:37 | 37 Als Hij nu dit sprak, bad Hem een
9003 Luk 11:37 | een zeker Farizeer, dat Hij bij hem het middagmaal wilde
9004 Luk 11:37 | en ingegaan zijnde, zat Hij aan. ~
9005 Luk 11:38 | ziende, verwonderde zich, dat Hij niet eerst, voor het middagmaal,
9006 Luk 11:40 | buitenste heeft gemaakt, heeft Hij ook niet het binnenste gemaakt? ~
9007 Luk 11:46 | 46 Doch Hij zeide: Wee ook u, wetgeleerden!
9008 Luk 11:53 | 53 En als Hij deze dingen tot hen zeide,
9009 Luk 12:1 | elkander vertraden, begon Hij te zeggen tot Zijn discipelen:
9010 Luk 12:5 | vreest Dien, Die, nadat Hij gedood heeft, ook macht
9011 Luk 12:13 | Meester, zeg mijn broeder, dat hij met mij de erfenis dele. ~
9012 Luk 12:14 | 14 Maar Hij zeide tot hem: Mens, wie
9013 Luk 12:15 | 15 En Hij zeide tot hen: Ziet toe
9014 Luk 12:16 | 16 En Hij zeide tot hen een gelijkenis,
9015 Luk 12:17 | 17 En hij overleide bij zichzelven,
9016 Luk 12:18 | 18 En hij zeide: Dit zal ik doen;
9017 Luk 12:22 | 22 En Hij zeide tot Zijn discipelen:
9018 Luk 12:36 | hun heer wachten, wanneer hij wederkomen zal van de bruiloft,
9019 Luk 12:36 | de bruiloft, opdat, als hij komt en klopt, zij hem terstond
9020 Luk 12:37 | dienstknechten, welke de heer, als hij komt, zal wakende vinden.
9021 Luk 12:37 | Voorwaar, Ik zeg u, dat hij zich zal omgorden, en zal
9022 Luk 12:37 | aanzitten, en bijkomende, zal hij hen dienen. ~
9023 Luk 12:38 | 38 En zo hij komt in de tweede nacht
9024 Luk 12:39 | welke ure de dief zou komen, hij zou gewaakt hebben, en zou
9025 Luk 12:43 | dienstknecht, welken zijn heer, als hij komt, zal vinden, alzo doende. ~
9026 Luk 12:44 | Waarlijk, Ik zeg ulieden, dat hij hem over al zijn goederen
9027 Luk 12:46 | komen ten dage, in welken hij hem niet verwacht, en ter
9028 Luk 12:46 | verwacht, en ter ure, die hij niet weet; en zal hem afscheiden,
9029 Luk 12:54 | 54 En Hij zeide ook tot de scharen:
9030 Luk 12:58 | verlost te worden; opdat hij misschien u niet voor den
9031 Luk 13:6 | 6 En Hij zeide deze gelijkenis: Een
9032 Luk 13:6 | geplant in zijn wijngaard; en hij kwam en zocht vrucht daarop,
9033 Luk 13:7 | 7 En hij zeide tot den wijngaardenier:
9034 Luk 13:7 | hem uit; waartoe beslaat hij ook onnuttelijk de aarde? ~
9035 Luk 13:8 | 8 En hij, antwoordende, zeide tot
9036 Luk 13:9 | 9 En indien hij vrucht zal voortbrengen,
9037 Luk 13:10 | 10 En Hij leerde op den sabbat in
9038 Luk 13:13 | 13 En Hij legde de handen op haar;
9039 Luk 13:17 | 17 En als Hij dit zeide, werden zij allen
9040 Luk 13:18 | 18 En Hij zeide: Wien is het Koninkrijk
9041 Luk 13:20 | 20 En Hij zeide wederom: Waarbij zal
9042 Luk 13:22 | 22 En Hij reisde van de ene stad en
9043 Luk 13:23 | weinigen, die zalig worden? En Hij zeide tot hen: ~
9044 Luk 13:25 | Heere, doe ons open! en Hij zal antwoorden en tot u
9045 Luk 13:27 | 27 En Hij zal zeggen: Ik zeg u, Ik
9046 Luk 13:32 | 32 En Hij zeide tot hen: Gaat heen,
9047 Luk 13:35 | zult zeggen: Gezegend is Hij, Die komt in den Naam des
9048 Luk 14:1 | 1 En het geschiedde, als Hij gekomen was in het huis
9049 Luk 14:4 | Maar zij zwegen stil. En Hij nam hem, en genas hem, en
9050 Luk 14:5 | 5 En Hij, hun antwoordende, zeide:
9051 Luk 14:7 | 7 En Hij zeide tot de genoden een
9052 Luk 14:9 | 9 En hij, komende, die u en hem genood
9053 Luk 14:10 | laatste plaats; opdat, wanneer hij komt, die u genood heeft,
9054 Luk 14:10 | komt, die u genood heeft, hij tot u zegge: Vriend, ga
9055 Luk 14:12 | 12 En Hij zeide ook tot dengene, die
9056 Luk 14:15 | deze dingen hoorde, zeide hij tot Hem: Zalig is hij, die
9057 Luk 14:15 | zeide hij tot Hem: Zalig is hij, die brood eet in het Koninkrijk
9058 Luk 14:16 | 16 Maar Hij zeide tot hem: Een zeker
9059 Luk 14:16 | een groot avondmaal, en hij noodde er velen. ~
9060 Luk 14:17 | 17 En hij zond zijn dienstknecht uit
9061 Luk 14:25 | scharen gingen met Hem; en Hij, Zich omkerende, zeide tot
9062 Luk 14:28 | overrekent de kosten, of hij ook heeft, hetgeen tot volmaking
9063 Luk 14:29 | Opdat niet misschien, als hij het fondament gelegd heeft,
9064 Luk 14:31 | neder, en beraadslaagt, of hij machtig is met tien duizend
9065 Luk 14:32 | 32 Anderszins zendt hij gezanten uit, terwijl degene
9066 Luk 14:33 | niet verlaat alles, wat hij heeft, die kan Mijn discipel
9067 Luk 15:3 | 3 En Hij sprak tot hen deze gelijkenis,
9068 Luk 15:4 | naar het verlorene, totdat hij hetzelve vinde? ~
9069 Luk 15:5 | 5 En als hij het gevonden heeft, legt
9070 Luk 15:5 | het gevonden heeft, legt hij het op zijn schouders, verblijd
9071 Luk 15:6 | En te huis komende, roept hij de vrienden en de geburen
9072 Luk 15:11 | 11 En Hij zeide: Een zeker mens had
9073 Luk 15:12 | goeds, dat mij toekomt. En hij deelde hun het goed. ~
9074 Luk 15:14 | 14 En als hij het alles verteerd had,
9075 Luk 15:14 | hongersnood in datzelve land, en hij begon gebrek te lijden. ~
9076 Luk 15:15 | 15 En hij ging heen, en voegde zich
9077 Luk 15:16 | 16 En hij begeerde zijn buik te vullen
9078 Luk 15:17 | zichzelven gekomen zijnde, zeide hij: Hoe vele huurlingen mijns
9079 Luk 15:20 | 20 En opstaande, ging hij naar zijn vader. En als
9080 Luk 15:20 | naar zijn vader. En als hij nog ver van hem was, zag
9081 Luk 15:24 | weder levend geworden; en hij was verloren, en is gevonden!
9082 Luk 15:25 | was in het veld; en als hij kwam, en het huis genaakte,
9083 Luk 15:25 | het huis genaakte, hoorde hij het gezang en het gerei, ~
9084 Luk 15:27 | gemeste kalf geslacht, omdat hij hem gezond weder ontvangen
9085 Luk 15:28 | 28 Maar hij werd toornig, en wilde niet
9086 Luk 15:29 | 29 Doch hij, antwoordende, zeide tot
9087 Luk 15:31 | 31 En hij zeide tot hem: Kind, gij
9088 Luk 15:32 | weder levend geworden; en hij was verloren, en is gevonden. ~ ~ ~
9089 Luk 16:1 | 1 En Hij zeide ook tot Zijn discipelen:
9090 Luk 16:2 | 2 En hij riep hem, en zeide tot hem:
9091 Luk 16:5 | 5 En hij riep tot zich een iegelijk
9092 Luk 16:6 | 6 En hij zeide: Honderd vaten olie.
9093 Luk 16:6 | Honderd vaten olie. En hij zeide tot hem: Neem uw handschrift,
9094 Luk 16:7 | 7 Daarna zeide hij tot een anderen: En gij,
9095 Luk 16:7 | hoeveel zijt gij schuldig? En hij zeide: Honderd mudden tarwe.
9096 Luk 16:7 | Honderd mudden tarwe. En hij zeide tot hem: Neem uw handschrift,
9097 Luk 16:8 | onrechtvaardigen rentmeester, omdat hij voorzichtiglijk gedaan had;
9098 Luk 16:13 | twee heren dienen; want of hij zal den enen haten, en den
9099 Luk 16:13 | den anderen liefhebben, of hij zal den enen aanhangen,
9100 Luk 16:15 | 15 En Hij zeide tot hen: Gij zijt
9101 Luk 16:23 | en werd begraven. En als hij in de hel zijn ogen ophief,
9102 Luk 16:23 | zijnde in de pijn, zag hij Abraham van verre, en Lazarus
9103 Luk 16:24 | 24 En hij riep en zeide: Vader Abraham,
9104 Luk 16:24 | mijner, en zend Lazarus, dat hij het uiterste zijns vingers
9105 Luk 16:25 | desgelijks het kwade; en nu wordt hij vertroost, en gij lijdt
9106 Luk 16:27 | 27 En hij zeide: Ik bid u dan, vader,
9107 Luk 16:28 | ik heb vijf broeders; dat hij hun dit betuige, opdat ook
9108 Luk 16:30 | 30 En hij zeide: Neen, vader Abraham,
9109 Luk 17:1 | 1 En Hij zeide tot de discipelen:
9110 Luk 17:2 | zijn hals gedaan ware, en hij in de zee geworpen, dan
9111 Luk 17:2 | de zee geworpen, dan dat hij een van deze kleinen zou
9112 Luk 17:4 | 4 En indien hij zevenmaal daags tegen u
9113 Luk 17:6 | en in de zee geplant, en hij zou u gehoorzaam zijn. ~
9114 Luk 17:7 | hoedende, die tot hem, als hij van den akker inkomt, terstond
9115 Luk 17:8 | 8 Maar zal hij niet tot hem zeggen: Bereid,
9116 Luk 17:9 | 9 Dankt hij ook denzelven dienstknecht
9117 Luk 17:9 | denzelven dienstknecht omdat hij gedaan heeft, hetgeen hem
9118 Luk 17:11 | 11 En het geschiedde, als Hij naar Jeruzalem reisde, dat
9119 Luk 17:11 | naar Jeruzalem reisde, dat Hij door het midden van Samaria
9120 Luk 17:12 | 12 En als Hij in een zeker vlek kwam,
9121 Luk 17:14 | 14 En als Hij hen zag, zeide Hij tot hen:
9122 Luk 17:14 | En als Hij hen zag, zeide Hij tot hen: Gaat heen en vertoont
9123 Luk 17:15 | een van hen, ziende, dat hij genezen was, keerde wederom,
9124 Luk 17:16 | 16 En hij viel op het aangezicht voor
9125 Luk 17:19 | 19 En Hij zeide tot hem: Sta op, en
9126 Luk 17:20 | Koninkrijk Gods komen zou, heeft Hij hun geantwoord en gezegd:
9127 Luk 17:22 | 22 En Hij zeide tot de discipelen:
9128 Luk 17:23 | Ziet hier, of ziet daar is Hij; gaat niet heen, en volgt
9129 Luk 17:25 | 25 Maar eerst moet Hij veel lijden, en verworpen
9130 Luk 17:37 | tot Hem: Waar, Heere? En Hij zeide tot hen: Waar het
9131 Luk 18:1 | 1 En Hij zeide ook een gelijkenis
9132 Luk 18:4 | 4 En hij wilde voor een langen tijd
9133 Luk 18:4 | niet; maar daarna zeide hij bij zichzelven: Hoewel ik
9134 Luk 18:7 | nacht tot Hem roepen, hoewel Hij lankmoedig is over hen? ~
9135 Luk 18:8 | 8 Ik zeg u, dat Hij hun haastelijk recht doen
9136 Luk 18:8 | de Zoon des mensen, als Hij komt, zal Hij ook geloof
9137 Luk 18:8 | mensen, als Hij komt, zal Hij ook geloof vinden op de
9138 Luk 18:9 | 9 En Hij zeide ook tot sommigen,
9139 Luk 18:15 | kinderkens tot Hem, opdat Hij die zou aanraken; en de
9140 Luk 18:21 | 21 En hij zeide: Al deze dingen heb
9141 Luk 18:23 | 23 Maar als hij dit hoorde, werd hij geheel
9142 Luk 18:23 | als hij dit hoorde, werd hij geheel droevig; want hij
9143 Luk 18:23 | hij geheel droevig; want hij was zeer rijk. ~
9144 Luk 18:24 | 24 Jezus nu, ziende, dat hij geheel droevig geworden
9145 Luk 18:27 | 27 En Hij zeide: De dingen, die onmogelijk
9146 Luk 18:29 | 29 En Hij zeide tot hen: Voorwaar,
9147 Luk 18:31 | 31 En Hij nam de twaalven bij Zich,
9148 Luk 18:32 | 32 Want Hij zal den heidenen overgeleverd
9149 Luk 18:32 | overgeleverd worden, en Hij zal bespot worden, en smadelijk
9150 Luk 18:33 | en ten derden dage zal Hij wederopstaan. ~
9151 Luk 18:35 | 35 En het geschiedde, als Hij nabij Jericho kwam, dat
9152 Luk 18:38 | 38 En hij riep, zeggende: Jezus, Gij
9153 Luk 18:39 | voorbijgingen, bestraften hem, opdat hij zwijgen zou; maar hij riep
9154 Luk 18:39 | opdat hij zwijgen zou; maar hij riep zoveel te meer: Zone
9155 Luk 18:40 | Hem brengen zou; en als hij nabij Hem gekomen was, vraagde
9156 Luk 18:40 | Hem gekomen was, vraagde Hij hem, ~
9157 Luk 18:41 | gij, dat Ik u doen zal? En hij zeide: Heere! dat ik ziende
9158 Luk 18:43 | 43 En terstond werd hij ziende, en volgde Hem, God
9159 Luk 19:2 | overste der tollenaren, en hij was rijk; ~
9160 Luk 19:3 | zocht Jezus te zien, wie Hij was; en kon niet vanwege
9161 Luk 19:3 | vanwege de schare, omdat hij klein van persoon was. ~
9162 Luk 19:4 | En vooruitlopende, klom hij op een wilden vijgeboom,
9163 Luk 19:4 | wilden vijgeboom, opdat hij Hem mocht zien; want Hij
9164 Luk 19:4 | hij Hem mocht zien; want Hij zou door dien weg voorbijgaan. ~
9165 Luk 19:5 | kwam, opwaarts ziende, zag Hij hem, en zeide tot hem: Zacheus!
9166 Luk 19:6 | 6 En hij haastte zich en kwam af,
9167 Luk 19:7 | murmureerden, zeggende: Hij is tot een zondigen man
9168 Luk 19:11 | zij dat hoorden, voegde Hij daarbij, en zeide een gelijkenis;
9169 Luk 19:11 | zeide een gelijkenis; omdat Hij nabij Jeruzalem was, en
9170 Luk 19:12 | 12 Hij zeide dan: Een zeker welgeboren
9171 Luk 19:13 | tien dienstknechten, gaf hij hun tien ponden, en zeide
9172 Luk 19:15 | En het geschiedde, toen hij wederkwam, als hij het koninkrijk
9173 Luk 19:15 | toen hij wederkwam, als hij het koninkrijk ontvangen
9174 Luk 19:15 | koninkrijk ontvangen had, dat hij zeide, dat die dienstknechten
9175 Luk 19:15 | zouden geroepen worden, wien hij het geld gegeven had; opdat
9176 Luk 19:15 | geld gegeven had; opdat hij weten mocht, wat een iegelijk
9177 Luk 19:17 | 17 En hij zeide tot hem: Wel, gij
9178 Luk 19:19 | 19 En hij zeide ook tot dezen: En
9179 Luk 19:22 | 22 Maar hij zeide tot hem: Uit uw mond
9180 Luk 19:24 | 24 En hij zeide tot degenen, die bij
9181 Luk 19:25 | zij zeiden tot hem: Heer, hij heeft tien ponden. ~
9182 Luk 19:26 | zal genomen worden ook wat hij heeft. ~
9183 Luk 19:28 | gezegd hebbende, reisde Hij voor hen heen, en ging op
9184 Luk 19:29 | 29 En het geschiedde, als Hij nabij Beth-fage en Bethanie
9185 Luk 19:29 | genaamd den Olijfberg, dat Hij twee van Zijn discipelen
9186 Luk 19:32 | zijnde, vonden het, gelijk Hij hun gezegd had. ~
9187 Luk 19:36 | 36 En als Hij voort reisde, spreidden
9188 Luk 19:37 | 37 En als Hij nu genaakte aan den afgang
9189 Luk 19:40 | 40 En Hij, antwoordende, zeide tot
9190 Luk 19:41 | 41 En als Hij nabij kwam, en de stad zag,
9191 Luk 19:41 | en de stad zag, weende Hij over haar, ~
9192 Luk 19:45 | zijnde in den tempel, begon Hij uit te drijven degenen,
9193 Luk 19:47 | 47 En Hij leerde dagelijks in den
9194 Luk 20:1 | in een van die dagen, als Hij in den tempel het volk leerde,
9195 Luk 20:2 | deze dingen doet; of wie Hij is, Die U deze macht heeft
9196 Luk 20:3 | 3 En Hij, antwoordende, zeide tot
9197 Luk 20:5 | zeggen: Uit den Hemel; zo zal Hij zeggen: Waarom hebt gij
9198 Luk 20:9 | 9 En Hij begon tot het volk deze
9199 Luk 20:9 | plantte een wijngaard, en hij verhuurde dien aan landlieden,
9200 Luk 20:10 | als het de tijd was, zond hij tot de landlieden een dienstknecht,
9201 Luk 20:11 | 11 En wederom zond hij nog een anderen dienstknecht;
9202 Luk 20:12 | 12 En wederom zond hij nog een derden; maar zij
9203 Luk 20:16 | 16 Hij zal komen en deze landlieden
9204 Luk 20:17 | 17 Maar Hij zag hen aan, en zeide: Wat
9205 Luk 20:18 | verpletterd worden, en op wien hij valt, dien zal hij vermorzelen. ~
9206 Luk 20:18 | wien hij valt, dien zal hij vermorzelen. ~
9207 Luk 20:19 | want zij verstonden, dat Hij deze gelijkenis tegen hen
9208 Luk 20:23 | 23 En Hij, hun arglistigheid bemerkende,
9209 Luk 20:24 | beeld en opschrift heeft hij? En zij, antwoordende, zeiden:
9210 Luk 20:25 | 25 En Hij zeide tot hen: Geeft dan
9211 Luk 20:28 | die een vrouw heeft, en hij sterft zonder kinderen,
9212 Luk 20:29 | eerste nam een vrouw, en hij stierf zonder kinderen. ~
9213 Luk 20:37 | bij het doornenbos, als hij den Heere noemt den God
9214 Luk 20:41 | 41 En Hij zeide tot hen: Hoe zeggen
9215 Luk 20:44 | Hem zijn Heere; en hoe is Hij zijn Zoon? ~
9216 Luk 20:45 | het volk het hoorde, zeide Hij tot Zijn discipelen:
9217 Luk 21:1 | 1 En opziende, zag Hij de rijken hun gaven in de
9218 Luk 21:2 | 2 En Hij zag ook een zekere arme
9219 Luk 21:3 | 3 En Hij zeide: Waarlijk, Ik zeg
9220 Luk 21:5 | zeiden van den tempel, dat hij met schonen stenen en begiftigingen
9221 Luk 21:5 | begiftigingen versierd was, zeide Hij: ~
9222 Luk 21:8 | 8 En Hij zeide: Ziet, dat gij niet
9223 Luk 21:10 | 10 Toen zeide Hij tot hen: Het ene volk zal
9224 Luk 21:29 | 29 En Hij zeide tot hen een gelijkenis:
9225 Luk 21:35 | Want gelijk een strik zal hij komen over al degenen, die
9226 Luk 21:37 | 37 Des daags nu was Hij lerende in de tempel; maar
9227 Luk 21:37 | tempel; maar des nachts ging Hij uit, en vernachtte op den
9228 Luk 22:4 | 4 En hij ging heen en sprak met de
9229 Luk 22:4 | overpriesters en de hoofdmannen, hoe hij Hem hun zou overleveren. ~
9230 Luk 22:6 | 6 En hij beloofde het, en zocht gelegenheid,
9231 Luk 22:8 | 8 En Hij zond Petrus en Johannes
9232 Luk 22:10 | 10 En Hij zeide tot hen: Ziet, als
9233 Luk 22:10 | volgt hem in het huis, daar hij ingaat. ~
9234 Luk 22:12 | 12 En hij zal u een grote toegeruste
9235 Luk 22:13 | heengaande, vonden het, gelijk Hij hun gezegd had, en bereidden
9236 Luk 22:14 | de ure gekomen was, zat Hij aan, en de twaalf apostelen
9237 Luk 22:15 | 15 En Hij zeide tot hen: Ik heb grotelijks
9238 Luk 22:17 | 17 En als Hij een drinkbeker genomen had,
9239 Luk 22:17 | had, en gedankt had, zeide Hij: Neemt dezen, en deelt hem
9240 Luk 22:19 | 19 En Hij nam brood, en als Hij gedankt
9241 Luk 22:19 | En Hij nam brood, en als Hij gedankt had, brak Hij het,
9242 Luk 22:19 | als Hij gedankt had, brak Hij het, en gaf het hun, zeggende:
9243 Luk 22:22 | wee dien mens, door welken Hij verraden wordt! ~
9244 Luk 22:25 | 25 En Hij zeide tot hen: De koningen
9245 Luk 22:33 | 33 En hij zeide tot Hem: Heere, ik
9246 Luk 22:34 | 34 Maar Hij zeide: Ik zeg u, Petrus,
9247 Luk 22:35 | 35 En Hij zeide tot hen: Als Ik u
9248 Luk 22:36 | 36 Hij zeide dan tot hen: Maar
9249 Luk 22:37 | volbracht worden, namelijk: En Hij is met de misdadigen gerekend.
9250 Luk 22:38 | zie hier twee zwaarden. En Hij zeide tot hen: Het is genoeg. ~
9251 Luk 22:39 | 39 En uitgaande, vertrok Hij, gelijk Hij gewoon was,
9252 Luk 22:39 | uitgaande, vertrok Hij, gelijk Hij gewoon was, naar den Olijfberg;
9253 Luk 22:40 | 40 En als Hij aan die plaats gekomen was,
9254 Luk 22:40 | plaats gekomen was, zeide Hij tot hen: Bidt, dat gij niet
9255 Luk 22:41 | 41 En Hij scheidde Zich van hen af,
9256 Luk 22:44 | zwaren strijd zijnde, bad Hij te ernstiger. En zijn zweet
9257 Luk 22:45 | 45 En als Hij van het gebed opgestaan
9258 Luk 22:45 | gebed opgestaan was, kwam Hij tot Zijn discipelen, en
9259 Luk 22:46 | 46 En Hij zeide tot hen: Wat slaapt
9260 Luk 22:47 | 47 En als Hij nog sprak, ziet daar een
9261 Luk 22:57 | 57 Maar hij verloochende Hem, zeggende:
9262 Luk 22:59 | ook deze was met Hem; want hij is ook een Galileer. ~
9263 Luk 22:60 | gij zegt. En terstond, als hij nog sprak, kraaide de haan. ~
9264 Luk 22:61 | het woord des Heeren, hoe Hij hem gezegd had: Eer de haan
9265 Luk 22:67 | Christus, zeg het ons. En Hij zeide tot hen: Indien Ik
9266 Luk 22:70 | Gij dan de Zoon Gods? En Hij zeide tot hen: Gij zegt,
9267 Luk 23:2 | te geven, zeggende, dat Hij Zelf Christus, de Koning
9268 Luk 23:3 | de Koning der Joden? En Hij antwoordde hem en zeide:
9269 Luk 23:5 | te sterker aan, zeggende: Hij beroert het volk, lerende
9270 Luk 23:6 | Galilea hoorde, vraagde hij, of die Mens een Galileer
9271 Luk 23:7 | 7 En verstaande, dat Hij uit het gebied van Herodes
9272 Luk 23:7 | gebied van Herodes was, zond hij Hem heen tot Herodes, die
9273 Luk 23:8 | Herodes Jezus zag, werd hij zeer verblijd; want hij
9274 Luk 23:8 | hij zeer verblijd; want hij was van over lang begerig
9275 Luk 23:8 | geweest Hem te zien, omdat hij veel van Hem hoorde; en
9276 Luk 23:9 | 9 En hij vraagde Hem met vele woorden;
9277 Luk 23:9 | Hem met vele woorden; doch Hij antwoordde hem niets. ~
9278 Luk 23:13 | bijeengeroepen had, zeide hij tot hen: ~
9279 Luk 23:17 | 17 En hij moest hun op het feest een
9280 Luk 23:22 | 22 En hij zeide ten derden male tot
9281 Luk 23:23 | groot geroep, eisende, dat Hij zou gekruist worden; en
9282 Luk 23:25 | 25 En hij liet hun los dengene, die
9283 Luk 23:25 | geeist hadden; maar Jezus gaf hij over tot hun wil. ~
9284 Luk 23:26 | legden hem het kruis op, dat hij het achter Jezus droeg. ~
9285 Luk 23:35 | zeggende: Anderen heeft Hij verlost, dat Hij nu Zichzelven
9286 Luk 23:35 | Anderen heeft Hij verlost, dat Hij nu Zichzelven verlosse,
9287 Luk 23:35 | Zichzelven verlosse, zo Hij is de Christus, de Uitverkorene
9288 Luk 23:42 | 42 En hij zeide tot Jezus: Heere,
9289 Luk 23:46 | beveel Ik Mijn geest. En als Hij dat gezegd had, gaf Hij
9290 Luk 23:46 | Hij dat gezegd had, gaf Hij den geest. ~
9291 Luk 23:47 | geschied was, verheerlijkte hij God, en zeide: Waarlijk,
9292 Luk 23:53 | 53 En als hij hetzelve afgenomen had,
9293 Luk 23:53 | hetzelve afgenomen had, wond hij dat in een fijn lijnwaad,
9294 Luk 24:6 | 6 Hij is hier niet, maar Hij is
9295 Luk 24:6 | 6 Hij is hier niet, maar Hij is opgestaan. Gedenkt, hoe
9296 Luk 24:6 | opgestaan. Gedenkt, hoe Hij tot u gesproken heeft, als
9297 Luk 24:6 | tot u gesproken heeft, als Hij nog in Galilea was, ~
9298 Luk 24:12 | graf, en nederbukkende, zag hij de linnen doeken, liggende
9299 Luk 24:17 | 17 En Hij zeide tot hen: Wat redenen
9300 Luk 24:19 | 19 En Hij zeide tot hen: Welke? En
9301 Luk 24:21 | 21 En wij hoopten, dat Hij was Degene, Die Israel verlossen
9302 Luk 24:23 | hadden, die zeggen, dat Hij leeft. ~
9303 Luk 24:25 | 25 En Hij zeide tot hen: O onverstandigen
9304 Luk 24:27 | van al de profeten, legde Hij hun uit, in al de Schriften,
9305 Luk 24:28 | daar zij naar toegingen; en Hij hield Zich, alsof Hij verder
9306 Luk 24:28 | en Hij hield Zich, alsof Hij verder gaan zou. ~
9307 Luk 24:29 | en de dag is gedaald. En Hij ging in, om met hen te blijven. ~
9308 Luk 24:30 | 30 En het geschiedde, als Hij met hen aanzat, nam Hij
9309 Luk 24:30 | Hij met hen aanzat, nam Hij het brood, en zegende het,
9310 Luk 24:30 | en zegende het, en als Hij het gebroken had, gaf Hij
9311 Luk 24:30 | Hij het gebroken had, gaf Hij het hun. ~
9312 Luk 24:31 | geopend, en zij kenden Hem; en Hij kwam weg uit hun gezicht. ~
9313 Luk 24:32 | niet brandende in ons, als Hij tot ons sprak op den weg,
9314 Luk 24:32 | sprak op den weg, en als Hij ons de Schriften opende? ~
9315 Luk 24:35 | weg geschied was, en hoe Hij hun bekend was geworden
9316 Luk 24:38 | 38 En Hij zeide tot hen: Wat zijt
9317 Luk 24:40 | 40 En als Hij dit zeide, toonde Hij hun
9318 Luk 24:40 | als Hij dit zeide, toonde Hij hun de handen en de voeten. ~
9319 Luk 24:41 | zich verwonderden, zeide Hij tot hen: Hebt gij hier iets
9320 Luk 24:43 | 43 En Hij nam het, en at het voor
9321 Luk 24:44 | 44 En Hij zeide tot hen: Dit zijn
9322 Luk 24:45 | 45 Toen opende Hij hun verstand, opdat zij
9323 Luk 24:50 | 50 En Hij leidde hen buiten tot aan
9324 Luk 24:50 | handen opheffende, zegende Hij hen. ~
9325 Luk 24:51 | 51 En het geschiedde, als Hij hen zegende, dat Hij van
9326 Luk 24:51 | als Hij hen zegende, dat Hij van hen scheidde, en werd
9327 Joha 1:8 | 8 Hij was het Licht niet, maar
9328 Joha 1:8 | maar was gezonden, opdat hij van het Licht getuigen zou. ~
9329 Joha 1:10 | 10 Hij was in de wereld, en de
9330 Joha 1:11 | 11 Hij is gekomen tot het Zijne,
9331 Joha 1:12 | aangenomen hebben, dien heeft Hij macht gegeven kinderen Gods
9332 Joha 1:15 | voor mij geworden, want Hij was eer dan ik. ~
9333 Joha 1:20 | 20 En hij beleed en loochende het
9334 Joha 1:21 | dan? Zijt gij Elias? En hij zeide: Ik ben die niet.
9335 Joha 1:21 | Zijt gij de profeet? En hij antwoordde: Neen. ~
9336 Joha 1:23 | 23 Hij zeide: Ik ben de stem des
9337 Joha 1:26 | Ik doop met water, maar Hij staat midden onder ulieden,
9338 Joha 1:30 | voor mij geworden is, want Hij was eer dan ik. ~
9339 Joha 1:31 | kende Hem niet; maar opdat Hij aan Israel zou geopenbaard
9340 Joha 1:36 | daar wandelende, zeide hij: Ziet, het Lam Gods! ~
9341 Joha 1:40 | 40 Hij zeide tot hen: Komt en ziet!
9342 Joha 1:40 | Zij kwamen en zagen, waar Hij woonde, en bleven dien dag
9343 Joha 1:43 | 43 En hij leidde hem tot Jezus. En
9344 Joha 1:52 | 52 En Hij zeide tot hem: Voorwaar,
9345 Joha 2:5 | tot de dienaars: Zo wat Hij ulieden zal zeggen, doet
9346 Joha 2:8 | 8 En Hij zeide tot hen: Schept nu,
9347 Joha 2:9 | geworden was, geproefd had (en hij wist niet, van waar de wijn
9348 Joha 2:12 | 12 Daarna ging Hij af naar Kapernaum, Hij,
9349 Joha 2:12 | ging Hij af naar Kapernaum, Hij, en Zijn moeder, en Zijn
9350 Joha 2:14 | 14 En Hij vond in den tempel, die
9351 Joha 2:15 | gemaakt hebbende, dreef Hij ze allen uit den tempel,
9352 Joha 2:15 | geld der wisselaren stortte Hij uit, en keerde de tafelen
9353 Joha 2:16 | 16 En Hij zeide tot degenen, die de
9354 Joha 2:21 | 21 Maar Hij zeide dit van den tempel
9355 Joha 2:22 | 22 Daarom, als Hij opgestaan was van de doden,
9356 Joha 2:22 | discipelen gedachtig, dat Hij dit tot hen gezegd had,
9357 Joha 2:23 | 23 En als Hij te Jeruzalem was, op het
9358 Joha 2:23 | ziende Zijn tekenen, die Hij deed. ~
9359 Joha 2:24 | hun Zichzelven niet, omdat Hij hen allen kende, ~
9360 Joha 2:25 | 25 En omdat Hij niet van node had, dat iemand
9361 Joha 2:25 | getuigen zou van den mens; want Hij Zelf wist, wat in den mens
9362 Joha 3:3 | iemand wederom geboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods
9363 Joha 3:4 | worden, nu oud zijnde? Kan hij ook andermaal in zijner
9364 Joha 3:5 | wordt uit water en Geest, hij kan in het Koninkrijk Gods
9365 Joha 3:8 | De wind blaast, waarheen hij wil, en gij hoort zijn geluid;
9366 Joha 3:8 | gij weet niet, van waar hij komt, en waar hij heen gaat;
9367 Joha 3:8 | van waar hij komt, en waar hij heen gaat; alzo is een iegelijk,
9368 Joha 3:16 | God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven
9369 Joha 3:17 | gezonden in de wereld, opdat Hij de wereld veroordelen zou,
9370 Joha 3:18 | alrede veroordeeld, dewijl hij niet heeft geloofd in den
9371 Joha 3:30 | 30 Hij moet wassen, maar ik minder
9372 Joha 3:32 | 32 En hetgeen Hij gezien en gehoord heeft,
9373 Joha 3:32 | gehoord heeft, dat getuigt Hij; en Zijn getuigenis neemt
9374 Joha 4:3 | 3 Zo verliet Hij Judea, en ging wederom heen
9375 Joha 4:4 | 4 En Hij moest door Samaria gaan. ~
9376 Joha 4:5 | 5 Hij kwam dan in een stad van
9377 Joha 4:10 | gave Gods kendet, en Wie Hij is, Die tot u zegt: Geef
9378 Joha 4:10 | van Hem hebben begeerd, en Hij zoude u levend water gegeven
9379 Joha 4:25 | zal gekomen zijn, zo zal Hij ons alle dingen verkondigen. ~
9380 Joha 4:27 | en verwonderden zich, dat Hij met een vrouw sprak. Nochtans
9381 Joha 4:32 | 32 Maar Hij zeide tot hen: Ik heb een
9382 Joha 4:39 | der vrouw, die getuigde: Hij heeft mij gezegd alles,
9383 Joha 4:40 | waren, baden zij Hem, dat Hij bij hen bleef; en Hij bleef
9384 Joha 4:40 | dat Hij bij hen bleef; en Hij bleef aldaar twee dagen. ~
9385 Joha 4:43 | En na de twee dagen ging Hij van daar en ging heen naar
9386 Joha 4:45 | 45 Als Hij dan in Galilea kwam, ontvingen
9387 Joha 4:45 | hebbende al de dingen, die Hij te Jeruzalem op het feest
9388 Joha 4:46 | te Kana in Galilea, waar Hij het water wijn gemaakt had.
9389 Joha 4:47 | tot Hem, en bad Hem, dat Hij afkwame, en zijn zoon gezond
9390 Joha 4:47 | zoon gezond maakte; want hij lag op zijn sterven. ~
9391 Joha 4:51 | 51 En als hij nu afging, kwamen hem zijn
9392 Joha 4:52 | 52 Zo vraagde hij dan van hen de ure, in welke
9393 Joha 4:53 | gezegd had: Uw zoon leeft. En hij geloofde zelf, en zijn gehele
9394 Joha 4:54 | Jezus wederom gedaan, als Hij uit Judea in Galilea gekomen
9395 Joha 5:4 | werd gezond, van wat ziekte hij ook bevangen was. ~
9396 Joha 5:6 | liggen, en wetende, dat hij nu langen tijd gelegen had,
9397 Joha 5:11 | 11 Hij antwoordde hun: Die mij
9398 Joha 5:13 | gemaakt was, wist niet, Wie Hij was; want Jezus was ontweken,
9399 Joha 5:16 | zochten Hem te doden, omdat Hij deze dingen op den sabbat
9400 Joha 5:18 | meer Hem te doden, omdat Hij niet alleen den sabbat brak,
9401 Joha 5:19 | Zichzelven doen, tenzij Hij den Vader dat ziet doen;
9402 Joha 5:20 | en toont Hem alles, wat Hij doet; en Hij zal Hem groter
9403 Joha 5:20 | alles, wat Hij doet; en Hij zal Hem groter werken tonen
9404 Joha 5:21 | ook de Zoon levend, Die Hij wil. ~
9405 Joha 5:26 | in Zichzelven, alzo heeft Hij ook den Zoon gegeven, het
9406 Joha 5:27 | gericht te houden, omdat Hij des mensen Zoon is. ~
9407 Joha 5:32 | dat de getuigenis, welke hij van Mij getuigt, waarachtig
9408 Joha 5:33 | tot Johannes gezonden, en hij heeft der waarheid getuigenis
9409 Joha 5:35 | 35 Hij was een brandende en lichtende
9410 Joha 5:38 | gelooft Dien niet, Dien Hij gezonden heeft. ~
9411 Joha 5:46 | zoudt gij Mij geloven; want hij heeft van Mij geschreven. ~
9412 Joha 6:2 | Zijn tekenen zagen, die Hij deed aan de kranken. ~
9413 Joha 6:6 | 6 (Doch dit zeide Hij, hem beproevende; want Hij
9414 Joha 6:6 | Hij, hem beproevende; want Hij wist Zelf, wat Hij doen
9415 Joha 6:6 | want Hij wist Zelf, wat Hij doen zou.) ~
9416 Joha 6:11 | gedankt hebbende, deelde Hij ze den discipelen, en de
9417 Joha 6:12 | zij verzadigd waren, zeide Hij tot Zijn discipelen: Vergadert
9418 Joha 6:15 | ontweek wederom op den berg, Hij Zelf alleen. ~
9419 Joha 6:20 | 20 Maar Hij zeide tot hen: Ik ben het;
9420 Joha 6:29 | gij gelooft in Hem, Dien Hij gezonden heeft. ~
9421 Joha 6:31 | woestijn; gelijk geschreven is: Hij gaf hun het brood uit den
9422 Joha 6:33 | 33 Want het Brood Gods is Hij, Die uit den hemel nederdaalt,
9423 Joha 6:39 | gezonden heeft, dat al wat Hij Mij gegeven heeft, Ik daaruit
9424 Joha 6:41 | murmureerden over Hem, omdat Hij gezegd had: Ik ben het Brood,
9425 Joha 6:59 | 59 Deze dingen zeide Hij in de synagoge, lerende
9426 Joha 6:62 | mensen zaagt opvaren, daar Hij te voren was? ~
9427 Joha 6:64 | die niet geloofden, en wie hij was, die Hem verraden zou. ~
9428 Joha 6:65 | 65 En Hij zeide: Daarom heb Ik u gezegd,
9429 Joha 6:71 | 71 En Hij zeide dit van Judas, Simons
9430 Joha 7:1 | wandelde Jezus in Galilea; want Hij wilde in Judea niet wandelen,
9431 Joha 7:9 | 9 En als Hij deze dingen tot hen gezegd
9432 Joha 7:9 | tot hen gezegd had, bleef Hij in Galilea. ~
9433 Joha 7:10 | opgegaan waren, toen ging Hij ook Zelf op tot het feest,
9434 Joha 7:11 | feest, en zeiden: Waar is Hij? ~
9435 Joha 7:12 | scharen. Sommigen zeiden: Hij is goed; en anderen zeiden:
9436 Joha 7:12 | anderen zeiden: Neen, maar Hij verleidt de schare. ~
9437 Joha 7:15 | Deze de Schriften, daar Hij ze niet geleerd heeft? ~
9438 Joha 7:26 | 26 En ziet, Hij spreekt vrijmoediglijk,
9439 Joha 7:27 | Dezen weten wij, van waar Hij is; maar de Christus, wanneer
9440 Joha 7:27 | maar de Christus, wanneer Hij komen zal, zo zal niemand
9441 Joha 7:27 | niemand weten, van waar Hij is. ~
9442 Joha 7:28 | Mijzelven niet gekomen, maar Hij is waarachtig, Die Mij gezonden
9443 Joha 7:29 | want Ik ben van Hem, en Hij heeft Mij gezonden. ~
9444 Joha 7:31 | Christus zal gekomen zijn, zal Hij ook meer tekenen doen dan
9445 Joha 7:35 | niet zullen vinden? Zal Hij tot de verstrooide Grieken
9446 Joha 7:36 | is dit voor een rede, die Hij gezegd heeft: Gij zult Mij
9447 Joha 7:39 | 39 (En dit zeide Hij van den Geest, Denwelken
9448 Joha 7:51 | heeft, en verstaat, wat hij doet? ~
9449 Joha 8:2 | En des morgens vroeg kwam Hij wederom in den tempel, en
9450 Joha 8:2 | nedergezeten zijnde, leerde Hij hen. ~
9451 Joha 8:7 | Hem bleven vragen, richtte Hij Zich op, en zeide tot hen:
9452 Joha 8:8 | wederom nederbukkende, schreef Hij in de aarde. ~
9453 Joha 8:22 | De Joden dan zeiden: Zal Hij ook Zichzelven doden, omdat
9454 Joha 8:22 | Zichzelven doden, omdat Hij zegt: Waar Ik heenga, kunt
9455 Joha 8:23 | 23 En Hij zeide tot hen: Gijlieden
9456 Joha 8:27 | Zij verstonden niet, dat Hij hun van den Vader sprak. ~
9457 Joha 8:30 | 30 Als Hij deze dingen sprak, geloofden
9458 Joha 8:42 | Mijzelven niet gekomen, maar Hij heeft Mij gezonden. ~
9459 Joha 8:44 | waarheid is in hem. Wanneer hij de leugen spreekt, zo spreekt
9460 Joha 8:44 | leugen spreekt, zo spreekt hij uit zijn eigen; want hij
9461 Joha 8:44 | hij uit zijn eigen; want hij is een leugenaar, en de
9462 Joha 8:56 | verheuging verlangd, opdat hij Mijn dag zien zou; en hij
9463 Joha 8:56 | hij Mijn dag zien zou; en hij heeft hem gezien, en is
9464 Joha 9:1 | 1 En voorbijgaande, zag Hij een mens, blind van de geboorte
9465 Joha 9:2 | deze, of zijn ouders, dat hij blind zou geboren worden? ~
9466 Joha 9:6 | Dit gezegd hebbende, spoog Hij op de aarde, en maakte slijk
9467 Joha 9:7 | overgezet wordt: uitgezonden). Hij dan ging heen en wies zich,
9468 Joha 9:8 | voren gezien hadden, dat hij blind was, zeiden: Is deze
9469 Joha 9:9 | 9 Anderen zeiden: Hij is het; en anderen: Hij
9470 Joha 9:9 | Hij is het; en anderen: Hij is hem gelijk. Hij zeide:
9471 Joha 9:9 | anderen: Hij is hem gelijk. Hij zeide: Ik ben het. ~
9472 Joha 9:11 | 11 Hij antwoordde en zeide: De
9473 Joha 9:12 | zeiden tot hem: Waar is Die? Hij zeide: Ik weet het niet. ~
9474 Joha 9:15 | vraagden hem ook wederom, hoe hij ziende geworden was. En
9475 Joha 9:15 | ziende geworden was. En hij zeide tot hen: Hij legde
9476 Joha 9:15 | was. En hij zeide tot hen: Hij legde slijk op mijn ogen,
9477 Joha 9:16 | Mens is van God niet, want Hij houdt den sabbat niet. Anderen
9478 Joha 9:17 | zegt gij van Hem; dewijl Hij uw ogen geopend heeft? En
9479 Joha 9:17 | uw ogen geopend heeft? En hij zeide: Hij is een Profeet. ~
9480 Joha 9:17 | geopend heeft? En hij zeide: Hij is een Profeet. ~
9481 Joha 9:18 | geloofden van hem niet, dat hij blind geweest was, en ziende
9482 Joha 9:19 | blind geboren is? Hoe ziet hij dan nu? ~
9483 Joha 9:20 | deze onze zoon is, en dat hij blind geboren is; ~
9484 Joha 9:21 | 21 Maar hoe hij nu ziet, weten wij niet;
9485 Joha 9:21 | geopend heeft, weten wij niet; hij heeft zijn ouderdom, vraagt
9486 Joha 9:21 | ouderdom, vraagt hemzelven; hij zal van zichzelven spreken. ~
9487 Joha 9:23 | Daarom zeiden zijn ouders: Hij heeft zijn ouderdom, vraagt
9488 Joha 9:25 | 25 Hij dan antwoordde en zeide:
9489 Joha 9:25 | antwoordde en zeide: Of Hij een zondaar is, weet ik
9490 Joha 9:26 | wederom tot hem: Wat heeft Hij u gedaan? Hoe heeft Hij
9491 Joha 9:26 | Hij u gedaan? Hoe heeft Hij uw ogen geopend? ~
9492 Joha 9:27 | 27 Hij antwoordde hun: Ik heb het
9493 Joha 9:29 | weten wij niet, van waar Hij is. ~
9494 Joha 9:30 | gij niet weet, van waar Hij is, en nochtans heeft Hij
9495 Joha 9:30 | Hij is, en nochtans heeft Hij mijn ogen geopend. ~
9496 Joha 9:31 | Zijn wil doet, dien hoort Hij. ~
9497 Joha 9:33 | Deze van God niet ware, Hij zou niets kunnen doen. ~
9498 Joha 9:35 | en hem vindende, zeide Hij tot hem: Gelooft gij in
9499 Joha 9:36 | 36 Hij antwoordde en zeide: Wie
9500 Joha 9:36 | antwoordde en zeide: Wie is Hij, Heere, opdat ik in Hem
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-10542 |