Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
hieuwen 10
hieven 16
higgajon 1
hij 10542
hijgen 2
hijgt 3
hijzelf 6
Frequency    [«  »]
13263 zijn
12370 in
11232 den
10542 hij
10527 een
10033 zal
9630 tot

Bijbel

IntraText - Concordances

hij

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-10542

      Book Chapter: Verse
9501 Joha 9:38 | 38 En hij zeide: Ik geloof, Heere! 9502 Joha 9:38 | zeide: Ik geloof, Heere! En hij aanbad Hem. ~ 9503 Joha 10:3 | schapen horen zijn stem; en hij roept zijn schapen bij name, 9504 Joha 10:4 | 4 En wanneer hij zijn schapen uitgedreven 9505 Joha 10:4 | uitgedreven heeft, zo gaat hij voor hen heen; en de schapen 9506 Joha 10:6 | verstonden niet, wat het was, dat Hij tot hen sprak. ~ 9507 Joha 10:9 | zal behouden worden; en hij zal ingaan en uitgaan, en 9508 Joha 10:10 | dief komt niet, dan opdat hij stele, en slachte, en verderve; 9509 Joha 10:13 | huurling vliedt, overmits hij een huurling is, en heeft 9510 Joha 10:20 | En velen van hen zeiden: hij heeft den duivel, en is 9511 Joha 10:39 | wederom Hem te grijpen, en Hij ontging uit hun hand. ~ 9512 Joha 10:40 | 40 En Hij ging wederom over de Jordaan, 9513 Joha 10:40 | Johannes eerst doopte; en Hij bleef aldaar. ~ 9514 Joha 11:6 | 6 Als Hij dan gehoord had, dat hij 9515 Joha 11:6 | Hij dan gehoord had, dat hij krank was, toen bleef Hij 9516 Joha 11:6 | hij krank was, toen bleef Hij nog twee dagen in de plaats, 9517 Joha 11:6 | dagen in de plaats, waar Hij was. ~ 9518 Joha 11:7 | 7 Daarna zeide Hij verder tot de discipelen: 9519 Joha 11:9 | den dag wandelt, zo stoot hij zich niet, overmits hij 9520 Joha 11:9 | hij zich niet, overmits hij het licht dezer wereld ziet; ~ 9521 Joha 11:10 | nacht wandelt, zo stoot hij zich, overmits het licht 9522 Joha 11:11 | 11 Dit sprak Hij; en daarna zeide Hij tot 9523 Joha 11:11 | sprak Hij; en daarna zeide Hij tot hen: Lazarus, onze vriend, 9524 Joha 11:12 | dan zeiden: Heere, indien hij slaapt, zo zal hij gezond 9525 Joha 11:12 | indien hij slaapt, zo zal hij gezond worden. ~ 9526 Joha 11:13 | dood; maar zij meenden, dat Hij sprak van de rust des slaaps. ~ 9527 Joha 11:17 | gekomen zijnde, vond, dat hij nu vier dagen in het graf 9528 Joha 11:24 | zeide tot Hem: Ik weet, dat hij opstaan zal in de opstanding 9529 Joha 11:25 | gelooft zal leven, al ware hij ook gestorven; ~ 9530 Joha 11:28 | De Meester is daar, en Hij roept u. ~ 9531 Joha 11:33 | 33 Jezus dan, als Hij haar zag wenen, en de Joden, 9532 Joha 11:36 | dan zeiden: Ziet, hoe lief Hij hem had! ~ 9533 Joha 11:37 | sommigen uit hen zeiden: Kon Hij, Die de ogen des blinden 9534 Joha 11:39 | gestorvenen, zeide tot Hem: Heere, hij riekt nu al, want hij heeft 9535 Joha 11:39 | Heere, hij riekt nu al, want hij heeft vier dagen aldaar 9536 Joha 11:43 | 43 En als Hij dit gezegd had, riep Hij 9537 Joha 11:43 | Hij dit gezegd had, riep Hij met grote stemme: Lazarus, 9538 Joha 11:51 | 51 En dit zeide hij niet uit zichzelven; maar, 9539 Joha 11:51 | deszelven jaars, profeteerde hij, dat Jezus sterven zou voor 9540 Joha 11:52 | voor dat volk, maar opdat Hij ook de kinderen Gods, die 9541 Joha 11:56 | Wat dunkt u? Dunkt u, dat Hij niet komen zal tot het feest? ~ 9542 Joha 11:57 | dat, zo iemand wist, waar Hij was, hij het zou te kennen 9543 Joha 11:57 | iemand wist, waar Hij was, hij het zou te kennen geven, 9544 Joha 12:1 | gestorven was geweest, welken Hij opgewekt had uit de doden. ~ 9545 Joha 12:6 | 6 En dit zeide hij, niet omdat hij bezorgd 9546 Joha 12:6 | dit zeide hij, niet omdat hij bezorgd was voor de armen, 9547 Joha 12:6 | voor de armen, maar omdat hij een dief was, en de beurs 9548 Joha 12:9 | der Joden verstond, dat Hij aldaar was; en zij kwamen, 9549 Joha 12:9 | Lazarus zouden zien, dien Hij uit de doden opgewekt had. ~ 9550 Joha 12:13 | riepen: Hosanna! Gezegend is Hij, Die komt in den Naam des 9551 Joha 12:13 | in den Naam des Heeren, Hij, Die is de Koning Israels! ~ 9552 Joha 12:17 | met Hem was, getuigde dat Hij Lazarus uit het graf geroepen, 9553 Joha 12:18 | overmits zij gehoord had, dat Hij dat teken gedaan had. ~ 9554 Joha 12:33 | 33 (En dit zeide Hij, betekenende, hoedanigen 9555 Joha 12:33 | betekenende, hoedanigen dood Hij sterven zou.) ~ 9556 Joha 12:35 | wandelt, weet niet, waar hij heengaat. ~ 9557 Joha 12:36 | Jezus; en weggaande verborg Hij Zich van hen. ~ 9558 Joha 12:37 | 37 En hoewel Hij zovele tekenen voor hen 9559 Joha 12:38 | profeet, vervuld werd, dat hij gesproken heeft: Heere, 9560 Joha 12:40 | 40 Hij heeft hun ogen verblind, 9561 Joha 12:41 | 41 Dit zeide Jesaja, toen hij Zijn heerlijkheid zag, en 9562 Joha 13:1 | Zijn ure gekomen was, dat Hij uit deze wereld zou overgaan 9563 Joha 13:1 | overgaan tot den Vader, alzo Hij de Zijnen, die in de wereld 9564 Joha 13:1 | liefgehad had, zo heeft Hij hen liefgehad tot het einde. ~ 9565 Joha 13:2 | Iskariot, gegeven had, dat hij Hem verraden zou), ~ 9566 Joha 13:3 | handen gegeven had, en dat Hij van God uitgegaan was, en 9567 Joha 13:5 | 5 Daarna goot Hij water in het bekken, en 9568 Joha 13:5 | den linnen doek, waarmede Hij omgord was. ~ 9569 Joha 13:6 | 6 Hij dan kwam tot Simon Petrus; 9570 Joha 13:11 | 11 Want Hij wist, wie Hem verraden zou; 9571 Joha 13:11 | verraden zou; daarom zeide Hij: Gij zijt niet allen rein. ~ 9572 Joha 13:12 | 12 Als Hij dan hun voeten gewassen, 9573 Joha 13:12 | klederen genomen had, zat Hij wederom aan, en zeide tot 9574 Joha 13:22 | elkander, twijfelende, van wien Hij dat zeide. ~ 9575 Joha 13:24 | Petrus dan wenkte dezen, dat hij vragen zou, wie hij toch 9576 Joha 13:24 | dat hij vragen zou, wie hij toch ware, van welken Hij 9577 Joha 13:24 | hij toch ware, van welken Hij dit zeide. ~ 9578 Joha 13:26 | ingedoopt heb, geven zal. En als Hij de bete ingedoopt had, gaf 9579 Joha 13:26 | bete ingedoopt had, gaf Hij ze Judas, Simons zoon, Iskariot. ~ 9580 Joha 13:28 | dergenen, die aanzaten, waartoe Hij hem dat zeide. ~ 9581 Joha 13:29 | hebben tot het feest, of, dat hij den armen wat geven zou. ~ 9582 Joha 13:30 | 30 Hij dan, de bete genomen hebbende, 9583 Joha 13:31 | 31 Als hij dan uitgegaan was, zeide 9584 Joha 13:32 | verheerlijken in Zichzelven, en Hij zal Hem terstond verheerlijken. ~ 9585 Joha 14:12 | werken, die Ik doe, zal hij ook doen, en zal meerder 9586 Joha 14:16 | zal den Vader bidden, en Hij zal u een anderen Trooster 9587 Joha 14:16 | anderen Trooster geven, opdat Hij bij u blijve in der eeuwigheid; ~ 9588 Joha 14:17 | maar gij kent Hem; want Hij blijft bij ulieden, en zal 9589 Joha 15:2 | vrucht draagt, die neemt Hij weg; en al wie vrucht draagt, 9590 Joha 15:2 | vrucht draagt, die reinigt Hij, opdat zij meer vrucht drage. ~ 9591 Joha 15:16 | begeren zult in Mijn Naam, Hij u dat geve. ~ 9592 Joha 16:13 | namelijk de Geest der waarheid, Hij zal u in al de waarheid 9593 Joha 16:13 | de waarheid leiden; want Hij zal van Zichzelven niet 9594 Joha 16:13 | niet spreken, maar zo wat Hij zal gehoord hebben, zal 9595 Joha 16:13 | zal gehoord hebben, zal Hij spreken, en de toekomende 9596 Joha 16:13 | de toekomende dingen zal Hij u verkondigen. ~ 9597 Joha 16:14 | Mij verheerlijken; want Hij zal het uit het Mijne nemen, 9598 Joha 16:15 | daarom heb Ik gezegd, dat Hij het uit het Mijne zal nemen, 9599 Joha 16:17 | elkander: Wat is dit, dat Hij tot ons zegt: Een kleinen 9600 Joha 16:18 | zeiden dan: Wat is dit, dat Hij zegt: Een kleinen tijd? 9601 Joha 16:18 | tijd? Wij weten niet, wat Hij zegt. ~ 9602 Joha 16:23 | bidden in Mijn Naam, dat zal Hij u geven. ~ 9603 Joha 17:1 | heeft Jezus gesproken, en Hij hief Zijn ogen op naar den 9604 Joha 17:2 | wat Gij Hem gegeven hebt, Hij hun het eeuwige leven geve. ~ 9605 Joha 18:1 | waar een hof was, in welken Hij ging, en Zijn discipelen. ~ 9606 Joha 18:6 | 6 Als Hij dan tot hen zeide: Ik ben 9607 Joha 18:7 | 7 Hij vraagde hun dan wederom: 9608 Joha 18:9 | vervuld zou worden, dat Hij gezegd had: Uit degenen, 9609 Joha 18:13 | henen, eerst tot Annas; want hij was de vrouws vader van 9610 Joha 18:17 | discipelen van dezen Mens? Hij zeide: Ik ben niet. ~ 9611 Joha 18:22 | 22 En als Hij dit zeide, gaf een van de 9612 Joha 18:25 | niet uit Zijn discipelen? Hij loochende het, en zeide: 9613 Joha 18:32 | Jezus vervuld wierd, dat Hij gezegd had, betekenende, 9614 Joha 18:32 | betekenende, hoedanigen dood Hij sterven zoude. ~ 9615 Joha 18:38 | Wat is waarheid? En als hij dat gezegd had, ging hij 9616 Joha 18:38 | hij dat gezegd had, ging hij wederom uit tot de Joden, 9617 Joha 19:7 | wet, en naar onze wet moet Hij sterven, want Hij heeft 9618 Joha 19:7 | wet moet Hij sterven, want Hij heeft Zichzelven Gods Zoon 9619 Joha 19:8 | dan dit woord hoorde, werd hij meer bevreesd; ~ 9620 Joha 19:13 | dit woord hoorde, bracht hij Jezus uit, en zat neder 9621 Joha 19:14 | omtrent de zesde ure; en hij zeide tot de Joden: Ziet, 9622 Joha 19:16 | 16 Toen gaf hij Hem dan hun over, opdat 9623 Joha 19:16 | Hem dan hun over, opdat Hij gekruist zou worden. En 9624 Joha 19:17 | 17 En Hij, dragende Zijn kruis, ging 9625 Joha 19:21 | Koning der Joden; maar, dat Hij gezegd heeft: Ik ben de 9626 Joha 19:26 | moeder, en den discipel, dien Hij liefhad, daarbij staande, 9627 Joha 19:27 | 27 Daarna zeide Hij tot den discipel: Zie, uw 9628 Joha 19:30 | edik genomen had, zeide Hij: Het is volbracht! En het 9629 Joha 19:33 | Jezus, als zij zagen, dat Hij nu gestorven was, zo braken 9630 Joha 19:35 | getuigenis is waarachtig; en hij weet, dat hij zegt, hetgeen 9631 Joha 19:35 | waarachtig; en hij weet, dat hij zegt, hetgeen waar is, opdat 9632 Joha 19:38 | Joden), bad Pilatus, dat hij mocht het lichaam van Jezus 9633 Joha 19:38 | en Pilatus liet het toe. Hij dan ging en nam het lichaam 9634 Joha 19:41 | er was in de plaats, waar Hij gekruist was, een hof, en 9635 Joha 20:5 | 5 En als hij nederbukte, zag hij de doeken 9636 Joha 20:5 | als hij nederbukte, zag hij de doeken liggen; nochtans 9637 Joha 20:5 | doeken liggen; nochtans ging hij er niet in. ~ 9638 Joha 20:7 | Zijn hoofd geweest was, zag hij niet bij de doeken liggen, 9639 Joha 20:9 | nog de Schrift niet, dat Hij van de doden moest opstaan. ~ 9640 Joha 20:18 | Heere gezien had, en dat Hij haar dit gezegd had. ~ 9641 Joha 20:20 | gezegd hebbende, toonde Hij hun Zijn handen en Zijn 9642 Joha 20:22 | 22 En als Hij dit gezegd had, blies Hij 9643 Joha 20:22 | Hij dit gezegd had, blies Hij op hen, en zeide tot hen: 9644 Joha 20:25 | hebben den Heere gezien. Doch hij zeide tot hen: Indien ik 9645 Joha 20:27 | 27 Daarna zeide Hij tot Thomas: Breng uw vinger 9646 Joha 21:1 | de zee van Tiberias. En Hij openbaarde Zich aldus: ~ 9647 Joha 21:6 | 6 En Hij zeide tot hen: Werpt het 9648 Joha 21:7 | omgordde het opperkleed (want hij was naakt), en wierp zichzelven 9649 Joha 21:14 | discipelen geopenbaard is, nadat Hij van de doden opgewekt was. ~ 9650 Joha 21:15 | gij Mij liever dan dezen? Hij zeide tot Hem: Ja, Heere! 9651 Joha 21:15 | weet, dat ik U liefheb. Hij zeide tot hem: Weid Mijn 9652 Joha 21:16 | 16 Hij zeide wederom tot hem ten 9653 Joha 21:16 | Jonas, hebt gij Mij lief? Hij zeide tot Hem: Ja, Heere, 9654 Joha 21:16 | weet, dat ik U liefheb. Hij zeide tot hem: Hoed Mijn 9655 Joha 21:17 | 17 Hij zeide tot hem ten derden 9656 Joha 21:17 | Petrus werd bedroefd, omdat Hij ten derden maal tot hem 9657 Joha 21:19 | 19 En dit zeide Hij, betekenende, met hoedanigen 9658 Joha 21:19 | betekenende, met hoedanigen dood hij God verheerlijken zou. En 9659 Joha 21:19 | gesproken hebbende, zeide Hij tot hem: Volg Mij. ~ 9660 Joha 21:21 | Petrus dezen zag, zeide hij tot Jezus: Heere, maar wat 9661 Joha 21:22 | hem: Indien Ik wil, dat hij blijve, totdat Ik kome, 9662 Joha 21:23 | tot hem niet gezegd, dat hij niet sterven zou, maar: 9663 Joha 21:23 | maar: Indien Ik wil, dat hij blijve, totdat Ik kome, 9664 Hand 1:2 | Tot op den dag, in welken Hij opgenomen is, nadat Hij 9665 Hand 1:2 | Hij opgenomen is, nadat Hij door den Heiligen Geest 9666 Hand 1:2 | Geest aan de apostelen, die Hij uitverkoren had, bevelen 9667 Hand 1:3 | 3 Aan welke Hij ook, nadat Hij geleden had, 9668 Hand 1:3 | Aan welke Hij ook, nadat Hij geleden had, Zichzelven 9669 Hand 1:4 | 4 En als Hij met hen vergaderd was, beval 9670 Hand 1:4 | hen vergaderd was, beval Hij hun, dat zij van Jeruzalem 9671 Hand 1:4 | des Vaders, die gij, zeide Hij, van Mij gehoord hebt. ~ 9672 Hand 1:7 | 7 En Hij zeide tot hen: Het komt 9673 Hand 1:9 | 9 En als Hij dit gezegd had, werd Hij 9674 Hand 1:9 | Hij dit gezegd had, werd Hij opgenomen, daar zij het 9675 Hand 1:10 | den hemel hielden, terwijl Hij heenvoer, ziet, twee mannen 9676 Hand 1:17 | 17 Want hij was met ons gerekend, en 9677 Hand 1:22 | tot den dag toe, in welken Hij van ons opgenomen is, een 9678 Hand 1:25 | Judas afgeweken is, dat hij heenging in zijn eigen plaats. ~ 9679 Hand 1:26 | lot viel op Matthias, en hij werd met gemene toestemming 9680 Hand 2:24 | het niet mogelijk was, dat Hij van denzelven dood zou gehouden 9681 Hand 2:25 | allen tijd voor mij; want Hij is aan mijn rechter hand, 9682 Hand 2:29 | den patriarch David, dat hij beide gestorven en begraven 9683 Hand 2:30 | 30 Alzo hij dan een profeet was, en 9684 Hand 2:30 | met ede gezworen had, dat hij uit de vrucht zijner lenden, 9685 Hand 2:31 | 31 Zo heeft hij, dit voorziende, gesproken 9686 Hand 2:33 | 33 Hij dan, door de rechter hand 9687 Hand 2:34 | opgevaren in de hemelen; maar hij zegt: De Heere heeft gesproken 9688 Hand 2:40 | andere woorden betuigde hij, en vermaande hen, zeggende: 9689 Hand 3:3 | zouden ingaan, bad, dat hij een aalmoes mocht ontvangen. ~ 9690 Hand 3:5 | 5 En hij hield de ogen op hen, verwachtende, 9691 Hand 3:5 | op hen, verwachtende, dat hij iets van hen zou ontvangen. ~ 9692 Hand 3:7 | bij de rechterhand richtte hij hem op, en terstond werden 9693 Hand 3:8 | 8 En hij, opspringende, stond en 9694 Hand 3:10 | 10 En zij kenden hem, dat hij die was, die om een aalmoes 9695 Hand 3:13 | aangezicht van Pilatus, als hij oordeelde, dat men Hem zoude 9696 Hand 3:18 | heeft alzo vervuld, hetgeen Hij door den mond van al Zijn 9697 Hand 3:20 | 20 En Hij gezonden zal hebben Jezus 9698 Hand 3:22 | gij horen, in alles, wat Hij tot u spreken zal. ~ 9699 Hand 3:26 | eerst tot u gezonden, dat Hij ulieden zegenen zou, daarin 9700 Hand 3:26 | zegenen zou, daarin dat Hij een iegelijk van u afkere 9701 Hand 4:9 | mens geschied, waardoor hij gezond geworden is; ~ 9702 Hand 4:32 | zeide, dat iets van hetgeen hij had, zijn eigen ware, maar 9703 Hand 4:37 | 37 Alzo hij een akker had, verkocht 9704 Hand 5:4 | 4 En hij, de ogen op hem houdende, 9705 Hand 5:4 | zeide: Wat is het Heere? En hij zeide tot hem: Uw gebeden 9706 Hand 5:7 | sprak, weggegaan was, riep hij twee van zijn huisknechten, 9707 Hand 5:8 | 8 En als hij hun alles verhaald had, 9708 Hand 5:8 | alles verhaald had, zond hij hen naar Joppe. ~ 9709 Hand 5:10 | 10 En hij werd hongerig, en begeerde 9710 Hand 5:11 | 11 En hij zag den hemel geopend, en 9711 Hand 5:17 | gezicht mocht zijn, dat hij gezien had, ziet, de mannen, 9712 Hand 5:22 | een heiligen engel, dat hij u zou ontbieden te zijnen 9713 Hand 5:22 | te zijnen huize, en dat hij van u woorden der zaligheid 9714 Hand 5:23 | 23 Als hij hen dan ingeroepen had, 9715 Hand 5:23 | ingeroepen had, ontving hij ze in huis. Doch des anderen 9716 Hand 5:25 | aan zijn voeten, aanbad hij. ~ 9717 Hand 5:27 | met hem sprekende, ging hij in, en vond er velen, die 9718 Hand 5:28 | 28 En hij zeide tot hen: Gij weet, 9719 Hand 5:36 | 36 Dit is het woord, dat Hij gezonden heeft den kinderen 9720 Hand 5:39 | getuigen van al hetgeen Hij gedaan heeft, beide in het 9721 Hand 5:40 | derden dage, en gegeven, dat Hij openbaar zou worden; ~ 9722 Hand 5:41 | gedronken hebben, nadat Hij uit de doden opgestaan was. ~ 9723 Hand 5:42 | prediken, en te betuigen, dat Hij is Degene, Die van God verordend 9724 Hand 5:48 | 48 En hij beval, dat zij zouden gedoopt 9725 Hand 5:48 | Toen baden zij hem, dat hij enige dagen bij hen wilde 9726 Hand 6:13 | 13 En hij heeft ons verhaald, hoe 9727 Hand 6:13 | heeft ons verhaald, hoe hij een engel gezien had, die 9728 Hand 6:16 | het woord des Heeren, hoe Hij zeide: Johannes doopte wel 9729 Hand 6:22 | zonden Barnabas uit, dat hij het land doorging tot Antiochie 9730 Hand 6:24 | 24 Want hij was een goed man, en vol 9731 Hand 6:25 | Saulus te zoeken; en als hij hem gevonden had, bracht 9732 Hand 6:25 | hem gevonden had, bracht hij hem te Antiochie. ~ 9733 Hand 6:32 | 2 En hij doodde Jakobus, den broeder 9734 Hand 6:33 | 3 En toen hij zag, dat het den Joden behagelijk 9735 Hand 6:33 | Joden behagelijk was, voer hij voort, om ook Petrus te 9736 Hand 6:34 | Denwelken ook gegrepen hebbende, hij in de gevangenis zette, 9737 Hand 6:37 | zijde van Petrus, wekte hij hem op, zeggende: Sta haastelijk 9738 Hand 6:38 | bind uw schoenzolen aan. En hij deed alzo. En hij zeide 9739 Hand 6:38 | aan. En hij deed alzo. En hij zeide tot hem: Werp uw mantel 9740 Hand 6:39 | 9 En uitgaande volgde hij hem, en wist niet, dat het 9741 Hand 6:39 | den engel geschiedde, maar hij meende, dat hij een gezicht 9742 Hand 6:39 | geschiedde, maar hij meende, dat hij een gezicht zag. ~ 9743 Hand 6:42 | 12 En als hij alles overlegd had, ging 9744 Hand 6:42 | alles overlegd had, ging hij naar het huis van Maria, 9745 Hand 6:47 | 17 En als hij hen met de hand gewenkt 9746 Hand 6:47 | zwijgen zouden, verhaalde hij hun, hoe hem de Heere uit 9747 Hand 6:47 | Jakobus en de broederen. En hij uitgegaan zijnde, reisde 9748 Hand 6:49 | ondervraagd had, gebood hij, dat zij weggeleid zouden 9749 Hand 6:49 | weggeleid zouden worden. En hij vertrok van Judea naar Cesarea, 9750 Hand 6:53 | engel des Heeren, daarom dat hij Gode de eer niet gaf; en 9751 Hand 6:53 | Gode de eer niet gaf; en hij werd van de wormen gegeten, 9752 Hand 7:11 | en rondom gaande, zocht hij, die hem met de hand mochten 9753 Hand 7:12 | geschied was, toen geloofde hij, verslagen zijnde over de 9754 Hand 7:19 | in het land Kanaan, heeft Hij hun door het lot het land 9755 Hand 7:20 | vierhonderd en vijftig jaren, gaf Hij hun rechters, tot op Samuel, 9756 Hand 7:22 | afgezet hebbende, verwekte Hij hun David tot een koning; 9757 Hand 7:22 | tot een koning; denwelken Hij ook getuigenis gaf, en zeide: 9758 Hand 7:25 | den loop vervulde, zeide hij: Wien meent gijlieden, dat 9759 Hand 7:25 | Christus niet; maar ziet, Hij komt na mij, Wien ik niet 9760 Hand 7:28 | van Pilatus begeerd, dat Hij zou gedood worden. ~ 9761 Hand 7:32 | aan ons, hun kinderen, als Hij Jezus verwekt heeft. ~ 9762 Hand 7:34 | 34 En dat Hij Hem uit de doden heeft opgewekt, 9763 Hand 7:34 | heeft opgewekt, alzo dat Hij niet meer zal tot verderving 9764 Hand 7:34 | verderving keren, heeft Hij aldus gezegd: Ik zal ulieden 9765 Hand 7:35 | 35 Waarom hij ook in een anderen psalm 9766 Hand 7:36 | 36 Want David, als hij in zijn tijd den raad Gods 9767 Hand 7:37 | 37 Maar Hij, Dien God opgewekt heeft, 9768 Hand 8:9 | houdende, en ziende, dat hij geloof had om gezond te 9769 Hand 8:10 | Sta recht op uw voeten! En hij sprong op en wandelde. ~ 9770 Hand 8:12 | Paulus Mercurius, omdat hij het woord voerde. ~ 9771 Hand 8:13 | die voor hun stad was, als hij ossen en kransen aan de 9772 Hand 8:13 | voorpoorten gebracht had, wilde hij offeren met de scharen. ~ 9773 Hand 8:17 | 17 Hoewel Hij nochtans Zichzelven niet 9774 Hand 8:19 | buiten de stad, menende, dat hij dood was. ~ 9775 Hand 8:20 | discipelen omringd hadden, stond hij op, en kwam in de stad; 9776 Hand 8:20 | en des anderen daags ging hij met Barnabas uit naar Derbe. ~ 9777 Hand 8:27 | met hen gedaan had, en dat Hij den heidenen de deur des 9778 Hand 9:21 | stad, die hem prediken, en hij wordt op elken sabbat in 9779 Hand 9:41 | 41 En hij doorreisde Syrie en Cilicie, 9780 Hand 10:1 | 1 En hij kwam te Derbe en Lystre. 9781 Hand 10:3 | dat met hem zou reizen; en hij nam en besneed hem, om der 9782 Hand 10:3 | kenden allen zijn vader, dat hij een Griek was. ~ 9783 Hand 10:10 | 10 Als hij nu dit gezicht gezien had, 9784 Hand 10:18 | gij van haar uitgaat. En hij ging uit ter zelfder ure. ~ 9785 Hand 10:23 | geboden den stokbewaarder, dat hij hen zekerlijk bewaren zou. ~ 9786 Hand 10:29 | 29 En als hij licht geeist had, sprong 9787 Hand 10:29 | licht geeist had, sprong hij in, en werd zeer bevende, 9788 Hand 10:30 | gebracht hebbende, zeide hij: Lieve heren, wat moet ik 9789 Hand 10:33 | 33 En hij nam hen tot zich in dezelve 9790 Hand 10:33 | hen van de striemen; en hij werd terstond gedoopt, en 9791 Hand 10:34 | 34 En hij bracht hen in zijn huis, 9792 Hand 10:34 | en verheugde zich, dat hij met al zijn huis aan God 9793 Hand 11:2 | 2 En Paulus, gelijk hij gewoon was, ging tot hen 9794 Hand 11:2 | sabbatten lang handelde hij met hen uit de Schriften, ~ 9795 Hand 11:3 | Christus, Dien ik, zeide hij, ulieden verkondige. ~ 9796 Hand 11:14 | stonde aan Paulus weg, dat hij ging als naar de zee; maar 9797 Hand 11:17 | 17 Hij handelde dan in de synagoge 9798 Hand 11:18 | zeggen? Maar anderen zeiden: Hij schijnt een verkondiger 9799 Hand 11:18 | van vreemde goden; omdat hij hun Jezus en de opstanding 9800 Hand 11:25 | als iets behoevende, alzo Hij Zelf allen het leven en 9801 Hand 11:27 | en vinden mochten; hoewel Hij niet verre is van een iegelijk 9802 Hand 11:31 | 31 Daarom dat Hij een dag gesteld heeft, op 9803 Hand 11:31 | gesteld heeft, op welken Hij den aardbodem rechtvaardiglijk 9804 Hand 11:31 | oordelen, door een Man, Dien Hij daartoe geordineerd heeft, 9805 Hand 11:31 | doende aan allen, dewijl Hij Hem uit de doden opgewekt 9806 Hand 12:2 | Rome vertrekken zouden), en hij ging tot hen; ~ 9807 Hand 12:3 | 3 En omdat hij van hetzelfde handwerk was, 9808 Hand 12:3 | hetzelfde handwerk was, bleef hij bij hen, en wrocht; want 9809 Hand 12:4 | 4 En hij handelde op elken sabbat 9810 Hand 12:6 | wederstonden en lasterden, schudde hij zijn klederen af, en zeide 9811 Hand 12:7 | daar gegaan zijnde, kwam hij in het huis van een man, 9812 Hand 12:11 | 11 En hij onthield zich aldaar een 9813 Hand 12:16 | 16 En hij dreef hen weg van den rechterstoel. ~ 9814 Hand 12:18 | dagen gebleven was, nam hij afscheid van de broederen, 9815 Hand 12:18 | geschoren hebbende; want hij had een gelofte gedaan. ~ 9816 Hand 12:19 | 19 En hij kwam te Efeze aan, en liet 9817 Hand 12:19 | en liet hen aldaar; maar hij ging in de synagoge, en 9818 Hand 12:20 | 20 En als zij baden, dat hij langer bij hen blijven zoude, 9819 Hand 12:20 | blijven zoude, bewilligde hij het niet. ~ 9820 Hand 12:21 | 21 Maar hij nam afscheid van hen, zeggende: 9821 Hand 12:21 | wederkeren, zo God wil. En hij voer weg van Efeze. ~ 9822 Hand 12:22 | 22 En als hij te Cesarea was gekomen, 9823 Hand 12:22 | Cesarea was gekomen, ging hij op naar Jeruzalem, en de 9824 Hand 12:22 | Gemeente gegroet hebbende, ging hij af naar Antiochie. ~ 9825 Hand 12:23 | 23 En als hij aldaar enige tijd geweest 9826 Hand 12:23 | enige tijd geweest was, ging hij weg, en doorreisde vervolgens 9827 Hand 12:25 | zijnde van geest, sprak hij en leerde naarstiglijk de 9828 Hand 12:27 | 27 En als hij wilde naar Achaje reizen, 9829 Hand 12:28 | 28 Want hij overtuigde de Joden met 9830 Hand 13:2 | 2 Zeide hij tot hen: Hebt gij den Heiligen 9831 Hand 13:3 | 3 En hij zeide tot hen: Waarin zijt 9832 Hand 13:8 | 8 En hij ging in de synagoge, en 9833 Hand 13:9 | Heeren voor de menigte, week hij van hen, en scheidde de 9834 Hand 13:22 | 22 En als hij naar Macedonie gezonden 9835 Hand 13:22 | Timotheus en Erastus, bleef hij zelf een tijd lang in Azie. ~ 9836 Hand 13:25 | 25 Welke hij samenvergaderd hebbende, 9837 Hand 13:31 | zonden tot hem, en baden, dat hij zichzelven op de schouwplaats 9838 Hand 13:34 | als zij verstonden, dat hij een Jood was, werd er een 9839 Hand 13:35 | schare gestild had, zeide hij: Gij mannen van Efeze! wat 9840 Hand 13:40 | dit gezegd hebbende, liet hij de vergadering gaan. ~  ~ 9841 Hand 14:2 | 2 En als hij die delen doorgereisd, en 9842 Hand 14:2 | redenen vermaand had, kwam hij in Griekenland. ~ 9843 Hand 14:3 | 3 En als hij aldaar drie maanden overgebracht 9844 Hand 14:3 | lagen gelegd werden, als hij naar Syrie zoude varen, 9845 Hand 14:3 | Syrie zoude varen, zo werd hij van zin weder te keren door 9846 Hand 14:7 | anderen daags verreizen; en hij strekte zijne rede uit tot 9847 Hand 14:10 | en hem omvangende, zeide hij: Weest niet beroerd; want 9848 Hand 14:11 | 11 En als hij weder boven gegaan was, 9849 Hand 14:11 | hen gesproken had, vertrok hij alzo. ~ 9850 Hand 14:13 | Paulus zouden innemen; want hij had het alzo bevolen, en 9851 Hand 14:14 | 14 En als hij zich te Assus bij ons gevoegd 9852 Hand 14:16 | voorbij te varen, opdat hij niet den tijd in Azie zou 9853 Hand 14:16 | Azie zou verslijten; want hij spoedde zich, om (zo het 9854 Hand 14:17 | 17 Maar hij zond van Milete naar Efeze, 9855 Hand 14:17 | van Milete naar Efeze, en hij ontbood de ouderlingen der 9856 Hand 14:18 | hem gekomen waren, zeide hij tot hen: Gijlieden weet, 9857 Hand 14:28 | Gemeente Gods te weiden, welke Hij verkregen heeft door Zijn 9858 Hand 14:35 | van den Heere Jezus, dat Hij gezegd heeft: Het is zaliger 9859 Hand 14:36 | 36 En als hij dit gezegd had, heeft hij 9860 Hand 14:36 | hij dit gezegd had, heeft hij nederknielende met hen allen 9861 Hand 14:38 | allermeest over het woord, dat hij gezegd had, dat zij zijn 9862 Hand 15:4 | zeiden door den Geest, dat hij niet zou opgaan naar Jeruzalem. ~ 9863 Hand 15:11 | 11 En hij kwam tot ons, en nam den 9864 Hand 15:12 | van die plaats waren, dat hij niet zou opgaan naar Jeruzalem. ~ 9865 Hand 15:14 | 14 En als hij zich niet liet afraden, 9866 Hand 15:19 | 19 En als hij hen gegroet had, verhaalde 9867 Hand 15:19 | hen gegroet had, verhaalde hij van stuk tot stuk, wat God 9868 Hand 15:26 | hen geheiligd zijnde, ging hij in den tempel, en verkondigde, 9869 Hand 15:28 | leert; en bovendien heeft hij ook Grieken in den tempel 9870 Hand 15:33 | binden; en vraagde, wie hij was, en wat hij gedaan had. ~ 9871 Hand 15:33 | vraagde, wie hij was, en wat hij gedaan had. ~ 9872 Hand 15:34 | andere wat anders. Doch als hij de zekerheid niet kon weten 9873 Hand 15:34 | vanwege de beroerte, beval hij, dat men hem in de legerplaats 9874 Hand 15:35 | 35 En als hij aan de trappen gekomen was, 9875 Hand 15:35 | gekomen was, gebeurde het, dat hij van de krijgsknechten gedragen 9876 Hand 15:37 | zou geleid worden, zeide hij tot den overste: Is het 9877 Hand 15:37 | tot u wat te spreken? En hij zeide: Kent gij Grieks? ~ 9878 Hand 15:40 | 40 En als hij het toegelaten had, Paulus, 9879 Hand 15:40 | stilte geworden was, sprak hij hen aan in de Hebreeuwse 9880 Hand 16:2 | Als zij nu hoorden, dat hij in de Hebreeuwse taal hen 9881 Hand 16:2 | zij zich te meer stil. En hij zeide:) ~ 9882 Hand 16:8 | Wie zijt Gij, Heere? En Hij zeide tot mij: Ik ben Jezus, 9883 Hand 16:14 | 14 En hij zeide: De God onzer vaderen 9884 Hand 16:18 | 18 En dat ik Hem zag, en Hij tot mij zeide: Spoed u, 9885 Hand 16:21 | 21 En Hij zeide tot mij: Ga heen; 9886 Hand 16:22 | is niet behoorlijk, dat hij leve. ~ 9887 Hand 16:24 | geselen onderzoeken zou, opdat hij verstaan mocht, om wat oorzaak 9888 Hand 16:26 | honderd dat hoorde, ging hij toe, en boodschapte het 9889 Hand 16:27 | zijt gij een Romein? En hij zeide: Ja. ~ 9890 Hand 16:29 | werd ook bevreesd, toen hij verstond, dat hij een Romein 9891 Hand 16:29 | toen hij verstond, dat hij een Romein was, en dat hij 9892 Hand 16:29 | hij een Romein was, en dat hij hem had gebonden. ~ 9893 Hand 16:30 | zekerheid weten, waarom hij van de Joden beschuldigd 9894 Hand 16:30 | beschuldigd werd, maakte hij hem los van de banden, en 9895 Hand 16:30 | afgebracht hebbende, stelde hij hem voor hen. ~  ~ 9896 Hand 17:7 | 7 En als hij dit gesproken had, ontstond 9897 Hand 17:15 | weten met den raad, dat hij hem morgen tot u afbrenge, 9898 Hand 17:15 | bereid hem om te brengen, eer hij bij u komt. ~ 9899 Hand 17:16 | deze lage gehoord had, kwam hij daar, en ging in de legerplaats, 9900 Hand 17:17 | heen tot den overste; want hij heeft hem wat te boodschappen. ~ 9901 Hand 17:19 | bezijden gegaan zijnde, vraagde hij: Wat is het dat gij mij 9902 Hand 17:20 | 20 En hij zeide: De Joden zijn overeengekomen, 9903 Hand 17:23 | geroepen hebbende, zeide hij: Maakt tweehonderd krijgsknechten 9904 Hand 17:25 | 25 En hij schreef een brief, hebbende 9905 Hand 17:27 | ontnomen, bericht zijnde, dat hij een Romein is. ~ 9906 Hand 17:34 | vraagde, uit wat provincie hij was; en verstaande, dat 9907 Hand 17:34 | was; en verstaande, dat hij van Cilicie was, ~ 9908 Hand 17:35 | 35 Zeide hij: Ik zal u horen, als ook 9909 Hand 17:35 | zullen gekomen zijn. En hij beval, dat hij in het rechthuis 9910 Hand 17:35 | zijn. En hij beval, dat hij in het rechthuis van Herodes 9911 Hand 18:2 | 2 En als hij geroepen was, begon Tertullus 9912 Hand 18:10 | stadhouder gewenkt had, dat hij zou spreken, antwoordde: 9913 Hand 18:22 | dit gehoord had, stelde hij hen uit, zeggende: Als ik 9914 Hand 18:23 | 23 En hij beval den hoofdman over 9915 Hand 18:23 | verlichting hebben, en dat hij niemand van de zijnen zou 9916 Hand 18:25 | 25 En als hij handelde van rechtvaardigheid, 9917 Hand 18:26 | gegeven zou worden, opdat hij hem losliet; waarom hij 9918 Hand 18:26 | hij hem losliet; waarom hij hem ook dikwijls ontbood, 9919 Hand 19:3 | Begerende gunst tegen hem, opdat hij hem zou doen komen te Jeruzalem; 9920 Hand 19:4 | Cesarea bewaard werd, en dat hij zelf haast derwaarts zou 9921 Hand 19:5 | 5 Die dan, zeide hij, onder u kunnen, dat zij 9922 Hand 19:6 | 6 En als hij onder hen niet meer dan 9923 Hand 19:6 | dagen doorgebracht had, kwam hij af naar Cesarea; en des 9924 Hand 19:6 | rechterstoel gezeten zijnde, beval hij, dat Paulus zou voor gebracht 9925 Hand 19:7 | 7 En als hij daar gekomen was, stonden 9926 Hand 19:8 | 8 Dewijl hij, antwoordende, zeide: Ik 9927 Hand 19:12 | Toen antwoordde Festus, als hij met den raad gesproken had: 9928 Hand 19:20 | twijfeling was, zeide ik, of hij wilde gaan naar Jeruzalem, 9929 Hand 19:21 | zo heb ik bevolen, dat hij bewaard zoude worden, ter 9930 Hand 19:22 | dien mens wel horen. En hij zeide: Morgen zult gij hem 9931 Hand 19:24 | Jeruzalem en hier, roepende, dat hij niet meer behoort te leven. ~ 9932 Hand 19:25 | ik bevonden hebbende, dat hij niets des doods waardig 9933 Hand 19:25 | waardig gedaan had, en dewijl hij ook zelf zich op den keizer 9934 Hand 20:15 | Wie zijt Gij, Heere? En Hij zeide: Ik ben Jezus, Dien 9935 Hand 20:23 | Christus lijden moest, en dat Hij, de Eerste uit de opstanding 9936 Hand 20:24 | 24 En als hij deze dingen tot verantwoording 9937 Hand 20:25 | 25 Maar hij zeide: Ik raas niet, machtigste 9938 Hand 20:30 | 30 En als hij dit gezegd had, stond de 9939 Hand 20:32 | losgelaten worden, indien hij zich op den keizer niet 9940 Hand 21:35 | 35 En als hij dit gezegd had en brood 9941 Hand 21:35 | brood genomen had, dankte hij God in aller tegenwoordigheid; 9942 Hand 21:35 | gebroken hebbende, begon hij te eten. ~ 9943 Hand 22:4 | wraak niet laat leven, daar hij uit de zee ontkomen is. ~ 9944 Hand 22:5 | 5 Maar hij schudde het beest af in 9945 Hand 22:6 | En zij verwachtten, dat hij zou opzwellen, of terstond 9946 Hand 22:6 | veranderd, en zeiden, dat hij een god was. ~ 9947 Hand 22:8 | denwelken Paulus inging, en als hij gebeden had, legde hij de 9948 Hand 22:8 | als hij gebeden had, legde hij de handen op hem, en maakte 9949 Hand 22:15 | welke Paulus ziende, dankte hij God en greep moed. ~ 9950 Hand 22:17 | samengekomen waren, zeide hij tot hen: Mannen broeders, 9951 Hand 22:23 | zijn woonplaats; denwelken hij het Koninkrijk Gods uitlegde, 9952 Hand 22:29 | 29 En als hij dit gezegd had, gingen de 9953 Rom 1:2 | 2 (Hetwelk Hij te voren beloofd had door 9954 Rom 3:5 | God onrechtvaardig, als Hij toorn over ons brengt? ( 9955 Rom 3:26 | tegenwoordigen tijd; opdat Hij rechtvaardig zij, en rechtvaardigende 9956 Rom 3:27 | 27 Waar is dan de roem? Hij is uitgesloten. Door wat 9957 Rom 3:29 | der Joden alleen? en is Hij het niet ook der heidenen? 9958 Rom 3:30 | 30 Nademaal Hij een enig God is, Die de 9959 Rom 4:2 | gerechtvaardigd is, zo heeft hij roem, maar niet bij God. ~ 9960 Rom 4:10 | hem dan toegerekend? Als hij in de besnijdenis was, of 9961 Rom 4:11 | 11 En hij heeft het teken der besnijdenis 9962 Rom 4:11 | voorhuid was toegerekend; opdat hij zou zijn een vader van allen, 9963 Rom 4:13 | geschied, namelijk, dat hij een erfgenaam der wereld 9964 Rom 4:17 | gesteld) voor Hem, aan Welken hij geloofd heeft, namelijk 9965 Rom 4:18 | hoop geloofd heeft, dat hij zou worden een vader van 9966 Rom 4:19 | zijnde in het geloof, heeft hij zijn eigen lichaam niet 9967 Rom 4:19 | alrede verstorven was, alzo hij omtrent honderd jaren oud 9968 Rom 4:20 | 20 En hij heeft aan de beloftenis 9969 Rom 4:21 | dat hetgeen beloofd was, Hij ook machtig was te doen. ~ 9970 Rom 6:10 | 10 Want dat Hij gestorven is, dat is Hij 9971 Rom 6:10 | Hij gestorven is, dat is Hij der zonde eenmaal gestorven; 9972 Rom 6:10 | eenmaal gestorven; en dat Hij leeft, dat leeft Hij Gode. ~ 9973 Rom 6:10 | dat Hij leeft, dat leeft Hij Gode. ~ 9974 Rom 7:1 | mens, zo langen tijd als hij leeft? ~ 9975 Rom 8:11 | heeft, in u woont, zo zal Hij, Die Christus uit de doden 9976 Rom 8:24 | iemand ziet, waarom zal hij het ook hopen? ~ 9977 Rom 8:27 | des Geestes zij, dewijl Hij naar God voor de heiligen 9978 Rom 8:29 | 29 Want die Hij te voren gekend heeft, die 9979 Rom 8:29 | gekend heeft, die heeft Hij ook te voren verordineerd, 9980 Rom 8:29 | gelijkvormig te zijn, opdat Hij de Eerstgeborene zij onder 9981 Rom 8:30 | 30 En die Hij te voren verordineerd heeft, 9982 Rom 8:30 | verordineerd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen; en die Hij 9983 Rom 8:30 | Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, dezen heeft 9984 Rom 8:30 | geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; en 9985 Rom 8:30 | gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen 9986 Rom 8:30 | gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt. ~ 9987 Rom 8:32 | allen overgegeven, hoe zal Hij ons ook met Hem niet alle 9988 Rom 9:15 | 15 Want Hij zegt tot Mozes: Ik zal Mij 9989 Rom 9:18 | 18 Zo ontfermt Hij Zich dan, diens Hij wil, 9990 Rom 9:18 | ontfermt Hij Zich dan, diens Hij wil, en verhardt, dien Hij 9991 Rom 9:18 | Hij wil, en verhardt, dien Hij wil. ~ 9992 Rom 9:19 | tot mij zeggen: Wat klaagt Hij dan nog? Want wie heeft 9993 Rom 9:23 | 23 En opdat Hij zou bekend maken den rijkdom 9994 Rom 9:23 | der barmhartigheid, die Hij te voren bereid heeft tot 9995 Rom 9:24 | 24 Welke Hij ook geroepen heeft, namelijk 9996 Rom 9:25 | 25 Gelijk Hij ook in Hosea zegt: Ik zal 9997 Rom 9:28 | 28 Want Hij voleindt een zaak en snijdt 9998 Rom 10:21 | 21 Maar tegen Israel zegt Hij: Den gehelen dag heb Ik 9999 Rom 11:2 | niet verstoten, hetwelk Hij te voren gekend heeft. Of 10000 Rom 11:2 | Schrift zegt van Elia, hoe hij God aanspreekt tegen Israel,


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-10542

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License