1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-10542
Book Chapter: Verse
1501 Lev 15:4 | zijn, en alle tuig, waarop hij zal zitten, zal onrein zijn. ~
1502 Lev 15:6 | op dat tuig zit, waarop hij, die den vloed heeft, gezeten
1503 Lev 15:8 | 8 Als ook hij, die den vloed heeft, op
1504 Lev 15:8 | gespogen hebben, dan zal hij zijn klederen wassen, en
1505 Lev 15:9 | Insgelijks alle zadel, waarop hij, die den vloed heeft, zal
1506 Lev 15:11 | Daartoe een ieder, wien hij, die den vloed heeft, zal
1507 Lev 15:12 | het aarden vat, hetwelk hij, die den vloed heeft, zal
1508 Lev 15:13 | 13 Als hij nu, die den vloed heeft,
1509 Lev 15:13 | gereinigd zal zijn, zo zal hij tot zijn reiniging zeven
1510 Lev 15:13 | zijn klederen wassen, en hij zal zijn vlees met levend
1511 Lev 15:13 | levend water baden, zo zal hij rein zijn. ~
1512 Lev 15:14 | op den achtsten dag zal hij voor zich twee tortelduiven
1513 Lev 15:23 | tuig, waarop zij zat, als hij dat aanroerde, hij zal onrein
1514 Lev 15:23 | als hij dat aanroerde, hij zal onrein zijn tot aan
1515 Lev 15:24 | afzondering op hem zij, zo zal hij zeven dagen onrein zijn;
1516 Lev 15:24 | daartoe alle leger, waarop hij zal gelegen hebben, zal
1517 Lev 15:27 | onrein zijn; daarom zal hij zijn klederen wassen, en
1518 Lev 15:32 | bijligging uitgaat; zodat hij daardoor onrein wordt; ~
1519 Lev 16:2 | tot uw broeder Aaron, dat hij niet te allen tijde ga in
1520 Lev 16:2 | dat op de ark is, opdat hij niet sterve; want Ik verschijn
1521 Lev 16:4 | 4 Hij zal den heiligen linnen
1522 Lev 16:4 | met een linnen gordel zal hij zich gorden, en met een
1523 Lev 16:4 | heilige klederen; daarom zal hij zijn vlees met water baden,
1524 Lev 16:4 | vlees met water baden, als hij ze zal aandoen. ~
1525 Lev 16:5 | der kinderen Israels zal hij nemen twee geitenbokken
1526 Lev 16:7 | 7 Hij zal ook beide bokken nemen,
1527 Lev 16:7 | ook beide bokken nemen, en hij zal die stellen voor het
1528 Lev 16:12 | 12 Hij zal ook een wierookvat vol
1529 Lev 16:12 | specerijen, klein gestoten; en hij zal het binnen den voorhang
1530 Lev 16:13 | 13 En hij zal dat reukwerk op het
1531 Lev 16:13 | getuigenis, bedekke, en dat hij niet sterve. ~
1532 Lev 16:14 | 14 En hij zal van het bloed van den
1533 Lev 16:14 | voor het verzoendeksel zal hij zevenmaal met zijn vinger
1534 Lev 16:15 | 15 Daarna zal hij den bok des zondoffers,
1535 Lev 16:15 | zijn bloed doen, gelijk als hij met het bloed van den var
1536 Lev 16:16 | 16 Zo zal hij voor het heilige, vanwege
1537 Lev 16:16 | verzoening doen; en alzo zal hij doen aan de tent der samenkomst,
1538 Lev 16:17 | der samenkomst zijn, als hij zal ingaan, om in het heilige
1539 Lev 16:17 | verzoening te doen, totdat hij zal uitkomen; alzo zal hij
1540 Lev 16:17 | hij zal uitkomen; alzo zal hij verzoening doen, voor zichzelven,
1541 Lev 16:18 | 18 Daarna zal hij tot het altaar, dat voor
1542 Lev 16:18 | verzoening voor hetzelve doen; en hij zal van het bloed van den
1543 Lev 16:19 | 19 En hij zal daarop van dat bloed
1544 Lev 16:19 | vinger zevenmaal sprengen, en hij zal dat reinigen en heiligen
1545 Lev 16:20 | 20 Als hij nu zal geeindigd hebben
1546 Lev 16:20 | altaar te verzoenen, zo zal hij dien levenden bok toebrengen. ~
1547 Lev 16:21 | hun zonden, belijden; en hij zal die op het hoofd des
1548 Lev 16:22 | afgezonderd land wegdragen; en hij zal dien bok in de woestijn
1549 Lev 16:23 | linnen klederen uitdoen, die hij aangedaan had, als hij in
1550 Lev 16:23 | die hij aangedaan had, als hij in het heilige ging, en
1551 Lev 16:23 | in het heilige ging, en hij zal ze daar laten. ~
1552 Lev 16:24 | 24 En hij zal zijn vlees in de heilige
1553 Lev 16:24 | klederen aandoen; dan zal hij uitgaan, en zijn brandoffer,
1554 Lev 16:25 | 25 Ook zal hij het vet des zondoffers op
1555 Lev 16:26 | water baden; en daarna zal hij in het leger komen. ~
1556 Lev 16:28 | water baden; en daarna zal hij in het leger komen. ~
1557 Lev 16:30 | 30 Want op dien dag zal hij voor u verzoening doen,
1558 Lev 16:32 | de verzoening doen, als hij de linnen klederen, de heilige
1559 Lev 16:33 | 33 Zo zal hij het heilige heiligdom verzoenen,
1560 Lev 16:33 | samenkomst, en het altaar zal hij verzoenen; desgelijks voor
1561 Lev 16:33 | het volk der gemeente zal hij verzoening doen. ~
1562 Lev 17:4 | man toegerekend worden, hij heeft bloed vergoten; daarom
1563 Lev 17:6 | samenkomst, sprengen; en hij zal het vet aansteken, tot
1564 Lev 17:15 | aan den avond; daarna zal hij rein zijn. ~
1565 Lev 17:16 | 16 Maar indien hij die niet wast, en zijn vlees
1566 Lev 17:16 | vlees niet baadt, zo zal hij zijn ongerechtigheid dragen. ~
1567 Lev 19:8 | ongerechtigheid dragen, omdat hij het heilige des HEEREN ontheiligd
1568 Lev 19:21 | 21 En hij zal zijn schuldoffer den
1569 Lev 19:22 | hem over zijn zonde, die hij gezondigd heeft, voor het
1570 Lev 19:22 | geschieden van zijn zonde, die hij gezondigd heeft. ~
1571 Lev 20:3 | zijns volks uitroeien; want hij heeft van zijn zaad den
1572 Lev 20:3 | den Molech gegeven, opdat hij Mijn heiligdom ontreinigen,
1573 Lev 20:4 | verbergen zal van dien man, als hij van zijn zaad den Molech
1574 Lev 20:9 | zekerlijk gedood worden; hij heeft zijn vader of zijn
1575 Lev 20:10 | zal gedaan hebben, dewijl hij met zijns naasten vrouw
1576 Lev 20:15 | vee zal gelegen hebben, hij zal zekerlijk gedood worden;
1577 Lev 20:17 | zal genomen hebben, en hij haar schaamte gezien, en
1578 Lev 20:17 | volks uitgeroeid worden; hij heeft de schaamte zijner
1579 Lev 20:17 | schaamte zijner zuster ontdekt, hij zal zijn ongerechtigheid
1580 Lev 20:19 | vaders niet ontdekken; dewijl hij zijn nabestaande ontbloot
1581 Lev 20:20 | moei zal gelegen hebben, hij heeft de schaamte zijns
1582 Lev 20:21 | hebben, het is onreinigheid; hij heeft de schaamte zijns
1583 Lev 21:3 | toebehoord heeft; over die zal hij zich verontreinigen. ~
1584 Lev 21:4 | 4 Hij zal zich niet verontreinigen
1585 Lev 21:7 | haar man verstoten is; want hij is zijn God heilig. ~
1586 Lev 21:8 | gij hem heiligen, omdat hij de spijze uws Gods offert;
1587 Lev 21:8 | spijze uws Gods offert; hij zal u heilig zijn, want
1588 Lev 21:10 | 10 En hij, die de hogepriester onder
1589 Lev 21:11 | 11 Hij zal ook bij geen dode lichamen
1590 Lev 21:11 | en over zijn moeder zal hij zich niet verontreinigen. ~
1591 Lev 21:12 | En uit het heiligdom zal hij niet uitgaan, dat hij het
1592 Lev 21:12 | zal hij niet uitgaan, dat hij het heiligdom zijns Gods
1593 Lev 21:13 | 13 Hij zal ook een vrouw in haar
1594 Lev 21:14 | ontheiligde hoer, dezulke zal hij niet nemen; maar een maagd
1595 Lev 21:14 | maagd uit zijn volken zal hij tot een vrouw nemen. ~
1596 Lev 21:15 | 15 En hij zal zijn zaad onder zijn
1597 Lev 21:18 | gebrek zal zijn, zal naderen, hij zij een blind man, of kreupel,
1598 Lev 21:21 | offeren; een gebrek is in hem, hij zal niet toetreden, om de
1599 Lev 21:22 | van de heilige dingen, zal hij mogen eten; ~
1600 Lev 21:23 | Doch tot den voorhang zal hij niet komen, en tot het altaar
1601 Lev 21:23 | gebrek in hem is; opdat hij Mijn heiligdommen niet ontheilige;
1602 Lev 22:4 | heilige dingen eten, totdat hij rein is; mitsgaders die
1603 Lev 22:5 | kruipend gedierte, waarvan hij onrein is, of een mens,
1604 Lev 22:5 | is, of een mens, waarvan hij onrein is, naar al zijn
1605 Lev 22:6 | zijn tot aan den avond, en hij zal van die heilige dingen
1606 Lev 22:7 | ondergegaan zijn, dan zal hij rein zijn; en daarna zal
1607 Lev 22:7 | rein zijn; en daarna zal hij van die heilige dingen eten;
1608 Lev 22:8 | en het verscheurde zal hij niet eten, om daarmede onrein
1609 Lev 22:14 | zal gegeten hebben, zo zal hij deszelfs vijfde deel daarboven
1610 Lev 22:27 | achtsten dag en daarover, zal hij aangenaam zijn tot offerande
1611 Lev 22:42 | 11 En hij zal die garf voor het aangezicht
1612 Lev 23:4 | 4 Hij zal op den louteren kandelaar
1613 Lev 23:15 | zeggende: Een ieder, als hij zijn God gevloekt zal hebben,
1614 Lev 23:15 | gevloekt zal hebben, zo zal hij zijn zonde dragen. ~
1615 Lev 23:16 | gelijk de inboorling, als hij den NAAM zal gelasterd hebben,
1616 Lev 23:16 | NAAM zal gelasterd hebben, hij zal gedood worden. ~
1617 Lev 23:17 | mensen zal verslagen hebben, hij zal zekerlijk gedood worden. ~
1618 Lev 23:18 | vee zal verslagen hebben, hij zal het wedergeven, ziel
1619 Lev 23:19 | aangebracht hebben; gelijk als hij gedaan heeft, zo zal ook
1620 Lev 23:20 | tand voor tand; gelijk als hij een gebrek een mens zal
1621 Lev 24:15 | jaren der inkomsten zal hij het aan u verkopen. ~
1622 Lev 24:16 | zijn koop verminderen; want hij verkoopt aan u het getal
1623 Lev 24:26 | maar zijn hand bekomen en hij gevonden zal hebben, zoveel
1624 Lev 24:27 | 27 Dan zal hij de jaren zijner verkoping
1625 Lev 24:27 | rekenen, en het overschot zal hij den man, wien hij het verkocht
1626 Lev 24:27 | overschot zal hij den man, wien hij het verkocht had, weder
1627 Lev 24:27 | had, weder uitkeren; en hij zal weder tot zijn bezitting
1628 Lev 24:28 | jubeljaar zal het uitgaan, en hij zal tot zijn bezitting wederkeren. ~
1629 Lev 24:35 | vreemdeling en bijwoner, opdat hij bij u leve. ~
1630 Lev 24:40 | dagloner, als een bijwoner zal hij bij u zijn; tot het jubeljaar
1631 Lev 24:40 | zijn; tot het jubeljaar zal hij bij u dienen. ~
1632 Lev 24:41 | 41 Dan zal hij van u uitgaan, hij en zijn
1633 Lev 24:41 | Dan zal hij van u uitgaan, hij en zijn kinderen met hem,
1634 Lev 24:41 | zijn kinderen met hem, en hij zal tot zijn geslacht wederkeren,
1635 Lev 24:47 | is, verarmd zal zijn, dat hij zich aan den vreemdeling,
1636 Lev 24:48 | 48 Nadat hij zich zal verkocht hebben,
1637 Lev 24:49 | zijn hand wat bekomen, dat hij zichzelven losse. ~
1638 Lev 24:50 | 50 En hij zal met zijn koper rekenen
1639 Lev 24:50 | rekenen van dat jaar af, dat hij zich aan hem verkocht heeft
1640 Lev 24:51 | jaren zijn, naar die zal hij tot zijn lossing van het
1641 Lev 24:51 | lossing van het geld, waarover hij gekocht is, wedergeven. ~
1642 Lev 24:52 | aan het jubeljaar, zo zal hij met hem rekenen; naar zijn
1643 Lev 24:52 | rekenen; naar zijn jaren zal hij zijn lossing wedergeven. ~
1644 Lev 24:53 | 53 Als een dagloner zal hij van jaar tot jaar bij hem
1645 Lev 24:54 | 54 En is het, dat hij hierdoor niet gelost wordt,
1646 Lev 24:54 | niet gelost wordt, zo zal hij in het jubeljaar uitgaan,
1647 Lev 24:54 | in het jubeljaar uitgaan, hij en zijn kinderen met hem. ~
1648 Lev 26:8 | 8 Maar zo hij armer is, dan uw schatting,
1649 Lev 26:8 | dan uw schatting, zo zal hij zich voor het aangezicht
1650 Lev 26:9 | offerande offert; al wat hij daarvan den HEERE zal gegeven
1651 Lev 26:10 | 10 Hij zal niet vermangelen, noch
1652 Lev 26:10 | kwaad voor een goed; indien hij nochtans een beest voor
1653 Lev 26:11 | offerande offert, zo zal hij dat beest voor het aangezicht
1654 Lev 26:13 | 13 Maar indien hij het immers lossen zal, zo
1655 Lev 26:13 | immers lossen zal, zo zal hij deszelfs vijfde deel boven
1656 Lev 26:15 | 15 En indien hij, die het geheiligd heeft,
1657 Lev 26:15 | huis zal lossen, zo zal hij een vijfde deel des gelds
1658 Lev 26:17 | 17 Indien hij zijn akker van het jubeljaar
1659 Lev 26:18 | 18 Maar zo hij zijn akker na het jubeljaar
1660 Lev 26:19 | 19 En indien hij, die den akker geheiligd
1661 Lev 26:19 | ganselijk lossen zal, zo zal hij een vijfde deel des gelds
1662 Lev 26:20 | 20 En indien hij dien akker niet zal lossen,
1663 Lev 26:20 | niet zal lossen, of indien hij dien akker aan een anderen
1664 Lev 26:20 | man verkocht heeft, zo zal hij niet meer gelost worden. ~
1665 Lev 26:21 | 21 Maar die akker, nadat hij in het jubeljaar zal uitgegaan
1666 Lev 26:22 | 22 En indien hij den HEERE een akker heeft
1667 Lev 26:22 | akker heeft geheiligd, dien hij gekocht heeft, en niet is
1668 Lev 26:23 | schatting tot het jubeljaar; en hij zal op denzelven dag uw
1669 Lev 26:24 | wederkomen tot dien, van wien hij hem gekocht had, tot hem,
1670 Lev 26:27 | het van een onrein beest, hij zal dat lossen naar uw schatting,
1671 Lev 26:28 | verbannen hebben, van al hetgeen hij heeft, van een mens, of
1672 Lev 26:31 | tienden immer iets lossen zal, hij zal zijn vijfde deel daarboven
1673 Lev 26:33 | 33 Hij zal tussen het goede en
1674 Lev 26:33 | kwade niet onderzoeken; hij zal het ook niet verwisselen;
1675 Lev 26:33 | verwisselen; maar indien hij het immers verwisselen zal,
1676 Num 1:19 | Mozes geboden had, zo heeft hij hen geteld in de woestijn
1677 Num 3:50 | de kinderen Israels nam hij dat geld, duizend driehonderd
1678 Num 4:23 | strijd te strijden, opdat hij den dienst bediene in de
1679 Num 5:7 | hebben, belijden; daarna zal hij zijn schuld weder uitkeren,
1680 Num 5:7 | derzelver vijfde deel zal hij daarboven toedoen, en zal
1681 Num 5:7 | het dien geven, aan wien hij zich verschuldigd heeft. ~
1682 Num 5:8 | der verzoening, met welken hij voor hem verzoening doen
1683 Num 5:14 | over hem gekomen is, dat hij ijvert over zijn huisvrouw,
1684 Num 5:14 | ijvergeest gekomen is, dat hij over zijn huisvrouw ijvert,
1685 Num 5:15 | van een efa gerstemeel; hij zal geen olie daarop gieten,
1686 Num 5:16 | priester zal haar doen naderen; hij zal haar stellen voor het
1687 Num 5:23 | een cedeltje schrijven, en hij zal het met het bitter water
1688 Num 5:24 | 24 En hij zal die vrouw dat bitter
1689 Num 5:25 | der ijveringen nemen, en hij zal datzelve spijsoffer
1690 Num 5:26 | aansteken; en daarna zal hij dat water die vrouw te drinken
1691 Num 5:27 | 27 Als hij haar nu dat water zal te
1692 Num 5:30 | ijvergeest zal gekomen zijn, en hij over zijn huisvrouw zal
1693 Num 5:30 | zal geijverd hebben, dat hij de vrouw voor het aangezicht
1694 Num 6:3 | wijn en sterken drank zal hij zich afzonderen; wijnedik,
1695 Num 6:3 | edik van sterken drank zal hij niet drinken, noch enige
1696 Num 6:3 | vochtigheid van druiven zal hij drinken, noch verse of gedroogde
1697 Num 6:4 | van zijn Nazireerschap zal hij niet eten van iets, dat
1698 Num 6:5 | vervuld zullen zijn, die hij zich den HEERE zal afgezonderd
1699 Num 6:5 | afgezonderd hebben, zal hij heilig zijn, latende de
1700 Num 6:6 | 6 Al de dagen, die hij zich de HEERE zal afgezonderd
1701 Num 6:6 | afgezonderd hebben, zal hij tot het lichaam eens doden
1702 Num 6:7 | zijn zuster, om hen zal hij zich niet verontreinigen,
1703 Num 6:8 | van zijn Nazireerschap is hij den HEERE heilig. ~
1704 Num 6:9 | haastelijk gestorven ware, dat hij het hoofd van zijn Nazireerschap
1705 Num 6:9 | verontreinigd hebben, zo zal hij op den dag zijner reiniging
1706 Num 6:9 | op den zevenden dag zal hij het bescheren. ~
1707 Num 6:10 | op den achtsten dag zal hij twee tortelduiven, of twee
1708 Num 6:11 | verzoening doen, van dat hij aan het dode lichaam gezondigd
1709 Num 6:11 | gezondigd heeft; alzo zal hij zijn hoofd op dienzelfden
1710 Num 6:12 | 12 Daarna zal hij de dagen van zijn Nazireerschap
1711 Num 6:13 | zullen vervuld zijn, zal hij dit brengen tot de deur
1712 Num 6:14 | 14 Hij dan zal tot zijn offerande
1713 Num 6:17 | 17 Hij zal ook den ram ten dankoffer
1714 Num 6:18 | Nazireerschap bescheren; en hij zal het hoofdhaar van zijn
1715 Num 6:18 | Nazireerschap nemen, en hij zal het leggen op het vuur,
1716 Num 6:19 | een ongezuurde vlade; en hij zal ze op de handen des
1717 Num 6:19 | Nazireers leggen, nadat hij zijn Nazireerschap afgeschoren
1718 Num 6:21 | naar zijn gelofte, welke hij beloofd zal hebben, alzo
1719 Num 6:21 | beloofd zal hebben, alzo zal hij doen, naar de wet van zijn
1720 Num 7:1 | tabernakel op te richten, en dat hij dien gezalfd, en dien geheiligd
1721 Num 7:1 | al zijn gereedschap, en hij ze gezalfd, en dezelve geheiligd
1722 Num 7:7 | wagens en vier runderen gaf hij den zonen van Gerson, naar
1723 Num 7:8 | wagens en acht runderen gaf hij den zonen van Merari, naar
1724 Num 7:9 | de zonen van Kohath gaf hij niet; want de dienst der
1725 Num 7:19 | 19 Hij offerde zijn offerande:
1726 Num 7:89 | Hem te spreken, zo hoorde hij een stem tot hem sprekende,
1727 Num 7:89 | twee cherubim. Alzo sprak Hij tot hem. ~ ~
1728 Num 8:3 | vooraan den kandelaar stak hij deszelfs lampen aan; ~
1729 Num 8:4 | Mozes vertoond had, alzo had hij den kandelaar gemaakt. ~
1730 Num 8:25 | 25 Maar van dat hij vijftig jaren oud is, zal
1731 Num 8:25 | vijftig jaren oud is, zal hij van den strijd van dezen
1732 Num 8:25 | dezen dienst afgaan, en hij zal niet meer dienen. ~
1733 Num 8:26 | 26 Doch hij zal met zijn broederen dienen
1734 Num 8:26 | nemen; maar den dienst zal hij niet bedienen. Alzo zult
1735 Num 9:10 | een verren weg zal zijn, hij zal dan nog den HEERE het
1736 Num 9:13 | uitgeroeid worden; want hij heeft de offerande des HEEREN
1737 Num 9:14 | vreemdeling verkeert, en hij het pascha den HEERE ook
1738 Num 9:14 | naar zijn wijze, alzo zal hij het houden; het zal enerlei
1739 Num 10:30 | 30 Doch hij zeide tot hem: Ik zal niet
1740 Num 10:31 | 31 En hij zeide: Verlaat ons toch
1741 Num 10:36 | En als zij rustte, zeide hij: Kom weder, HEERE! tot de
1742 Num 11:3 | 3 Daarom noemde hij den naam dier plaats Thab-era,
1743 Num 11:24 | HEEREN tot het volk; en hij verzamelde zeventig mannen
1744 Num 11:30 | zich Mozes tot het leger, hij en de oudsten van Israel. ~
1745 Num 12:1 | der Cuschietische, die hij genomen had; want hij had
1746 Num 12:1 | die hij genomen had; want hij had een Cuschietische ter
1747 Num 12:2 | door Mozes gesproken? Heeft Hij ook niet door ons gesproken?
1748 Num 12:5 | deur der tent; daarna riep Hij Aaron en Mirjam; en zij
1749 Num 12:6 | 6 En Hij zeide: Hoort nu Mijn woorden!
1750 Num 12:8 | gelijkenis des HEEREN aanschouwt hij; waarom dan hebt gijlieden
1751 Num 12:9 | HEEREN toorn tegen hen, en Hij ging weg. ~
1752 Num 12:12 | dode, van wiens vlees, als hij uit zijns moeders lijf uitgaat,
1753 Num 13:17 | Kanaan te verspieden; en hij zeide tot hen: Trekt dit
1754 Num 14:8 | welgevallen aan ons heeft, zo zal Hij ons in dat land brengen,
1755 Num 14:16 | brengen in dat land, hetwelk Hij hun gezworen had, zo heeft
1756 Num 14:16 | hun gezworen had, zo heeft Hij hen geslacht in de woestijn! ~
1757 Num 14:24 | geest met hem geweest is, en hij volhard heeft Mij na te
1758 Num 14:24 | tot het land, in hetwelk hij gekomen was, en zijn zaad
1759 Num 15:4 | 4 Zo zal hij, die zijn offerande den
1760 Num 15:9 | 9 Zo zal hij tot een jong rund offeren
1761 Num 15:14 | is, in uw geslachten, en hij een vuuroffer zal bereiden
1762 Num 15:14 | gij zult doen, alzo zal hij doen. ~
1763 Num 15:36 | stenigden hem met stenen, dat hij stierf, gelijk als de HEERE
1764 Num 15:39 | 39 En hij zal ulieden aan de snoertjes
1765 Num 16:4 | Mozes dit hoorde, zo viel hij op zijn aangezicht. ~
1766 Num 16:5 | 5 En hij sprak tot Korach, en tot
1767 Num 16:5 | en de heilige is, dien Hij tot Zich zal doen naderen;
1768 Num 16:5 | zal doen naderen; en wien Hij verkoren zal hebben, dien
1769 Num 16:5 | verkoren zal hebben, dien zal Hij tot Zich doen naderen. ~
1770 Num 16:10 | 10 Daar Hij u, en al uw broederen, de
1771 Num 16:11 | HEERE, want Aaron, wat is hij, dat gij tegen hem murmureert? ~
1772 Num 16:15 | Toen ontstak Mozes zeer, en hij zeide tot den HEERE: Zie
1773 Num 16:26 | 26 En hij sprak tot de vergadering,
1774 Num 16:31 | 31 En het geschiedde, als hij geeindigd had al deze woorden
1775 Num 16:37 | Aaron, den priester, dat hij de wierookvaten uit den
1776 Num 16:40 | aangezicht des HEEREN; opdat hij niet worde als Korach, en
1777 Num 16:47 | aangevangen onder het volk; en hij legde reukwerk daarin, en
1778 Num 16:48 | 48 En hij stond tussen de doden en
1779 Num 17:8 | van Levi, bloeide; want hij bracht bloeisel voort, en
1780 Num 17:11 | hem geboden had, alzo deed hij. ~
1781 Num 18:8 | van Levi, bloeide; want hij bracht bloeisel voort, en
1782 Num 18:11 | hem geboden had, alzo deed hij. ~
1783 Num 20:9 | aangezicht des HEEREN, gelijk als Hij hem geboden had. ~
1784 Num 20:10 | gemeente voor de steenrots, en hij zeide tot hen: Hoort toch,
1785 Num 20:11 | hief Mozes zijn hand op, en hij sloeg de steenrots tweemaal
1786 Num 20:13 | HEERE om getwist hebben; en Hij werd aan hen geheiligd. ~
1787 Num 20:16 | riepen wij tot den HEERE, en Hij hoorde onze stem, en Hij
1788 Num 20:16 | Hij hoorde onze stem, en Hij zond een Engel, en Hij leidde
1789 Num 20:16 | en Hij zond een Engel, en Hij leidde ons uit Egypte; en
1790 Num 20:20 | 20 Doch hij zeide: Gij zult niet doortrekken!
1791 Num 20:24 | volken verzameld worden; want hij zal niet komen in het land,
1792 Num 20:28 | Aaron zijn klederen uit, en hij trok ze zijn zoon Eleazar
1793 Num 21:1 | verspieders kwam, zo streed hij tegen Israel, en hij voerde
1794 Num 21:1 | streed hij tegen Israel, en hij voerde enige gevangenen
1795 Num 21:3 | de Kanaanieten over; en hij verbande hen en hun steden;
1796 Num 21:3 | verbande hen en hun steden; en hij noemde den naam dier plaats
1797 Num 21:7 | hebben; bid den HEERE, dat Hij deze slangen van ons wegneme.
1798 Num 21:8 | dat al wie gebeten is, als hij haar aanziet, zo zal hij
1799 Num 21:8 | hij haar aanziet, zo zal hij leven. ~
1800 Num 21:9 | slang iemand beet, zo zag hij de koperen slang aan, en
1801 Num 21:9 | de koperen slang aan, en hij bleef levend. ~
1802 Num 21:23 | vergaderde al zijn volk, en hij ging uit, Israel tegemoet,
1803 Num 21:23 | tegemoet, naar de woestijn, en hij kwam te Jahza, en streed
1804 Num 21:26 | koning der Amorieten; en hij had gestreden tegen den
1805 Num 21:26 | koning der Moabieten, en hij had al zijn land uit zijn
1806 Num 21:29 | volk Kamoz zijt verloren! Hij heeft zijn zonen, die ontliepen,
1807 Num 21:32 | onderhorige plaatsen in; en hij dreef de Amorieten, die
1808 Num 21:33 | ging uit hen tegemoet, hij en al zijn volk, tot den
1809 Num 22:8 | 8 Hij dan zeide tot hen: Vernacht
1810 Num 22:21 | zadelde zijn ezelin, en hij trok heen met de vorsten
1811 Num 22:22 | HEEREN werd ontstoken, omdat hij heentoog; en de Engel des
1812 Num 22:22 | hem tot een tegenpartij; hij nu reed op zijn ezelin,
1813 Num 22:25 | des HEEREN zag, zo klemde hij zichzelve aan den wand,
1814 Num 22:25 | aan den wand; daarom voer hij voort haar te slaan. ~
1815 Num 22:26 | des HEEREN noch verder, en Hij stond in een enge plaats,
1816 Num 22:27 | toorn van Bileam ontstak, en hij sloeg de ezelin met een
1817 Num 22:30 | geweest u alzo te doen? Hij dan zeide: Neen! ~
1818 Num 22:31 | de ogen van Bileam, zodat hij den Engel des HEEREN zag,
1819 Num 22:31 | Zijn hand; daarom neigde hij het hoofd en boog zich op
1820 Num 22:36 | dat Bileam kwam, zo ging hij uit, hem tegemoet, tot de
1821 Num 22:40 | runderen en schapen; en hij zond aan Bileam, en aan
1822 Num 22:41 | de hoogten van Baal, dat hij van daar zag het uiterste
1823 Num 23:3 | tegemoet komen; en hetgeen Hij wijzen zal, dat zal ik u
1824 Num 23:3 | bekend maken. Toen ging hij op de hoogte. ~
1825 Num 23:4 | Bileam ontmoet was, zo zeide hij tot Hem: Zeven altaren heb
1826 Num 23:6 | 6 Als hij nu tot hem wederkeerde,
1827 Num 23:6 | wederkeerde, ziet, zo stond hij bij zijn brandoffer, hij
1828 Num 23:6 | hij bij zijn brandoffer, hij en al de vorsten der Moabieten. ~
1829 Num 23:7 | 7 Toen hief hij zijn spreuk op, en zeide:
1830 Num 23:12 | 12 Hij nu antwoordde en zeide:
1831 Num 23:14 | 14 Alzo nam hij hem mede tot het veld Zofim,
1832 Num 23:14 | de hoogte van Pisga; en hij bouwde zeven altaren, en
1833 Num 23:14 | bouwde zeven altaren, en hij offerde een var en een ram
1834 Num 23:15 | 15 Toen zeide hij tot Balak: Blijf hier staan
1835 Num 23:16 | Bileam ontmoet was, zo legde Hij het woord in zijn mond,
1836 Num 23:16 | het woord in zijn mond, en Hij zeide: Keer weder tot Balak,
1837 Num 23:17 | 17 Toen hij tot hem kwam, ziet, zo stond
1838 Num 23:17 | hem kwam, ziet, zo stond hij bij zijn brandoffer, en
1839 Num 23:18 | 18 Toen hief hij zijn spreuk op, en zeide:
1840 Num 23:19 | 19 God is geen man, dat Hij liegen zou, noch eens mensen
1841 Num 23:19 | het Hem berouwen zou; zou Hij het zeggen, en niet doen,
1842 Num 23:20 | ontvangen te zegenen; dewijl Hij zegent, zo zal ik het niet
1843 Num 23:21 | 21 Hij schouwt niet aan de ongerechtigheid
1844 Num 23:21 | ongerechtigheid in Jakob; ook ziet Hij niet aan de boosheid in
1845 Num 23:30 | als Bileam gezegd had; en hij offerde een var en een ram
1846 Num 24:1 | de ogen des HEEREN, dat hij Israel zegende, zo ging
1847 Num 24:1 | Israel zegende, zo ging hij ditmaal niet heen, gelijk
1848 Num 24:1 | tot de toverijen; maar hij stelde zijn aangezicht naar
1849 Num 24:3 | 3 En hij hief zijn spreuk op, en
1850 Num 24:8 | zijn als van een eenhoorn; hij zal de heidenen, zijn vijanden,
1851 Num 24:9 | 9 Hij heeft zich gekromd, hij
1852 Num 24:9 | Hij heeft zich gekromd, hij heeft zich nedergelegd,
1853 Num 24:10 | van Balak tegen Bileam, en hij sloeg zijn handen samen;
1854 Num 24:15 | 15 Toen hief hij zijn spreuk op, en zeide:
1855 Num 24:19 | een uit Jakob heersen, en hij zal de overigen uit de steden
1856 Num 24:20 | 20 Toen hij de Amalekieten zag, zo hief
1857 Num 24:20 | Amalekieten zag, zo hief hij zijn spreuk op, en zeide:
1858 Num 24:21 | 21 Toen hij de Kenieten zag, zo hief
1859 Num 24:21 | de Kenieten zag, zo hief hij zijn spreuk op, en zeide:
1860 Num 24:23 | 23 Voorts hief hij zijn spreuk op, en zeide:
1861 Num 24:24 | zullen ook Heber plagen; en hij zal ook ten verderve zijn. ~
1862 Num 25:7 | priester, dat zag, zo stond hij op uit het midden der vergadering,
1863 Num 25:8 | 8 En hij ging den Israelietischen
1864 Num 25:11 | Israels afgewend, dewijl hij Mijn ijver geijverd heeft
1865 Num 25:13 | 13 En hij zal hebben, en zijn zaad
1866 Num 25:13 | priesterdoms, daarom dat hij voor zijn God geijverd,
1867 Num 27:3 | gestorven in de woestijn, en hij is niet geweest in het midden
1868 Num 27:3 | vergadering van Korach; maar hij is in zijn zonde gestorven,
1869 Num 27:4 | weggenomen worden, omdat hij geen zoon heeft? Geef ons
1870 Num 27:9 | 9 En indien hij geen dochter heeft, zo zult
1871 Num 27:10 | 10 Indien hij nu geen broederen heeft,
1872 Num 27:11 | van zijn geslacht is, dat hij het erfelijk bezitte. Dit
1873 Num 27:21 | 21 En hij zal voor het aangezicht
1874 Num 27:21 | mond zullen zij ingaan, hij, en al de kinderen Israels
1875 Num 27:22 | HEERE hem geboden had; want hij nam Jozua, en stelde hem
1876 Num 27:23 | 23 En hij legde zijn handen op hem,
1877 Num 30:2 | verbindende, zijn woord zal hij niet ontheiligen; naar alles,
1878 Num 30:2 | zijn mond gegaan is, zal hij doen. ~
1879 Num 30:5 | zal breken, den dage als hij het hoort, al haar geloften,
1880 Num 30:7 | zal horen, en ten dage als hij het hoort, tegen haar zal
1881 Num 30:8 | indien haar man ten dage, als hij het hoorde, dat zal breken,
1882 Num 30:12 | niet maakt, ten dage als hij het hoort, niets van al
1883 Num 30:14 | stilzwijgt, zo bevestigt hij al haar geloften, of al
1884 Num 30:14 | verbintenissen, dewelke op haar zijn; hij heeft ze bevestigd, omdat
1885 Num 30:14 | heeft ze bevestigd, omdat hij tegen haar stilgezwegen
1886 Num 30:14 | stilgezwegen heeft, ten dage als hij het hoorde. ~
1887 Num 30:15 | 15 Doch zo hij ze ganselijk te niet maken
1888 Num 30:15 | te niet maken zal, nadat hij het gehoord zal hebben,
1889 Num 30:15 | gehoord zal hebben, zo zal hij haar ongerechtigheid dragen. ~
1890 Num 31:47 | mensen en van beesten; en hij gaf ze aan de Levieten,
1891 Num 31:50 | gebracht, een ieder wat hij gekregen heeft, een gouden
1892 Num 31:63 | HEEREN te dien dage, en Hij zwoer, zeggende: ~
1893 Num 31:66 | HEEREN toorn tegen Israel, en Hij deed hen omzwerven in de
1894 Num 31:68 | Hem u zult afkeren, zo zal Hij wijders voortvaren het te
1895 Num 31:74 | aangezicht des HEEREN, totdat Hij Zijn vijanden voor Zijn
1896 Num 31:93 | den zoon van Manasse; en hij woonde daarin. ~
1897 Num 31:94 | hunlieder dorpen in, en hij noemde die Havvoth-Jair. ~
1898 Num 32:39 | en twintig jaren oud, als hij stierf op den berg Hor. ~
1899 Num 32:54 | lot zal uitgaan, dat zal hij hebben; naar de stammen
1900 Num 34:12 | doodslager niet sterve, totdat hij voor de vergadering aan
1901 Num 34:16 | 16 Maar indien hij hem met een ijzeren instrument
1902 Num 34:16 | instrument geslagen heeft, dat hij gestorven zij, een doodslager
1903 Num 34:16 | gestorven zij, een doodslager is hij; deze doodslager zal zekerlijk
1904 Num 34:17 | 17 Of indien hij hem met een handsteen, waarvan
1905 Num 34:17 | sterven, geslagen heeft, dat hij gestorven zij, een doodslager
1906 Num 34:17 | gestorven zij, een doodslager is hij; deze doodslager zal zekerlijk
1907 Num 34:18 | 18 Of indien hij hem met een houten handinstrument,
1908 Num 34:18 | sterven, geslagen heeft, dat hij gestorven zij, een doodslager
1909 Num 34:18 | gestorven zij, een doodslager is hij; deze doodslager zal zekerlijk
1910 Num 34:19 | den doodslager doden; als hij hem ontmoet, zal hij hem
1911 Num 34:19 | als hij hem ontmoet, zal hij hem doden. ~
1912 Num 34:20 | 20 Indien hij hem ook door haat zal gestoten
1913 Num 34:20 | hem geworpen heeft, dat hij gestorven zij; ~
1914 Num 34:21 | hand geslagen heeft, dat hij gestorven zij; de slager
1915 Num 34:21 | worden, een doodslager is hij; de bloedwreker zal dezen
1916 Num 34:21 | dezen doodslager doden, als hij hem ontmoet. ~
1917 Num 34:22 | 22 Maar indien hij hem met der haast, zonder
1918 Num 34:23 | zoude kunnen sterven, en hij dien op hem heeft doen vallen,
1919 Num 34:23 | hem heeft doen vallen, dat hij gestorven zij, zo hij hem
1920 Num 34:23 | dat hij gestorven zij, zo hij hem toch geen vijand was,
1921 Num 34:25 | zijn vrijstad, waarheen hij gevloden was; en hij zal
1922 Num 34:25 | waarheen hij gevloden was; en hij zal daarin blijven tot den
1923 Num 34:26 | zijner vrijstad, waarheen hij gevloden was, ~
1924 Num 34:28 | 28 Want hij zou in zijn vrijstad gebleven
1925 Num 34:31 | schuldig is te sterven; want hij zal zekerlijk gedood worden. ~
1926 Num 34:32 | naar zijn vrijstad, dat hij zou wederkeren, om te wonen
1927 Deu 1:4 | 4 Nadat hij geslagen had Sihon, den
1928 Deu 1:8 | Jakob gegeven heeft, dat Hij het hun en hun zaad na hen
1929 Deu 1:11 | zijt, duizendmaal meer, en Hij zegene u, gelijk als Hij
1930 Deu 1:11 | Hij zegene u, gelijk als Hij tot u gesproken heeft! ~
1931 Deu 1:27 | de HEERE ons haat, heeft Hij ons uit Egypteland uitgevoerd,
1932 Deu 1:27 | Egypteland uitgevoerd, opdat Hij ons levere in de hand der
1933 Deu 1:30 | strijden, naar alles, wat Hij bij u voor uw ogen gedaan
1934 Deu 1:33 | nachts in het vuur, opdat Hij u den weg wees, waarin gij
1935 Deu 1:34 | woorden hoorde, zo werd Hij zeer toornig, en zwoer,
1936 Deu 1:36 | Ik het land geven, waarop hij getreden heeft, en aan zijn
1937 Deu 1:36 | aan zijn kinderen; omdat hij volhard heeft den HEERE
1938 Deu 1:38 | komen; sterk denzelven, want hij zal het Israel doen erven. ~
1939 Deu 2:7 | in al het werk uwer hand; Hij kent uw wandelen door deze
1940 Deu 2:22 | 22 Gelijk als Hij aan de kinderen van Ezau,
1941 Deu 2:22 | voor welker aangezicht Hij de Horieten verdelgde; en
1942 Deu 2:30 | verstokte zijn hart, opdat Hij hem in uw hand gave, gelijk
1943 Deu 2:32 | Sihon toog uit ons tegemoet, hij en al zijn volk, ten strijde,
1944 Deu 3:1 | trok uit ons tegemoet, hij en al zijn volk, ten strijde
1945 Deu 3:14 | Gezurieten en Maachathieten; en hij noemde ze naar zijn naam,
1946 Deu 3:28 | en bekrachtig hem; want hij zal voor het aangezicht
1947 Deu 4:13 | 13 Toen verkondigde Hij u Zijn verbond, dat Hij
1948 Deu 4:13 | Hij u Zijn verbond, dat Hij u gebood te doen, de tien
1949 Deu 4:21 | om ulieder woorden; en Hij zwoer, dat ik over de Jordaan
1950 Deu 4:23 | HEEREN, uws Gods, hetwelk Hij met u gemaakt heeft, niet
1951 Deu 4:31 | is een barmhartig God; Hij zal u niet verlaten, noch
1952 Deu 4:31 | verlaten, noch u verderven; en Hij zal het verbond uwer vaderen,
1953 Deu 4:31 | verbond uwer vaderen, dat Hij hun gezworen heeft, niet
1954 Deu 4:35 | er is niemand meer dan Hij alleen! ~
1955 Deu 4:36 | 36 Van den hemel heeft Hij u Zijn stem laten horen,
1956 Deu 4:36 | onderwijzen; en op de aarde heeft Hij u Zijn groot vuur doen zien;
1957 Deu 4:37 | 37 En omdat Hij uw vaderen liefhad, en hun
1958 Deu 4:37 | hen verkoren had, zo heeft Hij u voor Zijn aangezicht door
1959 Deu 4:38 | om u in te brengen, dat Hij u hunlieder land ter erfenis
1960 Deu 4:42 | onwetende doodslaat, dien hij van gisteren en eergisteren
1961 Deu 4:42 | eergisteren niet haatte; dat hij in een van deze steden vlood
1962 Deu 5:22 | deed daar niets toe; en Hij schreef ze op twee stenen
1963 Deu 5:24 | den mens spreekt, en dat hij levend blijft. ~
1964 Deu 6:10 | ingebracht in dat land, dat Hij uw vaderen, Abraham, Izak
1965 Deu 6:15 | tegen u niet ontsteke, en Hij u van den aardbodem verdelge. ~
1966 Deu 6:17 | en Zijn inzettingen, die Hij u geboden heeft. ~
1967 Deu 6:23 | 23 En hij voerde ons van daar uit,
1968 Deu 6:23 | ons van daar uit, opdat Hij ons inbracht, om ons het
1969 Deu 6:23 | ons het land te geven, dat Hij onzen vaderen gezworen had. ~
1970 Deu 6:25 | HEEREN, onzes Gods, gelijk Hij ons geboden heeft. ~
1971 Deu 7:1 | gaat, om dat te erven; en Hij vele volken voor uw aangezicht
1972 Deu 7:8 | ulieden liefhad, en opdat Hij hield den eed, dien Hij
1973 Deu 7:8 | Hij hield den eed, dien Hij uw vaderen gezworen had,
1974 Deu 7:10 | 10 En Hij vergeldt een ieder van hen,
1975 Deu 7:10 | aangezicht, om hem te verderven; Hij zal het Zijn hater niet
1976 Deu 7:10 | in zijn aangezicht zal Hij het hem vergelden. ~
1977 Deu 7:12 | weldadigheid zal houden, die Hij uw vaderen gezworen heeft; ~
1978 Deu 7:13 | 13 En Hij zal u liefhebben, en zal
1979 Deu 7:13 | doen vermenigvuldigen; en Hij zal zegenen de vrucht uws
1980 Deu 7:13 | klein vee, in het land, dat Hij aan uw vaderen gezworen
1981 Deu 7:15 | krankheid van u afweren, en Hij zal u geen van de kwade
1982 Deu 7:23 | geven voor uw aangezicht, en Hij zal hen verschrikken met
1983 Deu 7:24 | 24 Ook zal Hij hun koningen in uw hand
1984 Deu 8:2 | woestijn geleid heeft; opdat Hij u verootmoedige, om u te
1985 Deu 8:3 | 3 En Hij verootmoedigde u, en liet
1986 Deu 8:3 | vaderen gekend hadden; opdat Hij u bekend maakte, dat de
1987 Deu 8:10 | over dat goede land, dat Hij u zal hebben gegeven.
1988 Deu 8:16 | om u te verzoeken, opdat Hij u ten laatste weldeed; ~
1989 Deu 8:18 | gedenken den HEERE, uw God, dat Hij het is, Die u kracht geeft
1990 Deu 8:18 | vermogen te verkrijgen; opdat Hij Zijn verbond bevestige,
1991 Deu 8:18 | Zijn verbond bevestige, dat Hij aan uw vaderen gezworen
1992 Deu 9:8 | gij den HEERE zeer, dat Hij Zich tegen u vertoornde,
1993 Deu 9:25 | de HEERE gezegd had, dat Hij u verdelgen zou. ~
1994 Deu 9:28 | brengen in het land, waarvan Hij hun gesproken had, en omdat
1995 Deu 9:28 | gesproken had, en omdat Hij hen haatte, heeft Hij ze
1996 Deu 9:28 | omdat Hij hen haatte, heeft Hij ze uitgevoerd, om hen te
1997 Deu 10:4 | 4 Toen schreef Hij op de tafelen, naar het
1998 Deu 10:18 | vreemdeling liefheeft, dat Hij hem brood en kleding geve. ~
1999 Deu 10:21 | 21 Hij is uw Lof, en Hij is uw
2000 Deu 10:21 | 21 Hij is uw Lof, en Hij is uw God. Die bij u gedaan
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-10542 |