1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-10542
Book Chapter: Verse
4001 2Kon 4:19 | Mijn hoofd, mijn hoofd! Hij dan zeide tot een jongen:
4002 2Kon 4:20 | 20 En hij droeg hem, en bracht hem
4003 2Kon 4:20 | hem tot zijn moeder. En hij zat op haar knieen tot aan
4004 2Kon 4:20 | middag toe; toen stierf hij. ~
4005 2Kon 4:23 | 23 En hij zeide: Waarom gaat gij heden
4006 2Kon 4:25 | haar van tegenover zag, dat hij tot Gehazi, zijn jongen
4007 2Kon 4:29 | 29 En hij zeide tot Gehazi: Gord uw
4008 2Kon 4:30 | ik zal u niet verlaten! Hij stond dan op, en volgde
4009 2Kon 4:31 | aangezicht doorgegaan; en hij legde den staf op het aangezicht
4010 2Kon 4:31 | noch opmerking. Zo keerde hij weder hem tegemoet, en bracht
4011 2Kon 4:33 | 33 Zo ging hij in, en sloot de deur voor
4012 2Kon 4:34 | 34 En hij klom op, en legde zich neder
4013 2Kon 4:35 | 35 Daarna kwam hij weder, en wandelde in het
4014 2Kon 4:36 | 36 En hij riep Gehazi, en zeide: Roep
4015 2Kon 4:36 | Roep deze Sunamietische. En hij riep ze, en zij kwam tot
4016 2Kon 4:36 | en zij kwam tot hem; en hij zeide: Neem uw zoon op. ~
4017 2Kon 4:38 | voor zijn aangezicht; en hij zeide tot zijn jongen: Zet
4018 2Kon 4:39 | moeskruiden te lezen, en hij vond een wilden wijnstok,
4019 2Kon 4:41 | 41 Maar hij zeide: Brengt dan meel;
4020 2Kon 4:41 | zeide: Brengt dan meel; en hij wierp het in den pot; en
4021 2Kon 4:41 | wierp het in den pot; en hij zeide: Schep voor het volk
4022 2Kon 4:42 | aren in haar hulzen; en hij zeide: Geef aan het volk,
4023 2Kon 4:43 | honderd mannen voorzetten? En hij zeide: Geef aan het volk,
4024 2Kon 4:44 | 44 Zo zette hij het hun voor, en zij aten,
4025 2Kon 5:3 | die te Samaria is, dan zou hij hem van zijn melaatsheid
4026 2Kon 5:4 | 4 Toen ging hij in en gaf het zijn heer
4027 2Kon 5:5 | koning van Israel zenden. En hij ging heen, en nam in zijn
4028 2Kon 5:6 | 6 En hij bracht den brief tot den
4029 2Kon 5:7 | den brief gelezen had, dat hij zijn klederen scheurde,
4030 2Kon 5:7 | merkt toch, en ziet, dat hij oorzaak tegen mij zoekt. ~
4031 2Kon 5:8 | klederen gescheurd had, dat hij tot den koning zond, om
4032 2Kon 5:8 | nu tot mij komen, zo zal hij weten, dat er een profeet
4033 2Kon 5:11 | ik zeide bij mijzelven: Hij zal zekerlijk uitkomen,
4034 2Kon 5:12 | en rein worden? Zo wendde hij zich, en toog weg met grimmigheid. ~
4035 2Kon 5:13 | Hoeveel te meer, naardien hij tot u gezegd heeft: Was
4036 2Kon 5:14 | 14 Zo klom hij af, en doopte zich in de
4037 2Kon 5:14 | van een kleinen jongen; en hij werd rein. ~
4038 2Kon 5:15 | 15 Toen keerde hij weder tot den man Gods,
4039 2Kon 5:15 | weder tot den man Gods, hij en zijn ganse heir, en kwam,
4040 2Kon 5:16 | 16 Maar hij zeide: Zo waarachtig als
4041 2Kon 5:16 | indien ik het neme! En hij hield bij hem aan, opdat
4042 2Kon 5:16 | hield bij hem aan, opdat hij het nam, doch hij weigerde
4043 2Kon 5:16 | opdat hij het nam, doch hij weigerde het. ~
4044 2Kon 5:18 | daar neder te buigen, en hij op mijn hand leunen zal
4045 2Kon 5:19 | 19 En hij zeide tot hem: Ga in vrede.
4046 2Kon 5:19 | tot hem: Ga in vrede. En hij ging van hem een kleine
4047 2Kon 5:20 | niet genomen heeft, wat hij gebracht had; maar zo waarachtig
4048 2Kon 5:21 | En toen Naaman zag, dat hij hem naliep, viel hij van
4049 2Kon 5:21 | dat hij hem naliep, viel hij van den wagen af, hem tegemoet,
4050 2Kon 5:21 | wagen af, hem tegemoet, en hij zeide: Is het wel? ~
4051 2Kon 5:22 | 22 En hij zeide: Het is wel; mijn
4052 2Kon 5:23 | neem twee talenten. En hij hield aan bij hem, en bond
4053 2Kon 5:23 | twee wisselklederen, en hij legde ze op twee van zijn
4054 2Kon 5:24 | 24 Als hij nu op de hoogte kwam, nam
4055 2Kon 5:24 | nu op de hoogte kwam, nam hij ze van hun hand, en bestelde
4056 2Kon 5:24 | bestelde ze in een huis; en hij liet de mannen gaan, en
4057 2Kon 5:25 | 25 Daarna kwam hij in, en stond voor zijn heer.
4058 2Kon 5:25 | hem: Van waar, Gehazi? En hij zeide: Uw knecht is noch
4059 2Kon 5:26 | 26 Maar hij zeide tot hem: Ging niet
4060 2Kon 5:27 | in eeuwigheid! Toen ging hij uit van voor zijn aangezicht,
4061 2Kon 6:2 | maken, om er te wonen. En hij zeide: Gaat heen. ~
4062 2Kon 6:3 | gaan met uw knechten. En hij zeide: Ik zal gaan. ~
4063 2Kon 6:4 | 4 Zo ging hij met hen. Als zij nu aan
4064 2Kon 6:5 | ijzer in het water viel; en hij riep, en zeide: Ach, mijn
4065 2Kon 6:6 | is het gevallen? En toen hij hem de plaats gewezen had,
4066 2Kon 6:6 | plaats gewezen had, sneed hij een hout af, en wierp het
4067 2Kon 6:7 | 7 En hij zeide: Neem het tot u op.
4068 2Kon 6:7 | het tot u op. Toen stak hij zijn hand uit, en nam het, ~
4069 2Kon 6:11 | onstuimig over dezen handel; en hij riep zijn knechten, en zeide
4070 2Kon 6:13 | 13 En hij zeide: Gaat heen, en ziet,
4071 2Kon 6:13 | Gaat heen, en ziet, waar hij is, dat ik zende en hem
4072 2Kon 6:13 | gegeven, zeggende: Zie, hij is te Dothan. ~
4073 2Kon 6:14 | 14 Toen zond hij daarhenen paarden, en wagenen,
4074 2Kon 6:16 | 16 En hij zeide: Vrees niet; want
4075 2Kon 6:17 | open toch zijn ogen, dat hij zie! En de HEERE opende
4076 2Kon 6:17 | ogen van den jongen, dat hij zag; en ziet, de berg was
4077 2Kon 6:18 | volk met verblindheden. En Hij sloeg hen met verblindheden,
4078 2Kon 6:19 | man, dien gij zoekt; en hij leidde hen naar Samaria. ~
4079 2Kon 6:21 | Israel zeide tot Elisa, als hij hen zag: Zal ik hen slaan?
4080 2Kon 6:22 | 22 Doch hij zeide: Gij zult hen niet
4081 2Kon 6:23 | 23 En hij bereidde hun een groten
4082 2Kon 6:23 | en dronken; daarna liet hij hen gaan, en zij trokken
4083 2Kon 6:27 | 27 En hij zeide: De HEERE helpt u
4084 2Kon 6:30 | dezer vrouw gehoord had, dat hij zijn klederen scheurde,
4085 2Kon 6:30 | klederen scheurde, alzo hij op den muur voortging; en
4086 2Kon 6:31 | 31 En hij zeide: Zo doe mij God, en
4087 2Kon 6:32 | oudsten zaten bij hem.) En hij zond een man van voor zijn
4088 2Kon 6:32 | tot hem gekomen was, had hij gezegd tot de oudsten: Hebt
4089 2Kon 6:33 | 33 Als hij nog met hen sprak, ziet,
4090 2Kon 6:33 | kwam de bode tot hem af; en hij zeide: Zie, dat kwaad is
4091 2Kon 7:2 | zaak kunnen geschieden? En hij zeide: Zie, gij zult het
4092 2Kon 7:11 | 11 En hij riep de poortiers; en zij
4093 2Kon 7:17 | hoofdman, op wiens hand hij leunde, over die poort gesteld;
4094 2Kon 7:17 | vertrad hem in de poort, dat hij stierf, gelijk de man Gods
4095 2Kon 7:19 | woord geschieden kunnen? En hij had gezegd: Zie, gij zult
4096 2Kon 7:20 | vertrad hem in de poort, dat hij stierf. ~ ~
4097 2Kon 8:1 | tot die vrouw, welker zoon hij levend gemaakt had, zeggende:
4098 2Kon 8:5 | 5 En het geschiedde, als hij den koning vertelde, hoe
4099 2Kon 8:5 | den koning vertelde, hoe hij een dode had levend gemaakt,
4100 2Kon 8:5 | riep de vrouw, welker zoon hij levend gemaakt had, tot
4101 2Kon 8:9 | van veertig kemelen; en hij kwam, en stond voor zijn
4102 2Kon 8:10 | HEERE heeft mij getoond, dat hij den dood sterven zal. ~
4103 2Kon 8:11 | 11 En hij hield zijn gezicht staande,
4104 2Kon 8:12 | Waarom weent mijn heer? En hij zeide: omdat ik weet, wat
4105 2Kon 8:13 | knecht, die een hond is, dat hij deze grote zaak doen zou?
4106 2Kon 8:14 | 14 Zo ging hij weg van Elisa, en kwam tot
4107 2Kon 8:14 | heeft Elisa tot u gezegd? En hij zeide: Hij heeft tot mij
4108 2Kon 8:14 | u gezegd? En hij zeide: Hij heeft tot mij gezegd: Gij
4109 2Kon 8:15 | geschiedde des anderen daags, dat hij een deken nam, en in het
4110 2Kon 8:15 | aangezicht uitspreidde, dat hij stierf; en Hazael werd koning
4111 2Kon 8:17 | 17 Hij was twee en dertig jaren
4112 2Kon 8:17 | en dertig jaren oud, toen hij koning werd, en hij regeerde
4113 2Kon 8:17 | toen hij koning werd, en hij regeerde acht jaren te Jeruzalem. ~
4114 2Kon 8:18 | 18 En hij wandelde op den weg der
4115 2Kon 8:18 | hem ter vrouw geworden; en hij deed dat kwaad was in de
4116 2Kon 8:19 | knechts wil; gelijk als Hij hem gezegd had, dat Hij
4117 2Kon 8:19 | Hij hem gezegd had, dat Hij hem te allen tijde voor
4118 2Kon 8:21 | al de wagenen met hem; en hij maakte zich des nachts op,
4119 2Kon 8:23 | van Joram, en alles wat hij gedaan heeft, is dat niet
4120 2Kon 8:26 | jaren was Ahazia oud, als hij koning werd, en regeerde
4121 2Kon 8:27 | 27 En hij wandelde in den weg van
4122 2Kon 8:27 | het huis van Achab; want hij was een schoonzoon van het
4123 2Kon 8:28 | 28 En hij toog met Joram, den zoon
4124 2Kon 8:29 | de koning wederom, opdat hij zich te Jizreel helen liet
4125 2Kon 8:29 | Rama geslagen hadden, als hij streed tegen Hazael den
4126 2Kon 8:29 | Jizreel te bezien, want hij was krank. ~ ~
4127 2Kon 9:1 | de zonen der profeten, en hij zeide tot hem: Gord uw lenden,
4128 2Kon 9:5 | 5 En toen hij inkwam, ziet, daar zaten
4129 2Kon 9:5 | hoofdmannen van het heir, en hij zeide: Ik heb een woord
4130 2Kon 9:5 | Tot wien van ons allen? En hij zeide: Tot u, o hoofdman! ~
4131 2Kon 9:6 | 6 Toen stond hij op, en ging in huis; hij
4132 2Kon 9:6 | hij op, en ging in huis; hij dan goot de olie op zijn
4133 2Kon 9:6 | de olie op zijn hoofd, en hij zeide tot hem: Zo zegt de
4134 2Kon 9:10 | haar begrave. Toen deed hij de deur open en vlood. ~
4135 2Kon 9:11 | onzinnige tot u gekomen? En hij zeide tot hen: Gij kent
4136 2Kon 9:12 | het ons nu te kennen. En hij zeide: Zo en zo heeft hij
4137 2Kon 9:12 | hij zeide: Zo en zo heeft hij tot mij gesproken, zeggende:
4138 2Kon 9:14 | Ramoth in Gilead bewaard, hij en gans Israel, uit oorzake
4139 2Kon 9:15 | was wedergekeerd, opdat hij zich te Jizreel helen liet
4140 2Kon 9:15 | Syriers geslagen hadden, als hij streed tegen Hazael, den
4141 2Kon 9:17 | zag den hoop van Jehu, als hij aankwam, en zeide: Ik zie
4142 2Kon 9:17 | hunlieden tegemoet, en dat hij zegge: Is het vrede? ~
4143 2Kon 9:18 | is tot hen gekomen, maar hij komt niet weder. ~
4144 2Kon 9:19 | 19 Toen zond hij een anderen ruiter te paard;
4145 2Kon 9:19 | tot hen gekomen was, zeide hij: Zo zegt de koning: Is het
4146 2Kon 9:20 | dit te kennen, zeggende: Hij is tot aan hen gekomen,
4147 2Kon 9:20 | tot aan hen gekomen, maar hij komt niet weder; en het
4148 2Kon 9:20 | den zoon van Nimsi, want hij drijft onzinniglijk. ~
4149 2Kon 9:22 | als Joram Jehu zag, dat hij zeide: Is het ook vrede,
4150 2Kon 9:22 | het ook vrede, Jehu? Maar hij zeide: Wat vrede, zo lang
4151 2Kon 9:24 | door zijn hart uitging; en hij kromde zich in zijn wagen. ~
4152 2Kon 9:27 | Juda, dat zag, zo vlood hij door den weg van het huis
4153 2Kon 9:27 | die bij Jibleam is; en hij vlood naar Megiddo, en stierf
4154 2Kon 9:32 | 32 En hij hief zijn aangezicht op
4155 2Kon 9:33 | 33 En hij zeide: Stoot ze van boven
4156 2Kon 9:33 | paarden gesprengd werd; en hij vertrad haar. ~
4157 2Kon 9:34 | 34 Als hij nu ingekomen was, en gegeten
4158 2Kon 9:34 | en gedronken had, zeide hij: Ziet nu naar die vervloekte,
4159 2Kon 9:36 | gaven het hem te kennen, en hij zeide: Dit is het woord
4160 2Kon 9:36 | het woord des HEEREN, dat Hij gesproken heeft door den
4161 2Kon 10:1 | schreef brieven, dewelke hij zond naar Samaria, tot de
4162 2Kon 10:6 | 6 Toen schreef hij ten tweeden male tot hen
4163 2Kon 10:8 | des konings gebracht. En hij zeide: Legt ze in twee hopen,
4164 2Kon 10:9 | geschiedde des morgens, toen hij uitging, dat hij stil stond,
4165 2Kon 10:9 | morgens, toen hij uitging, dat hij stil stond, en tot al het
4166 2Kon 10:10 | HEERE heeft gedaan, wat Hij door den dienst van Zijn
4167 2Kon 10:11 | zijn priesteren; totdat hij hem geen overigen liet overblijven. ~
4168 2Kon 10:12 | 12 En hij maakte zich op, en toog
4169 2Kon 10:13 | den koning van Juda, en hij zeide: Wie zijt gijlieden?
4170 2Kon 10:14 | 14 Toen zeide hij: Grijpt hen levend. En zij
4171 2Kon 10:14 | twee en veertig mannen, en hij liet niet een van hen over. ~
4172 2Kon 10:15 | daar gegaan zijnde, zo vond hij Jonadab, den zoon van Rechab,
4173 2Kon 10:15 | tegemoet; die hem groette; en hij zeide tot hem: Is uw hart
4174 2Kon 10:15 | het is; geef uw hand. En hij gaf zijn hand, en hij deed
4175 2Kon 10:15 | En hij gaf zijn hand, en hij deed hem tot zich op den
4176 2Kon 10:16 | 16 En hij zeide: Ga met mij, en zie
4177 2Kon 10:17 | 17 En toen hij te Samaria kwam, sloeg hij
4178 2Kon 10:17 | hij te Samaria kwam, sloeg hij allen, die aan Achab te
4179 2Kon 10:17 | overgebleven waren, totdat hij hem verdelgd had, naar het
4180 2Kon 10:17 | het woord des HEEREN, dat Hij tot Elia gesproken had. ~
4181 2Kon 10:19 | dat door listigheid, opdat hij de dienaren van Baal ombracht. ~
4182 2Kon 10:22 | 22 Toen zeide hij tot dengene, die over het
4183 2Kon 10:22 | Baal de kleding uit. En hij bracht voor hen de kleding
4184 2Kon 10:23 | in het huis van Baal; en hij zeide tot de dienaren van
4185 2Kon 10:24 | daarbuiten tachtig mannen, en hij zeide: Zo iemand van de
4186 2Kon 10:25 | 25 En het geschiedde, als hij voleind had het brandoffer
4187 2Kon 10:31 | Israel, met zijn ganse hart; hij week niet van de zonden
4188 2Kon 10:34 | geschiedenissen van Jehu, en al wat hij gedaan heeft, en al zijn
4189 2Kon 11:2 | verborgen hem voor Athalia, dat hij niet gedood werd. ~
4190 2Kon 11:3 | 3 En hij was met haar verstoken in
4191 2Kon 11:4 | en met de trawanten, en hij bracht hen tot zich, in
4192 2Kon 11:4 | het huis des HEEREN; en hij maakte een verbond met hen,
4193 2Kon 11:4 | een verbond met hen, en hij beedigde hen in het huis
4194 2Kon 11:4 | het huis des HEEREN, en hij toonde hun den zoon des
4195 2Kon 11:5 | 5 En hij gebood hun, zeggende: Dit
4196 2Kon 11:8 | wapenen in zijn hand, en hij, die tussen de ordeningen
4197 2Kon 11:8 | gij bij den koning, als hij uitgaat, en als hij inkomt. ~
4198 2Kon 11:8 | als hij uitgaat, en als hij inkomt. ~
4199 2Kon 11:12 | 12 Daarna bracht hij des konings zoon voor, en
4200 2Kon 11:19 | 19 En hij nam de oversten van honderd,
4201 2Kon 11:19 | het huis des konings, en hij zat op den troon der koningen. ~
4202 2Kon 11:21 | was zeven jaren oud, toen hij koning werd. ~ ~
4203 2Kon 12:18 | koning van Syrie; toen trok hij op van Jeruzalem. ~
4204 2Kon 12:19 | geschiedenissen van Joas, en al wat hij gedaan heeft, is dat niet
4205 2Kon 12:21 | knechten, sloegen hem, dat hij stierf; en zij begroeven
4206 2Kon 13:18 | koning van Syrie; toen trok hij op van Jeruzalem. ~
4207 2Kon 13:19 | geschiedenissen van Joas, en al wat hij gedaan heeft, is dat niet
4208 2Kon 13:21 | knechten, sloegen hem, dat hij stierf; en zij begroeven
4209 2Kon 14:2 | 2 En hij deed dat kwaad was in de
4210 2Kon 14:2 | de ogen des HEEREN; want hij wandelde na de zonden van
4211 2Kon 14:2 | die Israel zondigen deed; hij week daarvan niet af. ~
4212 2Kon 14:3 | HEEREN toorn tegen Israel; en Hij gaf hen in de hand van Hazael,
4213 2Kon 14:4 | HEERE verhoorde hem; want Hij zag de verdrukking van Israel,
4214 2Kon 14:6 | Israel zondigen deed; maar hij wandelde daarin; en het
4215 2Kon 14:7 | 7 Want hij had Joahaz geen volk laten
4216 2Kon 14:8 | geschiedenissen van Joahaz, en al wat hij gedaan heeft, en al zijn
4217 2Kon 14:11 | 11 En hij deed dat kwaad was in de
4218 2Kon 14:11 | was in de ogen des HEEREN; hij week niet af van al de zonden
4219 2Kon 14:11 | Israel zondigen deed, maar hij wandelde daarin. ~
4220 2Kon 14:12 | geschiedenissen van Joas, en al wat hij gedaan heeft, en zijn macht,
4221 2Kon 14:12 | en zijn macht, waarmede hij gestreden heeft tegen Amazia,
4222 2Kon 14:14 | zijn krankheid, van dewelke hij stierf; en Joas, de koning
4223 2Kon 14:15 | Neem een boog en pijlen. En hij nam tot zich een boog en
4224 2Kon 14:16 | 16 En hij zeide tot den koning van
4225 2Kon 14:16 | uw hand aan den boog, en hij leide zijn hand daaraan;
4226 2Kon 14:17 | 17 En hij zeide: Doe het venster open
4227 2Kon 14:17 | open tegen het oosten. En hij deed het open. Toen zeide
4228 2Kon 14:17 | zeide Elisa: Schiet. En hij schoot. En hij zeide: Het
4229 2Kon 14:17 | Schiet. En hij schoot. En hij zeide: Het is een pijl der
4230 2Kon 14:18 | 18 Daarna zeide hij: Neem de pijlen. En hij
4231 2Kon 14:18 | hij: Neem de pijlen. En hij nam ze. Toen zeide hij tot
4232 2Kon 14:18 | En hij nam ze. Toen zeide hij tot den koning van Israel:
4233 2Kon 14:18 | Sla tegen de aarde. En hij sloeg driemaal; daarna stond
4234 2Kon 14:18 | sloeg driemaal; daarna stond hij stil. ~
4235 2Kon 14:21 | van Elisa aanroerde, werd hij levend, en rees op zijn
4236 2Kon 14:23 | Abraham, Izak en Jakob; en Hij wilde hen niet verderven,
4237 2Kon 14:25 | den zoon van Hazael, die hij uit de hand van Joahaz,
4238 2Kon 15:2 | Vijf en twintig jaren was hij oud, toen hij koning werd,
4239 2Kon 15:2 | jaren was hij oud, toen hij koning werd, en regeerde
4240 2Kon 15:3 | 3 En hij deed dat recht was in de
4241 2Kon 15:3 | niet als zijn vader David; hij deed naar alles, wat zijn
4242 2Kon 15:5 | hand versterkt was, dat hij zijn knechten sloeg, die
4243 2Kon 15:6 | kinderen der doodslagers doodde hij niet; gelijk geschreven
4244 2Kon 15:7 | 7 Hij sloeg de Edomieten in het
4245 2Kon 15:11 | koning van Israel, op, zodat hij en Amazia, de koning van
4246 2Kon 15:13 | en kwam te Jeruzalem; en hij brak aan den muur van Jeruzalem,
4247 2Kon 15:14 | 14 En hij nam al het goud, en het
4248 2Kon 15:14 | mitsgaders gijzelaars; en hij keerde weder naar Samaria. ~
4249 2Kon 15:15 | geschiedenissen van Joas, wat hij gedaan heeft, en zijn macht,
4250 2Kon 15:15 | heeft, en zijn macht, en hoe hij gestreden heeft tegen Amazia,
4251 2Kon 15:19 | tegen hem te Jeruzalem, dat hij vluchtte naar Lachis; maar
4252 2Kon 15:20 | brachten hem op paarden; en hij werd te Jeruzalem begraven,
4253 2Kon 15:24 | 24 En hij deed dat kwaad was in de
4254 2Kon 15:24 | was in de ogen des HEEREN; hij week niet van alle zonden
4255 2Kon 15:25 | 25 Hij bracht ook weder de landpale
4256 2Kon 15:25 | des Gods van Israel, dat Hij gesproken had door den dienst
4257 2Kon 15:27 | had niet gesproken, dat Hij den naam van Israel van
4258 2Kon 15:27 | hemel verdelgen zou; maar Hij verloste hen door de hand
4259 2Kon 15:28 | van Jerobeam, en al wat hij gedaan heeft, en zijn macht,
4260 2Kon 15:28 | heeft, en zijn macht, hoe hij gekrijgd heeft, en hoe hij
4261 2Kon 15:28 | hij gekrijgd heeft, en hoe hij Damaskus en Hamath, tot
4262 2Kon 16:2 | 2 Hij was zestien jaren oud, toen
4263 2Kon 16:2 | zestien jaren oud, toen hij koning werd, en hij regeerde
4264 2Kon 16:2 | toen hij koning werd, en hij regeerde twee en vijftig
4265 2Kon 16:3 | 3 En hij deed dat recht was in de
4266 2Kon 16:5 | plaagde den koning, dat hij melaats werd tot den dag
4267 2Kon 16:5 | den dag zijns doods; en hij woonde in een afgezonderd
4268 2Kon 16:6 | geschiedenissen van Azaria, en al wat hij gedaan heeft, zijn die niet
4269 2Kon 16:9 | 9 En hij deed dat kwaad was in de
4270 2Kon 16:9 | zijn vaderen gedaan hadden; hij week niet af van de zonden
4271 2Kon 16:10 | volk, en doodde hem; en hij werd koning in zijn plaats. ~
4272 2Kon 16:12 | het woord des HEEREN, dat Hij gesproken had tot Jehu,
4273 2Kon 16:13 | den koning van Juda; en hij regeerde een volle maand
4274 2Kon 16:15 | en zijn verbintenis, die hij maakte, ziet, die zijn geschreven
4275 2Kon 16:16 | had opengedaan, zo sloeg hij hen; al haar bevruchte vrouwen
4276 2Kon 16:16 | bevruchte vrouwen hieuw hij in stukken. ~
4277 2Kon 16:18 | 18 En hij deed dat kwaad was in de
4278 2Kon 16:18 | was in de ogen des HEEREN; hij week al zijn dagen niet
4279 2Kon 16:21 | geschiedenissen van Menahem, en al wat hij gedaan heeft, is dat niet
4280 2Kon 16:24 | 24 En hij deed dat kwaad was in de
4281 2Kon 16:24 | was in de ogen des HEEREN; hij week niet af van de zonden
4282 2Kon 16:25 | Gileadieten; alzo doodde hij hem, en werd koning in zijn
4283 2Kon 16:26 | geschiedenissen van Pekahia, en al wat hij gedaan heeft, ziet, dat
4284 2Kon 16:28 | 28 En hij deed dat kwaad was in de
4285 2Kon 16:28 | was in de ogen des HEEREN; hij week niet af van de zonden
4286 2Kon 16:29 | ganse land van Nafthali; en hij voerde hen weg naar Assyrie. ~
4287 2Kon 16:31 | geschiedenissen van Pekah, en al wat hij gedaan heeft, ziet, dat
4288 2Kon 16:33 | Vijf en twintig jaren was hij oud, als hij koning werd,
4289 2Kon 16:33 | twintig jaren was hij oud, als hij koning werd, en regeerde
4290 2Kon 16:34 | 34 En hij deed dat recht was in de
4291 2Kon 16:34 | vader Uzzia gedaan had, deed hij. ~
4292 2Kon 16:36 | geschiedenissen van Jotham, en al wat hij gedaan heeft, is dat niet
4293 2Kon 17:2 | jaren was Achaz oud, toen hij koning werd, en hij regeerde
4294 2Kon 17:2 | toen hij koning werd, en hij regeerde zestien jaren te
4295 2Kon 17:2 | zestien jaren te Jeruzalem; en hij deed niet dat recht was
4296 2Kon 17:3 | 3 Want hij wandelde in den weg der
4297 2Kon 17:3 | koningen van Israel; ja, hij deed ook zijn zoon door
4298 2Kon 17:4 | 4 Hij offerde ook en rookte op
4299 2Kon 17:8 | konings gevonden werd, en hij zond den koning van Assyrie
4300 2Kon 17:9 | gevankelijk naar Kir, en hij doodde Rezin. ~
4301 2Kon 17:13 | 13 En hij stak zijn brandoffer aan,
4302 2Kon 17:14 | des HEEREN was, dat bracht hij van het voorste deel van
4303 2Kon 17:14 | het huis des HEEREN, en hij zette het aan de zijde zijns
4304 2Kon 17:17 | die daaronder waren; en hij zette die op een stenen
4305 2Kon 17:18 | buitensten ingang des konings nam hij weg van het huis des HEEREN,
4306 2Kon 17:19 | geschiedenissen van Achaz, wat hij gedaan heeft, is dat niet
4307 2Kon 18:2 | jaren was Achaz oud, toen hij koning werd, en hij regeerde
4308 2Kon 18:2 | toen hij koning werd, en hij regeerde zestien jaren te
4309 2Kon 18:2 | zestien jaren te Jeruzalem; en hij deed niet dat recht was
4310 2Kon 18:3 | 3 Want hij wandelde in den weg der
4311 2Kon 18:3 | koningen van Israel; ja, hij deed ook zijn zoon door
4312 2Kon 18:4 | 4 Hij offerde ook en rookte op
4313 2Kon 18:8 | konings gevonden werd, en hij zond den koning van Assyrie
4314 2Kon 18:9 | gevankelijk naar Kir, en hij doodde Rezin. ~
4315 2Kon 18:13 | 13 En hij stak zijn brandoffer aan,
4316 2Kon 18:14 | des HEEREN was, dat bracht hij van het voorste deel van
4317 2Kon 18:14 | het huis des HEEREN, en hij zette het aan de zijde zijns
4318 2Kon 18:17 | die daaronder waren; en hij zette die op een stenen
4319 2Kon 18:18 | buitensten ingang des konings nam hij weg van het huis des HEEREN,
4320 2Kon 18:19 | geschiedenissen van Achaz, wat hij gedaan heeft, is dat niet
4321 2Kon 19:2 | 2 En hij deed dat kwaad was in de
4322 2Kon 19:3 | Hosea werd zijn knecht, dat hij hem een geschenk gaf. ~
4323 2Kon 19:4 | verbintenis in Hosea, dat hij tot So, den koning van Egypte,
4324 2Kon 19:5 | op in het ganse land; ja, hij kwam op naar Samaria, en
4325 2Kon 19:5 | kwam op naar Samaria, en hij belegerde haar drie jaren. ~
4326 2Kon 19:15 | inzettingen, en Zijn verbond, dat Hij met hun vaderen gemaakt
4327 2Kon 19:15 | Zijn getuigenissen, die Hij tegen hen betuigd had, en
4328 2Kon 19:18 | HEERE zeer over Israel, dat Hij hen wegdeed van Zijn aangezicht;
4329 2Kon 19:20 | hand der rovers, totdat Hij hen van Zijn aangezicht
4330 2Kon 19:21 | 21 Want Hij scheurde Israel van het
4331 2Kon 19:21 | van achter den HEERE, en hij deed ze een grote zonde
4332 2Kon 19:22 | zonden van Jerobeam die hij gedaan had; zij weken daarvan
4333 2Kon 19:23 | aangezicht wegdeed, gelijk als Hij gesproken had door den dienst
4334 2Kon 19:26 | land niet; daarom heeft Hij leeuwen onder hen gezonden,
4335 2Kon 19:27 | en wonen aldaar; en dat hij hun lere de wijze des Gods
4336 2Kon 19:28 | en woonde te Beth-El; en hij leerde hun, hoe zij den
4337 2Kon 19:34 | kinderen van Jakob, dien Hij den naam Israel gaf. ~
4338 2Kon 19:37 | de wet, en het gebod, die Hij u geschreven heeft, zult
4339 2Kon 19:39 | God, zult gij vrezen; en Hij zal u redden uit de hand
4340 2Kon 20:2 | Vijf en twintig jaren was hij oud, toen hij koning werd,
4341 2Kon 20:2 | jaren was hij oud, toen hij koning werd, en hij regeerde
4342 2Kon 20:2 | toen hij koning werd, en hij regeerde negen en twintig
4343 2Kon 20:3 | 3 En hij deed dat recht was in de
4344 2Kon 20:4 | 4 Hij nam de hoogten weg, en brak
4345 2Kon 20:4 | roeide de bossen uit; en hij verbrijzelde de koperen
4346 2Kon 20:4 | haar gerookt hadden; en hij noemde haar Nehustan. ~
4347 2Kon 20:5 | 5 Hij betrouwde op den HEERE,
4348 2Kon 20:6 | 6 Want hij kleefde den HEERE aan; hij
4349 2Kon 20:6 | hij kleefde den HEERE aan; hij week niet van Hem na te
4350 2Kon 20:6 | van Hem na te volgen, en hij hield Zijn geboden, die
4351 2Kon 20:7 | HEERE met hem; overal, waar hij henen uittrok, handelde
4352 2Kon 20:7 | henen uittrok, handelde hij kloekelijk; daartoe viel
4353 2Kon 20:7 | kloekelijk; daartoe viel hij af van den koning van Assyrie,
4354 2Kon 20:7 | koning van Assyrie, dat hij hem niet diende. ~
4355 2Kon 20:8 | 8 Hij sloeg de Filistijnen tot
4356 2Kon 20:21 | zo iemand leunt, zo zal hij in zijn hand gaan, en die
4357 2Kon 20:22 | den HEERE, onzen God; is Hij die niet, Wiens hoogten
4358 2Kon 20:28 | luider stem in het Joods; en hij sprak en zeide: Hoort het
4359 2Kon 20:29 | Hizkia u niet bedriege: want hij zal u niet kunnen redden
4360 2Kon 20:32 | hoort niet naar Hizkia, want hij hitst u op, zeggende: De
4361 2Kon 21:1 | dat hoorde, zo scheurde hij zijn klederen, en bedekte
4362 2Kon 21:2 | 2 Daarna zond hij Eljakim, den hofmeester,
4363 2Kon 21:7 | geest in hem geven, dat hij een gerucht horen zal, en
4364 2Kon 21:8 | strijdende tegen Libna; want hij had gehoord, dat hij van
4365 2Kon 21:8 | want hij had gehoord, dat hij van Lachis vertrokken was. ~
4366 2Kon 21:9 | 9 Als hij nu hoorde van Tirhaka, den
4367 2Kon 21:9 | van Cusch, zeggen: Ziet, hij is uitgetogen om tegen u
4368 2Kon 21:9 | tegen u te strijden, zond hij weder boden tot Hizkia,
4369 2Kon 21:14 | en die gelezen had, ging hij op in het huis des HEEREN,
4370 2Kon 21:32 | den koning van Assyrie: Hij zal in deze stad niet komen,
4371 2Kon 21:32 | pijl inschieten; ook zal hij met geen schild daarvoor
4372 2Kon 21:33 | 33 Door den weg, dien hij gekomen is, door dien zal
4373 2Kon 21:33 | gekomen is, door dien zal hij wederkeren; maar in deze
4374 2Kon 21:33 | wederkeren; maar in deze stad zal hij niet komen, zegt de HEERE. ~
4375 2Kon 21:36 | henen, en keerde weder; en hij bleef te Nineve. ~
4376 2Kon 21:37 | 37 Het geschiedde nu, als hij in het huis van Nisroch,
4377 2Kon 22:2 | 2 Toen keerde hij zijn aangezicht om naar
4378 2Kon 22:2 | aangezicht om naar den wand, en hij bad tot den HEERE, zeggende: ~
4379 2Kon 22:7 | legden ze op de zweer, en hij werd genezen. ~
4380 2Kon 22:9 | de HEERE het woord, dat Hij gesproken heeft, doen zal:
4381 2Kon 22:11 | riep den HEERE aan; en Hij deed de schaduw tien graden
4382 2Kon 22:12 | geschenk aan Hizkia; want hij had gehoord, dat Hizkia
4383 2Kon 22:13 | Hizkia hoorde naar hen, en hij toonde hun zijn ganse schathuis,
4384 2Kon 22:13 | ganse heerschappij, dat hij hun niet toonde. ~
4385 2Kon 22:15 | 15 En hij zeide: Wat hebben zij gezien
4386 2Kon 22:19 | hebt, is goed. Ook zeide hij: Zou het niet, naardien
4387 2Kon 22:20 | en al zijn macht, en hoe hij den vijver en den watergang
4388 2Kon 23:1 | was twaalf jaren oud, toen hij koning werd, en hij regeerde
4389 2Kon 23:1 | toen hij koning werd, en hij regeerde vijf en vijftig
4390 2Kon 23:2 | 2 En hij deed dat kwaad was in de
4391 2Kon 23:3 | 3 Want hij bouwde de hoogten weder
4392 2Kon 23:3 | vader, verdorven had; en hij richtte Baal altaren op,
4393 2Kon 23:4 | 4 En hij bouwde altaren in het huis
4394 2Kon 23:5 | 5 Daartoe bouwde hij altaren voor al het heir
4395 2Kon 23:6 | 6 Ja, hij deed zijn zoon door het
4396 2Kon 23:6 | op vogelgeschrei acht; en hij stelde waarzeggers en duivelskunstenaren;
4397 2Kon 23:6 | waarzeggers en duivelskunstenaren; hij deed zeer veel kwaads in
4398 2Kon 23:7 | 7 Hij stelde ook een gesneden
4399 2Kon 23:7 | gesneden beeld van het bos, dat hij gemaakt had, in het huis
4400 2Kon 23:16 | onschuldig bloed, totdat hij Jeruzalem van het ene einde
4401 2Kon 23:16 | behalve zijn zonde, die hij Juda zondigen deed, doende
4402 2Kon 23:17 | geschiedenissen van Manasse, en al wat hij gedaan heeft, en zijn zonde,
4403 2Kon 23:17 | heeft, en zijn zonde, die hij gezondigd heeft, zijn die
4404 2Kon 23:19 | twintig jaren oud, toen hij koning werd, en hij regeerde
4405 2Kon 23:19 | toen hij koning werd, en hij regeerde twee jaren te Jeruzalem;
4406 2Kon 23:20 | 20 En hij deed dat kwaad was in de
4407 2Kon 23:21 | 21 Want hij wandelde in al den weg,
4408 2Kon 23:21 | vader gewandeld had, en hij diende de drekgoden, die
4409 2Kon 23:21 | zijn vader gediend had, en hij boog zich voor die neder. ~
4410 2Kon 23:22 | 22 Zo verliet hij den HEERE, den God zijner
4411 2Kon 23:22 | den God zijner vaderen, en hij wandelde niet in den weg
4412 2Kon 23:25 | geschiedenissen van Amon, wat hij gedaan heeft, zijn die niet
4413 2Kon 24:1 | was acht jaren oud, toen hij koning werd, en regeerde
4414 2Kon 24:2 | 2 En hij deed dat recht was in de
4415 2Kon 24:2 | in de ogen des HEEREN; en hij wandelde in al den weg van
4416 2Kon 24:4 | den hogepriester, opdat hij het geld opsomme, dat in
4417 2Kon 24:9 | koning bescheid weder, en hij zeide: Uw knechten hebben
4418 2Kon 24:11 | des wetboeks hoorde, dat hij zijn klederen scheurde. ~
4419 2Kon 25:2 | minste tot den meeste; en hij las voor hun oren al de
4420 2Kon 25:4 | was, uitbrengen zouden; en hij verbrandde dat buiten Jeruzalem
4421 2Kon 25:5 | 5 Daartoe schafte hij de Chemarim af, die de koningen
4422 2Kon 25:6 | 6 Hij bracht ook het beeld van
4423 2Kon 25:6 | vergruisde het tot stof; en hij wierp het stof daarvan op
4424 2Kon 25:7 | 7 Daartoe brak hij de huizen der schandjongens
4425 2Kon 25:8 | 8 En hij bracht al de priesters uit
4426 2Kon 25:8 | af tot Ber-seba toe; en hij brak de hoogten der poort
4427 2Kon 25:10 | 10 Hij verontreinigde ook Thofeth,
4428 2Kon 25:11 | 11 En hij schafte de paarden af, die
4429 2Kon 25:11 | wagenen der zon verbrandde hij met vuur. ~
4430 2Kon 25:12 | had, brak de koning af; en hij verbrijzelde ze van daar,
4431 2Kon 25:14 | 14 Insgelijks brak hij de opgerichte beelden, en
4432 2Kon 25:14 | roeide de bossen uit; en hij vervulde hun plaats met
4433 2Kon 25:15 | altaar en die hoogte brak hij af; ja, hij verbrandde de
4434 2Kon 25:15 | hoogte brak hij af; ja, hij verbrandde de hoogte, hij
4435 2Kon 25:15 | hij verbrandde de hoogte, hij vergruisde ze tot stof,
4436 2Kon 25:15 | vergruisde ze tot stof, en hij verbrandde het bos. ~
4437 2Kon 25:16 | Josia zich omkeerde, zag hij de graven, die daar op den
4438 2Kon 25:17 | 17 Verder zeide hij: Wat is dat voor een grafteken,
4439 2Kon 25:18 | 18 En hij zeide: Laat hem liggen,
4440 2Kon 25:19 | tot toorn te verwekken; en hij deed dezelve naar al de
4441 2Kon 25:19 | dezelve naar al de daden, die hij te Beth-El gedaan had. ~
4442 2Kon 25:20 | 20 En hij slachtte al de priesteren
4443 2Kon 25:20 | op dezelve. Daarna keerde hij weder naar Jeruzalem. ~
4444 2Kon 25:24 | Jeruzalem gezien werden; opdat hij bevestigde de woorden der
4445 2Kon 25:28 | geschiedenissen van Josia, en al wat hij gedaan heeft, zijn die niet
4446 2Kon 25:29 | Josia toog hem tegemoet, en hij doodde hem te Megiddo, als
4447 2Kon 25:29 | doodde hem te Megiddo, als hij hem gezien had. ~
4448 2Kon 25:31 | jaren was Joahaz oud, toen hij koning werd, en hij regeerde
4449 2Kon 25:31 | toen hij koning werd, en hij regeerde drie maanden te
4450 2Kon 25:32 | 32 En hij deed dat kwaad was in de
4451 2Kon 25:33 | het land van Hamath, opdat hij te Jeruzalem niet regeren
4452 2Kon 25:33 | Jeruzalem niet regeren zou; en hij legde het land een boete
4453 2Kon 25:34 | Jojakim; maar Joahaz nam hij mede, en hij kwam in Egypte,
4454 2Kon 25:34 | Joahaz nam hij mede, en hij kwam in Egypte, en stierf
4455 2Kon 25:35 | dat goud aan Farao; doch hij schatte het land, om dat
4456 2Kon 25:35 | naar zijn schatting eiste hij het zilver en goud af van
4457 2Kon 25:36 | jaren was Jojakim oud, toen hij koning werd, en regeerde
4458 2Kon 25:37 | 37 En hij deed dat kwaad was in de
4459 2Kon 26:1 | drie jaren; daarna keerde hij zich om, en rebelleerde
4460 2Kon 26:2 | het woord des HEEREN, dat Hij gesproken had door den dienst
4461 2Kon 26:3 | des HEEREN tegen Juda, dat Hij hen van Zijn aangezicht
4462 2Kon 26:3 | Manasse, naar alles, wat hij gedaan had; ~
4463 2Kon 26:4 | het onschuldig bloed, dat hij vergoten had, zodat hij
4464 2Kon 26:4 | hij vergoten had, zodat hij Jeruzalem met onschuldig
4465 2Kon 26:5 | geschiedenissen van Jojakim, en al wat hij gedaan heeft, is dat niet
4466 2Kon 26:8 | achttien jaren oud, toen hij koning werd, en regeerde
4467 2Kon 26:9 | 9 En hij deed dat kwaad was in de
4468 2Kon 26:12 | tot den koning van Babel, hij, en zijn moeder, en zijn
4469 2Kon 26:13 | 13 En hij bracht van daar uit al de
4470 2Kon 26:13 | het huis des konings; en hij hieuw alle gouden vaten
4471 2Kon 26:14 | 14 En hij voerde gans Jeruzalem weg,
4472 2Kon 26:15 | 15 Zo voerde hij Jojachin weg naar Babel,
4473 2Kon 26:15 | machtigen des lands bracht hij gevankelijk van Jeruzalem
4474 2Kon 26:18 | en twintig jaren oud, als hij koning werd, en hij regeerde
4475 2Kon 26:18 | als hij koning werd, en hij regeerde elf jaren te Jeruzalem;
4476 2Kon 26:19 | 19 En hij deed dat kwaad was in de
4477 2Kon 26:20 | Jeruzalem en tegen Juda, totdat Hij hen van Zijn aangezicht
4478 2Kon 27:1 | Babel, kwam tegen Jeruzalem, hij en zijn ganse heir, en legerde
4479 2Kon 27:9 | 9 En hij verbrandde het huis des
4480 2Kon 27:9 | huizen der groten verbrandde hij met vuur. ~
4481 2Kon 27:19 | 19 En uit de stad nam hij een hoveling, die over de
4482 2Kon 27:20 | dezen genomen had, zo bracht hij hen tot den koning van Babel,
4483 2Kon 27:22 | overblijven, daarover stelde hij Gedalia, den zoon van Ahikam,
4484 2Kon 27:25 | zij sloegen Gedalia, dat hij stierf; mitsgaders de Joden
4485 2Kon 27:27 | Babel, in het jaar, als hij koning werd, het hoofd van
4486 2Kon 27:28 | 28 En hij sprak vriendelijk met hem,
4487 2Kon 27:29 | 29 En hij veranderde de klederen zijner
4488 2Kon 27:29 | klederen zijner gevangenis, en hij at geduriglijk brood voor
4489 1Kro 2:3 | des HEEREN; daarom doodde Hij hem.
4490 1Kro 2:21 | den vader van Gilead, en hij nam ze, toen hij zestig
4491 1Kro 2:21 | Gilead, en hij nam ze, toen hij zestig jaren oud was; en
4492 1Kro 2:22 | Segub nu gewon Jair; en hij had drie en twintig steden
4493 1Kro 2:23 | 23 En hij nam Gesur en Aram, met de
4494 1Kro 3:4 | te Hebron geboren; want hij regeerde daar zeven jaren
4495 1Kro 3:4 | en dertig jaren regeerde hij te Jeruzalem. ~
4496 1Kro 4:10 | En God liet komen, wat hij begeerde. ~
4497 1Kro 4:11 | van Suha, gewon Mechir; hij is de vader van Eston. ~
4498 1Kro 5:1 | eerstgeborene van Israel; (want hij was de eerstgeborene; maar
4499 1Kro 5:1 | eerstgeborene; maar dewijl hij zijns vaders bed ontheiligd
4500 1Kro 5:1 | Israel; doch niet alzo, dat hij zich in het geslachtsregister
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-10542 |