Book Chapter: Verse
1 Gen 6:3 | dagen zullen zijn honderd en twintig jaren. ~
2 Gen 11:24 | En Nahor leefde negen en twintig jaren, en gewon Terah. ~
3 Gen 17:31 | Heere; misschien zullen er twintig gevonden worden! En Hij
4 Gen 22:1 | Sara was honderd zeven en twintig jaren; dit waren de jaren
5 Gen 28:38 | 38 Deze twintig jaren ben ik bij u geweest;
6 Gen 28:41 | 41 Ik ben nu twintig jaren in uw huis geweest;
7 Gen 29:14 | 14 Tweehonderd geiten en twintig bokken, tweehonderd ooien
8 Gen 29:14 | bokken, tweehonderd ooien en twintig rammen; ~
9 Gen 29:15 | veertig koeien en tien varren, twintig ezelinnen en tien jonge
10 Gen 34:28 | aan deze Ismaelieten voor twintig zilverlingen; die brachten
11 Exo 26:2 | gordijn zal van acht en twintig ellen zijn, en de breedte
12 Exo 26:18 | tabernakel zult gij aldus maken; twintig berderen naar de zuidzijde
13 Exo 26:19 | zilveren voeten maken onder de twintig berderen; twee voeten onder
14 Exo 26:20 | 20 Er zullen ook twintig berderen zijn aan de andere
15 Exo 27:10 | 10 Ook zullen zijn twintig pilaren en derzelver twintig
16 Exo 27:10 | twintig pilaren en derzelver twintig voeten, van koper zijn;
17 Exo 27:11 | ellen lang zijn; en zijn twintig pilaren, en derzelver twintig
18 Exo 27:11 | twintig pilaren, en derzelver twintig voeten, van koper; de haken
19 Exo 27:16 | zal een deksel zijn van twintig ellen, hemelsblauw, en purper,
20 Exo 30:13 | heiligdoms (deze sikkel is twintig gera); de helft eens sikkels
21 Exo 30:14 | overgaat tot de getelden, van twintig jaren oud en daarboven,
22 Exo 36:9 | gordijn was van acht en twintig ellen, en de breedte ener
23 Exo 36:23 | berderen tot den tabernakel; twintig berderen naar de zuidzijde
24 Exo 36:24 | zilveren voeten onder de twintig berderen; twee voeten onder
25 Exo 36:25 | 25 Hij maakte ook twintig berderen aan de andere zijde
26 Exo 38:10 | 10 Hun twintig pilaren en derzelver twintig
27 Exo 38:10 | twintig pilaren en derzelver twintig voeten, waren van koper;
28 Exo 38:11 | noorderhoek honderd ellen, hun twintig pilaren en derzelver twintig
29 Exo 38:11 | twintig pilaren en derzelver twintig voeten waren van koper;
30 Exo 38:18 | fijn getweernd linnen; en twintig ellen was de lengte, en
31 Exo 38:24 | beweegoffers, was negen en twintig talenten, en zevenhonderd
32 Exo 38:26 | overging tot de getelden, van twintig jaren oud en daarboven,
33 Lev 26:3 | schatting eens mans zal zijn van twintig jaren oud, tot een, die
34 Lev 26:5 | jaren oud is, tot een, die twintig jaren oud is, zo zal uw
35 Lev 26:5 | uw schatting van een man twintig sikkelen zijn, en voor een
36 Lev 26:25 | de sikkel zal zijn van twintig gera. ~
37 Num 1:3 | 3 Van twintig jaren oud en daarboven,
38 Num 1:18 | getal der namen, van die twintig jaren oud was en daarboven,
39 Num 1:20 | al wat mannelijk was, van twintig jaren oud en daarboven,
40 Num 1:22 | al wat mannelijk was, van twintig jaren oud en daarboven,
41 Num 1:24 | het getal der namen, van twintig jaren oud en daarboven,
42 Num 1:26 | het getal der namen, van twintig jaren oud en daarboven,
43 Num 1:28 | het getal der namen van twintig jaren oud en daarboven,
44 Num 1:30 | het getal der namen, van twintig jaren oud en daarboven,
45 Num 1:32 | het getal der namen, van twintig jaren oud en daarboven,
46 Num 1:34 | het getal der namen, van twintig jaren oud en daarboven,
47 Num 1:36 | het getal der namen, van twintig jaren oud en daarboven,
48 Num 1:38 | het getal der namen, van twintig jaren oud en daarboven,
49 Num 1:40 | het getal der namen, van twintig jaren oud en daarboven,
50 Num 1:42 | het getal der namen, van twintig jaren oud en daarboven,
51 Num 1:45 | huis hunner vaderen, van twintig jaren oud en daarboven,
52 Num 3:39 | daarboven, waren twee en twintig duizend. ~
53 Num 3:43 | getelden, waren twee en twintig duizend tweehonderd en drie
54 Num 3:47 | ze nemen; die sikkel is twintig gera. ~
55 Num 7:86 | reukschalen was honderd en twintig sikkelen. ~
56 Num 7:88 | dankoffer waren vier en twintig varren, de rammen zestig,
57 Num 8:24 | Levieten aangaat: van vijf en twintig jaren oud en daarboven,
58 Num 11:19 | dagen, noch tien dagen, noch twintig dagen; ~
59 Num 14:29 | naar uw gehele getal, van twintig jaren oud en daarboven,
60 Num 18:29 | sikkel des heiligdoms, die is twintig gera. ~
61 Num 19:16 | sikkel des heiligdoms, die is twintig gera. ~
62 Num 25:9 | stierven, waren vier en twintig duizend. ~
63 Num 26:2 | kinderen Israels op, van twintig jaren oud en daarboven,
64 Num 26:4 | 4 Dat men opneme van twintig jaren oud en daarboven;
65 Num 26:14 | der Simeonieten: twee en twintig duizend en tweehonderd. ~
66 Num 26:62 | hun getelden waren drie en twintig duizend, al wat mannelijk
67 Num 31:64 | Egypte opgetogen zijn, van twintig jaren oud en daarboven,
68 Num 32:39 | Aaron nu was honderd drie en twintig jaren oud, als hij stierf
69 Deu 31:2 | Ik ben heden honderd en twintig jaren oud; ik zal niet meer
70 Deu 34:7 | Mozes nu was honderd en twintig jaren oud, als hij stierf;
71 Joz 15:32 | deze steden zijn negen en twintig en haar dorpen. ~
72 Joz 19:30 | Afek, en Rehob; twee en twintig steden en haar dorpen. ~
73 Ric 4:3 | Israels met geweld onderdrukt, twintig jaren. ~
74 Ric 6:3 | uit het volk weder twee en twintig duizend, dat er tienduizend
75 Ric 7:10 | gevallenen waren honderd en twintig duizend mannen, die het
76 Ric 9:2 | hij richtte Israel drie en twintig jaren; en hij stierf, en
77 Ric 9:3 | hij richtte Israel twee en twintig jaren. ~
78 Ric 10:33 | daar gij komt te Minnith, twintig steden, en tot aan Abel-Keramim,
79 Ric 14:20 | de dagen der Filistijnen, twintig jaren. ~ ~ ~
80 Ric 15:31 | hij nu had Israel gericht twintig jaren. ~ ~ ~
81 Ric 19:15 | geteld uit de steden, zes en twintig duizend mannen, die het
82 Ric 19:21 | dien dag van Israel twee en twintig duizend man. ~
83 Ric 19:35 | Benjamin vernielden vijf en twintig duizend en honderd mannen;
84 Ric 19:46 | Benjamin vielen, vijf en twintig duizend mannen, die het
85 1Sa 7:2 | bleef, en de dagen werden twintig jaren; en het ganse huis
86 1Sa 14:14 | zijn wapendrager omtrent twintig mannen versloegen, geschiedde
87 2Sa 3:20 | tot David te Hebron, en twintig mannen met hem. En David
88 2Sa 8:4 | zevenhonderd ruiteren, en twintig duizend man te voet; en
89 2Sa 8:5 | sloeg van de Syriers twee en twintig duizend man. ~
90 2Sa 9:10 | nu had vijftien zonen en twintig knechten. ~
91 2Sa 10:6 | van de Syriers van Zoba, twintig duizend voetvolks, en van
92 2Sa 18:7 | dage een grote slag, van twintig duizend. ~
93 2Sa 19:17 | zijn vijftien zonen en zijn twintig knechten met hem; en zij
94 2Sa 21:20 | aan zijn voeten, vier en twintig in getal, en deze was ook
95 2Sa 24:8 | einde van negen maanden en twintig dagen kwamen zij te Jeruzalem. ~
96 1Kon 4:23| Tien vette runderen, en twintig weiderunderen, en honderd
97 1Kon 5:11| 11 En Salomo gaf Hiram twintig duizend kor tarwe, tot spijze
98 1Kon 5:11| spijze van zijn huis, en twintig kor gestoten olie; zulks
99 1Kon 6:2 | ellen in zijn lengte, en van twintig in zijn breedte, en van
100 1Kon 6:3 | was in zijn lengte van twintig ellen, naar de breedte van
101 1Kon 6:16| 16 Daartoe bouwde hij twintig ellen met cederen planken
102 1Kon 6:20| aanspraakplaats vooraan was van twintig ellen in lengte, en van
103 1Kon 6:20| ellen in lengte, en van twintig ellen in breedte, en van
104 1Kon 6:20| ellen in breedte, en van twintig ellen in haar hoogte, en
105 1Kon 8:63| den HEERE offerde, twee en twintig duizend runderen, en honderd
106 1Kon 8:63| runderen, en honderd en twintig duizend schapen. Alzo hebben
107 1Kon 9:10| geschiedde ten einde van twintig jaren, in dewelke Salomo
108 1Kon 9:11| koning Salomo aan Hiram twintig steden gaf in het land van
109 1Kon 9:14| koning gezonden honderd en twintig talenten gouds. ~
110 1Kon 9:28| aan goud, vierhonderd en twintig talenten, en brachten het
111 1Kon 10:10| gaf den koning honderd en twintig talenten gouds, en zeer
112 1Kon 14:20| geregeerd, zijn twee en twintig jaren; en hij ontsliep met
113 1Kon 15:33| Thirza, en regeerde vier en twintig jaren. ~
114 1Kon 16:29| Israel, te Samaria, twee en twintig jaren. ~
115 1Kon 20:30| de muur viel op zeven en twintig duizend mannen, die overgebleven
116 1Kon 22:42| werd, en regeerde vijf en twintig jaren te Jeruzalem; en de
117 2Kon 4:42| broden der eerstelingen, twintig gerstebroden, en groene
118 2Kon 8:26| 26 Twee en twintig jaren was Ahazia oud, als
119 2Kon 10:36| in Samaria, zijn acht en twintig jaren. ~
120 2Kon 15:2 | 2 Vijf en twintig jaren was hij oud, toen
121 2Kon 15:2 | werd, en regeerde negen en twintig jaren te Jeruzalem; en de
122 2Kon 16:27| over Israel, en regeerde twintig jaren te Samaria. ~
123 2Kon 16:33| 33 Vijf en twintig jaren was hij oud, als hij
124 2Kon 17:2 | 2 Twintig jaren was Achaz oud, toen
125 2Kon 18:2 | 2 Twintig jaren was Achaz oud, toen
126 2Kon 20:2 | 2 Vijf en twintig jaren was hij oud, toen
127 2Kon 20:2 | en hij regeerde negen en twintig jaren te Jeruzalem, en de
128 2Kon 23:19| 19 Amon was twee en twintig jaren oud, toen hij koning
129 2Kon 25:31| 31 Drie en twintig jaren was Joahaz oud, toen
130 2Kon 25:36| 36 Vijf en twintig jaren was Jojakim oud, toen
131 2Kon 26:18| 18 Zedekia was een en twintig jaren oud, als hij koning
132 1Kro 2:22| Jair; en hij had drie en twintig steden in het land van Gilead. ~
133 1Kro 7:2 | dagen van David twee en twintig duizend en zeshonderd. ~
134 1Kro 7:7 | gesteld zijnde, waren twee en twintig duizend en vier en dertig. ~
135 1Kro 7:9 | vaderen, kloeke helden, waren twintig duizend en tweehonderd. ~
136 1Kro 7:40| krijg; hun getal was zes en twintig duizend mannen. ~ ~ ~
137 1Kro 12:28| vaders huis waren twee en twintig oversten; ~
138 1Kro 12:30| de kinderen van Efraim, twintig duizend en achthonderd,
139 1Kro 12:35| strijde toegerust, acht en twintig duizend en zeshonderd; ~
140 1Kro 15:5 | broederen waren honderd en twintig. ~
141 1Kro 15:6 | broederen waren tweehonderd en twintig. ~
142 1Kro 18:4 | zeven duizend ruiters, en twintig duizend man te voet; en
143 1Kro 18:5 | sloeg van de Syriers twee en twintig duizend man. ~
144 1Kro 19:4 | zeven duizend ruiters, en twintig duizend man te voet; en
145 1Kro 19:5 | sloeg van de Syriers twee en twintig duizend man. ~
146 1Kro 21:6 | waren zes en zes, vier en twintig, en hij was ook van Rafa
147 1Kro 24:4 | Uit dezen waren er vier en twintig duizend om het werk van
148 1Kro 24:24| het huis des HEEREN van twintig jaren oud en daarboven. ~
149 1Kro 24:27| kinderen van Levi geteld, van twintig jaren oud en daarboven; ~
150 1Kro 28:1 | elke verdeling was vier en twintig duizend. ~
151 1Kro 28:2 | verdeling waren er vier en twintig duizend. ~
152 1Kro 28:4 | verdeling waren er ook vier en twintig duizend. ~
153 1Kro 28:5 | verdeling waren er ook vier en twintig duizend. ~
154 1Kro 28:7 | verdeling waren er ook vier en twintig duizend. ~
155 1Kro 28:8 | verdeling waren er ook vier en twintig duizend. ~
156 1Kro 28:9 | verdeling waren er ook vier en twintig duizend. ~
157 1Kro 28:10| verdeling waren er ook vier en twintig duizend. ~
158 1Kro 28:11| verdeling waren er ook vier en twintig duizend. ~
159 1Kro 28:12| verdeling waren er ook vier en twintig duizend. ~
160 1Kro 28:13| verdeling waren er ook vier en twintig duizend. ~
161 1Kro 28:14| verdeling waren er ook vier en twintig duizend. ~
162 1Kro 28:15| verdeling waren er ook vier en twintig duizend. ~
163 1Kro 28:23| getal van die niet op, die twintig jaren oud en daar beneden
164 2Kro 2:10| houwers, die het hout houwen, twintig duizend kor uitgeslagen
165 2Kro 2:10| kor uitgeslagen tarwe, en twintig duizend kor gerst geven;
166 2Kro 2:10| kor gerst geven; daartoe twintig duizend bath wijn, en twintig
167 2Kro 2:10| twintig duizend bath wijn, en twintig duizend bath olie. ~
168 2Kro 3:3 | zestig ellen, en de breedte twintig ellen. ~
169 2Kro 3:4 | de breedte van het huis, twintig ellen, en de hoogte honderd
170 2Kro 3:4 | en de hoogte honderd en twintig; hetwelk hij van binnen
171 2Kro 3:8 | breedte van het huis, was twintig ellen, en de breedte daarvan
172 2Kro 3:8 | ellen, en de breedte daarvan twintig ellen; en hij overtoog dat
173 2Kro 3:11| cherubim, hun lengte was twintig ellen; des enen vleugel
174 2Kro 3:13| cherubim spreidden zich uit twintig ellen; en zij stonden op
175 2Kro 4:1 | een koperen altaar, van twintig ellen in zijn lengte, en
176 2Kro 4:1 | ellen in zijn lengte, en twintig ellen in zijn breedte, en
177 2Kro 5:12| en met hen tot honderd en twintig priesteren toe, trompettende
178 2Kro 6:12| en met hen tot honderd en twintig priesteren toe, trompettende
179 2Kro 8:5 | slachtofferen van runderen, twee en twintig duizend, en van schapen,
180 2Kro 8:5 | van schapen, honderd en twintig duizend. Alzo hebben de
181 2Kro 9:1 | geschiedde nu ten einde van twintig jaren, in dewelke Salomo
182 2Kro 10:9 | gaf de koning honderd en twintig talenten gouds, en specerijen
183 2Kro 12:21| bijwijven; en hij gewon acht en twintig zonen en zestig dochteren. ~
184 2Kro 14:21| vrouwen, en gewon twee en twintig zonen en zestien dochteren. ~
185 2Kro 21:31| en hij regeerde vijf en twintig jaren te Jeruzalem; en de
186 2Kro 25:1 | 1 Amazia, vijf en twintig jaren oud zijnde, werd koning,
187 2Kro 25:1 | koning, en regeerde negen en twintig jaren te Jeruzalem; en de
188 2Kro 25:5 | en hij monsterde hen, van twintig jaren oud en daarboven,
189 2Kro 27:1 | 1Jotham was vijf en twintig jaren oud, toen hij koning
190 2Kro 27:8 | 8Hij was vijf en twintig jaren oud, toen hij koning
191 2Kro 28:1 | 1 Achaz was twintig jaren oud, toen hij koning
192 2Kro 28:6 | sloeg in Juda honderd en twintig duizend dood op een dag,
193 2Kro 29:1 | Jehizkia werd koning, vijf en twintig jaren oud zijnde, en regeerde
194 2Kro 29:1 | zijnde, en regeerde negen en twintig jaren te Jeruzalem; en de
195 2Kro 31:17| vaderen, ook de Levieten van twintig jaren oud en daarboven,
196 2Kro 33:21| 21 Amon was twee en twintig jaren oud, als hij koning
197 2Kro 37:2 | 2 Drie en twintig jaren was Joahaz oud, als
198 2Kro 37:5 | 5 Vijf en twintig jaren was Jojakim oud, als
199 2Kro 37:11| 11 Een en twintig jaren was Zedekia oud, als
200 Ezra 1:9 | zilveren bekkens, negen en twintig messen; ~
201 Ezra 2:11| Bebai, zeshonderd drie en twintig. ~
202 Ezra 2:12| duizend tweehonderd twee en twintig.
203 Ezra 2:17| Bezai, driehonderd drie en twintig. ~
204 Ezra 2:19| Hasum, tweehonderd drie en twintig. ~
205 Ezra 2:21| Bethlehem, honderd drie en twintig. ~
206 Ezra 2:23| Anathoth, honderd acht en twintig. ~
207 Ezra 2:26| Gaba, zeshonderd een en twintig. ~
208 Ezra 2:27| Michmas, honderd twee en twintig. ~
209 Ezra 2:28| Ai, tweehonderd drie en twintig. ~
210 Ezra 2:32| van Harim, driehonderd en twintig. ~
211 Ezra 2:33| Ono, zevenhonderd vijf en twintig. ~
212 Ezra 2:41| van Asaf honderd acht en twintig. ~
213 Ezra 2:67| duizend zevenhonderd en twintig. ~
214 Ezra 3:8 | stelden de Levieten, van twintig jaren oud en daarboven,
215 Ezra 8:11| Bebai; en met hem acht en twintig manspersonen. ~
216 Ezra 8:19| broederen, en hun zonen, twintig; ~
217 Ezra 8:20| gegeven hadden, tweehonderd en twintig Nethinim, die allen bij
218 Ezra 8:27| 27 En twintig gouden bekers, tot duizend
219 Neh 7:16 | Bebai, zeshonderd acht en twintig; ~
220 Neh 7:17 | duizend, driehonderd twee en twintig; ~
221 Neh 7:22 | Hassum, driehonderd acht en twintig; ~
222 Neh 7:23 | Bezai, driehonderd vier en twintig; ~
223 Neh 7:27 | Anathoth, honderd acht en twintig; ~
224 Neh 7:30 | Rama en Gaba, zeshonderd en twintig; ~
225 Neh 7:31 | Michmas, honderd twee en twintig; ~
226 Neh 7:32 | Beth-El en Ai, honderd drie en twintig; ~
227 Neh 7:35 | van Harim, driehonderd en twintig; ~
228 Neh 7:37 | Ono, zevenhonderd een en twintig; ~
229 Neh 7:69 | duizend, zevenhonderd en twintig. ~
230 Neh 7:71 | schat des werks, aan goud, twintig duizend drachmen, en aan
231 Neh 7:72 | volks gaven, was aan goud, twintig duizend drachmen, en aan
232 Neh 11:8 | Sallai; negenhonderd acht en twintig. ~
233 Neh 11:12 | waren achthonderd twee en twintig. En Adaja, de zoon van Jeroham,
234 Neh 11:14 | helden, waren honderd acht en twintig; en opziener over hen was
235 Est 1:1 | Morenland toe, honderd zeven en twintig landschappen). ~
236 Est 49:2 | strekken, honderd zeven en twintig landschappen, een ieder
237 Est 53:1 | in de honderd zeven en twintig landschappen van het koninkrijk
238 Jer 52:1 | Zedekia was een en twintig jaren oud, als hij koning
239 Jer 52:28 | jaar, drie duizend drie en twintig Joden; ~
240 Eze 4:10 | zult, zal in gewicht zijn twintig sikkelen daags; van tijd
241 Eze 8:16 | waren omtrent vijf en twintig mannen; hun achterste leden
242 Eze 11:1 | der poort waren vijf en twintig mannen, en in het midden
243 Eze 40:13 | de breedte was vijf en twintig ellen; deur was tegenover
244 Eze 40:21 | breedte van vijf en twintig ellen. ~
245 Eze 40:25 | ellen, en de breedte vijf en twintig ellen. ~
246 Eze 40:29 | de breedte vijf en twintig ellen. ~
247 Eze 40:30 | henen; de lengte was vijf en twintig ellen, en de breedte vijf
248 Eze 40:33 | de breedte vijf en twintig ellen. ~
249 Eze 40:36 | ellen, en de breedte vijf en twintig ellen. ~
250 Eze 40:49 | lengte van het voorhuis twintig ellen, en de breedte elf
251 Eze 41:2 | veertig ellen, en de breedte twintig ellen. ~
252 Eze 41:4 | mat hij de lengte daarvan, twintig ellen, en de breedte twintig
253 Eze 41:4 | twintig ellen, en de breedte twintig ellen voor aan den tempel;
254 Eze 41:10 | kameren was een breedte van twintig ellen, rondom het huis,
255 Eze 42:3 | 3 Tegenover de twintig ellen, die het binnenste
256 Eze 45:1 | zijn de lengte van vijf en twintig duizend meetrieten,
257 Eze 45:3 | maat, de lengte van vijf en twintig duizend, en de breedte van
258 Eze 45:5 | lengte hebben van vijf en twintig duizend, en de breedte van
259 Eze 45:5 | tot een bezitting, voor twintig kameren. ~
260 Eze 45:6 | en de lengte van vijf en twintig duizend, tegenover het heilig
261 Eze 45:12 | En de sikkel zal zijn van twintig gera; twintig sikkelen,
262 Eze 45:12 | zal zijn van twintig gera; twintig sikkelen, vijf en twintig
263 Eze 45:12 | twintig sikkelen, vijf en twintig sikkelen, en vijftien sikkelen,
264 Eze 48:8 | gijlieden zult offeren, vijf en twintig duizend meetrieten in breedte,
265 Eze 48:9 | wezen de lengte van vijf en twintig duizend, en de breedte van
266 Eze 48:10 | noordwaarts de lengte van vijf en twintig duizend, en westwaarts de
267 Eze 48:10 | zuidwaarts de lengte van vijf en twintig duizend; en het heiligdom
268 Eze 48:13 | hebben de lengte van vijf en twintig duizend, en de breedte van
269 Eze 48:13 | lengte zal zijn vijf en twintig duizend, en de breedte
270 Eze 48:15 | breedte, voor aan de vijf en twintig duizend, dat zal onheilig
271 Eze 48:20 | hefoffer zal zijn van vijf en twintig duizend meetrieten, met
272 Eze 48:20 | meetrieten, met vijf en twintig duizend; vierkant zult gijlieden
273 Eze 48:21 | stad, voor aan de vijf en twintig duizend meetrieten des
274 Eze 48:21 | westerlandpale, voor aan de vijf en twintig duizend aan de westerlandpale,
275 Dan 6:2 | koninkrijk stelde honderd en twintig stadhouders, die over het
276 Dan 10:13 | stond tegenover Mij een en twintig dagen; en ziet, Michael,
277 Jona 4:11| veel meer dan honderd en twintig duizend mensen zijn, die
278 Zac 5:2 | rol, welker lengte is van twintig ellen, en haar breedte van
279 Luk 14:31 | ontmoeten dengene, die met twintig duizend tegen hem komt? ~
280 Joha 6:19| als zij omtrent vijf en twintig of dertig stadien gevaren
281 Hand 1:15| bijeen van omtrent honderd en twintig personen): ~
282 Hand 21:28| uitgeworpen hebbende, vonden zij twintig vademen; en een weinig voortgevaren
283 1Kor 10:8 | vielen op een dag drie en twintig duizend. ~
284 Open 4:4 | den troon waren vier en twintig tronen; en op de tronen
285 Open 4:4 | tronen zag ik de vier en twintig ouderlingen zittende, bekleed
286 Open 4:10| 10 Zo vielen de vier en twintig ouderlingen voor Hem, Die
287 Open 5:8 | vier dieren en de vier en twintig ouderlingen voor het Lam
288 Open 5:14| zeiden: Amen. En de vier en twintig ouderlingen vielen neder,
289 Open 11:16| 16 En de vier en twintig ouderlingen, die voor God
290 Open 19:4 | 4 En de vier en twintig ouderlingen, en de vier
|