Book Chapter: Verse
1 Gen 8:17 | dat op de aarde kruipt, doe met u uitgaan; en dat zij
2 Gen 15:6 | dienstmaagd is in uw hand; doe haar, wat goed is in uw
3 Gen 17:5 | overgekomen zijt. En zij zeiden: Doe zo als gij gesproken hebt. ~
4 Gen 17:17 | Abraham verbergen, wat Ik doe? ~
5 Gen 21:12 | niet uit aan den jongen, en doe hem niets! want nu weet
6 Gen 23:3 | 3 Opdat ik u doe zweren bij den HEERE, den
7 Gen 23:12 | God van mijn heer Abraham! doe haar mij toch heden ontmoeten,
8 Gen 23:12 | toch heden ontmoeten, en doe weldadigheid bij Abraham,
9 Gen 28:16 | van onze zonen; nu dan, doe alles, wat God tot u gezegd
10 Gen 36:37 | wanneer het u wel gaan zal, en doe toch weldadigheid aan mij,
11 Gen 36:37 | weldadigheid aan mij, en doe van mij melding bij Farao,
12 Gen 37:34 | 34 Farao doe zo, en bestelle opzieners
13 Gen 43:6 | Egypteland is voor uw aangezicht; doe uw vader en uw broeders
14 Gen 43:29 | hand onder mijn heup, en doe weldadigheid en trouw aan
15 Exo 8:5 | rivieren, en over de poelen; en doe vorsen opkomen over Egypteland. ~
16 Exo 8:26 | niet recht, dat men alzo doe; want wij zouden der Egyptenaren
17 Exo 16:33 | Aaron: Neem een kruik, en doe een gomer vol Man daarin;
18 Exo 20:6 | 6 En doe barmhartigheid aan duizenden
19 Exo 32:27 | God van Israel: Een ieder doe zijn zwaard aan zijn heup;
20 Exo 33:27 | God van Israel: Een ieder doe zijn zwaard aan zijn heup;
21 Exo 34:15 | aangezicht niet medegaan zal, doe ons van hier niet optrekken! ~
22 Exo 34:33 | schrikkelijk is, hetwelk Ik met u doe. ~
23 Exo 35:1 | geboden heeft, dat men ze doe. ~
24 Lev 9:7 | en uw brandoffer toe; en doe verzoening voor u en voor
25 Lev 9:7 | offerande des volks toe, en doe de verzoening voor hen,
26 Lev 11:45 | HEERE, Die u uit Egypteland doe optrekken, opdat Ik u tot
27 Num 3:6 | 6 Doe den stam van Levi naderen,
28 Num 6:25 | 25 De HEERE doe Zijn aangezicht over u lichten,
29 Num 14:28 | indien Ik ulieden zo niet doe, gelijk als gij in Mijn
30 Num 14:35 | Mij verzameld hebben, niet doe, zij zullen in deze woestijn
31 Num 16:46 | Neem het wierookvat, en doe vuur daarin van het altaar,
32 Num 16:46 | gaande tot de vergadering, doe over hen verzoening; want
33 Num 20:25 | en Eleazar, zijn zoon, en doe hen opklimmen tot den berg
34 Num 31:58 | worde tot een bezitting; en doe ons niet trekken over de
35 Deu 1:11 | HEERE, uwer vaderen God, doe tot u, zo als gij nu zijt,
36 Deu 5:10 | 10 En doe barmhartigheid aan duizenden
37 Joz 7:19 | God van Israel, de eer, en doe voor Hem belijdenis; en
38 Joz 9:25 | zie, wij zijn in uw hand; doe, gelijk het goed en gelijk
39 Ric 5:17 | gevonden heb in Uw ogen, zo doe mij een teken, dat Gij het
40 Ric 6:4 | Nog is des volks te veel; doe hen afgaan naar het water,
41 Ric 8:33 | is, tot u uittrekken, zo doe hem, gelijk als uw hand
42 Ric 9:15 | HEERE: Wij hebben gezondigd; doe Gij ons, naar alles, wat
43 Ric 10:36 | opengedaan tot den HEERE, doe mij, gelijk als uit uw mond
44 Ric 14:3 | wanneer ik aan hen kwaad doe. ~
45 Rut 1:8 | van haar moeder; de HEERE doe bij u weldadigheid, gelijk
46 Rut 1:17 | ik begraven worden; alzo doe mij de HEERE en alzo doe
47 Rut 1:17 | doe mij de HEERE en alzo doe Hij daartoe, zo niet de
48 Rut 3:3 | Zo baad u, en zalf u, en doe uw klederen aan, en ga af
49 1Sa 1:14 | gij u dronken aanstellen? Doe uw wijn van u. ~
50 1Sa 1:23 | haar man, zeide tot haar: Doe, wat goed is in uw ogen;
51 1Sa 2:8 | Hij hen den stoel der ere doe beerven; want de grondvesten
52 1Sa 3:11 | zeide tot Samuel: Zie, Ik doe een ding in Israel, dat
53 1Sa 3:17 | toch niet voor mij; God doe u zo, en zo doe Hij daartoe,
54 1Sa 3:17 | mij; God doe u zo, en zo doe Hij daartoe, indien gij
55 1Sa 3:18 | zeide: Hij is de HEERE; Hij doe, wat goed is in Zijn ogen! ~
56 1Sa 10:7 | deze tekenen zullen komen, doe gij, wat uw hand vinden
57 1Sa 14:7 | zijn wapendrager tot hem: Doe al, wat in uw hart is; wend
58 1Sa 14:36 | overig laten. Zij nu zeiden: Doe al wat goed is in uw ogen;
59 1Sa 14:40 | zeide het volk tot Saul: Doe, wat goed is in uw ogen. ~
60 1Sa 14:44 | 44 Toen zeide Saul: Zo doe mij God, en zo doe Hij daartoe,
61 1Sa 14:44 | Saul: Zo doe mij God, en zo doe Hij daartoe, Jonathan! gij
62 1Sa 20:8 | 8 Doe dan barmhartigheid aan uw
63 1Sa 20:13 | 13 Alzo doe de HEERE aan Jonathan, en
64 1Sa 20:13 | HEERE aan Jonathan, en alzo doe Hij daartoe! Als mijn vader
65 1Sa 25:22 | 22 Zo doe God aan de vijanden van
66 1Sa 25:22 | vijanden van David, en zo doe Hij daartoe, indien ik van
67 1Sa 28:8 | waarzeggenden geest, en doe mij opkomen, dien ik tot
68 1Sa 28:11 | doen opkomen? En hij zeide: Doe mij Samuel opkomen. ~
69 1Sa 29:4 | Filistijnen zeiden tot hem: Doe den man wederkeren, dat
70 2Sa 2:6 | 6 Zo doe nu de HEERE aan u weldadigheid
71 2Sa 3:8 | vrienden, heden weldadigheid doe, en u niet overgeleverd
72 2Sa 3:9 | 9 God doe Abner zo, en doe hem zo
73 2Sa 3:9 | 9 God doe Abner zo, en doe hem zo daartoe! Voorzeker,
74 2Sa 3:35 | David zwoer, zeggende: God doe mij zo, en doe er zo toe,
75 2Sa 3:35 | zeggende: God doe mij zo, en doe er zo toe, indien ik voor
76 2Sa 7:3 | tot den koning: Ga heen, doe al wat in uw hart is, want
77 2Sa 7:25 | 25 Nu dan, HEERE God, doe dit woord, dat Gij over
78 2Sa 7:25 | bestaan tot in eeuwigheid, en doe, gelijk als Gij gesproken
79 2Sa 9:1 | ik weldadigheid aan hem doe, om Jonathans wil? ~
80 2Sa 9:3 | Gods weldadigheid bij hem doe? Toen zeide Ziba tot den
81 2Sa 10:12 | onzes Gods; de HEERE nu doe, wat goed is in Zijn ogen. ~
82 2Sa 13:12 | doet men niet in Israel; doe deze dwaasheid niet. ~
83 2Sa 15:26 | u; zie, hier ben ik, Hij doe mij, zo als het in Zijn
84 2Sa 19:13 | been en mijn vlees? God doe mij zo, en doe er zo toe,
85 2Sa 19:13 | vlees? God doe mij zo, en doe er zo toe, zo gij niet krijgsoverste
86 2Sa 19:27 | koning is als een engel Gods; doe dan, wat goed is in uw ogen. ~
87 2Sa 19:37 | den koning overtrekken, en doe hem, wat goed is in uw ogen. ~
88 2Sa 24:3 | Joab tot den koning: Nu doe de HEERE, uw God, tot dit
89 2Sa 24:12 | u een uit die, dat Ik u doe. ~
90 1Kon 2:6 | 6 Doe dan naar uw wijsheid, dat
91 1Kon 2:23| den HEERE, zeggende: Zo doe mij God, en zo doe Hij daartoe,
92 1Kon 2:23| zeggende: Zo doe mij God, en zo doe Hij daartoe, voorzeker Adonia
93 1Kon 2:31| de koning zeide tot hem: Doe gelijk als hij gesproken
94 1Kon 8:32| Gij dan in den hemel, en doe, en richt Uw knechten, veroordelende
95 1Kon 8:39| Uwer woning, en vergeef, en doe, en geef een iegelijk naar
96 1Kon 8:43| vaste plaats Uwer woning, en doe naar alles, waarom die vreemde
97 1Kon 17:13| haar: Vrees niet, ga heen, doe naar uw woord; maar maak
98 1Kon 20:24| 24 Daarom doe deze zaak: Doe de koningen
99 1Kon 20:24| 24 Daarom doe deze zaak: Doe de koningen weg, elkeen
100 1Kon 22:22| ook vermogen; ga uit en doe alzo. ~
101 2Kon 6:31| 31 En hij zeide: Zo doe mij God, en doe zo daartoe,
102 2Kon 6:31| zeide: Zo doe mij God, en doe zo daartoe, indien het hoofd
103 2Kon 8:6 | een kamerling, zeggende: Doe haar wederhebben alles,
104 2Kon 9:2 | Nimsi, is; en ga in, en doe hem opstaan uit het midden
105 2Kon 9:3 | koning gezalfd over Israel. Doe daarna de deur open, en
106 2Kon 10:5 | zullen niemand koning maken; doe wat goed is in uw ogen. ~
107 2Kon 14:17| 17 En hij zeide: Doe het venster open tegen het
108 2Kon 20:30| Daartoe dat Hizkia u niet doe vertrouwen op den HEERE,
109 2Kon 21:16| HEERE! neig Uw oor en hoor, doe, HEERE! Uw ogen open en
110 1Kro 17:2 | zeide Nathan tot David: Doe alles, wat in uw hart is,
111 1Kro 17:23| waar tot in eeuwigheid; en doe, gelijk als Gij gesproken
112 1Kro 20:13| onzes Gods; de HEERE nu doe, wat goed is in Zijn ogen. ~
113 1Kro 22:3 | Toen zeide Joab: De HEERE doe tot Zijn volk, gelijk zij
114 1Kro 22:10| u een uit die, dat Ik u doe. ~
115 1Kro 22:23| en mijn heer de koning doe wat goed is in zijn ogen;
116 1Kro 23:14| ook hout en stenen bereid; doe gij er nog meer bij. ~
117 1Kro 23:16| geen getal; maak u op, en doe het, en de HEERE zal met
118 1Kro 29:10| heiligdom bouwt; wees sterk, en doe het. ~
119 1Kro 29:20| en heb goeden moed, en doe het, vrees niet, en wees
120 2Kro 2:3 | om daarin te wonen, zo doe ook met mij. ~
121 2Kro 7:23| Gij dan uit den hemel, en doe, en richt Uw knechten, vergeldende
122 2Kro 7:33| vaste plaats Uwer woning, en doe naar alles, waarom die vreemde
123 2Kro 19:21| ook vermogen; ga uit, en doe alzo. ~
124 2Kro 25:8 | 8 Maar zo gij gaat, doe het, wees sterk ten strijde;
125 Ezra 10:4 | met u zijn; wees sterk en doe het. ~
126 Neh 1:6 | Israels, Uw knechten; en ik doe belijdenis over de zonden
127 Neh 1:11 | hebben Uw Naam te vrezen; en doe het toch Uw knecht heden
128 Neh 6:3 | tot hen, om te zeggen: Ik doe een groot werk, zodat ik
129 Est 30:10 | als gij gesproken hebt, en doe alzo aan Mordechai, den
130 Job 10:2 | zeggen: Verdoem mij niet; doe mij weten, waarover Gij
131 Job 11:14 | er ondeugd in uw hand is, doe die verre weg; en laat het
132 Job 13:20 | 20 Alleenlijk doe twee dingen niet met mij;
133 Job 13:21 | 21 Doe Uw hand verre van op mij,
134 Job 22:23 | gij zult gebouwd worden; doe het onrecht verre van uw
135 Job 39:27 | hem, gedenk des strijds, doe het niet meer. ~
136 Job 41:8 | opdat Ik aan ulieden niet doe naar uw dwaasheid; want
137 Psa 6:7 | moede van mijn zuchten; ik doe mijn bed den gansen nacht
138 Psa 7:6 | mijn leven ter aarde, en doe mijn eer in het stof wonen!
139 Psa 26:1 | 1 Een psalm van David! Doe mij recht, HEERE! want ik
140 Psa 28:4 | naar hunner handen werk; doe hun vergelding tot hen wederkeren. ~
141 Psa 31:5 | 5 Doe mij uitgaan uit het net,
142 Psa 35:15 | Wijk af van het kwaad, en doe het goede; zoek den vrede,
143 Psa 36:24 | 24 Doe mij recht naar Uw gerechtigheid,
144 Psa 37:12 | en de hand der goddelozen doe mij niet omzwerven. ~
145 Psa 38:3 | Vertrouw op den HEERE, en doe het goede; bewoon de aarde,
146 Psa 38:27 | Wijk af van het kwade, en doe het goede, en woon in eeuwigheid. ~
147 Psa 51:10 | 10 Doe mij vreugde en blijdschap
148 Psa 51:20 | 20 Doe wel bij Sion naar Uw welbehagen;
149 Psa 54:3 | verlos mij door Uw Naam, en doe mij recht door Uw macht. ~
150 Psa 59:12 | mijn volk het niet vergete; doe hen omzwerven door Uw macht,
151 Psa 67:2 | genadig en zegene ons; Hij doe Zijn aanschijn aan ons lichten.
152 Psa 69:24 | worden, dat zij niet zien; en doe hun lenden gedurig waggelen. ~
153 Psa 69:28 | 28 Doe misdaad tot hun misdaad,
154 Psa 79:9 | Uws Naams; en red ons, en doe verzoening over onze zonden,
155 Psa 81:11 | uit het land van Egypte; doe uw mond wijd open, en Ik
156 Psa 83:10 | 10 Doe hun als Midian, als Sisera,
157 Psa 85:5 | weder, o God onzes heils! en doe te niet Uw toornigheid over
158 Psa 86:17 | 17 Doe aan mij een teken ten goede,
159 Psa 119:17 | 17 Gimel. Doe wel bij Uw knecht, dat ik
160 Psa 119:35 | 35 Doe mij treden op het pad Uwer
161 Psa 119:124| 124 Doe bij Uw knecht naar Uw goedertierenheid,
162 Psa 119:135| 135 Doe Uw aangezicht lichten over
163 Psa 119:144| getuigenissen is in der eeuwigheid; doe ze mij verstaan, zo zal
164 Psa 119:166| ik hoop op Uw heil, en doe Uw geboden. ~
165 Psa 125:4 | 4HEERE! doe den goeden wel, en dengenen,
166 Psa 140:11 | hen geschud worden; Hij doe hen vallen in het vuur,
167 Psa 143:8 | 8 Doe mij Uw goedertierenheid
168 Spre 4:11| den weg der wijsheid; ik doe u treden in de rechte sporen. ~
169 Spre 4:24| 24 Doe de verkeerdheid des monds
170 Spre 4:24| des monds van u weg, en doe de verdraaidheid der lippen
171 Spre 6:3 | 3 Doe nu dit, mijn zoon! en red
172 Spre 8:20| 20 Ik doe wandelen op den weg der
173 Spre 8:21| Opdat Ik Mijn liefhebbers doe beerven dat bestendig is,
174 Spre 25:4 | 4 Doe het schuim van het zilver
175 Spre 25:5 | 5 Doe den goddelozen weg van het
176 Spre 30:6 | 6 Doe niet tot Zijn woorden, opdat
177 Spre 30:8 | Ijdelheid en leugentaal doe verre van mij; armoede of
178 Spre 31:9 | oordeel gerechtelijk, en doe den verdrukte en nooddruftige
179 Pred 2:24| hij zijn ziel het goede doe genieten in zijn arbeid?
180 Pred 4:8 | wien arbeide ik toch, en doe mijn ziel gebrek hebben
181 Pred 9:10| uw hand vindt om te doen, doe dat met uw macht; want er
182 Pred 11:10| 10 Zo doe dan de toornigheid wijken
183 Pred 11:10| toornigheid wijken van uw hart, en doe het kwade weg van uw vlees,
184 Hoo 2:14 | plaats, toon Mij uw gedaante, doe Mij uw stem horen; want
185 Hoo 5:2 | Liefsten, Die klopte, was: Doe Mij open, Mijn zuster, Mijn
186 Hoo 8:13 | metgezellen merken op uw stem; doe ze Mij horen. ~
187 Jes 20:2 | zak van uw lendenen, en doe uw schoenen van uw voeten.
188 Jes 36:15 | Daartoe, dat Hizkia u niet doe vertrouwen op den HEERE,
189 Jes 37:17 | neig Uw oor en hoor, HEERE! doe Uw ogen open, en zie; en
190 Jes 38:19 | U loven, gelijk ik heden doe; de vader zal den kinderen
191 Jes 42:9 | eer dat zij uitspruiten, doe Ik ulieden die horen. ~
192 Jes 45:7 | het kwaad, Ik, de HEERE, doe al deze dingen. ~
193 Jes 48:6 | niet verkondigen? Van nu af doe Ik u nieuwe dingen horen,
194 Jer 13:1 | u een linnen gordel, en doe dien aan uw lenden, maar
195 Jer 14:7 | tegen ons getuigen, o HEERE! doe het om Uws Naams wil; want
196 Jer 18:21 | zonen den honger over, en doe ze wegvloeien door het geweld
197 Jer 25:6 | werk, opdat Ik u geen kwaad doe. ~
198 Jer 26:2 | heb tot hen te spreken, doe er niet een woord af. ~
199 Jer 27:2 | Maak u banden en jukken, en doe die aan uw hals; ~
200 Jer 28:6 | Jeremia zeide: Amen, de HEERE doe alzo! de HEERE bevestige
201 Jer 32:14 | als dezen open brief, en doe ze in een aarden vat, opdat
202 Jer 32:25 | u dat veld voor geld, en doe het getuigen betuigen; daar
203 Jer 33:9 | zullen horen, dat Ik hun doe; en zij zullen vrezen en
204 Jer 39:12 | stel uw ogen op hem, en doe hem niets kwaads; maar gelijk
205 Jer 39:12 | als hij tot u spreken zal, doe alzo met hem. ~
206 Jer 40:16 | Johanan, den zoon van Kareah: Doe deze zaak niet, want gij
207 Jer 50:21 | hen, spreekt de HEERE, en doe naar alles, wat Ik u geboden
208 Klaa 1:22| Uw aangezicht komen, en doe hun, gelijk als Gij mij
209 Eze 4:9 | en gierst, en spelt; en doe die in een vat, en maak
210 Eze 21:26 | Alzo zegt de Heere HEERE: Doe dien hoed weg, en hef dien
211 Eze 24:4 | 4 Doe zijn stukken te zamen daarin,
212 Eze 24:5 | de beenderen daaronder; doe hem wel opzieden; ook zullen
213 Eze 24:8 | Opdat Ik de grimmigheid doe opgaan om wraak te oefenen,
214 Eze 24:17 | maken, bind uw hoed op u, en doe uw schoenen aan uw voeten;
215 Eze 32:18 | de menigte van Egypte, en doe ze nederdalen, (haar en
216 Eze 36:22 | zegt de Heere HEERE: Ik doe het niet om uwentwil, gij
217 Eze 36:32 | 32 Ik doe het niet om uwentwil, spreekt
218 Eze 36:37 | verzocht worden, dat Ik het hun doe; Ik zal ze vermenigvuldigen
219 Eze 37:17 | 17 Doe gij ze dan naderen, het
220 Dan 1:13 | spijs des konings eten; en doe met uw knechten, naar dat
221 Dan 9:17 | naar zijn smekingen; en doe Uw aangezicht lichten over
222 Dan 9:18 | oor, mijn God! en hoor, doe Uw ogen op, en zie onze
223 Dan 9:19 | vergeef! o Heere, merk op en doe het, vertraag het niet!
224 Joe 3:11 | en vergadert u! (O HEERE, doe Uw helden derwaarts nederdalen!) ~
225 Amos 5:23| 23 Doe het getier uwer liederen
226 Zac 11:1 | 1 Doe uw deuren open, o Libanon!
227 Matt 8:9 | en tot mijn dienstknecht: Doe dat! en hij doet het. ~
228 Matt 20:13| een van hen: Vriend! ik doe u geen onrecht; zijt gij
229 Matt 20:32| Wat wilt gij, dat Ik u doe? ~
230 Matt 21:24| wat macht Ik deze dingen doe. ~
231 Matt 21:27| niet, door wat macht Ik dit doe. ~
232 Matt 25:11| maagden, zeggende: Heer, heer, doe ons open! ~
233 Mark 10:36| Wat wilt gij, dat Ik u doe? ~
234 Mark 11:29| wat macht Ik deze dingen doe: ~
235 Mark 11:33| wat macht Ik deze dingen doe. ~ ~
236 Luk 3:11 | heeft; en die spijze heeft, doe desgelijks. ~
237 Luk 4:23 | in Kapernaum geschied is, doe dat ook hier in Uw vaderland. ~
238 Luk 6:42 | niet ziet? Gij geveinsde! doe eerst den balk uit uw oog,
239 Luk 7:8 | en tot mijn dienstknecht: Doe dat! en hij doet het. ~
240 Luk 10:28 | Gij hebt recht geantwoord; doe dat, en gij zult leven. ~
241 Luk 10:37 | Jezus tot hem: Ga heen, en doe gij desgelijks. ~
242 Luk 11:7 | antwoordende, zou zeggen: Doe mij geen moeite aan; de
243 Luk 13:25 | zeggende: Heere, Heere, doe ons open! en Hij zal antwoorden
244 Luk 18:3 | kwam tot hem, zeggende: Doe mij recht tegen mijn wederpartij. ~
245 Luk 20:8 | wat macht Ik deze dingen doe. ~
246 Joha 4:34| hen: Mijn spijs is, dat Ik doe den wil Desgenen, Die Mij
247 Joha 5:36| dezelve werken, die Ik doe, getuigen van Mij, dat Mij
248 Joha 8:28| dat Ik van Mijzelven niets doe; maar deze dingen spreek
249 Joha 8:29| alleen gelaten, want Ik doe altijd, wat Hem behagelijk
250 Joha 10:25| niet. De werken, die Ik doe in den Naam Mijns Vaders,
251 Joha 10:37| 37 Indien Ik niet doe de werken Mijns Vaders,
252 Joha 10:38| 38 Maar indien Ik ze doe, en zo gij Mij niet gelooft,
253 Joha 13:7 | en zeide tot hem: Wat Ik doe, weet gij nu niet, maar
254 Joha 13:27| zeide tot hem: Wat gij doet, doe het haastelijk. ~
255 Joha 14:12| gelooft, de werken, die Ik doe, zal hij ook doen, en zal
256 Joha 14:31| den Vader liefheb, en alzo doe, gelijkerwijs Mij de Vader
257 Hand 10:28| met grote stem, zeggende: Doe uzelven geen kwaad; want
258 Hand 15:23| 23 Doe dan hetgeen wij u zeggen:
259 Hand 15:24| en heilig u met hen, en doe de onkosten nevens hen,
260 Hand 19:11| 11 Want indien ik onrecht doe, en iets des doods waardig
261 Rom 7:15 | 15 Want hetgeen ik doe, dat ken ik niet; want hetgeen
262 Rom 7:15 | want hetgeen ik wil, dat doe ik niet, maar hetgeen ik
263 Rom 7:15 | maar hetgeen ik haat, dat doe ik. ~
264 Rom 7:16 | 16 En indien ik hetgene doe, dat ik niet wil, zo stem
265 Rom 7:17 | 17 Ik dan doe datzelve nu niet meer, maar
266 Rom 7:19 | Want het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade,
267 Rom 7:19 | kwade, dat ik niet wil, dat doe ik. ~
268 Rom 7:20 | 20 Indien ik hetgene doe, dat ik niet wil, zo doe
269 Rom 7:20 | doe, dat ik niet wil, zo doe ik nu hetzelve niet meer,
270 Rom 10:1 | dat ik tot God voor Israel doe, is tot hun zaligheid. ~
271 Rom 13:3 | nu de macht niet vrezen, doe het goede, en gij zult lof
272 Rom 15:31 | dienst, dien ik aan Jeruzalem doe, aangenaam zij den heiligen;
273 1Kor 7:36| alzo moet geschieden; die doe wat hij wil, hij zondigt
274 1Kor 9:17| Want indien ik dat gewillig doe, zo heb ik loon, maar indien
275 1Kor 9:23| 23 En dit doe ik om des Evangelies wil,
276 2Kor 9:7 | 7 Een iegelijk doe, gelijk hij in zijn hart
277 2Kor 11:12| 12 Maar wat ik doe, dat zal ik nog doen, om
278 Gal 2:21 | 21 Ik doe de genade Gods niet te niet;
279 Gal 6:17 | 17 Voorts, niemand doe mij moeite aan; want ik
280 Efez 6:21| hetgeen mij aangaat; en wat ik doe, dat alles zal u Tychikus,
281 Fili 3:14| 14 Maar een ding doe ik, vergetende, hetgeen
282 1Tim 5:16| die haar genoegzame hulp doe, en dat de Gemeente niet
283 2Tim 4:5 | alles, lijd verdrukkingen; doe het werk van een evangelist,
284 1Pet 3:11| wijke af van het kwade, en doe het goede; die zoeke vrede
285 Jud 1:3 | alzo ik alle naarstigheid doe om u te schrijven van de
286 Open 2:5 | uitgevallen zijt, en bekeer u, en doe de eerste werken; en zo
287 Open 22:11| doet, dat hij nog onrecht doe; en die vuil is, dat hij
|