Book Chapter: Verse
1 Gen 19:2 | Zij is mijn zuster, zo zond Abimelech, de koning van
2 Gen 20:14 | gaf hij haar het kind, en zond haar weg. En zij ging voort,
3 Gen 23:73 | gaf Abraham geschenken; en zond hen weg van zijn zoon Izak,
4 Gen 25:42 | geboodschapt werden, zo zond zij heen, en ontbood Jakob,
5 Gen 26:5 | 5 Alzo zond Izak Jakob weg, dat hij
6 Gen 28:4 | 4 Toen zond Jakob heen, en riep Rachel
7 Gen 29:3 | 3 En Jakob zond boden uit voor zijn aangezicht
8 Gen 34:14 | mij een woord wederom. Zo zond hij hem uit het dal Hebron,
9 Gen 35:20 | 20 En Juda zond den geitenbok door de hand
10 Gen 37:8 | geest verslagen was, en hij zond heen, en riep al de tovenaars
11 Gen 37:14 | 14 Toen zond Farao en riep Jozef en zij
12 Gen 38:4 | Benjamin, Jozefs broeder, zond Jakob niet met zijn broederen;
13 Gen 41:23 | En zijn vader desgelijks zond hij tien ezelen, dragende
14 Gen 41:24 | 24 En hij zond zijn broeders heen; en zij
15 Gen 42:28 | 28 En hij zond Juda voor zijn aangezicht
16 Exo 2:5 | midden van de biezen zag, zo zond zij haar dienstmaagd heen,
17 Exo 9:7 | 7 En Farao zond er heen, en ziet, van het
18 Exo 24:5 | 5 En hij zond de jongelingen van de kinderen
19 Num 13:3 | 3 Mozes dan zond hen uit de woestijn van
20 Num 13:16 | namen der mannen, die Mozes zond, om dat land te verspieden;
21 Num 13:17 | 17 Mozes dan zond hen, om het land Kanaan
22 Num 20:14 | 14 Daarna zond Mozes boden uit Kades tot
23 Num 20:16 | hoorde onze stem, en Hij zond een Engel, en Hij leidde
24 Num 21:6 | 6 Toen zond de HEERE vurige slangen
25 Num 21:21 | 21 Toen zond Israel boden tot Sihon,
26 Num 21:32 | 32 Daarna zond Mozes om Jaezer te verspieden;
27 Num 22:5 | 5 Die zond boden aan Bileam, den zoon
28 Num 22:40 | runderen en schapen; en hij zond aan Bileam, en aan de vorsten,
29 Num 31:6 | 6 En Mozes zond hen ten strijde, duizend
30 Num 31:61 | ik hen van Kades-Barnea zond, om dit land te bezien. ~
31 Deu 2:26 | 26 Toen zond ik boden uit de woestijn
32 Deu 9:23 | Voorts als de HEERE ulieden zond uit dat land, dat Ik u gegeven
33 Joz 2:3 | 3 Daarom zond de koning van Jericho tot
34 Joz 7:2 | 2 Als Jozua mannen zond van Jericho naar Ai, dat
35 Joz 7:22 | 22 Toen zond Jozua boden henen, die tot
36 Joz 8:3 | strijdbare helden, en hij zond hen bij nacht uit, ~
37 Joz 8:9 | 9 Alzo zond Jozua hen heen, en zij gingen
38 Joz 10:3 | 3 Daarom zond Adoni-Zedek, koning van
39 Joz 11:1 | van Hazor, dit hoorde, zo zond hij tot Jobab, den koning
40 Joz 25:5 | 5 Toen zond Ik Mozes en Aaron, en Ik
41 Joz 25:9 | streed tegen Israel; en hij zond heen, en deed Bileam, den
42 Joz 25:12 | 12 En Ik zond horzelen voor u heen; die
43 Joz 25:28 | 28 Toen zond Jozua het volk weg, een
44 Ric 4:6 | 6 En zij zond heen en riep Barak, den
45 Ric 5:8 | 8 Zo zond de HEERE een man, die een
46 Ric 5:35 | 35 Ook zond hij boden in gans Manasse,
47 Ric 5:35 | bijeengeroepen; desgelijks zond hij boden in Aser, en in
48 Ric 6:24 | 24 Ook zond Gideon boden in het ganse
49 Ric 8:23 | 23 Zo zond God een bozen geest tussen
50 Ric 8:31 | 31 En hij zond listiglijk boden tot Abimelech,
51 Ric 10:12 | 12 Voorts zond Jeftha boden tot den koning
52 Ric 10:14 | Jeftha voer wijders voort, en zond boden tot den koning der
53 Ric 10:17 | 17 En Israel zond boden tot de koning der
54 Ric 10:17 | gaf geen gehoor. En hij zond ook tot de koning der Moabieten,
55 Ric 10:19 | 19 Maar Israel zond boden tot Sihon, den koning
56 Ric 11:9 | had dertig zonen; en hij zond dertig dochteren naar buiten,
57 Ric 15:18 | ganse hart verklaard had, zo zond zij heen, en riep de vorsten
58 Ric 18:29 | in twaalf stukken; en hij zond ze in alle landpalen van
59 Ric 19:6 | bijwijf, en deelde haar, en zond haar in het ganse land der
60 Ric 20:10 | 10 Toen zond de vergadering daarheen
61 Ric 20:13 | 13 Toen zond de ganse vergadering heen,
62 1Sa 4:4 | 4 Het volk dan zond naar Silo, en men bracht
63 1Sa 11:7 | hieuw ze in stukken, en hij zond ze in alle landpalen van
64 1Sa 12:8 | tot den HEERE; en de HEERE zond Mozes en Aaron, en zij leidden
65 1Sa 12:11 | 11 En de HEERE zond Jerubbaal, en Bedan, en
66 1Sa 16:12 | 12 Toen zond hij heen, en bracht hem
67 1Sa 16:19 | 19 Saul nu zond boden tot Isai, en zeide:
68 1Sa 16:20 | een geitenbokje; en hij zond ze door de hand van zijn
69 1Sa 16:22 | 22 Daarna zond Saul tot Isai, om te zeggen:
70 1Sa 18:5 | uit, overal, waar Saul hem zond; hij gedroeg zich voorzichtiglijk,
71 1Sa 19:11 | 11 Maar Saul zond boden heen tot Davids huis,
72 1Sa 19:14 | 14 Saul nu zond boden, om David te halen.
73 1Sa 19:15 | 15 Toen zond Saul boden, om David te
74 1Sa 19:20 | 20 Toen zond Saul boden heen, om David
75 1Sa 19:21 | het Saul boodschapte, zo zond hij andere boden, en die
76 1Sa 19:21 | toen voer Saul voort en zond de derde boden, en die profeteerden
77 1Sa 22:11 | 11 Toen zond de koning heen, om den priester
78 1Sa 25:5 | 5 Zo zond David tien jongelingen;
79 1Sa 25:39 | doen wederkeren! En David zond heen, en liet met Abigail
80 1Sa 30:26 | David te Ziklag kwam, zo zond hij tot de oudsten van Juda,
81 2Sa 2:5 | 5 Toen zond David boden tot de mannen
82 2Sa 3:12 | 12 Toen zond Abner boden voor zich tot
83 2Sa 3:14 | 14 Ook zond David boden tot Isboseth,
84 2Sa 3:15 | 15 Isboseth dan zond heen, en nam haar van den
85 2Sa 3:26 | Joab ging uit van David, en zond Abner boden na, die hem
86 2Sa 5:11 | Hiram, de koning van Tyrus, zond boden tot David, en cederenhout,
87 2Sa 8:10 | 10 Zo zond Thoi zijn zoon Joram tot
88 2Sa 9:5 | 5 Toen zond de koning David heen, en
89 2Sa 10:2 | aan mij gedaan heeft. Zo zond David heen, om hem door
90 2Sa 10:5 | dit David lieten weten, zo zond hij hun tegemoet; want deze
91 2Sa 10:7 | 7 Als David dit hoorde, zond hij Joab heen, en het ganse
92 2Sa 10:16 | 16 En Hadad-ezer zond heen, en deed de Syriers
93 2Sa 11:3 | 3 En David zond henen, en ondervraagde naar
94 2Sa 11:4 | 4 Toen zond David boden henen, en liet
95 2Sa 11:5 | die vrouw werd zwanger; zo zond zij henen, en liet David
96 2Sa 11:6 | 6 Toen zond David tot Joab, zeggende:
97 2Sa 11:6 | Hethiet, tot mij. En Joab zond Uria tot David. ~
98 2Sa 11:14 | schreef aan Joab; en hij zond dien door de hand van Uria. ~
99 2Sa 11:18 | 18 Toen zond Joab heen, en liet David
100 2Sa 11:27 | de rouw was overgegaan, zond David heen, en nam haar
101 2Sa 12:1 | 1 En de HEERE zond Nathan tot David. Als die
102 2Sa 12:25 | 25 En zond heen door de hand van den
103 2Sa 12:27 | 27 Toen zond Joab boden tot David, en
104 2Sa 13:7 | 7 Toen zond David heen tot Thamar in
105 2Sa 14:2 | 2 Zo zond Joab heen naar Thekoa, en
106 2Sa 14:29 | 29 Daarom zond Absalom tot Joab, dat hij
107 2Sa 14:29 | dat hij hem tot den koning zond; maar hij wilde niet tot
108 2Sa 14:29 | wilde niet tot hem komen. Zo zond hij nog ten anderen male;
109 2Sa 15:12 | 12 Absalom zond ook om Achitofel, den Giloniet,
110 2Sa 18:2 | 2 Voorts zond David het volk uit, een
111 2Sa 19:11 | 11 Toen zond de koning David tot Zadok
112 2Sa 22:15 | 15 En Hij zond pijlen uit en verstrooide
113 2Sa 22:17 | 17 Hij zond van de hoogte, Hij nam mij,
114 1Kon 1:53| 53 En de koning Salomo zond heen, en zij deden hem afgaan
115 1Kon 2:25| 25 En de koning Salomo zond door de hand van Benaja,
116 1Kon 2:29| is bij het altaar. Toen zond Salomo Benaja, den zoon
117 1Kon 2:36| 36 Daarna zond de koning, en riep Simei,
118 1Kon 2:42| 42 Toen zond de koning, en riep Simei,
119 1Kon 5:1 | Hiram, de koning van Tyrus, zond zijn knechten tot Salomo (
120 1Kon 5:2 | 2 Daarna zond Salomo tot Hiram, zeggende: ~
121 1Kon 5:8 | 8 En Hiram zond tot Salomo, zeggende: Ik
122 1Kon 5:14| 14 En hij zond hen naar den Libanon, tien
123 1Kon 7:13| 13 En de koning Salomo zond heen, en liet Hiram van
124 1Kon 9:27| 27 En Hiram zond met die schepen zijn knechten,
125 1Kon 12:18| 18 Toen zond de koning Rehabeam Adoram,
126 1Kon 15:18| knechten; en de koning Asa zond ze tot Benhadad, den zoon
127 1Kon 15:20| naar den koning Asa, en zond de oversten der heiren,
128 1Kon 18:20| 20 Zo zond Achab onder alle kinderen
129 1Kon 19:2 | 2 Toen zond Izebel een bode tot Elia,
130 1Kon 20:2 | 2 En hij zond boden tot Achab, den koning
131 1Kon 20:10| 10 En Benhadad zond tot hem en zeide: De goden
132 1Kon 20:17| eerst uit. Doch Benhadad zond enigen uit, en zij boodschapten
133 1Kon 21:8 | verzegelde ze met zijn signet; en zond de brieven tot de oudsten
134 2Kon 1:2 | was, en werd krank. En hij zond boden, en zeide tot hen:
135 2Kon 1:9 | 9 En hij zond tot hem een hoofdman van
136 2Kon 1:11| 11 En hij zond wederom tot hem een anderen
137 2Kon 1:13| 13 En wederom zond hij een hoofdman van de
138 2Kon 3:7 | 7 En hij ging heen, en zond tot Josafat, den koning
139 2Kon 5:8 | dat hij tot den koning zond, om te zeggen: Waarom hebt
140 2Kon 5:10| 10 Toen zond Elisa tot hem een bode,
141 2Kon 6:9 | 9 Maar de man Gods zond henen tot den koning van
142 2Kon 6:10| 10 Daarom zond de koning van Israel henen
143 2Kon 6:14| 14 Toen zond hij daarhenen paarden, en
144 2Kon 6:32| oudsten zaten bij hem.) En hij zond een man van voor zijn aangezicht;
145 2Kon 7:14| wagenpaarden. En de koning zond het leger der Syriers achterna,
146 2Kon 9:19| 19 Toen zond hij een anderen ruiter te
147 2Kon 10:1 | schreef brieven, dewelke hij zond naar Samaria, tot de oversten
148 2Kon 10:21| 21 Ook zond Jehu in het ganse Israel;
149 2Kon 11:4 | 4 In het zevende jaar nu zond Jojada, en nam de oversten
150 2Kon 12:18| het huis des konings, en zond het tot Hazael, den koning
151 2Kon 13:18| het huis des konings, en zond het tot Hazael, den koning
152 2Kon 15:8 | 8 Toen zond Amazia boden tot Joas, den
153 2Kon 15:9 | Joas, de koning van Israel, zond tot Amazia, den koning van
154 2Kon 15:9 | die op den Libanon is, zond tot den ceder, die op den
155 2Kon 17:7 | 7 Achaz nu zond boden tot Tiglath-Pilezer,
156 2Kon 17:8 | konings gevonden werd, en hij zond den koning van Assyrie een
157 2Kon 17:10| dat te Damaskus was, zo zond de koning Achaz aan den
158 2Kon 18:7 | 7 Achaz nu zond boden tot Tiglath-Pilezer,
159 2Kon 18:8 | konings gevonden werd, en hij zond den koning van Assyrie een
160 2Kon 18:10| dat te Damaskus was, zo zond de koning Achaz aan den
161 2Kon 19:25| HEERE niet vreesden; zo zond de HEERE leeuwen onder hen,
162 2Kon 20:14| 14 Toen zond Hizkia, de koning van Juda,
163 2Kon 20:17| 17 Evenwel zond de koning van Assyrie Tartan,
164 2Kon 21:2 | 2 Daarna zond hij Eljakim, den hofmeester,
165 2Kon 21:9 | om tegen u te strijden, zond hij weder boden tot Hizkia,
166 2Kon 21:20| 20 Toen zond Jesaja, de zoon van Amoz,
167 2Kon 22:12| 12 Te dier tijd zond Berodach Baladan de zoon
168 2Kon 24:3 | den zoon van Mesullam, zond in het huis des HEEREN,
169 2Kon 25:1 | 1 Toen zond de koning henen, en tot
170 2Kon 25:16| daar op den berg waren, en zond henen, en nam de beenderen
171 2Kon 26:2 | 2 En de HEERE zond tegen hem de benden der
172 2Kon 26:2 | der kinderen Ammons, en zond hen tegen Juda, om dat te
173 1Kro 14:1 | 1 Toen zond Hiram, de koning van Tyrus,
174 1Kro 18:10| 10 Zo zond hij zijn zoon Hadoram tot
175 1Kro 19:10| 10 Zo zond hij zijn zoon Hadoram tot
176 1Kro 20:2 | weldadigheid aan mij gedaan. Daarom zond David boden, om hem te troosten
177 1Kro 20:5 | van deze mannen; en hij zond hun tegemoet; want die mannen
178 1Kro 20:6 | gemaakt hadden bij David, zo zond Hanun en de kinderen Ammons
179 1Kro 20:8 | Toen het David hoorde, zo zond hij Joab en het ganse heir
180 1Kro 22:15| 15 En God zond een engel naar Jeruzalem,
181 2Kro 2:3 | 3 En Salomo zond tot Huram, den koning van
182 2Kro 2:11| antwoordde door schrift, en zond tot Salomo: Daarom dat de
183 2Kro 9:18| 18 En Huram zond hem, door de hand zijner
184 2Kro 11:18| 18 Toen zond de koning Rehabeam Hadoram,
185 2Kro 17:2 | het huis des konings, en zond tot Benhadad, den koning
186 2Kro 17:4 | naar den koning Asa, en zond de oversten der heiren,
187 2Kro 18:7 | jaar nu zijner regering zond hij tot zijn vorsten, tot
188 2Kro 24:19| 19 Doch Hij zond profeten onder hen, om hen
189 2Kro 25:15| HEEREN tegen Amazia; en Hij zond tot hem een profeet, die
190 2Kro 25:17| Juda, werd te rade, dat hij zond tot Joas, den zoon van Joahaz,
191 2Kro 25:18| Joas, de koning van Israel, zond tot Amazia, den koning van
192 2Kro 25:18| die op den Libanon is, zond tot den ceder, die op den
193 2Kro 28:16| 16 Ter zelfder tijd zond de koning Achaz tot de koningen
194 2Kro 30:1 | 1 Daarna zond Jehizkia tot het ganse Israel
195 2Kro 32:9 | 9 Na dezen zond Sanherib, de koning van
196 2Kro 32:21| 21 En de HEERE zond een engel, die alle strijdbare
197 2Kro 34:8 | het huis gereinigd had, zond hij Safan, den zoon van
198 2Kro 34:29| 29 Toen zond de koning henen, en verzamelde
199 2Kro 35:21| 21 Toen zond hij boden tot hem, zeggende:
200 2Kro 36:21| 21 Toen zond hij boden tot hem, zeggende:
201 2Kro 37:10| de wederkomst des jaars zond de koning Nebukadnezar henen,
202 2Kro 37:15| de God hunner vaderen, zond tot hen, door de hand Zijner
203 Ezra 4:17| 17 De koning zond antwoord aan Rehum, den
204 Ezra 5:6 | waren, aan den koning Darius zond. ~
205 Ezra 8:16| 16 Zo zond ik tot Eliezer, tot Ariel,
206 Neh 2:6 | den koning, dat hij mij zond, als ik hem zekeren tijd
207 Neh 6:2 | 2 Zo zond Sanballat, en Gesem, tot
208 Neh 6:3 | 3 En ik zond boden tot hen, om te zeggen:
209 Neh 6:5 | 5 Toen zond Sanballat tot mij op dezelfde
210 Neh 6:8 | 8 Doch ik zond tot hem, om te zeggen: Er
211 Neh 6:19 | zij uit tot hem. Tobia dan zond brieven, om mij vreesachtig
212 Est 1:22 | 22 En hij zond brieven aan al de landschappen
213 Est 28:3 | kwam tot zijn huis; en hij zond henen, en liet zijn vrienden
214 Est 49:3 | des konings ring; en men zond de brieven door de hand
215 Est 52:7 | geschiedenissen; en hij zond brieven aan al de Joden,
216 Est 53:1 | 30 En hij zond de brieven aan al de Joden,
217 Psa 18:15 | 15 En Hij zond Zijn pijlen uit, en verstrooide
218 Psa 18:17 | 17 Hij zond van de hoogte, Hij nam mij,
219 Psa 78:25 | brood der Machtigen; Hij zond hun teerkost tot verzadiging. ~
220 Psa 78:45 | 45 Hij zond een vermenging van ongedierte
221 Psa 78:49 | 49 Hij zond onder hen de hittigheid
222 Psa 105:17 | 17 Hij zond een man voor hun aangezicht
223 Psa 105:20 | 20 De koning zond, en deed hem ontslaan; de
224 Psa 105:26 | 26 Hij zond Mozes, Zijn knecht, en Aaron,
225 Psa 105:28 | 28 Hij zond duisternis, en maakte het
226 Psa 106:15 | hun hun begeerte; maar Hij zond aan hun zielen een magerheid. ~
227 Psa 107:20 | 20 Hij zond Zijn woord uit, en heelde
228 Psa 135:9 | 9 Hij zond tekenen en wonderen in het
229 Jes 36:2 | En de koning van Assyrie zond Rabsake van Lachis naar
230 Jes 37:2 | 2 Daarna zond hij Eljakim, den hofmeester,
231 Jes 37:9 | toen hij zulks hoorde, zo zond hij weder boden tot Hizkia,
232 Jes 37:21 | 21 Toen zond Jesaja, de zoon van Amoz,
233 Jes 39:1 | 1 Te dien tijd zond Merodach Baladan, de zoon
234 Jer 21:1 | als koning Zekekia tot hem zond Pashur, den zoon van Malchia,
235 Jer 26:22 | Maar de koning Jojakim zond mannen naar Egypte, Elnathan,
236 Jer 29:1 | dien de profeet Jeremia zond van Jeruzalem tot de overige
237 Jer 29:3 | koning van Juda, naar Babel zond, tot Nebukadnezar, den koning
238 Jer 29:19 | knechten, de profeten, tot hen zond, vroeg op zijnde en zendende;
239 Jer 36:21 | 21 Toen zond de koning Jehudi, om de
240 Jer 37:3 | 3 Nochtans zond de koning Zedekia Juchal,
241 Jer 37:17 | 17 Zo zond de koning Zedekia henen,
242 Jer 38:14 | 14 Toen zond de koning Zedekia henen,
243 Jer 39:13 | 13 Zo zond Nebuzaradan, de overste
244 Eze 23:16 | opzien van haar ogen, en zij zond boden tot hen, naar Chaldea.
245 Eze 31:4 | rondom zijn planting, en zond zijn waterleidingen uit
246 Dan 3:2 | En de koning Nebukadnezar zond henen, om te verzamelen,
247 Hos 5:13 | Efraim tot Assur, en hij zond tot den koning Jareb; maar
248 Amos 7:10| 10 Toen zond Amazia, de priester te Beth-El,
249 Zac 7:12 | de HEERE der heirscharen zond in Zijn Geest, door den
250 Zac 8:10 | vanwege den vijand, want Ik zond alle mensen, een iegelijk
251 Matt 11:2 | de werken van Christus, zond twee van zijn discipelen; ~
252 Matt 14:10| 10 En zond heen, en onthoofdde Johannes
253 Matt 20:2 | voor een penning des daags, zond hij hen heen in zijn wijngaard. ~
254 Matt 21:1 | aan de Olijfberg, toen zond Jezus twee discipelen, zeggende
255 Matt 21:34| tijd der vruchten genaakte, zond hij zijn dienstknechten
256 Matt 21:36| 36 Wederom zond hij andere dienstknechten,
257 Matt 21:37| 37 En ten laatste zond hij tot hen zijn zoon, zeggende:
258 Matt 22:3 | 3 En zond zijn dienstknechten uit,
259 Matt 22:4 | 4 Wederom zond hij andere dienstknechten
260 Mark 6:27| 27 En de koning zond terstond een scherprechter,
261 Mark 8:26| 26 En Hij zond hem naar zijn huis, zeggende:
262 Mark 11:1 | Bethanie, aan den Olijfberg, zond Hij twee van Zijn discipelen
263 Mark 12:2 | En als het de tijd was, zond hij een dienstknecht tot
264 Mark 12:4 | 4 En hij zond wederom een anderen dienstknecht
265 Mark 12:5 | 5 En wederom zond hij een anderen, en dien
266 Mark 14:13| 13 En Hij zond twee van Zijn discipelen
267 Luk 7:3 | Jezus gehoord hebbende, zond hij tot Hem de ouderlingen
268 Luk 7:6 | verre van het huis was, zond de hoofdman over honderd
269 Luk 7:19 | zich geroepen hebbende, zond hen tot Jezus, zeggende:
270 Luk 9:2 | 2 En Hij zond hen heen, om te prediken
271 Luk 9:52 | 52 En Hij zond boden uit voor Zijn aangezicht;
272 Luk 10:1 | nog andere zeventig, en zond hen heen voor Zijn aangezicht,
273 Luk 14:17 | 17 En hij zond zijn dienstknecht uit ten
274 Luk 15:15 | deszelven lands; en die zond hem op zijn land om de zwijnen
275 Luk 20:10 | En als het de tijd was, zond hij tot de landlieden een
276 Luk 20:11 | 11 En wederom zond hij nog een anderen dienstknecht;
277 Luk 20:12 | 12 En wederom zond hij nog een derden; maar
278 Luk 22:8 | 8 En Hij zond Petrus en Johannes uit,
279 Luk 23:7 | gebied van Herodes was, zond hij Hem heen tot Herodes,
280 Luk 23:11 | een blinkend kleed aan, en zond Hem weder tot Pilatus. ~
281 Hand 5:8 | hun alles verhaald had, zond hij hen naar Joppe. ~
282 Hand 14:17| 17 Maar hij zond van Milete naar Efeze, en
283 Open 14:16| 16 En Die op de wolk zat, zond Zijn sikkel op de aarde,
284 Open 14:19| 19 En de engel zond zijn sikkel op de aarde
|