Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
moede 38
moedeloos 1
moeden 3
moeder 283
moedermoorders 1
moeders 39
moedig 1
Frequency    [«  »]
284 gevonden
284 zond
283 gerechtigheid
283 moeder
282 babel
281 broederen
280 34

Bijbel

IntraText - Concordances

moeder

    Book Chapter: Verse
1 Gen 2:24 | de man zijn vader en zijn moeder verlaten, en zijn vrouw 2 Gen 3:20 | vrouw Heva, omdat zij een moeder aller levenden is. ~ 3 Gen 19:12 | dochter, maar niet mijner moeder dochter; en zij is mij ter 4 Gen 20:21 | woestijn Paran; en zijn moeder nam hem een vrouw uit Egypteland. ~ 5 Gen 23:28 | en gaf ten huize harer moeder te kennen, gelijk deze zaken 6 Gen 23:53 | aan haar broeder en haar moeder kostelijkheden. ~ 7 Gen 23:55 | zeide haar broeder, en haar moeder: Laat de jonge dochter enige 8 Gen 23:67 | haar in de tent van zijn moeder Sara; en hij nam Rebekka, 9 Gen 25:11 | Jakob tot Rebekka, zijn moeder: Zie, mijn broeder Ezau 10 Gen 25:13 | 13 En zijn moeder zeide tot hem: Uw vloek 11 Gen 25:14 | haalde ze, en bracht ze zijn moeder; en zijn moeder maakte smakelijke 12 Gen 25:14 | ze zijn moeder; en zijn moeder maakte smakelijke spijzen, 13 Gen 25:29 | broederen, en de zonen uwer moeder zullen zich voor u nederbuigen! 14 Gen 26:2 | Bethuel, den vader uwer moeder, en neem u van daar een 15 Gen 26:5 | Rebekka, Jakobs en Ezau's moeder. ~ 16 Gen 26:7 | Jakob zijn vader en zijn moeder gehoorzaam geweest was, 17 Gen 27:49 | hij bracht die tot zijn moeder Lea. Toen zeide Rachel tot 18 Gen 29:11 | misschien kome, en mij sla, de moeder met de zonen! ~ 19 Gen 34:10 | ganselijk komen, ik, en uw moeder, en uw broeders, om ons 20 Gen 39:29 | broeder, den zoon zijner moeder, en zeide: Is dit uw kleinste 21 Gen 40:20 | en hij is alleen van zijn moeder overgebleven, en zijn vader 22 Exo 2:8 | ging, en riep des knechtjes moeder. ~ 23 Exo 20:12 | 12 Eert uw vader en uw moeder, opdat uw dagen verlengd 24 Exo 21:15 | Zo wie zijn vader of zijn moeder slaat, die zal zekerlijk 25 Exo 21:17 | Wie ook zijn vader of zijn moeder vloekt, die zal zekerlijk 26 Exo 22:30 | dagen zullen zij bij hun moeder zijn, op den achtsten dag 27 Exo 23:19 | koken in de melk zijner moeder. ~ 28 Exo 34:49 | bokje in de melk zijner moeder niet koken. ~ 29 Lev 18:7 | vaders en de schaamte uwer moeder niet ontdekken; zij is uw 30 Lev 18:7 | niet ontdekken; zij is uw moeder; gij zult haar schaamte 31 Lev 18:9 | vaders, of der dochter uwer moeder, te huis geboren of buiten 32 Lev 18:13 | schaamte van de zuster uwer moeder niet ontdekken; want zij 33 Lev 18:13 | ontdekken; want zij is uwer moeder nabestaande. ~ 34 Lev 19:3 | 3 Want ieder zal zijn moeder en zijn vader vrezen, en 35 Lev 20:9 | die zijn vader of zijn moeder zal gevloekt hebben, die 36 Lev 20:9 | heeft zijn vader of zijn moeder gevloekt; zijn bloed is 37 Lev 20:14 | een man een vrouw en haar moeder zal genomen hebben, het 38 Lev 20:17 | vaders, of de dochter zijner moeder, zal genomen hebben, en 39 Lev 20:19 | schaamte van de zuster uwer moeder, en van de zuster uws vaders 40 Lev 21:2 | naaste bestaat, over zijn moeder en over zijn vader, en over 41 Lev 21:11 | zijn vader en over zijn moeder zal hij zich niet verontreinigen. ~ 42 Lev 22:27 | die zeven dagen onder zijn moeder zijn; daarna, van den achtsten 43 Lev 23:11 | Mozes; de naam nu zijner moeder was Selomith, de dochter 44 Num 6:7 | Om zijn vader of om zijn moeder, om zijn broeder of om zijn 45 Deu 5:16 | 16 Eert uw vader, en uw moeder, gelijk als de HEERE, uw 46 Deu 13:6 | uw broeder, de zoon uwer moeder, of uw zoon, of uw dochter, 47 Deu 14:21 | koken in de melk zijner moeder. ~ 48 Deu 21:13 | zitten, en haar vader en haar moeder een maand lang bewenen; 49 Deu 21:18 | vaders en de stem zijner moeder niet gehoorzaam is; en zij 50 Deu 21:19 | zullen zijn vader en zijn moeder hem grijpen, en zij zullen 51 Deu 22:6 | jongen of eieren, en de moeder zittende op de jongen of 52 Deu 22:6 | de eieren, zo zult gij de moeder met de jongen niet nemen. ~ 53 Deu 22:7 | 7 Gij zult de moeder ganselijk vrijlaten; maar 54 Deu 22:15 | deze jonge dochter en haar moeder nemen, en tot de oudsten 55 Deu 27:16 | die zijn vader of zijn moeder veracht! En al het volk 56 Deu 27:22 | vaders of de dochter zijner moeder! En al het volk zal zeggen: 57 Deu 33:9 | tot zijn vader en tot zijn moeder zeide: Ik zie hem niet; 58 Joz 2:13 | Dat gij mijn vader en mijn moeder in het leven zult behouden, 59 Joz 2:18 | vergaderen uw vader, en uw moeder, en uw broeders, en het 60 Joz 6:23 | en haar vader, en haar moeder, en haar broeders, en al 61 Ric 4:31 | opstond, dat ik opstond, een moeder in Israel. ~ 62 Ric 4:52 | 28 De moeder van Sisera keek uit door 63 Ric 7:19 | mijn broeders, zonen mijner moeder; zo waarlijk als de HEERE 64 Ric 8:1 | Sichem, tot de broeder zijner moeder; en hij sprak tot hen, en 65 Ric 8:1 | huis van den vader zijner moeder, zeggende: ~ 66 Ric 8:3 | spraken de broeders zijner moeder van hem, voor de oren van 67 Ric 13:2 | gaf het zijn vader en zijn moeder te kennen, en zeide: Ik 68 Ric 13:3 | tot hem, mitsgaders zijn moeder: Is er geen vrouw onder 69 Ric 13:4 | 4 Zijn vader nu en zijn moeder wisten niet, dat dit van 70 Ric 13:5 | met zijn vader en zijn moeder, henen af naar Thimnath. 71 Ric 13:6 | hij gaf zijn vader en zijn moeder niet te kennen, wat hij 72 Ric 13:9 | tot zijn vader en tot zijn moeder, en gaf hun daarvan, en 73 Ric 13:16 | heb het mijn vader en mijn moeder niet verklaard, zou ik het 74 Ric 16:2 | 2 Die zeide tot zijn moeder: De duizend en honderd zilverlingen, 75 Ric 16:2 | genomen. Toen zeide zijn moeder: Gezegend zij mijn zoon 76 Ric 16:3 | 3 Alzo gaf hij aan zijn moeder de duizend en honderd zilverlingen 77 Ric 16:3 | zilverlingen weder. Doch zijn moeder zeide: Ik heb dat geld den 78 Ric 16:4 | hij gaf dat geld aan zijn moeder weder. En zijn moeder nam 79 Ric 16:4 | zijn moeder weder. En zijn moeder nam tweehonderd zilverlingen, 80 Rut 1:8 | iegelijk tot het huis van haar moeder; de HEERE doe bij u weldadigheid, 81 Rut 2:11 | en hebt uw vader en uw moeder, en het land uwer geboorte 82 1Sa 2:19 | 19 En zijn moeder maakte hem een kleinen rok, 83 1Sa 15:33 | beroofd heeft, alzo zal uw moeder van haar kinderen beroofd 84 1Sa 20:30 | schande van de naaktheid uwer moeder? ~ 85 1Sa 22:3 | toch mijn vader en mijn moeder bij ulieden uitgaan, totdat 86 2Sa 17:25 | zuster van Zeruja, Joabs moeder. ~ 87 2Sa 19:37 | graf mijns vaders en mijner moeder; maar zie, daar is uw knecht 88 2Sa 20:19 | doden een stad, die een moeder is in Israel; waarom zoudt 89 1Kon 1:11| Nathan tot Bathseba, de moeder van Salomo, zeggende: Hebt 90 1Kon 2:13| Haggith, tot Bathseba, de moeder van Salomo; en zij zeide: 91 1Kon 2:19| en deed een stoel voor de moeder des konings zetten; en zij 92 1Kon 2:20| zeide tot haar: Begeer, mijn moeder, want ik zal uw aangezicht 93 1Kon 2:22| Salomo, en zeide tot zijn moeder: En waarom begeert gij Abisag, 94 1Kon 3:27| het geenszins; die is zijn moeder. ~ 95 1Kon 14:21| zetten; en de naam zijner moeder was Naama, de Ammonietische. ~ 96 1Kon 14:31| Davids; en de naam zijner moeder was Naama, de Ammonietische; 97 1Kon 15:2 | Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Maacha, een dochter 98 1Kon 15:10| Jeruzalem, en de naam zijner moeder was Maacha, een dochter 99 1Kon 15:13| 13 Ja, zelfs zijn moeder Maacha zette hij ook af, 100 1Kon 17:23| huis, en gaf het aan zijn moeder; en Elia zeide: Zie, uw 101 1Kon 19:20| toch mijn vader en mijn moeder kusse, daarna zal ik u navolgen. 102 1Kon 22:42| Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Azuba, de dochter van 103 1Kon 22:53| en in den weg van zijn moeder, en in den weg van Jerobeam, 104 2Kon 3:2 | zijn vader en gelijk zijn moeder; want hij deed dag opgerichte 105 2Kon 3:13| en tot de profeten uwer moeder. Doch de koning van Israel 106 2Kon 4:19| jongen: Draag hem tot zijn moeder. ~ 107 2Kon 4:20| en bracht hem tot zijn moeder. En hij zat op haar knieen 108 2Kon 4:30| 30 Doch de moeder van den jongen zeide: Zo 109 2Kon 8:26| Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Athalia, de dochter 110 2Kon 9:22| als de hoererijen van uw moeder Izebel, en haar toverijen 111 2Kon 11:1 | 1 Toen nu Athalia, de moeder van Ahazia, zag, dat haar 112 2Kon 12:1 | Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Zibja van Ber-seba. ~ 113 2Kon 13:1 | Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Zibja van Ber-seba. ~ 114 2Kon 15:2 | Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Joaddan van Jeruzalem. ~ 115 2Kon 16:2 | Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Jecholia, van Jeruzalem. ~ 116 2Kon 16:33| Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Jerusa, de dochter van 117 2Kon 20:2 | Jeruzalem, en de naam zijner moeder was Abi, een dochter van 118 2Kon 23:1 | Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Hefzi-bah. ~ 119 2Kon 23:19| Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Mesullemet, een dochter 120 2Kon 24:1 | Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Jedida, een dochter 121 2Kon 25:31| Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Hamutal, de dochter 122 2Kon 25:36| Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Zebudda, een dochter 123 2Kon 26:8 | Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Nehusta, een dochter 124 2Kon 26:12| van Babel, hij, en zijn moeder, en zijn knechten, en zijn 125 2Kon 26:15| mitsgaders des konings moeder, en des konings vrouwen, 126 2Kon 26:18| Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Hamutal, een dochter 127 1Kro 2:26| naam was Atara; zij was de moeder van Onam. ~ 128 1Kro 4:9 | dan zijn broeders; en zijn moeder had zijn naam Jabez genoemd, 129 2Kro 13:13| zetten; en de naam zijner moeder was Naama, een Ammonietische. ~ 130 2Kro 14:2 | Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Michaja, de dochter 131 2Kro 16:16| Aangaande ook Maacha, de moeder van den koning Asa, hij 132 2Kro 21:31| Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Azuba, een dochter van 133 2Kro 23:2 | Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Athalia, een dochter 134 2Kro 23:3 | huis van Achab; want zijn moeder was zijn raadgeefster, om 135 2Kro 23:10| 10 Toen Athalia, de moeder van Ahazia, zag, dat haar 136 2Kro 24:1 | Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Zibja, van Ber-seba. ~ 137 2Kro 25:1 | Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Joaddan, van Jeruzalem. ~ 138 2Kro 26:3 | Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Jecholia, van Jeruzalem. ~ 139 2Kro 27:1 | Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Jerusa, een dochter 140 2Kro 29:1 | Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Abia, een dochter van 141 Est 3 | zij had geen vader noch moeder; en zij was een jonge dochter, 142 Est 3 | en als haar vader en haar moeder stierven, had Mordechai 143 Job 17:14 | Tot het gewormte: Mijn moeder, en mijn zuster! ~ 144 Psa 22:11 | af; van den buik mijner moeder aan zijt Gij mijn God. ~ 145 Psa 27:10 | Want mijn vader en mijn moeder hebben mij verlaten, maar 146 Psa 36:14 | als een, die over zijn moeder treurt. ~ 147 Psa 50:20 | broeder; tegen den zoon uwer moeder geeft gij lastering uit. ~ 148 Psa 51:7 | in zonde heeft mij mijn moeder ontvangen. ~ 149 Psa 109:14 | HEERE, en de zonde zijner moeder worde niet uitgedelgd. ~ 150 Psa 113:9 | een huisgezin, een blijde moeder van kinderen. Hallelujah! ~ 151 Psa 131:2 | een gespeend kind bij zijn moeder! Mijn ziel is als een gespeend 152 Spre 1:8 | en verlaat de leer uwer moeder niet; ~ 153 Spre 4:3 | voor het aangezicht mijner moeder. ~ 154 Spre 6:20| en verlaat de wet uwer moeder niet. ~ 155 Spre 10:1 | maar een zot zoon is zijner moeder droefheid. ~ 156 Spre 15:20| een zot mens veracht zijn moeder. ~ 157 Spre 19:26| de vader verwoest, of de moeder verjaagt, is een zoon, die 158 Spre 20:20| Wie zijn vader of zijn moeder vloekt, diens lamp zal uitgeblust 159 Spre 23:22| gewonnen heeft; en veracht uw moeder niet, als zij oud geworden 160 Spre 23:25| zich verblijden, ook uw moeder; en laat haar zich verheugen, 161 Spre 28:24| Wie zijn vader of zijn moeder berooft, en zegt: Het is 162 Spre 29:15| gelaten is, beschaamt zijn moeder. ~ 163 Spre 30:11| vader vervloekt, en zijn moeder niet zegent; ~ 164 Spre 30:17| of de gehoorzaamheid der moeder veracht, dat zullen de raven 165 Spre 31:1 | de last, maarmede zijn moeder hem onderwees. ~ 166 Hoo 1:6 | beschenen; de kinderen mijner moeder waren tegen mij ontstoken, 167 Hoo 3:11 | kroon, waarmede Hem Zijn moeder kroonde op den dag Zijner 168 Hoo 6:9 | volmaakte, de enige harer moeder, zij is de zuivere dergenen, 169 Hoo 8:1 | zuigende de borsten mijner moeder! dat ik U op de straat vond, 170 Hoo 8:5 | opgewekt, daar heeft u uw moeder met smart voortgebracht, 171 Jes 8:4 | roepen: Mijn vader! of, mijn moeder! zal men den rijkdom van 172 Jes 50:1 | scheidbrief van ulieder moeder, waarmede Ik haar weggezonden 173 Jes 50:1 | om uw overtredingen is uw moeder weggezonden. ~ 174 Jes 67:13 | Als een, dien zijn moeder troost, alzo zal Ik u troosten; 175 Jer 15:8 | zeeen; Ik heb hun over de moeder doen komen een jongeling, 176 Jer 15:10 | 10      Wee mij, mijn moeder, dat gij mij gebaard hebt, 177 Jer 16:7 | vader of over iemands      moeder. ~ 178 Jer 20:14 | de dag, op welken mijn moeder mij gebaard heeft, zij niet 179 Jer 20:17 | de baarmoeder af! Of mijn moeder mijn graf geweest is, of 180 Jer 22:26 | En Ik zal u, en uw moeder, die u gebaard heeft, uitwerpen 181 Jer 50:12 | 12      Zo is uw moeder zeer beschaamd; die u gebaard 182 Jer 52:1 | Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Hamutal, een dochter 183 Eze 16:3 | vader was een Amoriet en uw moeder een      Hethietische. ~ 184 Eze 16:44 | gebruiken, zeggende: Zo de moeder is, is haar dochter. ~ 185 Eze 16:45 | Gij zijt de dochter uwer moeder, die de walg had van haar 186 Eze 16:45 | van      haar kinderen; uw moeder was een Hethietische, en 187 Eze 19:2 | En zeg: Wat was uw moeder? Een leeuwin, onder de leeuwen 188 Eze 19:10 | 10      Uw moeder was als een wijnstok in 189 Eze 22:7 | 7      Vader en moeder hebben zij in u licht geacht; 190 Eze 23:2 | vrouwen, dochteren van een moeder. ~ 191 Eze 44:25 | om een vader, of om een moeder, of om een zoon, of om een 192 Hos 2:1 | Twist tegen ulieder moeder, twist, omdat zij Mijn vrouw 193 Hos 2:4 | 4      Want hunlieder moeder hoereert, die henlieden 194 Hos 4:5 | bij nacht; en Ik zal uw moeder uitroeien. ~ 195 Hos 10:14 | ten dage des krijgs; de moeder werd      er verpletterd 196 Mic 7:6 | dochter staat op tegen haar moeder, de schoondochter tegen 197 Zac 13:3 | dat zijn vader en zijn moeder, die hem gegenereerd hebben, 198 Zac 13:3 | HEEREN; en zijn vader en zijn moeder, die hem gegenereerd hebben, 199 Matt 1:18| aldus; want als Maria, Zijn moeder, met Jozef ondertrouwd was, 200 Matt 2:11| Kindeken met Maria, Zijn moeder, en nedervallende hebben 201 Matt 2:13| tot u het Kindeken en Zijn moeder, en vlied in Egypte, en 202 Matt 2:14| nam het Kindeken en Zijn moeder tot zich in den nacht, en 203 Matt 2:20| neem het Kindeken en Zijn moeder tot u, en trek in het land 204 Matt 2:21| genomen het Kindeken en Zijn moeder, en is gekomen in het land 205 Matt 8:14| Petrus, zag zijn vrouws moeder te bed liggen, hebbende 206 Matt 10:35| en de dochter tegen haar moeder, en de schoondochter tegen 207 Matt 10:37| 37 Die vader of moeder liefheeft boven Mij, is 208 Matt 12:46| scharen sprak, ziet, Zijn moeder en broeders stonden buiten, 209 Matt 12:47| iemand zeide tot Hem: Zie, Uw moeder en Uw broeders staan daar 210 Matt 12:48| Hem dat zeide: Wie is Mijn moeder, en wie zijn Mijn broeders? ~ 211 Matt 12:49| discipelen, zeide Hij: Ziet, Mijn moeder en Mijn broeders. ~ 212 Matt 12:50| Mijn broeder, en zuster, en moeder. ~  ~  ~  213 Matt 13:55| des timmermans? en is Zijn moeder niet genaamd Maria, en Zijn 214 Matt 14:8 | onderricht zijnde van haar moeder, zeide: Geef mij hier in 215 Matt 14:11| en zij droeg het tot haar moeder. ~ 216 Matt 15:4 | zeggende: Eert uwen vader en moeder, en: Wie vader of moeder 217 Matt 15:4 | moeder, en: Wie vader of moeder vloekt, die zal de dood 218 Matt 15:5 | zegt: Zo wie tot vader of moeder zal zeggen: Het is een gave, 219 Matt 15:5 | komen; en zijn vader of zijn moeder geenszins zal eren, die 220 Matt 19:5 | Daarom zal een mens vader en moeder verlaten, en zal zijn vrouw 221 Matt 19:19| 19 Eer uw vader en moeder; en: Gij zult uw naaste 222 Matt 19:29| of zusters, of vader, of moeder, of vrouw, of kinderen, 223 Matt 20:20| 20 Toen kwam de moeder der zonen van Zebedeus tot 224 Matt 27:56| Magdalena, en Maria, de moeder van Jakobus en Joses, en 225 Matt 27:56| Jakobus en Joses, en de moeder der zonen van Zebedeus. ~ 226 Mark 1:30| 30 En Simons vrouws moeder lag met de koorts; en terstond 227 Mark 3:31| dan Zijn broeders en Zijn moeder; en buiten staande, zonden 228 Mark 3:32| zeiden tot Hem: Zie, Uw moeder en Uw broeders daar buiten 229 Mark 3:33| hun, zeggende: Wie is Mijn moeder, of Mijn broeders? ~ 230 Mark 3:34| zaten, zeide Hij: Ziet, Mijn moeder en Mijn broeders. ~ 231 Mark 3:35| broeder, en Mijn zuster, en moeder. ~  ~ 232 Mark 5:40| bij Zich den vader en de moeder des kinds, en degenen die 233 Mark 6:24| uitgegaan zijnde, zeide tot haar moeder: Wat zal ik eisen? En die 234 Mark 6:28| dochtertje gaf hetzelve harer moeder. ~ 235 Mark 7:10| gezegd: Eer uw vader en uw moeder; en: wie vader of moeder 236 Mark 7:10| moeder; en: wie vader of moeder vloekt, die zal den dood 237 Mark 7:11| Zo een mens tot vader of moeder zegt: Het is korban (dat 238 Mark 7:12| iets aan zijn vader of zijn moeder te doen; ~ 239 Mark 10:7 | mens zijn vader en zijn moeder verlaten, en zal zijn vrouw 240 Mark 10:19| doen; eer uw vader en uw moeder. ~ 241 Mark 10:29| of zusters, of vader, of moeder, of vrouw, of kinderen, 242 Mark 15:40| Magdalena, en Maria, de moeder van Jakobus, den kleine, 243 Mark 15:47| Magdalena, en Maria, de moeder van Joses, aanschouwden, 244 Mark 16:1 | Magdalena, en Maria, de moeder van Jakobus, en Salome specerijen 245 Luk 1:43 | waar komt mij dit, dat de moeder mijns Heeren tot mij komt? ~ 246 Luk 1:60 | 60 En zijn moeder antwoordde en zeide: Niet 247 Luk 2:23 | wat mannelijk is, dat de moeder opent, zal den Heere heilig 248 Luk 2:33 | 33 En Jozef en Zijn moeder verwonderden zich over hetgeen 249 Luk 2:34 | en zeide tot Maria, Zijn moeder: Zie, Deze wordt gezet tot 250 Luk 2:43 | Jeruzalem, en Jozef en Zijn moeder wisten het niet. ~ 251 Luk 2:48 | werden verslagen; en Zijn moeder zeide tot Hem: Kind! waarom 252 Luk 2:51 | hun onderdanig. En Zijn moeder bewaarde al deze dingen 253 Luk 4:38 | Simon; en Simons vrouws moeder was met een grote koorts 254 Luk 7:12 | eniggeboren zoon zijner moeder was, en zij was weduwe en 255 Luk 7:15 | En Hij gaf hem aan zijn moeder. ~ 256 Luk 8:19 | 19 En Zijn moeder en Zijn broeders kwamen 257 Luk 8:20 | van enigen, die zeiden: Uw moeder en Uw broeders staan daar 258 Luk 8:21 | antwoordde en zeide tot hen: Mijn moeder en Mijn broeders zijn dezen, 259 Luk 8:51 | Johannes, en den vader en de moeder des kinds. ~ 260 Luk 12:53 | zoon tegen den vader; de moeder tegen de dochter; en de 261 Luk 12:53 | en de dochter tegen de moeder; de schoonmoeder tegen haar 262 Luk 14:26 | niet haat zijn vader, en moeder, en vrouw, en kinderen, 263 Luk 18:20 | geven; eer uw vader en uw moeder. ~ 264 Luk 24:10 | en Johanna, en Maria, de moeder van Jakobus, en de andere 265 Joha 2:1 | te Kana in Galilea; en de moeder van Jezus was aldaar. ~ 266 Joha 2:3 | er wijn ontbrak, zeide de moeder van Jezus tot Hem: Zij hebben 267 Joha 2:5 | 5 Zijn moeder zeide tot de dienaars: Zo 268 Joha 2:12| Kapernaum, Hij, en Zijn moeder, en Zijn broeders, en Zijn 269 Joha 6:42| van Jozef, Wiens vader en moeder wij kennen? Hoe zegt Deze 270 Joha 19:25| kruis van Jezus stonden Zijn moeder en Zijner moeders zuster, 271 Joha 19:26| 26 Jezus nu, ziende Zijn moeder, en den discipel, dien Hij 272 Joha 19:26| staande, zeide tot Zijn moeder: Vrouw, zie, uw zoon. ~ 273 Joha 19:27| tot den discipel: Zie, uw moeder. En van die ure aan nam 274 Hand 1:14| de vrouwen, en Maria, de moeder van Jezus, en met Zijn broederen. ~ 275 Hand 6:42| naar het huis van Maria, de moeder van Johannes, die toegenaamd 276 Rom 4:19 | oud was, noch ook dat de moeder in Sara verstorven was. ~ 277 Rom 16:13 | uitverkorene in den Heere, en zijn moeder en de mijne. ~ 278 Gal 4:26 | vrij, hetwelk is ons aller moeder. ~ 279 Efez 5:31| zal een mens zijn vader en moeder verlaten, en zal zijn vrouw 280 Efez 6:2 | 2 Eert uw vader en moeder (hetwelk het eerste gebod 281 2Tim 1:5 | grootmoeder Lois, en in uw moeder Eunice; en ik ben verzekerd, 282 Heb 7:3 | 3 Zonder vader, zonder moeder, zonder geslachtsrekening, 283 Open 17:5 | Verborgenheid; het grote Babylon, de moeder der hoererijen en der gruwelen


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License