Book Chapter: Verse
1 Gen 2:24 | de man zijn vader en zijn moeder verlaten, en zijn vrouw
2 Gen 3:20 | vrouw Heva, omdat zij een moeder aller levenden is. ~
3 Gen 19:12 | dochter, maar niet mijner moeder dochter; en zij is mij ter
4 Gen 20:21 | woestijn Paran; en zijn moeder nam hem een vrouw uit Egypteland. ~
5 Gen 23:28 | en gaf ten huize harer moeder te kennen, gelijk deze zaken
6 Gen 23:53 | aan haar broeder en haar moeder kostelijkheden. ~
7 Gen 23:55 | zeide haar broeder, en haar moeder: Laat de jonge dochter enige
8 Gen 23:67 | haar in de tent van zijn moeder Sara; en hij nam Rebekka,
9 Gen 25:11 | Jakob tot Rebekka, zijn moeder: Zie, mijn broeder Ezau
10 Gen 25:13 | 13 En zijn moeder zeide tot hem: Uw vloek
11 Gen 25:14 | haalde ze, en bracht ze zijn moeder; en zijn moeder maakte smakelijke
12 Gen 25:14 | ze zijn moeder; en zijn moeder maakte smakelijke spijzen,
13 Gen 25:29 | broederen, en de zonen uwer moeder zullen zich voor u nederbuigen!
14 Gen 26:2 | Bethuel, den vader uwer moeder, en neem u van daar een
15 Gen 26:5 | Rebekka, Jakobs en Ezau's moeder. ~
16 Gen 26:7 | Jakob zijn vader en zijn moeder gehoorzaam geweest was,
17 Gen 27:49 | hij bracht die tot zijn moeder Lea. Toen zeide Rachel tot
18 Gen 29:11 | misschien kome, en mij sla, de moeder met de zonen! ~
19 Gen 34:10 | ganselijk komen, ik, en uw moeder, en uw broeders, om ons
20 Gen 39:29 | broeder, den zoon zijner moeder, en zeide: Is dit uw kleinste
21 Gen 40:20 | en hij is alleen van zijn moeder overgebleven, en zijn vader
22 Exo 2:8 | ging, en riep des knechtjes moeder. ~
23 Exo 20:12 | 12 Eert uw vader en uw moeder, opdat uw dagen verlengd
24 Exo 21:15 | Zo wie zijn vader of zijn moeder slaat, die zal zekerlijk
25 Exo 21:17 | Wie ook zijn vader of zijn moeder vloekt, die zal zekerlijk
26 Exo 22:30 | dagen zullen zij bij hun moeder zijn, op den achtsten dag
27 Exo 23:19 | koken in de melk zijner moeder. ~
28 Exo 34:49 | bokje in de melk zijner moeder niet koken. ~
29 Lev 18:7 | vaders en de schaamte uwer moeder niet ontdekken; zij is uw
30 Lev 18:7 | niet ontdekken; zij is uw moeder; gij zult haar schaamte
31 Lev 18:9 | vaders, of der dochter uwer moeder, te huis geboren of buiten
32 Lev 18:13 | schaamte van de zuster uwer moeder niet ontdekken; want zij
33 Lev 18:13 | ontdekken; want zij is uwer moeder nabestaande. ~
34 Lev 19:3 | 3 Want ieder zal zijn moeder en zijn vader vrezen, en
35 Lev 20:9 | die zijn vader of zijn moeder zal gevloekt hebben, die
36 Lev 20:9 | heeft zijn vader of zijn moeder gevloekt; zijn bloed is
37 Lev 20:14 | een man een vrouw en haar moeder zal genomen hebben, het
38 Lev 20:17 | vaders, of de dochter zijner moeder, zal genomen hebben, en
39 Lev 20:19 | schaamte van de zuster uwer moeder, en van de zuster uws vaders
40 Lev 21:2 | naaste bestaat, over zijn moeder en over zijn vader, en over
41 Lev 21:11 | zijn vader en over zijn moeder zal hij zich niet verontreinigen. ~
42 Lev 22:27 | die zeven dagen onder zijn moeder zijn; daarna, van den achtsten
43 Lev 23:11 | Mozes; de naam nu zijner moeder was Selomith, de dochter
44 Num 6:7 | Om zijn vader of om zijn moeder, om zijn broeder of om zijn
45 Deu 5:16 | 16 Eert uw vader, en uw moeder, gelijk als de HEERE, uw
46 Deu 13:6 | uw broeder, de zoon uwer moeder, of uw zoon, of uw dochter,
47 Deu 14:21 | koken in de melk zijner moeder. ~
48 Deu 21:13 | zitten, en haar vader en haar moeder een maand lang bewenen;
49 Deu 21:18 | vaders en de stem zijner moeder niet gehoorzaam is; en zij
50 Deu 21:19 | zullen zijn vader en zijn moeder hem grijpen, en zij zullen
51 Deu 22:6 | jongen of eieren, en de moeder zittende op de jongen of
52 Deu 22:6 | de eieren, zo zult gij de moeder met de jongen niet nemen. ~
53 Deu 22:7 | 7 Gij zult de moeder ganselijk vrijlaten; maar
54 Deu 22:15 | deze jonge dochter en haar moeder nemen, en tot de oudsten
55 Deu 27:16 | die zijn vader of zijn moeder veracht! En al het volk
56 Deu 27:22 | vaders of de dochter zijner moeder! En al het volk zal zeggen:
57 Deu 33:9 | tot zijn vader en tot zijn moeder zeide: Ik zie hem niet;
58 Joz 2:13 | Dat gij mijn vader en mijn moeder in het leven zult behouden,
59 Joz 2:18 | vergaderen uw vader, en uw moeder, en uw broeders, en het
60 Joz 6:23 | en haar vader, en haar moeder, en haar broeders, en al
61 Ric 4:31 | opstond, dat ik opstond, een moeder in Israel. ~
62 Ric 4:52 | 28 De moeder van Sisera keek uit door
63 Ric 7:19 | mijn broeders, zonen mijner moeder; zo waarlijk als de HEERE
64 Ric 8:1 | Sichem, tot de broeder zijner moeder; en hij sprak tot hen, en
65 Ric 8:1 | huis van den vader zijner moeder, zeggende: ~
66 Ric 8:3 | spraken de broeders zijner moeder van hem, voor de oren van
67 Ric 13:2 | gaf het zijn vader en zijn moeder te kennen, en zeide: Ik
68 Ric 13:3 | tot hem, mitsgaders zijn moeder: Is er geen vrouw onder
69 Ric 13:4 | 4 Zijn vader nu en zijn moeder wisten niet, dat dit van
70 Ric 13:5 | met zijn vader en zijn moeder, henen af naar Thimnath.
71 Ric 13:6 | hij gaf zijn vader en zijn moeder niet te kennen, wat hij
72 Ric 13:9 | tot zijn vader en tot zijn moeder, en gaf hun daarvan, en
73 Ric 13:16 | heb het mijn vader en mijn moeder niet verklaard, zou ik het
74 Ric 16:2 | 2 Die zeide tot zijn moeder: De duizend en honderd zilverlingen,
75 Ric 16:2 | genomen. Toen zeide zijn moeder: Gezegend zij mijn zoon
76 Ric 16:3 | 3 Alzo gaf hij aan zijn moeder de duizend en honderd zilverlingen
77 Ric 16:3 | zilverlingen weder. Doch zijn moeder zeide: Ik heb dat geld den
78 Ric 16:4 | hij gaf dat geld aan zijn moeder weder. En zijn moeder nam
79 Ric 16:4 | zijn moeder weder. En zijn moeder nam tweehonderd zilverlingen,
80 Rut 1:8 | iegelijk tot het huis van haar moeder; de HEERE doe bij u weldadigheid,
81 Rut 2:11 | en hebt uw vader en uw moeder, en het land uwer geboorte
82 1Sa 2:19 | 19 En zijn moeder maakte hem een kleinen rok,
83 1Sa 15:33 | beroofd heeft, alzo zal uw moeder van haar kinderen beroofd
84 1Sa 20:30 | schande van de naaktheid uwer moeder? ~
85 1Sa 22:3 | toch mijn vader en mijn moeder bij ulieden uitgaan, totdat
86 2Sa 17:25 | zuster van Zeruja, Joabs moeder. ~
87 2Sa 19:37 | graf mijns vaders en mijner moeder; maar zie, daar is uw knecht
88 2Sa 20:19 | doden een stad, die een moeder is in Israel; waarom zoudt
89 1Kon 1:11| Nathan tot Bathseba, de moeder van Salomo, zeggende: Hebt
90 1Kon 2:13| Haggith, tot Bathseba, de moeder van Salomo; en zij zeide:
91 1Kon 2:19| en deed een stoel voor de moeder des konings zetten; en zij
92 1Kon 2:20| zeide tot haar: Begeer, mijn moeder, want ik zal uw aangezicht
93 1Kon 2:22| Salomo, en zeide tot zijn moeder: En waarom begeert gij Abisag,
94 1Kon 3:27| het geenszins; die is zijn moeder. ~
95 1Kon 14:21| zetten; en de naam zijner moeder was Naama, de Ammonietische. ~
96 1Kon 14:31| Davids; en de naam zijner moeder was Naama, de Ammonietische;
97 1Kon 15:2 | Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Maacha, een dochter
98 1Kon 15:10| Jeruzalem, en de naam zijner moeder was Maacha, een dochter
99 1Kon 15:13| 13 Ja, zelfs zijn moeder Maacha zette hij ook af,
100 1Kon 17:23| huis, en gaf het aan zijn moeder; en Elia zeide: Zie, uw
101 1Kon 19:20| toch mijn vader en mijn moeder kusse, daarna zal ik u navolgen.
102 1Kon 22:42| Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Azuba, de dochter van
103 1Kon 22:53| en in den weg van zijn moeder, en in den weg van Jerobeam,
104 2Kon 3:2 | zijn vader en gelijk zijn moeder; want hij deed dag opgerichte
105 2Kon 3:13| en tot de profeten uwer moeder. Doch de koning van Israel
106 2Kon 4:19| jongen: Draag hem tot zijn moeder. ~
107 2Kon 4:20| en bracht hem tot zijn moeder. En hij zat op haar knieen
108 2Kon 4:30| 30 Doch de moeder van den jongen zeide: Zo
109 2Kon 8:26| Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Athalia, de dochter
110 2Kon 9:22| als de hoererijen van uw moeder Izebel, en haar toverijen
111 2Kon 11:1 | 1 Toen nu Athalia, de moeder van Ahazia, zag, dat haar
112 2Kon 12:1 | Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Zibja van Ber-seba. ~
113 2Kon 13:1 | Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Zibja van Ber-seba. ~
114 2Kon 15:2 | Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Joaddan van Jeruzalem. ~
115 2Kon 16:2 | Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Jecholia, van Jeruzalem. ~
116 2Kon 16:33| Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Jerusa, de dochter van
117 2Kon 20:2 | Jeruzalem, en de naam zijner moeder was Abi, een dochter van
118 2Kon 23:1 | Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Hefzi-bah. ~
119 2Kon 23:19| Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Mesullemet, een dochter
120 2Kon 24:1 | Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Jedida, een dochter
121 2Kon 25:31| Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Hamutal, de dochter
122 2Kon 25:36| Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Zebudda, een dochter
123 2Kon 26:8 | Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Nehusta, een dochter
124 2Kon 26:12| van Babel, hij, en zijn moeder, en zijn knechten, en zijn
125 2Kon 26:15| mitsgaders des konings moeder, en des konings vrouwen,
126 2Kon 26:18| Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Hamutal, een dochter
127 1Kro 2:26| naam was Atara; zij was de moeder van Onam. ~
128 1Kro 4:9 | dan zijn broeders; en zijn moeder had zijn naam Jabez genoemd,
129 2Kro 13:13| zetten; en de naam zijner moeder was Naama, een Ammonietische. ~
130 2Kro 14:2 | Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Michaja, de dochter
131 2Kro 16:16| Aangaande ook Maacha, de moeder van den koning Asa, hij
132 2Kro 21:31| Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Azuba, een dochter van
133 2Kro 23:2 | Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Athalia, een dochter
134 2Kro 23:3 | huis van Achab; want zijn moeder was zijn raadgeefster, om
135 2Kro 23:10| 10 Toen Athalia, de moeder van Ahazia, zag, dat haar
136 2Kro 24:1 | Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Zibja, van Ber-seba. ~
137 2Kro 25:1 | Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Joaddan, van Jeruzalem. ~
138 2Kro 26:3 | Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Jecholia, van Jeruzalem. ~
139 2Kro 27:1 | Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Jerusa, een dochter
140 2Kro 29:1 | Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Abia, een dochter van
141 Est 3 | zij had geen vader noch moeder; en zij was een jonge dochter,
142 Est 3 | en als haar vader en haar moeder stierven, had Mordechai
143 Job 17:14 | Tot het gewormte: Mijn moeder, en mijn zuster! ~
144 Psa 22:11 | af; van den buik mijner moeder aan zijt Gij mijn God. ~
145 Psa 27:10 | Want mijn vader en mijn moeder hebben mij verlaten, maar
146 Psa 36:14 | als een, die over zijn moeder treurt. ~
147 Psa 50:20 | broeder; tegen den zoon uwer moeder geeft gij lastering uit. ~
148 Psa 51:7 | in zonde heeft mij mijn moeder ontvangen. ~
149 Psa 109:14 | HEERE, en de zonde zijner moeder worde niet uitgedelgd. ~
150 Psa 113:9 | een huisgezin, een blijde moeder van kinderen. Hallelujah! ~
151 Psa 131:2 | een gespeend kind bij zijn moeder! Mijn ziel is als een gespeend
152 Spre 1:8 | en verlaat de leer uwer moeder niet; ~
153 Spre 4:3 | voor het aangezicht mijner moeder. ~
154 Spre 6:20| en verlaat de wet uwer moeder niet. ~
155 Spre 10:1 | maar een zot zoon is zijner moeder droefheid. ~
156 Spre 15:20| een zot mens veracht zijn moeder. ~
157 Spre 19:26| de vader verwoest, of de moeder verjaagt, is een zoon, die
158 Spre 20:20| Wie zijn vader of zijn moeder vloekt, diens lamp zal uitgeblust
159 Spre 23:22| gewonnen heeft; en veracht uw moeder niet, als zij oud geworden
160 Spre 23:25| zich verblijden, ook uw moeder; en laat haar zich verheugen,
161 Spre 28:24| Wie zijn vader of zijn moeder berooft, en zegt: Het is
162 Spre 29:15| gelaten is, beschaamt zijn moeder. ~
163 Spre 30:11| vader vervloekt, en zijn moeder niet zegent; ~
164 Spre 30:17| of de gehoorzaamheid der moeder veracht, dat zullen de raven
165 Spre 31:1 | de last, maarmede zijn moeder hem onderwees. ~
166 Hoo 1:6 | beschenen; de kinderen mijner moeder waren tegen mij ontstoken,
167 Hoo 3:11 | kroon, waarmede Hem Zijn moeder kroonde op den dag Zijner
168 Hoo 6:9 | volmaakte, de enige harer moeder, zij is de zuivere dergenen,
169 Hoo 8:1 | zuigende de borsten mijner moeder! dat ik U op de straat vond,
170 Hoo 8:5 | opgewekt, daar heeft u uw moeder met smart voortgebracht,
171 Jes 8:4 | roepen: Mijn vader! of, mijn moeder! zal men den rijkdom van
172 Jes 50:1 | scheidbrief van ulieder moeder, waarmede Ik haar weggezonden
173 Jes 50:1 | om uw overtredingen is uw moeder weggezonden. ~
174 Jes 67:13 | Als een, dien zijn moeder troost, alzo zal Ik u troosten;
175 Jer 15:8 | zeeen; Ik heb hun over de moeder doen komen een jongeling,
176 Jer 15:10 | 10 Wee mij, mijn moeder, dat gij mij gebaard hebt,
177 Jer 16:7 | vader of over iemands moeder. ~
178 Jer 20:14 | de dag, op welken mijn moeder mij gebaard heeft, zij niet
179 Jer 20:17 | de baarmoeder af! Of mijn moeder mijn graf geweest is, of
180 Jer 22:26 | En Ik zal u, en uw moeder, die u gebaard heeft, uitwerpen
181 Jer 50:12 | 12 Zo is uw moeder zeer beschaamd; die u gebaard
182 Jer 52:1 | Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Hamutal, een dochter
183 Eze 16:3 | vader was een Amoriet en uw moeder een Hethietische. ~
184 Eze 16:44 | gebruiken, zeggende: Zo de moeder is, is haar dochter. ~
185 Eze 16:45 | Gij zijt de dochter uwer moeder, die de walg had van haar
186 Eze 16:45 | van haar kinderen; uw moeder was een Hethietische, en
187 Eze 19:2 | En zeg: Wat was uw moeder? Een leeuwin, onder de leeuwen
188 Eze 19:10 | 10 Uw moeder was als een wijnstok in
189 Eze 22:7 | 7 Vader en moeder hebben zij in u licht geacht;
190 Eze 23:2 | vrouwen, dochteren van een moeder. ~
191 Eze 44:25 | om een vader, of om een moeder, of om een zoon, of om een
192 Hos 2:1 | Twist tegen ulieder moeder, twist, omdat zij Mijn vrouw
193 Hos 2:4 | 4 Want hunlieder moeder hoereert, die henlieden
194 Hos 4:5 | bij nacht; en Ik zal uw moeder uitroeien. ~
195 Hos 10:14 | ten dage des krijgs; de moeder werd er verpletterd
196 Mic 7:6 | dochter staat op tegen haar moeder, de schoondochter tegen
197 Zac 13:3 | dat zijn vader en zijn moeder, die hem gegenereerd hebben,
198 Zac 13:3 | HEEREN; en zijn vader en zijn moeder, die hem gegenereerd hebben,
199 Matt 1:18| aldus; want als Maria, Zijn moeder, met Jozef ondertrouwd was,
200 Matt 2:11| Kindeken met Maria, Zijn moeder, en nedervallende hebben
201 Matt 2:13| tot u het Kindeken en Zijn moeder, en vlied in Egypte, en
202 Matt 2:14| nam het Kindeken en Zijn moeder tot zich in den nacht, en
203 Matt 2:20| neem het Kindeken en Zijn moeder tot u, en trek in het land
204 Matt 2:21| genomen het Kindeken en Zijn moeder, en is gekomen in het land
205 Matt 8:14| Petrus, zag zijn vrouws moeder te bed liggen, hebbende
206 Matt 10:35| en de dochter tegen haar moeder, en de schoondochter tegen
207 Matt 10:37| 37 Die vader of moeder liefheeft boven Mij, is
208 Matt 12:46| scharen sprak, ziet, Zijn moeder en broeders stonden buiten,
209 Matt 12:47| iemand zeide tot Hem: Zie, Uw moeder en Uw broeders staan daar
210 Matt 12:48| Hem dat zeide: Wie is Mijn moeder, en wie zijn Mijn broeders? ~
211 Matt 12:49| discipelen, zeide Hij: Ziet, Mijn moeder en Mijn broeders. ~
212 Matt 12:50| Mijn broeder, en zuster, en moeder. ~ ~ ~
213 Matt 13:55| des timmermans? en is Zijn moeder niet genaamd Maria, en Zijn
214 Matt 14:8 | onderricht zijnde van haar moeder, zeide: Geef mij hier in
215 Matt 14:11| en zij droeg het tot haar moeder. ~
216 Matt 15:4 | zeggende: Eert uwen vader en moeder, en: Wie vader of moeder
217 Matt 15:4 | moeder, en: Wie vader of moeder vloekt, die zal de dood
218 Matt 15:5 | zegt: Zo wie tot vader of moeder zal zeggen: Het is een gave,
219 Matt 15:5 | komen; en zijn vader of zijn moeder geenszins zal eren, die
220 Matt 19:5 | Daarom zal een mens vader en moeder verlaten, en zal zijn vrouw
221 Matt 19:19| 19 Eer uw vader en moeder; en: Gij zult uw naaste
222 Matt 19:29| of zusters, of vader, of moeder, of vrouw, of kinderen,
223 Matt 20:20| 20 Toen kwam de moeder der zonen van Zebedeus tot
224 Matt 27:56| Magdalena, en Maria, de moeder van Jakobus en Joses, en
225 Matt 27:56| Jakobus en Joses, en de moeder der zonen van Zebedeus. ~
226 Mark 1:30| 30 En Simons vrouws moeder lag met de koorts; en terstond
227 Mark 3:31| dan Zijn broeders en Zijn moeder; en buiten staande, zonden
228 Mark 3:32| zeiden tot Hem: Zie, Uw moeder en Uw broeders daar buiten
229 Mark 3:33| hun, zeggende: Wie is Mijn moeder, of Mijn broeders? ~
230 Mark 3:34| zaten, zeide Hij: Ziet, Mijn moeder en Mijn broeders. ~
231 Mark 3:35| broeder, en Mijn zuster, en moeder. ~ ~
232 Mark 5:40| bij Zich den vader en de moeder des kinds, en degenen die
233 Mark 6:24| uitgegaan zijnde, zeide tot haar moeder: Wat zal ik eisen? En die
234 Mark 6:28| dochtertje gaf hetzelve harer moeder. ~
235 Mark 7:10| gezegd: Eer uw vader en uw moeder; en: wie vader of moeder
236 Mark 7:10| moeder; en: wie vader of moeder vloekt, die zal den dood
237 Mark 7:11| Zo een mens tot vader of moeder zegt: Het is korban (dat
238 Mark 7:12| iets aan zijn vader of zijn moeder te doen; ~
239 Mark 10:7 | mens zijn vader en zijn moeder verlaten, en zal zijn vrouw
240 Mark 10:19| doen; eer uw vader en uw moeder. ~
241 Mark 10:29| of zusters, of vader, of moeder, of vrouw, of kinderen,
242 Mark 15:40| Magdalena, en Maria, de moeder van Jakobus, den kleine,
243 Mark 15:47| Magdalena, en Maria, de moeder van Joses, aanschouwden,
244 Mark 16:1 | Magdalena, en Maria, de moeder van Jakobus, en Salome specerijen
245 Luk 1:43 | waar komt mij dit, dat de moeder mijns Heeren tot mij komt? ~
246 Luk 1:60 | 60 En zijn moeder antwoordde en zeide: Niet
247 Luk 2:23 | wat mannelijk is, dat de moeder opent, zal den Heere heilig
248 Luk 2:33 | 33 En Jozef en Zijn moeder verwonderden zich over hetgeen
249 Luk 2:34 | en zeide tot Maria, Zijn moeder: Zie, Deze wordt gezet tot
250 Luk 2:43 | Jeruzalem, en Jozef en Zijn moeder wisten het niet. ~
251 Luk 2:48 | werden verslagen; en Zijn moeder zeide tot Hem: Kind! waarom
252 Luk 2:51 | hun onderdanig. En Zijn moeder bewaarde al deze dingen
253 Luk 4:38 | Simon; en Simons vrouws moeder was met een grote koorts
254 Luk 7:12 | eniggeboren zoon zijner moeder was, en zij was weduwe en
255 Luk 7:15 | En Hij gaf hem aan zijn moeder. ~
256 Luk 8:19 | 19 En Zijn moeder en Zijn broeders kwamen
257 Luk 8:20 | van enigen, die zeiden: Uw moeder en Uw broeders staan daar
258 Luk 8:21 | antwoordde en zeide tot hen: Mijn moeder en Mijn broeders zijn dezen,
259 Luk 8:51 | Johannes, en den vader en de moeder des kinds. ~
260 Luk 12:53 | zoon tegen den vader; de moeder tegen de dochter; en de
261 Luk 12:53 | en de dochter tegen de moeder; de schoonmoeder tegen haar
262 Luk 14:26 | niet haat zijn vader, en moeder, en vrouw, en kinderen,
263 Luk 18:20 | geven; eer uw vader en uw moeder. ~
264 Luk 24:10 | en Johanna, en Maria, de moeder van Jakobus, en de andere
265 Joha 2:1 | te Kana in Galilea; en de moeder van Jezus was aldaar. ~
266 Joha 2:3 | er wijn ontbrak, zeide de moeder van Jezus tot Hem: Zij hebben
267 Joha 2:5 | 5 Zijn moeder zeide tot de dienaars: Zo
268 Joha 2:12| Kapernaum, Hij, en Zijn moeder, en Zijn broeders, en Zijn
269 Joha 6:42| van Jozef, Wiens vader en moeder wij kennen? Hoe zegt Deze
270 Joha 19:25| kruis van Jezus stonden Zijn moeder en Zijner moeders zuster,
271 Joha 19:26| 26 Jezus nu, ziende Zijn moeder, en den discipel, dien Hij
272 Joha 19:26| staande, zeide tot Zijn moeder: Vrouw, zie, uw zoon. ~
273 Joha 19:27| tot den discipel: Zie, uw moeder. En van die ure aan nam
274 Hand 1:14| de vrouwen, en Maria, de moeder van Jezus, en met Zijn broederen. ~
275 Hand 6:42| naar het huis van Maria, de moeder van Johannes, die toegenaamd
276 Rom 4:19 | oud was, noch ook dat de moeder in Sara verstorven was. ~
277 Rom 16:13 | uitverkorene in den Heere, en zijn moeder en de mijne. ~
278 Gal 4:26 | vrij, hetwelk is ons aller moeder. ~
279 Efez 5:31| zal een mens zijn vader en moeder verlaten, en zal zijn vrouw
280 Efez 6:2 | 2 Eert uw vader en moeder (hetwelk het eerste gebod
281 2Tim 1:5 | grootmoeder Lois, en in uw moeder Eunice; en ik ben verzekerd,
282 Heb 7:3 | 3 Zonder vader, zonder moeder, zonder geslachtsrekening,
283 Open 17:5 | Verborgenheid; het grote Babylon, de moeder der hoererijen en der gruwelen
|