Book Chapter: Verse
1 Gen 10:10 | beginsel zijns rijks was Babel, en Erech, en Accad, en
2 Gen 11:9 | Daarom noemde men haar naam Babel; want aldaar verwarde de
3 2Kon 19:24| Assyrie bracht volk van Babel, en van Chuta, en van Avva,
4 2Kon 19:30| 30 Want de lieden van Babel maakten Sukkoth Benoth,
5 2Kon 22:12| van Baladan, de koning van Babel, brieven en een geschenk
6 2Kon 22:14| verren lande gekomen, uit Babel. ~
7 2Kon 22:17| toe opgelegd hebben, naar Babel weggevoerd zal worden; er
8 2Kon 22:18| het paleis des konings van Babel. ~
9 2Kon 26:1 | Nebukadnezar, de koning van Babel, op, en Jojakim werd zijn
10 2Kon 26:7 | land; want de koning van Babel had, van de rivier van Egypte
11 2Kon 26:10| Nebukadnezar, den koning van Babel, naar Jeruzalem; en de stad
12 2Kon 26:11| Nebukadnezar, de koning van Babel, tegen de stad, als zijn
13 2Kon 26:12| uit tot den koning van Babel, hij, en zijn moeder, en
14 2Kon 26:12| hovelingen; en de koning van Babel nam hem gevangen in het
15 2Kon 26:15| voerde hij Jojachin weg naar Babel, mitsgaders des konings
16 2Kon 26:15| gevankelijk van Jeruzalem naar Babel; ~
17 2Kon 26:16| dezen bracht de koning van Babel gevankelijk naar Babel. ~
18 2Kon 26:16| van Babel gevankelijk naar Babel. ~
19 2Kon 26:17| 17 En de koning van Babel maakte Mattanja, deszelfs
20 2Kon 26:20| rebelleerde tegen den koning van Babel. ~ ~
21 2Kon 27:1 | Nebukadnezar, de koning van Babel, kwam tegen Jeruzalem, hij
22 2Kon 27:6 | opwaarts tot den koning van Babel, naar Ribla; en zij spraken
23 2Kon 27:7 | ketenen, en voerden hem naar Babel. ~
24 2Kon 27:8 | Nebukadnezar, den koning van Babel) kwam Nebuzaradan, de overste
25 2Kon 27:8 | de knecht des konings van Babel, te Jeruzalem. ~
26 2Kon 27:11| die tot den koning van Babel gevallen waren, en het overige
27 2Kon 27:13| voerden het koper daarvan naar Babel. ~
28 2Kon 27:20| hij hen tot den koning van Babel, naar Ribla. ~
29 2Kon 27:21| 21 En de koning van Babel sloeg hen, en doodde hen
30 2Kon 27:22| Nebukadnezar, de koning van Babel, had laten overblijven,
31 2Kon 27:23| hoorden, dat de koning van Babel Gedalia tot overste gesteld
32 2Kon 27:24| en dient den koning van Babel, zo zal het u wel gaan. ~
33 2Kon 27:27| Evilmerodach, de koning van Babel, in het jaar, als hij koning
34 2Kon 27:28| koningen, die bij hem te Babel waren. ~
35 1Kro 9:1 | Juda waren weggevoerd naar Babel, om hunner overtredingen
36 2Kro 32:31| gezanten der vorsten van Babel, die tot hem gezonden hadden,
37 2Kro 33:11| ketenen, en voerden hem naar Babel. ~
38 2Kro 37:6 | Nebukadnezar, de koning van Babel, toog tegen hem op, en bond
39 2Kro 37:6 | ketenen, om hem te voeren naar Babel. ~
40 2Kro 37:7 | het huis des HEEREN naar Babel, en stelde ze in zijn tempel
41 2Kro 37:7 | stelde ze in zijn tempel te Babel. ~
42 2Kro 37:10| henen, en liet hem naar Babel halen, met de kostelijke
43 2Kro 37:18| dit alles voerde hij naar Babel. ~
44 2Kro 37:20| zwaard, voerde hij weg naar Babel, en zij werden hem en zijn
45 Ezra 1:11| gevangenis opgevoerd werden, van Babel naar Jeruzalem. ~ ~
46 Ezra 2:1 | Nebukadnezar, koning van Babel, weggevoerd had naar Babel,
47 Ezra 2:1 | Babel, weggevoerd had naar Babel, die naar Jeruzalem en Juda
48 Ezra 5:12| Nebukadnezar, den koning van Babel, den Chaldeeer; dewelke
49 Ezra 5:12| vernield, en het volk naar Babel weggevoerd. ~
50 Ezra 5:13| jaar van Kores, koning van Babel, heeft de koning Kores bevel
51 Ezra 5:14| gebracht in den tempel van Babel, die heeft de koning Kores
52 Ezra 5:14| uitgehaald uit den tempel van Babel, en zij zijn gegeven aan
53 Ezra 5:17| des konings aldaar, dat te Babel is, of het zij, dat een
54 Ezra 6:1 | schatten waren weggelegd, in Babel. ~
55 Ezra 6:5 | heeft weggevoerd, en naar Babel gebracht, wedergeven, dat
56 Ezra 7:6 | 6 Deze Ezra toog op uit Babel; en hij was een vaardig
57 Ezra 7:9 | het begin des optochts uit Babel, en op den eersten der vijfde
58 Ezra 7:16| het ganse landschap van Babel, met de vrijwillige gave
59 Ezra 8:1 | geslachtsrekening, die met mij uit Babel optogen, onder het koninkrijk
60 Neh 7:6 | Nebukadnezar, koning van Babel, weggevoerd had, en die
61 Neh 13:6 | Arthahsasta, koning van Babel, kwam ik tot den koning;
62 Est 2:6 | Nebukadnezar, de koning van Babel, had weggevoerd. ~
63 Psa 87:4 | 4Ik zal Rahab en Babel vermelden, onder degenen,
64 Psa 137:1 | 1Aan de rivieren van Babel, daar zaten wij, ook weenden
65 Psa 137:8 | 8O dochter van Babel! die verwoest zult worden,
66 Jes 13:1 | 1 De last van Babel, dien Jesaja, de zoon van
67 Jes 13:19 | 19 Alzo zal Babel, het sieraad der koninkrijken,
68 Jes 14:4 | opnemen tegen den koning van Babel, en zeggen: Hoe houdt de
69 Jes 14:22 | heirscharen, en Ik zal van Babel uitroeien den naam en het
70 Jes 21:9 | antwoordde hij, en zeide: Babel is gevallen, zij is gevallen!
71 Jes 39:1 | van Baladan, de koning van Babel, brieven en een geschenk
72 Jes 39:3 | lande tot mij gekomen, uit Babel. ~
73 Jes 39:6 | schat tot op dezen dag, naar Babel weggevoerd zal worden; er
74 Jes 39:7 | het paleis des konings van Babel. ~
75 Jes 43:14 | ulieder wil heb Ik naar Babel gezonden, en heb hen allen
76 Jes 47:1 | gij jonkvrouw, dochter van Babel! zit op de aarde, er is
77 Jes 48:14 | zal Zijn welbehagen tegen Babel doen, en Zijn arm zal tegen
78 Jes 48:20 | 20 Gaat uit van Babel, vliedt van de Chaldeen,
79 Jer 20:4 | de hand des konings van Babel, die hen naar Babel gevankelijk
80 Jer 20:4 | van Babel, die hen naar Babel gevankelijk zal wegvoeren,
81 Jer 20:5 | en zullen ze brengen naar Babel. ~
82 Jer 20:6 | gevangenis; en gij zult te Babel komen, en aldaar sterven,
83 Jer 21:2 | Nebukadrezar, de koning van Babel, strijdt tegen ons; misschien
84 Jer 21:4 | strijdt tegen den koning van Babel en tegen de Chaldeen,
85 Jer 21:7 | Nebukadrezar, den koning van Babel, en in de hand hunner vijanden,
86 Jer 21:10 | de hand des konings van Babel, en hij zal ze met
87 Jer 22:25 | Nebukadrezar, den koning van Babel, en in de hand der Chaldeen. ~
88 Jer 24:1 | Nebukadrezar, koning van Babel, gevankelijk had weggevoerd
89 Jer 24:1 | van Jeruzalem, en hen te Babel gebracht had. ~
90 Jer 25:1 | Nebukadrezar, koning van Babel); ~
91 Jer 25:9 | Nebukadrezar, den koning van Babel, Mijn knecht; en zal ze
92 Jer 25:11 | volken zullen den koning van Babel dienen zeventig jaren. ~
93 Jer 25:12 | zal Ik over den koning van Babel, en over dat volk, spreekt
94 Jer 27:6 | Nebukadnezar, den koning van Babel, Mijn knecht; zelfs ook
95 Jer 27:8 | Nebukadnezar, den koning van Babel, niet zal dienen, en dat
96 Jer 27:8 | juk des konings van Babel; over datzelve volk zal
97 Jer 27:9 | zult den koning van Babel niet dienen. ~
98 Jer 27:11 | het juk des konings van Babel, en hem dienen, datzelve
99 Jer 27:12 | het juk des konings van Babel, en dient hem en zijn volk,
100 Jer 27:13 | volk, dat den koning van Babel niet zal dienen. ~
101 Jer 27:14 | Gij zult den koning van Babel niet dienen; want zij profeteren
102 Jer 27:16 | huis zullen nu haast uit Babel wedergebracht worden; want
103 Jer 27:17 | maar dient den koning van Babel, zo zult gijlieden leven;
104 Jer 27:18 | overgebleven, niet naar Babel komen. ~
105 Jer 27:20 | Nebukadnezar, de koning van Babel, niet heeft weggenomen,
106 Jer 27:20 | Juda, van Jeruzalem, naar Babel gevankelijk wegvoerde,
107 Jer 27:22 | 22 Naar Babel zullen zij gebracht worden,
108 Jer 28:2 | het juk des konings van Babel verbroken. ~
109 Jer 28:3 | Nebukadnezar, de koning van Babel, uit deze plaats heeft weggenomen,
110 Jer 28:3 | weggenomen, en dezelve naar Babel gebracht. ~
111 Jer 28:4 | weggevoerd zijn van Juda, die te Babel gekomen zijn, tot deze plaats
112 Jer 28:4 | het juk des konings van Babel verbreken. ~
113 Jer 28:6 | gevankelijk zijn weggevoerd, van Babel wederbrenge tot deze plaats! ~
114 Jer 28:11 | Nebukadnezar, den koning van Babel, in nog twee volle jaren,
115 Jer 28:14 | Nebukadnezar, den koning van Babel, te dienen, en zij
116 Jer 29:1 | gevankelijk had weggevoerd naar Babel. ~
117 Jer 29:3 | de koning van Juda, naar Babel zond, tot Nebukadnezar,
118 Jer 29:3 | Nebukadnezar, den koning van Babel, zeggende: ~
119 Jer 29:4 | wegvoeren van Jeruzalem naar Babel: ~
120 Jer 29:10 | Zekerlijk, als zeventig jaren te Babel zullen vervuld zijn, zal
121 Jer 29:15 | heeft ons profeten naar Babel verwekt; ~
122 Jer 29:20 | die Ik van Jeruzalem naar Babel heb weggezonden! ~
123 Jer 29:21 | Nebukadrezar, den koning van Babel, en hij zal ze voor uw ogen
124 Jer 29:22 | weggevoerden van Juda, die in Babel zijn, dat men zegge: De
125 Jer 29:22 | die de koning van Babel aan het vuur braadde; ~
126 Jer 29:28 | daarom heeft hij tot ons naar Babel gezonden, zeggende: Het
127 Jer 32:2 | heir nu des konings van Babel belegerde toen Jeruzalem,
128 Jer 32:3 | de hand des konings van Babel, en hij zal ze innemen; ~
129 Jer 32:4 | de hand des konings van Babel, en zijn mond zal tot
130 Jer 32:5 | En hij zal Zedekia naar Babel voeren, en aldaar zal hij
131 Jer 32:28 | Nebukadrezar, den koning van Babel, en hij zal ze innemen. ~
132 Jer 32:36 | de hand des konings van Babel, door het zwaard, en door
133 Jer 34:1 | Nebukadrezar, koning van Babel, en zijn ganse heir, en
134 Jer 34:2 | hand des konings van Babel, en hij zal ze met vuur
135 Jer 34:3 | de ogen des konings van Babel zien, en zijn mond zal tot
136 Jer 34:3 | spreken, en gij zult te Babel komen. ~
137 Jer 34:7 | het heir des konings van Babel streed tegen Jeruzalem,
138 Jer 34:21 | heir des konings van Babel, die van ulieden nu zijn
139 Jer 35:11 | Nebukadrezar, de koning van Babel, naar dit land optoog, dat
140 Jer 36:29 | zeggende: De koning van Babel zal zekerlijk komen, en
141 Jer 37:1 | Nebukadrezar, de koning van Babel, koning gemaakt had in het
142 Jer 37:17 | de hand des konings van Babel gegeven worden. ~
143 Jer 37:19 | zeggende: De koning van Babel zal niet tegen ulieden,
144 Jer 38:3 | het heir des konings van Babel, datzelve zal ze innemen; ~
145 Jer 38:17 | de vorsten des koning van Babel zult uitgaan, zo zal uw
146 Jer 38:18 | vorsten des konings van Babel niet zult uitgaan, zo zal
147 Jer 38:22 | vorsten des konings van Babel; en dezelve zullen zeggen:
148 Jer 38:23 | de hand des konings van Babel gegrepen worden, en
149 Jer 39:1 | Nebukadrezar, de koning van Babel, en al zijn heir, tegen
150 Jer 39:3 | vorsten des konings van Babel togen henen in, en hielden
151 Jer 39:3 | vorsten des konings van Babel. ~
152 Jer 39:5 | Nebukadrezar, den koning van Babel, naar Ribla, in het land
153 Jer 39:6 | 6 En de koning van Babel slachtte de zonen van Zedekia
154 Jer 39:6 | ook slachtte de koning van Babel alle edelen van Juda. ~
155 Jer 39:7 | koperen ketenen, om hem naar Babel te voeren. ~
156 Jer 39:9 | trawanten, gevankelijk naar Babel. ~
157 Jer 39:11 | Nebukadrezar, de koning van Babel, bevel gegeven in de hand
158 Jer 39:13 | oversten des konings van Babel; ~
159 Jer 40:1 | Jeruzalem en Juda, die naar Babel gevankelijk werden weggevoerd.
160 Jer 40:4 | in uw ogen met mij naar Babel te komen, zo kom, en ik
161 Jer 40:4 | in uw ogen met mij naar Babel te komen, zo laat het; zie,
162 Jer 40:5 | Safan, dien de koning van Babel over de steden van Juda
163 Jer 40:7 | hoorden, dat de koning van Babel Gedalia, den zoon van Ahikam,
164 Jer 40:7 | van degenen, die niet naar Babel gevankelijk waren weggevoerd; ~
165 Jer 40:9 | dient den koning van Babel, zo zal het u welgaan. ~
166 Jer 40:11 | hoorden, dat de koning van Babel in Juda een overblijfsel
167 Jer 41:2 | hem, dien de koning van Babel over het land gesteld had. ~
168 Jer 41:18 | dien de koning van Babel over het land gesteld had. ~ ~
169 Jer 42:11 | aangezicht des konings van Babel, voor wiens aangezicht gij
170 Jer 43:3 | en ons gevankelijk naar Babel wegvoeren. ~
171 Jer 43:10 | Nebukadrezar, den koning van Babel, Mijn knecht, halen, en
172 Jer 44:30 | Nebukadrezar, den koning van Babel, zijn vijand, en die zijn
173 Jer 46:2 | Nebukadrezar, de koning van Babel, sloeg, in het vierde jaar
174 Jer 46:13 | Nebukadrezar, den koning van Babel, om Egypteland te slaan. ~
175 Jer 46:26 | Nebukadrezar, den koning van Babel, en in de hand zijner knechten.
176 Jer 49:28 | Nebukadrezar, de koning van Babel, sloeg, zegt de HEERE alzo:
177 Jer 49:30 | Nebukadrezar, de koning van Babel, heeft een raadslag tegen
178 Jer 50:1 | HEERE gesproken heeft tegen Babel, tegen het land der Chaldeen,
179 Jer 50:2 | verbergt het niet; zegt: Babel is ingenomen, Bel is beschaamd,
180 Jer 50:8 | Vliedt weg uit het midden van Babel, en gaat uit der Chaldeen
181 Jer 50:9 | noorden verwekken, en tegen Babel opbrengen; die zullen zich
182 Jer 50:13 | verwoesting worden; al wie aan Babel voorbijgaat, zal zich ontzetten,
183 Jer 50:14 | 14 Rust u tegen Babel rondom, gij allen, die den
184 Jer 50:16 | 16 Roeit uit van Babel den zaaier, en dien, die
185 Jer 50:17 | Nebukadrezar, de koning van Babel, heeft hem de beenderen
186 Jer 50:18 | doen over den koning van Babel en over zijn land, gelijk
187 Jer 50:23 | afgehouwen en verbroken! Hoe is Babel geworden tot een ontzetting
188 Jer 50:24 | zijt gij ook gevangen, o Babel! dat gij het niet wist;
189 Jer 50:28 | ontkomenen uit het land van Babel, om in Sion te verkondigen
190 Jer 50:29 | Laat u horen tegen Babel, gij schutters! gij allen,
191 Jer 50:34 | brenge, maar de inwoners van Babel beroere. ~
192 Jer 50:35 | en over de inwoners van Babel, en over haar vorsten, en
193 Jer 50:42 | tegen u, o dochter van Babel! ~
194 Jer 50:43 | 43 De koning van Babel heeft hunlieder gerucht
195 Jer 50:45 | des HEEREN, dien Hij over Babel heeft beraadslaagd, en Zijn
196 Jer 50:46 | geluid der inneming van Babel, en het gekrijt is gehoord
197 Jer 51:1 | verdervenden wind opwekken tegen Babel, en tegen degenen, die daar
198 Jer 51:2 | 2 En Ik zal Babel wanners toeschikken, die
199 Jer 51:6 | Vliedt uit het midden van Babel, en redt, een iegelijk zijn
200 Jer 51:7 | 7 Babel was een gouden beker in
201 Jer 51:8 | 8 Schielijk is Babel gevallen en verbroken; huilt
202 Jer 51:9 | 9 Wij hebben Babel gemeesterd, maar zij is
203 Jer 51:11 | Zijn voornemen is tegen Babel, dat Hij haar verderve;
204 Jer 51:12 | de banier op de muren van Babel, versterkt de wacht, stelt
205 Jer 51:12 | over de inwoners van Babel gesproken heeft. ~
206 Jer 51:24 | 24 Maar Ik zal Babel en allen inwoneren van Chaldea
207 Jer 51:29 | gedachten staat vast tegen Babel, om Babels land te stellen
208 Jer 51:31 | tegemoet, om den koning van Babel bekend te maken, dat zijn
209 Jer 51:33 | Israels: De dochter van Babel is als een dorsvloer, het
210 Jer 51:34 | Nebukadrezar, de koning van Babel, heeft mij opgegeten, hij
211 Jer 51:35 | vlees is aangedaan, zij op Babel! zegge de inwoneres van
212 Jer 51:37 | 37 En Babel zal worden tot steen hopen,
213 Jer 51:41 | aarde ingenomen! Hoe is Babel geworden tot een ontzetting
214 Jer 51:42 | 42 Een zee is over Babel gerezen, door de veelheid
215 Jer 51:44 | bezoeking doen over Bel te Babel, en Ik zal uit zijn muil
216 Jer 51:47 | de gesneden beelden van Babel; en haar ganse land zal
217 Jer 51:48 | is, zullen juichen over Babel; want van het noorden zullen
218 Jer 51:49 | 49 Gelijk Babel geweest is tot een val der
219 Jer 51:49 | van Israel, alzo zullen te Babel de verslagenen des gansen
220 Jer 51:53 | 53 Al klom Babel ten hemel op, en al maakte
221 Jer 51:54 | een stem des gekrijts uit Babel, en een grote breuk uit
222 Jer 51:55 | Want de HEERE verstoort Babel, en zal de grootse stem
223 Jer 51:56 | verstoorder komt over haar, over Babel, en haar helden zullen gevangen
224 Jer 51:58 | heirscharen: Die brede muur van Babel zal ten enenmale ontbloot
225 Jer 51:59 | den koning van Juda, naar Babel toog, in het vierde jaar
226 Jer 51:60 | schreef al het kwaad, dat over Babel komen zou, in een boek,
227 Jer 51:60 | deze woorden, die tegen Babel geschreven zijn. ~
228 Jer 51:61 | zeide tot Seraja: Als gij te Babel komt, zo zult gij zien en
229 Jer 51:64 | En zult zeggen: Alzo zal Babel zinken, en niet weder opkomen,
230 Jer 52:3 | tegen den koning van Babel. ~
231 Jer 52:4 | Nebukadrezar, de koning van Babel, kwam tegen Jeruzalem, hij
232 Jer 52:9 | opwaarts tot den koning van Babel naar Ribla, in het land
233 Jer 52:10 | 10 En de koning van Babel slachtte de zonen van Zedekia
234 Jer 52:11 | bracht hem de koning van Babel naar Babel, en stelde hem
235 Jer 52:11 | de koning van Babel naar Babel, en stelde hem in het gevangenhuis,
236 Jer 52:12 | Nebukadrezar, den koning van Babel), als Nebuzaradan, de overste
237 Jer 52:12 | aangezicht des konings van Babel stond, te Jeruzalem gekomen
238 Jer 52:15 | die tot den koning van Babel gevallen waren, en het overige
239 Jer 52:17 | koper daarvan naar Babel. ~
240 Jer 52:26 | hij hen tot den koning van Babel naar Ribla. ~
241 Jer 52:27 | 27 En de koning van Babel sloeg hen en doodde hen
242 Jer 52:31 | Evilmerodach, de koning van Babel, in het eerste jaar zijns
243 Jer 52:32 | koningen, die bij hem te Babel waren. ~
244 Jer 52:34 | werd hem van den koning van Babel gegeven, elk dagelijks bestemde
245 Eze 17:12 | Zeg: Ziet, de koning van Babel is tot Jeruzalem gekomen,
246 Eze 17:12 | ze tot zich gevoerd naar Babel.
247 Eze 17:16 | bij hem in het midden van Babel zal sterven! ~
248 Eze 19:9 | brachten tot den koning van Babel; zij brachten hem in vestingen,
249 Eze 21:19 | het zwaard des konings van Babel komt; uit een land zullen
250 Eze 21:21 | Want de koning van Babel zal aan de wegscheiding
251 Eze 23:15 | gelijkenis der kinderen van Babel, van Chaldea, het land hunner
252 Eze 23:17 | 17 De kinderen van Babel nu kwamen tot haar in tot
253 Eze 23:23 | 23 De kinderen van Babel en alle Chaldeen, Pekod,
254 Eze 24:2 | zelfden dag; de koning van Babel legt zich voor Jeruzalem,
255 Eze 26:7 | Nebukadrezar, den koning van Babel, den koning der koningen,
256 Eze 29:18 | Nebukadrezar, de koning van Babel, heeft zijn heir een groten
257 Eze 29:19 | Nebukadrezar, den koning van Babel, Egypteland geven; en hij
258 Eze 30:10 | Nebukadrezar, den koning van Babel. ~
259 Eze 30:24 | de armen des konings van Babel sterken, en Mijn zwaard
260 Eze 30:25 | de armen des konings van Babel sterken, maar Farao's armen
261 Eze 30:25 | hand des konings van Babel zal hebben gegeven, en hij
262 Eze 32:11 | Het zwaard des konings van Babel zal u overkomen. ~
263 Dan 1:1 | Nebukadnezar, de koning van Babel, te Jeruzalem, en belegerde
264 Dan 2:12 | dat men al de wijzen te Babel zou ombrengen. ~
265 Dan 2:14 | uitgetogen was, om de wijzen van Babel te doden. ~
266 Dan 2:18 | met de overige wijzen van Babel niet omkwamen. ~
267 Dan 2:24 | gesteld had om de wijzen van Babel om te brengen; hij ging
268 Dan 2:24 | hem: Breng de wijzen van Babel niet om, maar breng
269 Dan 2:48 | het ganse landschap van Babel, en een overste der
270 Dan 2:48 | overheden over al de wijzen van Babel. ~
271 Dan 2:49 | bediening van het landschap van Babel; maar Daniel bleef aan de
272 Dan 3:1 | Dura, in het landschap van Babel. ~
273 Dan 3:12 | bediening van het landschap van Babel gesteld hebt, Sadrach, Mesach
274 Dan 3:30 | voorspoedig in het landschap van Babel. ~ ~ ~ ~ ~
275 Dan 4:6 | inbrengen al de wijzen van Babel, opdat zij mij de uitlegging
276 Dan 4:29 | het koninklijk paleis van Babel wandelde, ~
277 Dan 4:30 | zeide: Is dit niet het grote Babel, dat ik gebouwd heb tot
278 Dan 5:7 | zeide tot de wijzen van Babel: Alle man, die dit
279 Dan 7:1 | Belsazar, den koning van Babel, zag Daniel een droom, en
280 Mic 4:10 | het veld wonen, en tot in Babel komen, maar aldaar
281 Zac 2:7 | woont bij de dochter van Babel! ~
282 Zac 6:10 | van Zefanja, dewelke uit Babel gekomen zijn; ~
|