Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
brokjes 1
brokken 9
brommen 1
brood 279
broodbol 1
broodkoek 2
broods 27
Frequency    [«  »]
282 babel
281 broederen
280 34
279 brood
278 dewijl
278 hunner
276 berg

Bijbel

IntraText - Concordances

brood

    Book Chapter: Verse
1 Gen 3:19 | uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de 2 Gen 14:18 | van Salem, bracht voort brood en wijn; en hij was een 3 Gen 20:14 | morgens vroeg op, en nam brood, en een fles water, en gaf 4 Gen 23:101 | 34 En Jakob gaf aan Ezau brood, en het linzenkooksel; en 5 Gen 25:17 | smakelijke spijzen, en het brood, welke zij toegemaakt had, 6 Gen 26:20 | en mij gegeven zal hebben brood om te eten, en klederen 7 Gen 28:54 | nodigde zijn broederen, om brood te eten; en zij aten brood, 8 Gen 28:54 | brood te eten; en zij aten brood, en vernachtten op dat gebergte. ~ 9 Gen 34:25 | Daarna zaten zij neder om brood te eten, en hieven hun ogen 10 Gen 36:6 | kennis had, behalve van het brood, dat hij at. En Jozef was 11 Gen 37:54 | maar in gans Egypteland was brood. ~ 12 Gen 37:55 | riep het volk tot Farao om brood; en Farao zeide tot alle 13 Gen 39:25 | gehoord, dat zij aldaar brood eten zouden. ~ 14 Gen 39:31 | zichzelven, en zeide: Zet brood op. ~ 15 Gen 39:32 | de Egyptenaars mogen geen brood eten met de Hebreen, dewijl 16 Gen 41:23 | ezelinnen, dragende koren, en brood, en spijze voor zijn vader 17 Gen 43:12 | ganse huis zijns vaders, met brood, tot den mond der kinderkens 18 Gen 43:13 | 13 En er was geen brood in het ganse land; want 19 Gen 43:15 | Jozef, zeggende: Geef ons brood; want waarom zouden wij 20 Gen 43:17 | Jozef; en Jozef gaf hun brood voor paarden en voor het 21 Gen 43:17 | ezels; en hij voedde hen met brood, datzelve jaar, voor al 22 Gen 43:19 | Koop ons en ons land voor brood; zo zullen wij en ons land 23 Gen 45:20 | 20 Van Aser, zijn brood zal vet zijn; en hij zal 24 Exo 2:20 | gaan? roept hem, dat hij brood ete. ~ 25 Exo 16:3 | toen wij tot verzadiging brood aten! Want gijlieden hebt 26 Exo 16:4 | Zie, Ik zal voor ulieden brood uit den hemel regenen; en 27 Exo 16:8 | geven, en aan den morgen brood tot verzadiging, het zal 28 Exo 16:12 | den morgen zult gij met brood verzadigd worden; en gij 29 Exo 16:15 | zeide tot hen: Dit is het brood, hetwelk de HEERE ulieden 30 Exo 16:22 | zesden dag, dat zij dubbel brood verzamelden, twee gomers 31 Exo 16:29 | zesden dag voor twee dagen brood; een ieder blijve in zijn 32 Exo 16:32 | geslachten, opdat zij zien het brood, dat Ik ulieden heb te eten 33 Exo 18:12 | oversten van Israel, om brood te eten met den schoonvader 34 Exo 23:25 | God dienen, zo zal Hij uw brood en uw water zegenen; en 35 Exo 29:2 | 2 En ongezuurd brood, en ongezuurde koeken, met 36 Exo 29:23 | broodbol, en een koek geolied brood, en een vlade, uit den korf 37 Exo 29:32 | van dezen ram eten, en het brood, dat in den korf zal zijn, 38 Exo 29:34 | der vulofferen, of van dit brood, tot aan den morgen, zo 39 Exo 34:48 | niet offeren met gedesemd brood; het slachtoffer van het 40 Exo 34:51 | veertig nachten; hij at geen brood, en hij dronk geen water; 41 Exo 40:23 | En hij schikte daarop het brood in orde, voor het aangezicht 42 Lev 7:13 | zijn offerande gedesemd brood offeren, met het lofoffer 43 Lev 8:31 | hetzelve daar, mitsgaders het brood, dat in den korf des vuloffers 44 Lev 8:32 | van het vlees en van het brood zult gij met vuur verbranden. ~ 45 Lev 22:45 | 14 En gij zult geen brood, noch geroost koren, noch 46 Lev 22:49 | 18 Gij zult ook met het brood zeven volkomen eenjarige 47 Lev 22:51 | priester dezelve met het brood der eerstelingen ten beweegoffer, 48 Lev 23:7 | wierook leggen, welke het brood ten gedenkoffer zal zijn; 49 Lev 25:5 | zaaitijd; en gij zult uw brood eten tot verzadiging toe, 50 Lev 25:26 | dan zullen tien vrouwen uw brood in een oven bakken, en zullen 51 Lev 25:26 | oven bakken, en zullen uw brood bij het gewicht wedergeven; 52 Num 4:7 | dekschotels; ook zal het gedurig brood daarop zijn. ~ 53 Num 14:9 | lands; want zij zijn ons brood! hun schaduw is van hen 54 Num 15:19 | geschieden, als gij van het brood des lands zult eten, dan 55 Num 21:5 | woestijn? Want hier is geen brood, ook geen water, en onze 56 Num 21:5 | walgt over dit zeer lichte brood. ~ 57 Deu 8:3 | mens niet alleen van het brood leeft, maar dat de mens 58 Deu 8:9 | 9 Een land, waarin gij brood zonder schaarsheid eten 59 Deu 9:9 | nachten op den berg, at geen brood, en dronk geen water. ~ 60 Deu 9:18 | veertig nachten; ik at geen brood, en dronk geen water; om 61 Deu 10:18 | vreemdeling liefheeft, dat Hij hem brood en kleding geve. ~ 62 Deu 16:3 | ongezuurde op hetzelve eten, een brood der ellende, (want in der 63 Deu 23:4 | niet tegengekomen zijn met brood en met water, als gij uit 64 Deu 29:6 | 6 Brood hebt gij niet gegeten, en 65 Joz 9:5 | klederen aan, en al het brood, dat zij op hun reize hadden, 66 Joz 9:12 | 12 Dit ons brood hebben wij warm tot onzen 67 Ric 7:6 | hand, dat wij aan uw heir brood zouden geven? ~ 68 Ric 7:15 | mannen, die moede zijn, brood zouden geven? ~ 69 Ric 12:16 | ophouden, Ik zal van uw brood niet eten; en indien gij 70 Ric 18:19 | als voeder hebben, en ook brood en wijn is voor mij, en 71 Rut 1:6 | bezocht had, gevende hun brood. ~ 72 Rut 2:14 | hier bij, en eet van het brood, en doop uw bete in den 73 1Sa 2:5 | hebben zich verhuurd om brood, en die hongerig waren, 74 1Sa 9:7 | dien man brengen? Want het brood is weg uit onze vaten, en 75 1Sa 14:28 | Vervloekt zij de man, die heden brood eet! Daarom bezwijkt het 76 1Sa 16:20 | Toen nam Isai een ezel met brood, en een lederen zak met 77 1Sa 20:34 | dag der nieuwe maan geen brood, want hij was bekommerd 78 1Sa 21:4 | zeide: Er is geen gemeen brood onder mijn hand; maar er 79 1Sa 21:4 | hand; maar er is heilig brood, wanneer zich de jongelingen 80 1Sa 21:5 | het is enigerwijze gemeen brood, te meer dewijl heden ander 81 1Sa 21:6 | heilige, dewijl er geen brood was dan de toonbroden, die 82 1Sa 21:6 | weggenomen waren, dat men er warm brood legde, ten dage als dat 83 1Sa 22:13 | dat gij hem gegeven hebt brood en het zwaard, en God voor 84 1Sa 25:11 | 11 Zou ik dan mijn brood, en mijn water, en mijn 85 1Sa 28:20 | en den gehelen nacht geen brood gegeten. ~ 86 1Sa 30:11 | David; en zij gaven hem brood, en hij at, en zij gaven 87 1Sa 30:12 | dagen en drie nachten geen brood gegeten, noch water gedronken. ~ 88 2Sa 3:35 | kwam al het volk, om David brood te doen eten, als het nog 89 2Sa 3:35 | voor het ondergaan der zon brood of iets smake! ~ 90 2Sa 9:7 | en gij zult geduriglijk brood eten aan mijn tafel. ~ 91 2Sa 9:10 | opdat de zoon uws heren brood hebbe, dat hij ete; en Mefiboseth, 92 2Sa 9:10 | uws heren, zal geduriglijk brood eten aan mijn tafel. Ziba 93 2Sa 12:17 | hij wilde niet, en at geen brood met hen. ~ 94 2Sa 12:20 | hij in zijn huis, en eiste brood; en zij zetten hem brood 95 2Sa 12:20 | brood; en zij zetten hem brood voor, en hij at. 96 2Sa 12:21 | zijt gij opgestaan en hebt brood gegeten. ~ 97 2Sa 13:5 | Thamar kome, dat zij mij met brood spijzige, en de spijze voor 98 2Sa 16:2 | om op te rijden en het brood en de zomervruchten, om 99 1Kon 13:8 | zou in deze plaats geen brood eten, noch water drinken. ~ 100 1Kon 13:9 | zeggende: Gij zult geen brood eten, noch water drinken; 101 1Kon 13:15 | met mij naar huis, en eet brood. ~ 102 1Kon 13:16 | inkomen; ik zal ook geen brood eten, noch met u water drinken, 103 1Kon 13:17 | HEEREN: Gij zult aldaar noch brood eten, noch water drinken; 104 1Kon 13:18 | met u in uw huis, dat hij brood ete en water drinke. Doch 105 1Kon 13:19 | keerde met hem wederom, en at brood in zijn huis, en dronk water. ~ 106 1Kon 13:22 | zijt wedergekeerd, en hebt brood gegeten en water gedronken 107 1Kon 13:22 | gesproken had: Gij zult geen brood eten noch water drinken; 108 1Kon 13:23 | het geschiedde, nadat hij brood gegeten, en nadat hij gedronken 109 1Kon 17:6 | brachten hem des morgens brood en vlees, desgelijks brood 110 1Kon 17:6 | brood en vlees, desgelijks brood en vlees des avonds; en 111 1Kon 18:4 | spelonk, en onderhield hen met brood en water. ~ 112 1Kon 18:13 | een spelonk, en die met brood en water onderhouden heb? ~ 113 1Kon 21:4 | aangezicht om, en at geen brood. ~ 114 1Kon 21:5 | gemelijk is, en dat gij geen brood eet? ~ 115 1Kon 21:7 | Israel regeren? Sta op, eet brood, en uw hart zij vrolijk; 116 1Kon 22:27 | gevangenhuis, en spijst hem met brood der bedruktheid, en met 117 2Kon 4:8 | dewelke hem aanhield om brood te eten. Voorts geschiedde 118 2Kon 4:8 | doortrok, week hij daarin, om brood te eten. ~ 119 2Kon 6:22 | boog gevangen hadt? Zet hun brood en water voor, dat zij eten 120 2Kon 20:32 | en van most, een land van brood en van wijngaarden, een 121 2Kon 27:3 | het volk des lands geen brood had, ~ 122 2Kon 27:29 | gevangenis, en hij at geduriglijk brood voor zijn aangezicht, al 123 1Kro 12:40 | Zebulon, en Nafthali, brachten brood op ezelen, en op kemelen, 124 1Kro 24:29 | 29 Te weten tot het brood der toerichting, en tot 125 2Kro 19:26 | gevangenhuis, en spijst hem met brood der bedruktheid, en met 126 Ezra 10:6 | hij daar kwam, at hij geen brood, en dronk geen water, want 127 Neh 5:15 | en van hen genomen aan brood en wijn, daarna veertig 128 Neh 5:18 | nog heb ik bij dezen het brood des landvoogds niet gezocht, 129 Neh 9:15 | 15 En Gij hebt hun brood uit den hemel gegeven voor 130 Neh 10:33 | 33 Tot het brood der toerichting, en het 131 Neh 13:2 | niet waren tegengekomen met brood en met water, ja, Bileam 132 Job 3:24 | 24 Want voor mijn brood komt mijn zuchting; en mijn 133 Job 15:23 | zwerft heen en weder om brood, waar het zijn mag; hij 134 Job 22:7 | den hongerige hebt gij het brood onthouden. ~ 135 Job 27:14 | zijn spruiten zullen van brood niet verzadigd worden. ~ 136 Job 28:5 | 5 Uit de aarde komt het brood voort, en onder zich wordt 137 Job 33:20 | 20 Zodat zijn leven het brood zelf verfoeit, en zijn ziel 138 Job 41:11 | voren gekend hadden, en aten brood met hem in zijn huis, en 139 Psa 14:4 | mijn volk opeten, alsof zij brood aten? Zij roepen den HEERE 140 Psa 38:25 | noch zijn zaad zoekende brood. ~ 141 Psa 42:10 | ik vertrouwde, die mijn brood at, heeft de verzenen tegen 142 Psa 53:5 | Mijn volk opeten, alsof zij brood aten? Zij roepen God niet 143 Psa 78:20 | overvloediglijk uitbraken, zou Hij ook brood kunnen geven? Zou Hij Zijn 144 Psa 78:25 | 25 Een iegelijk at het brood der Machtigen; Hij zond 145 Psa 102:5 | zodat ik vergeten heb mijn brood te eten. ~ 146 Psa 102:10 | 10 Want ik eet as als brood, en vermeng mijn drank met 147 Psa 104:14 | dienst des mensen, doende het brood uit de aarde voortkomen. ~ 148 Psa 104:15 | blinken van olie; en het brood, dat het hart des mensen 149 Psa 105:40 | verzadigde hen met hemels brood. ~ 150 Psa 127:2 | opstaat, laat opblijft, eet brood der smarten; het is alzo, 151 Psa 132:15 | nooddruftigen zal Ik met brood verzadigen. ~ 152 Psa 146:7 | doet, Die den hongerige brood geeft; de HEERE maakt de 153 Spre 4:17 | 17      Want zij eten brood der goddeloosheid, en drinken 154 Spre 6:8 | 8      Haar brood bereidt in den zomer, haar 155 Spre 9:5 | Komt, eet van Mijn brood, en drinkt van den wijn, 156 Spre 9:17 | zijn zoet, en het verborgen brood is liefelijk. ~ 157 Spre 12:11 | zijn land bouwt, zal van brood verzadigd worden; maar die 158 Spre 20:13 | uw ogen, verzadig u met brood. ~ 159 Spre 20:17 | 17      Het brood der leugen is den mens zoet; 160 Spre 22:9 | want hij heeft van zijn brood den armen gegeven. ~ 161 Spre 23:3 | het is een leugenachtig brood. ~ 162 Spre 23:6 | 6      Eet het brood niet desgenen, die boos 163 Spre 25:21 | haat, hongert, geef hem brood te eten; en zo hij dorstig 164 Spre 28:3 | wegvagende regen, zodat er geen brood zij. ~ 165 Spre 28:19 | zijn land bouwt, zal met brood verzadigd worden; maar die 166 Spre 30:8 | mij niet; voed mij met het brood mijns bescheiden deels; ~ 167 Spre 30:22 | en een dwaas, als hij van brood verzadigd is; ~ 168 Spre 31:14 | koopmans; zij doet haar brood van verre komen. ~ 169 Spre 31:27 | gangen van haar huis; en het brood der luiheid eet zij niet. ~ 170 Pred 9:7 | Ga dan heen, eet uw brood met vreugde, en drink uw 171 Pred 11:1 | 1      Werp uw brood uit op het water, want gij 172 Jes 3:7 | heelmeester wezen; er is ook geen brood en geen kleed in mijn huis; 173 Jes 4:1 | aangrijpen, zeggende: Ons brood zullen wij eten, en met 174 Jes 21:14 | den vluchtende met zijn brood bejegend. ~ 175 Jes 28:28 | 28      Het brood koren moet verbrijzeld worden, 176 Jes 30:20 | De Heere zal ulieden wel brood der benauwdheid, en wateren 177 Jes 30:23 | bezaaid hebt, regen geven, en brood van des lands inkomen, en 178 Jes 33:16 | hoog vertrek zijn; zijn brood wordt hem gegeven, zijn 179 Jes 36:17 | en van most, een land van brood en van wijngaarden. ~ 180 Jes 44:15 | ontsteekt hij het, en bakt er brood bij; daarenboven maakt hij 181 Jes 44:19 | kolen daarvan heb      ik brood gebakken, ik heb vlees daarbij 182 Jes 51:14 | kuil niet sterven, en zijn brood zal hem niet ontbreken. ~ 183 Jes 55:2 | geld uit voor hetgeen geen brood is, en uw arbeid voor hetgeen 184 Jes 55:10 | geve den zaaier, en brood den eter; ~ 185 Jes 56:2 | geld uit voor hetgeen geen brood is, en uw arbeid voor hetgeen 186 Jes 56:10 | geve den zaaier, en brood den eter; ~ 187 Jes 59:7 | dat gij den hongerige uw brood mededeelt, en de armen, 188 Jer 5:17 | En het zal uw oogst en uw brood opeten, dat uw zonen en 189 Jer 37:21 | Bakkerstraat, totdat al het brood van      de stad op was. 190 Jer 38:9 | den honger, dewijl geen brood meer in de stad is. ~ 191 Jer 41:1 | Mizpa; en zij aten aldaar brood te zamen, te Mizpa. ~ 192 Jer 42:14 | bazuin horen, noch naar brood hongeren, en daar zullen 193 Jer 44:17 | Jeruzalem; toen werden wij met brood verzadigd, en waren vrolijk, 194 Jer 52:6 | het volk des lands geen brood had; ~ 195 Jer 52:33 | gevangenis; en hij at geduriglijk brood voor zijn aangezicht, al 196 Klaa 1:11 | Caph. Al haar volk zucht, brood zoekende, zij hebben hun 197 Klaa 1:114| dorst; de kinderkens eisen brood, er is niemand, die het 198 Klaa 2:6 | en den Assyrier, om met brood verzadigd te worden. ~ 199 Klaa 2:9 | 9      Wij moeten ons brood met gevaar onzes levens 200 Eze 4:9 | een vat, en maak die u tot brood; naar het getal der dagen, 201 Eze 4:13 | de kinderen Israels hun brood onrein eten onder de heidenen, 202 Eze 4:15 | mensendrek, zo zult gij uw brood daarmede bereiden. ~ 203 Eze 4:16 | Jeruzalem, en zij zullen het brood met gewicht en met kommer 204 Eze 12:18 | Mensenkind, gij zult uw brood eten met beven, en uw water 205 Eze 12:19 | Israels: Zij zullen hun brood met kommer eten, en hun 206 Eze 16:19 | 19      En Mijn brood, hetwelk Ik u gaf, meelbloem 207 Eze 16:49 | Sodom; hoogmoed, zatheid van brood en stille gerustheid had 208 Eze 18:7 | rooft, den hongerige zijn brood geeft, en den naakte met 209 Eze 18:16 | en geen roof rooft, zijn brood den hongerige geeft, en 210 Eze 24:17 | bewinden, en zult der lieden brood      niet eten. ~ 211 Eze 24:22 | bewinden, en der lieden brood zult gij niet eten. ~ 212 Eze 44:3 | zal in dezelve zitten, om brood te eten voor het aangezicht 213 Eze 44:7 | huis; als gij      Mijn brood, het vette en het bloed 214 Hos 2:4 | boelen nagaan, die mij mijn brood en mijn water, mijn wol 215 Hos 9:4 | onrein worden; want hun brood zal voor hun ziel zijn, 216 Amos 4:6 | uw steden, en gebrek van brood in al uw plaatsen; nochtans 217 Amos 7:12 | van Juda, en eet aldaar brood, en profeteer aldaar. ~ 218 Amos 8:11 | zenden; niet een honger naar brood, noch dorst naar water, 219 Oba 1:7 | hebben u overmocht; die uw brood eten zullen een gezwel onder 220 Mal 1:7 | Mijn altaar verontreinigd brood, en zegt: Waarmede verontreinigen 221 Matt 4:4 | geschreven: De mens zal bij brood alleen niet leven, maar 222 Matt 6:11 | ons heden ons dagelijks brood. ~ 223 Matt 7:9 | zijn zoon hem zou bidden om brood, die hem een steen zal geven? ~ 224 Matt 15:2 | handen niet, wanneer zij brood zullen eten. ~ 225 Matt 15:26 | Het is niet betamelijk het brood der kinderen te nemen, en 226 Matt 16:11 | niet, dat Ik u van geen brood gesproken heb, als Ik zeide, 227 Matt 26:26 | zij aten, nam Jezus het brood, en gezegend hebbende, brak 228 Mark 3:20 | zij ook zelfs niet konden brood eten. ~ 229 Mark 6:8 | een staf, geen male, geen brood, geen geld in den gordel; ~ 230 Mark 6:37 | voor tweehonderd penningen brood, en hun te eten geven? ~ 231 Mark 7:2 | is, met ongewassen handen brood aten, berispten zij hen. ~ 232 Mark 7:5 | der ouden, maar eten het brood met ongewassen handen? ~ 233 Mark 7:27 | niet betamelijk dat men het brood der kinderen neme, en den 234 Mark 8:14 | discipelen hadden vergeten brood mede te nemen, en hadden 235 Mark 8:14 | en hadden niet dan een brood met zich in het schip. ~ 236 Mark 14:22 | als zij aten, nam Jezus brood, en als Hij gezegend had, 237 Luk 4:3 | tot dezen steen, dat hij brood worde. ~ 238 Luk 4:4 | geschreven, dat de mens bij brood alleen niet zal leven, maar 239 Luk 7:33 | de Doper is gekomen, noch brood etende, noch wijn drinkende; 240 Luk 9:3 | staven, noch male, noch brood, noch geld; noch iemand 241 Luk 11:3 | elken dag ons dagelijks brood. ~ 242 Luk 11:11 | onder u, dien de zoon om brood bidt, zal hem een steen 243 Luk 14:1 | Farizeen, op den sabbat, om brood te eten, dat zij Hem waarnamen. ~ 244 Luk 14:15 | tot Hem: Zalig is hij, die brood eet in het Koninkrijk Gods. ~ 245 Luk 15:17 | vaders hebben overvloed van brood, en ik verga van honger! ~ 246 Luk 22:19 | 19 En Hij nam brood, en als Hij gedankt had, 247 Luk 24:30 | hen aanzat, nam Hij het brood, en zegende het, en als 248 Joha 6:7 | Voor tweehonderd penningen brood is voor dezen niet genoeg, 249 Joha 6:23 | de plaats, waar zij het brood gegeten hadden, als de Heere 250 Joha 6:31 | geschreven is: Hij gaf hun het brood uit den hemel te eten. ~ 251 Joha 6:32 | heeft u niet gegeven het brood uit den hemel; maar Mijn 252 Joha 6:32 | Mijn Vader geeft u dat ware Brood uit den hemel. ~ 253 Joha 6:33 | 33 Want het Brood Gods is Hij, Die uit den 254 Joha 6:34 | Heere, geef ons altijd dit Brood. ~ 255 Joha 6:35 | zeide tot hen: Ik ben het Brood des levens; die tot Mij 256 Joha 6:41 | Hij gezegd had: Ik ben het Brood, Dat uit den hemel nedergedaald 257 Joha 6:48 | 48 Ik ben het Brood des levens. ~ 258 Joha 6:50 | 50 Dit is het Brood, dat uit den hemel nederdaalt, 259 Joha 6:51 | 51 Ik ben dat levende Brood, dat uit den hemel nedergedaald 260 Joha 6:51 | nedergedaald is; zo iemand van dit Brood eet, die zal in der eeuwigheid 261 Joha 6:51 | eeuwigheid leven. En het Brood, dat Ik geven zal, is Mijn 262 Joha 6:58 | 58 Dit is het Brood, dat uit den hemel nedergedaald 263 Joha 6:58 | zijn gestorven. Die dit Brood eet, zal in der eeuwigheid 264 Joha 13:18 | vervuld worde: Die met Mij het brood eet, heeft tegen Mij zijn 265 Joha 21:9 | en vis daarop liggen, en brood. ~ 266 Joha 21:13 | Jezus dan kwam, en nam het brood, en gaf het hun, en den 267 Hand 2:46 | volhardende, en van huis tot huis brood brekende, aten zij te zamen 268 Hand 14:7 | discipelen bijeengekomen waren om brood te breken, handelde Paulus 269 Hand 14:11 | weder boven gegaan was, en brood gebroken en wat gegeten 270 Hand 21:35 | als hij dit gezegd had en brood genomen had, dankte hij 271 1Kor 10:16 | bloeds van Christus? Het brood, dat wij breken, is dat 272 1Kor 10:17 | 17 Want een brood is het, zo zijn wij velen 273 1Kor 11:23 | welken Hij verraden werd, het brood nam; ~ 274 1Kor 11:26 | zo dikwijls als gij dit brood zult eten, en dezen drinkbeker 275 1Kor 11:27 | dan, wie onwaardiglijk dit brood eet, of den drinkbeker des 276 1Kor 11:28 | zichzelven, en ete alzo van het brood, en drinke van den drinkbeker. ~ 277 2Kor 9:10 | verleent, Die verlene ook brood tot spijze, en vermenigvuldige 278 2The 3:8 | 8 En wij hebben geen brood bij iemand gegeten voor 279 2The 3:12 | stilheid werkende, hun eigen brood eten. ~


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License