Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
deuteronomium 1
dewelke 217
dewelken 16
dewijl 278
deze 1817
dezelfde 48
dezelve 427
Frequency    [«  »]
281 broederen
280 34
279 brood
278 dewijl
278 hunner
276 berg
276 farao

Bijbel

IntraText - Concordances

dewijl

    Book Chapter: Verse
1 Gen 3:14 | HEERE God tot die slang: Dewijl gij dit gedaan hebt, zo 2 Gen 3:17 | 17 En tot Adam zeide Hij: Dewijl gij geluisterd hebt naar 3 Gen 3:19 | tot de aarde wederkeert, dewijl gij daaruit genomen zijt; 4 Gen 6:3 | eeuwigheid twisten met den mens, dewijl hij ook vlees is; doch zijn 5 Gen 12:10 | vreemdeling te verkeren, dewijl de honger zwaar was in dat 6 Gen 17:18 | 18 Dewijl Abraham gewisselijk tot 7 Gen 17:20 | 20 Voorts zeide de HEERE: Dewijl het geroep van Sodom en 8 Gen 17:20 | en Gomorra groot is, en dewijl haar zonde zeer zwaar is, ~ 9 Gen 23:56 | hen: Houdt mij niet op, dewijl de HEERE mijn weg voorspoedig 10 Gen 27:33 | baarde een zoon, en zeide: Dewijl de HEERE gehoord heeft, 11 Gen 27:34 | mijn man bij mij voegen, dewijl ik hem drie zonen gebaard 12 Gen 30:11 | u tegemoet gebracht is, dewijl het God mij genadiglijk 13 Gen 30:11 | genadiglijk verleend heeft, en dewijl ik alles heb; en hij hield 14 Gen 39:32 | brood eten met de Hebreen, dewijl zulks den Egyptenaren een 15 Gen 43:4 | die uw knechten hebben, dewijl de honger zwaar is in het 16 Gen 43:20 | verkochten een ieder zijn akker, dewijl de honger sterk over hen 17 Exo 1:21 | 21 En het geschiedde, dewijl de vroedvrouwen God vreesden, 18 Exo 5:19 | het kwalijk met hen stond, dewijl men zeide: Gij zult niet 19 Exo 5:21 | zie op u, en richte het, dewijl dat gij onzen reuk hebt 20 Exo 12:17 | dan de ongezuurde broden, dewijl Ik even aan denzelfden dag 21 Exo 16:7 | HEEREN heerlijkheid zien, dewijl Hij uw murmureringen tegen 22 Exo 17:16 | 16 En hij zeide: Dewijl de hand op den troon des 23 Exo 21:8 | verkopen zal hij niet vermogen, dewijl hij trouweloos met haar 24 Exo 23:9 | gemoed des vreemdelings, dewijl gij vreemdelingen geweest 25 Exo 31:14 | Onderhoudt dan den sabbat, dewijl hij ulieden heilig is! Wie 26 Exo 31:17 | teken in eeuwigheid zijn; dewijl de HEERE, in zes dagen, 27 Exo 34:17 | gesproken hebt, zal Ik doen, dewijl gij genade gevonden hebt 28 Exo 40:35 | de tent der samenkomst, dewijl de wolk daarop bleef, en 29 Lev 4:27 | afdwaling zal gezondigd hebben, dewijl hij iets doet tegen een 30 Lev 6:4 | Het zal dan geschieden, dewijl hij gezondigd heeft, en 31 Lev 10:13 | eten in de heilige plaats, dewijl het uw bescheiden deel en 32 Lev 11:44 | heiligen, en heilig zijn, dewijl Ik heilig ben; en gij zult 33 Lev 11:45 | en opdat gij heilig zijt, dewijl Ik heilig ben. ~ 34 Lev 14:48 | dat huis rein verklaren, dewijl die plaag genezen is. ~ 35 Lev 20:10 | overspel zal gedaan hebben, dewijl hij met zijns naasten vrouw 36 Lev 20:19 | uws vaders niet ontdekken; dewijl hij zijn nabestaande ontbloot 37 Lev 24:23 | want het land is het Mijne, dewijl gij vreemdelingen en bijwoners 38 Num 5:14 | ijvert over zijn huisvrouw, dewijl zij onrein geworden is; 39 Num 5:15 | noch wierook daarop leggen, dewijl het een spijsoffer der ijveringen 40 Num 10:31 | Verlaat ons toch niet; want dewijl gij weet, dat wij ons legeren 41 Num 22:20 | nachts, en zeide tot hem: Dewijl die mannen gekomen zijn, 42 Num 22:32 | uitgegaan u tot een tegenpartij, dewijl deze weg van Mij afwijkt. ~ 43 Num 23:20 | heb ontvangen te zegenen; dewijl Hij zegent, zo zal ik het 44 Num 25:11 | kinderen Israels afgewend, dewijl hij Mijn ijver geijverd 45 Deu 2:9 | erfenis van hun land geven, dewijl Ik aan Lots kinderen Ar 46 Deu 2:19 | Ammons geen erfenis geven, dewijl Ik het aan Lots kinderen 47 Deu 9:25 | welke ik mij nederwierp, dewijl de HEERE gezegd had, dat 48 Deu 12:20 | zult: Ik zal vlees eten; dewijl uw ziel lust heeft vlees 49 Deu 14:29 | Zo zal komen de Leviet, dewijl hij geen deel noch erve 50 Deu 15:2 | zijn broeder niet manen, dewijl men den HEERE een vrijlating 51 Deu 15:16 | u en uw huis liefheeft, dewijl het hem wel bij u is; ~ 52 Deu 31:21 | zaads niet vergeten worden; dewijl Ik weet zijn gedichtsel 53 Joz 2:12 | mij toch bij den HEERE, dewijl ik weldadigheid aan ulieden 54 Joz 9:24 | antwoordden Jozua, en zeiden: Dewijl het aan uw knechten zekerlijk 55 Joz 14:9 | zal zijn in eeuwigheid, dewijl gij volhard hebt den HEERE, 56 Joz 15:19 | zeide: Geef mij een zegen; dewijl gij mij een dor land gegeven 57 Joz 17:15 | nu zeide tot henlieden: Dewijl gij een groot volk zijt, 58 Joz 17:15 | Ferezieten en der Refaieten, dewijl u het gebergte van Efraim 59 Joz 17:18 | gebergte zal het uwe zijn; en dewijl het een woud is, zo houw 60 Joz 20:5 | zijn hand niet overgeven, dewijl hij zijn naaste niet met 61 Joz 23:18 | 18 Dewijl gij u heden van achter den 62 Joz 23:31 | in het midden van ons is, dewijl gij deze overtreding tegen 63 Ric 1:15 | hem: Geef mij een zegen; dewijl gij mij een dor land gegeven 64 Ric 5:27 | had. Doch het geschiedde, dewijl hij zijns vaders huis en 65 Ric 7:20 | niet uit, want hij vreesde, dewijl hij nog een jongeling was. ~ 66 Ric 7:22 | zoon en uws zoons zoon, dewijl gij ons van der Midianieten 67 Ric 7:24 | voorhoofdsierselen gehad, dewijl zij Ismaelieten waren. ~ 68 Rut 2:13 | vinden in uw ogen, mijn heer, dewijl gij mij getroost hebt, en 69 Rut 2:13 | gij mij getroost hebt, en dewijl gij naar het hart uwer dienstmaagd 70 Rut 3:10 | beter gemaakt dan de eerste, dewijl gij geen jonge gezellen 71 1Sa 9:12 | heden in de stad gekomen, dewijl het volk heden een offerande 72 1Sa 9:16 | heb Mijn volk aangezien, dewijl deszelfs geroep tot Mij 73 1Sa 12:10 | zeiden: Wij hebben gezondigd, dewijl wij den HEERE verlaten, 74 1Sa 12:22 | Zijns groten Naams wil, dewijl het den HEERE beliefd heeft, 75 1Sa 15:11 | tot koning gemaakt heb, dewijl hij zich van achter Mij 76 1Sa 18:3 | David maakten een verbond, dewijl hij hem liefhad als zijn 77 1Sa 21:5 | enigerwijze gemeen brood, te meer dewijl heden ander in de vaten 78 1Sa 21:6 | priester hem dat heilige, dewijl er geen brood was dan de 79 1Sa 21:8 | wapenen in mijn hand genomen, dewijl de zaak des konings haastig 80 1Sa 25:28 | een bestendig huis maken, dewijl mijn heer de oorlogen des 81 1Sa 26:19 | het aangezicht des HEEREN, dewijl zij mij heden verstoten, 82 1Sa 28:16 | Waarom vraagt gij mij toch, dewijl de HEERE van u geweken en 83 2Sa 2:6 | zal aan u dit goede doen, dewijl gij deze zaak gedaan hebt. ~ 84 2Sa 2:7 | sterk zijn, en zijt dapper, dewijl uw heer Saul gestorven is; 85 2Sa 4:10 | 10 Dewijl ik hem, die mij boodschapte, 86 2Sa 12:14 | 14 Nochtans, dewijl gij door deze zaak de vijanden 87 2Sa 14:13 | is hij als een schuldige, dewijl de koning zijn verstotene 88 2Sa 20:12 | wierp een kleed op hem, dewijl hij zag, dat al wie bij 89 1Kon 2:9 | houd hem niet onschuldig, dewijl gij een wijs man zijt; en 90 1Kon 5:1 | in zijns vaders plaats), dewijl Hiram David altijd bemind 91 1Kon 8:18| zeide tot David, mijn vader: Dewijl dat in uw hart geweest is 92 1Kon 11:11| zeide de HEERE tot Salomo: Dewijl dit bij u geschied is, dat 93 1Kon 21:2 | mij zij tot een kruidhof, dewijl hij nabij mijn huis is; 94 1Kon 21:25| is in de ogen des HEEREN, dewijl Izebel, zijn huisvrouw, 95 1Kon 21:29| Mijn aangezicht? Daarom dewijl hij zich vernedert voor 96 2Kon 10:2 | tot u zal gekomen zijn, dewijl de zonen van uw heer bij 97 2Kon 19:26| en ziet, zij doden hen, dewijl zij niet weten de wijze 98 2Kon 23:11| 11 Dewijl dat Manasse, de koning van 99 1Kro 5:1 | was de eerstgeborene; maar dewijl hij zijns vaders bed ontheiligd 100 1Kro 5:20| Zich van hen verbidden, dewijl zij op Hem vertrouwden. ~ 101 1Kro 5:22| er vielen vele verwonden, dewijl de strijd van God was; en 102 1Kro 23:8 | Mijn Naam geen huis bouwen, dewijl gij veel bloeds op de aarde 103 2Kro 2:6 | Hem een huis te bouwen, dewijl de hemelen, ja, de hemel 104 2Kro 7:8 | zeide tot mijn vader David: Dewijl dat in uw hart geweest is, 105 2Kro 8:7 | het huis des HEEREN was, dewijl hij daar de brandofferen 106 2Kro 13:14| hij deed dat kwaad was, dewijl hij zijn hart niet richtte, 107 2Kro 14:18| van Juda werden machtig, dewijl zij op den HEERE, hunner 108 2Kro 15:6 | in die jaren tegen hem, dewijl de HEERE hem rust gaf. ~ 109 2Kro 21:9 | voor Uw aangezicht staan, dewijl Uw Naam in dit huis is; 110 2Kro 24:20| gij niet voorspoedig zijn; dewijl gij den HEERE verlaten hebt, 111 2Kro 24:24| heirkracht van grote menigte, dewijl zij den HEERE, den God hunner 112 2Kro 25:16| besloten heeft u te verderven, dewijl gij dit gedaan, en naar 113 2Kro 32:25| weldaad aan hem geschied, dewijl zijn hart verheven werd; 114 Ezra 7:14| 14 Dewijl gij van voor den koning 115 Job 8:9 | gisteren en weten niet; dewijl onze dagen op de aarde een 116 Job 14:5 | 5 Dewijl zijn dagen bestemd zijn, 117 Job 21:34 | gij mij dan met ijdelheid, dewijl in uw antwoorden overtreding 118 Job 22:20 | 20 Dewijl onze stand niet verdelgd 119 Job 24:1 | tijden niet verborgen zijn, dewijl zij, die Hem kennen, Zijn 120 Job 32:1 | op van Job te antwoorden, dewijl hij in zijn ogen rechtvaardig 121 Job 34:33 | Hij iets vergelden zal, dewijl gij Hem versmaadt? Zoudt 122 Job 35:15 | 15 Maar nu, dewijl het niets is, dat Zijn toorn 123 Psa 22:9 | uithelpe, dat Hij hem redde, dewijl Hij lust aan hem heeft! ~ 124 Psa 31:14 | velen; vreze is van rondom, dewijl zij te zamen tegen mij raadslaan; 125 Psa 44:10 | verstoten en te schande gemaakt, dewijl Gij met onze krijgsheiren 126 Psa 45:12 | hebben aan uw schoonheid; dewijl Hij uw Heere is, zo buig 127 Psa 50:17 | 17 Dewijl gij de kastijding haat, 128 Psa 55:20 | die van ouds zit, Sela; dewijl bij hen gans geen verandering 129 Psa 73:14 | 14 Dewijl ik den gansen dag geplaagd 130 Psa 91:14 | 14 Dewijl hij Mij zeer bemint, spreekt 131 Psa 109:17 | 17 Dewijl hij den vloek heeft liefgehad, 132 Psa 109:21 | met mij om Uws Naams wil; dewijl Uw goedertierenheid goed 133 Psa 147:1 | te psalmzingen is goed, dewijl Hij liefelijk is; de lof 134 Spre 1:24| 24      Dewijl Ik geroepen heb, en gijlieden 135 Spre 3:28| en morgen zal ik geven, dewijl het bij u is. ~ 136 Spre 4:2 | 2      Dewijl ik ulieden goede leer geve, 137 Spre 6:3 | dit, mijn zoon! en red u, dewijl gij in de hand uws naasten 138 Spre 6:30| om zijn ziel te vullen, dewijl hij honger heeft; 139 Spre 17:16| zijn, om wijsheid te kopen, dewijl hij geen verstand heeft? ~ 140 Pred 5:19| aan de dagen zijns levens, dewijl hem God hem verhoort in 141 Pred 8:6 | voornemen heeft tijd en wijze, dewijl het kwaad des mensen veel 142 Pred 8:15| prees ik de blijdschap, dewijl de mens niets beters heeft 143 Pred 10:15| iegelijk van hen moede; dewijl zij niet weten naar de stad 144 Pred 12:9 | 9      En voorts, dewijl de prediker wijs geweest 145 Jes 3:8 | aangestoten, en Juda is gevallen, dewijl hun tong en handelingen 146 Jes 6:5 | Wee mij, want ik verga! dewijl ik een man van onreine lippen 147 Jes 8:6 | 6      Dewijl dit volk veracht de wateren 148 Jes 52:5 | doen? spreekt de HEERE, dewijl Mijn volk om niet weggenomen 149 Jes 60:16 | 16      Dewijl Hij zag, dat er niemand 150 Jes 61:9 | tot den Heilige Israels, dewijl Hij u heerlijk gemaakt heeft. ~ 151 Jer 6:29 | zo vlijtiglijk gesmolten, dewijl de bozen niet afgetrokken 152 Jer 10:2 | voor de tekenen des hemels, dewijl zich de heidenen voor dezelve 153 Jer 11:15 | beminde in Mijn huis te doen, dewijl zij die schandelijke daad 154 Jer 12:4 | beesten en het gevogelte; dewijl zij      zeggen: Hij ziet 155 Jer 14:4 | het aardrijk gescheurd is, dewijl er geen regen op de aarde 156 Jer 18:22 | bende over hen zult brengen; dewijl zij een kuil gegraven hebben 157 Jer 23:36 | eigen woord een last zijn, dewijl gij verkeert de woorden 158 Jer 23:38 | 38      Maar dewijl gij zegt: Des HEEREN last; 159 Jer 35:16 | 16      Dewijl dan de kinderen van Jonadab, 160 Jer 38:9 | zijn vanwege den honger, dewijl geen brood meer in de stad 161 Jer 40:5 | 5      En dewijl hij nog niet zal wederkeren, 162 Klaa 1:7 | oude dagen af gehad heeft; dewijl haar volk      door de hand 163 Klaa 1:8 | eerden, achten haar onwaard, dewijl zij haar naaktheid gezien      164 Eze 5:7 | zegt de Heere HEERE alzo: Dewijl gijlieden dies meer gemaakt 165 Eze 14:5 | Israels in hun hart grijpe, dewijl zij allen door hun drekgoden 166 Eze 16:34 | tegendeel van de vrouwen, dewijl men u niet naloopt, om te 167 Eze 17:6 | met zijn takken naar hem, dewijl zijn wortelen onder hem 168 Eze 17:18 | zijn hand gegeven had; dewijl hij al deze dingen gedaan 169 Eze 18:18 | 18      Zijn vader, dewijl hij met onderdrukking onderdrukt 170 Eze 18:28 | 28      Dewijl hij toeziet, en zich bekeert 171 Eze 20:39 | zijn drekgoden, ook hierna, dewijl gijlieden naar Mij niet 172 Eze 23:30 | Deze dingen zal men u doen, dewijl gij de heidenen nagehoereerd 173 Eze 33:10 | spreekt aldus, zeggende: Dewijl onze overtredingen en onze 174 Eze 34:5 | velds tot spijze geworden, dewijl zij verstrooid waren. ~ 175 Eze 39:28 | HEERE, hunlieder God ben, dewijl Ik ze gevankelijk heb doen 176 Eze 44:7 | 7      Dewijl gijlieden vreemden hebt 177 Dan 2:8 | gijlieden den tijd uitkoopt, dewijl gij ziet, dat de zaak mij 178 Dan 2:47 | verborgenheden openbaart, dewijl gij      deze verborgenheid 179 Dan 3:22 | 22      Daarom dan, dewijl het woord des konings aandreef, 180 Dan 4:9 | gij overste der tovenaars! dewijl ik weet, dat de geest der 181 Dan 4:18 | de uitlegging van dien, dewijl als de wijzen mijns koninkrijks 182 Dan 4:18 | maken; maar gij kunt wel, dewijl de geest der heilige goden 183 Dan 6:5 | gelegenheid noch misdaad vinden, dewijl hij      getrouw was, en 184 Dan 6:24 | schade aan hem      gevonden, dewijl hij in zijn God geloofd 185 Dan 9:11 | Mozes, den knecht Gods, dewijl wij tegen Hem gezondigd 186 Dan 9:14 | werken, die Hij gedaan heeft, dewijl      wij Zijner stem niet 187 Hos 4:6 | omdat het zonder kennis is; dewijl gij de kennis verworpen 188 Hos 4:6 | priesterambt niet zult bedienen; dewijl gij de wet      uws Gods 189 Hos 6:4 | wat zal Ik u doen, o Juda! dewijl uw weldadigheid is als een 190 Hos 7:10 | zijn aangezicht getuigen; dewijl zij zich niet bekeren tot 191 Hos 8:10 | 10      Dewijl zij dan onder de heidenen 192 Hos 10:11 | 11      Dewijl Efraim een vaars is, gewend 193 Hos 10:12 | braakt u een braakland; dewijl het tijd is den HEERE te 194 Joe 1:5 | wijnzuipers! om den nieuwen wijn, dewijl hij van uw mond is afgesneden. ~ 195 Mic 2:1 | morgenstond doen zij het, dewijl het in de macht van hunlieder 196 Mic 6:12 | 12      Dewijl haar rijke lieden vol zijn 197 Nah 1:10 | 10      Dewijl zij in elkander gevlochten 198 Zac 9:5 | hebben, mitsgaders Ekron, dewijl hetgeen, waar zij op zagen, 199 Zac 11:2 | Huilt, gij dennen! dewijl de cederen gevallen zijn, 200 Zac 11:2 | de cederen gevallen zijn, dewijl die heerlijke bomen verwoest 201 Zac 11:2 | huilt, gij eiken van Basan! dewijl het sterke woud nedergevallen 202 Zac 11:3 | des gehuils der herderen, dewijl hun heerlijkheid verwoest 203 Zac 11:3 | gebruls der jonge leeuwen, dewijl de hoogmoed van de Jordaan 204 Zac 11:7 | deze slachtschapen geweid, dewijl zij ellendige schapen zijn; 205 Zac 13:3 | zeggen: Gij zult niet leven, dewijl gij valsheid   gesproken 206 Mal 2:9 | gemaakt voor het ganse volk, dewijl gij Mijn wegen niet houdt, 207 Matt 18:32| heb ik u kwijtgescholden, dewijl gij mij gebeden hebt; ~ 208 Matt 21:46| vreesden zij de scharen, dewijl deze Hem hielden voor een 209 Matt 22:25| getrouwd hebbende, stierf; en dewijl hij geen zaad had, zo liet 210 Matt 27:6 | de offerkist te leggen, dewijl het een prijs des bloeds 211 Mark 15:42| het nu avond was geworden, dewijl het de voorbereiding was, 212 Luk 1:34 | engel: Hoe zal dat wezen, dewijl ik geen man bekenne? ~ 213 Luk 11:18 | hoe zal zijn rijk bestaan? Dewijl gij zegt, dat Ik door Beelzebul 214 Luk 16:3 | zichzelven: Wat zal ik doen, dewijl mijn heer dit rentmeesterschap 215 Luk 19:17 | gij goede dienstknecht, dewijl gij in het minste getrouw 216 Luk 20:36 | zij zijn kinderen Gods, dewijl zij kinderen der opstanding 217 Joha 3:18| is alrede veroordeeld, dewijl hij niet heeft geloofd in 218 Joha 3:23| doopte ook in Enon bij Salim, dewijl aldaar vele wateren waren; 219 Joha 9:17| Gij, wat zegt gij van Hem; dewijl Hij uw ogen geopend heeft? 220 Joha 12:39| konden zij niet geloven, dewijl Jesaja wederom gezegd heeft: ~ 221 Joha 13:29| 29 Want sommigen meenden, dewijl Judas de beurs had, dat 222 Joha 16:21| baart, heeft droefheid, dewijl haar ure gekomen is; maar 223 Joha 16:27| Vader Zelf heeft u lief, dewijl gij Mij liefgehad hebt, 224 Joha 18:2 | verried, wist ook die plaats, dewijl Jezus aldaar dikwijls vergaderd 225 Joha 19:31| zouden blijven op den sabbat, dewijl het de voorbereiding was ( 226 Hand 11:31| daarvan doende aan allen, dewijl Hij Hem uit de doden opgewekt 227 Hand 13:36| 36 Dewijl dan deze dingen onwedersprekelijk 228 Hand 18:10| zou spreken, antwoordde: Dewijl ik weet, dat gij nu vele 229 Hand 19:8 | 8 Dewijl hij, antwoordende, zeide: 230 Hand 19:25| doods waardig gedaan had, en dewijl hij ook zelf zich op den 231 Hand 20:3 | 3 Allermeest, dewijl ik weet, dat gij kennis 232 Rom 8:3 | der wet onmogelijk was, dewijl zij door het vlees krachteloos 233 Rom 8:27 | mening des Geestes zij, dewijl Hij naar God voor de heiligen 234 Rom 13:11 | 11 En dit zeg ik te meer, dewijl wij de gelegenheid des tijds 235 1Kor 3:3 | zijt nog vleselijk; want dewijl onder u nijd is, en twist, 236 1Kor 3:13| de dag zal het verklaren, dewijl het door vuur ontdekt wordt; 237 1Kor 10:17| zijn wij velen een lichaam, dewijl wij allen eens broods deelachtig 238 1Kor 12:15| 15 Indien de voet zeide: Dewijl ik de hand niet ben, zo 239 1Kor 12:16| En indien het oor zeide: Dewijl ik het oog niet ben, zo 240 1Kor 14:12| 12 Alzo ook gij, dewijl gij ijverig zijt naar geestelijke 241 1Kor 14:16| zeggen op uw dankzegging, dewijl hij niet weet, wat gij zegt? ~ 242 1Kor 15:21| 21 Want dewijl de dood door een mens is, 243 2Kor 3:12| 12 Dewijl wij dan zodanige hoop hebben, 244 2Kor 4:1 | 1 Daarom dewijl wij deze bediening hebben, 245 2Kor 4:13| 13 Dewijl wij nu denzelfden Geest 246 2Kor 4:18| 18 Dewijl wij niet aanmerken de dingen, 247 2Kor 7:1 | 1 Dewijl wij dan deze beloften hebben, 248 2Kor 9:13| 13 Dewijl zij door de beproeving dezer 249 2Kor 10:5 | 5 Dewijl wij de overleggingen ter 250 2Kor 11:18| 18 Dewijl velen roemen naar het vlees, 251 2Kor 11:19| verdraagt gaarne de onwijzen, dewijl gij wijs zijt. ~ 252 2Kor 13:3 | 3 Dewijl gij zoekt een proeve van 253 Efez 5:16| 16 Den tijd uitkopende, dewijl de dagen boos zijn. ~ 254 Fili 1:17| 17 Doch dezen uit liefde, dewijl zij weten, dat ik tot verantwoording 255 Fili 2:26| 26 Dewijl hij zeer begerig was naar 256 Kol 3:9 | Liegt niet tegen elkander, dewijl gij uitgedaan hebt den ouden 257 1The 2:14| zijn, in Christus Jezus; dewijl ook gij hetzelfde geleden 258 1Tim 1:13| barmhartigheid geschied, dewijl ik het ontwetende gedaan 259 Heb 4:2 | prediking deed hun geen nut, dewijl het met het geloof niet 260 Heb 4:6 | 6 Dewijl dan blijft, dat sommigen 261 Heb 4:14 | 14 Dewijl wij dan een groten Hogepriester 262 Heb 5:11 | te verklaren, te zeggen, dewijl gij traag om te horen geworden 263 Heb 6:13 | Abraham de belofte deed, dewijl Hij bij niemand, die meerder 264 Heb 8:4 | zelfs geen Priester zijn, dewijl er priesters zijn, die naar 265 Heb 9:17 | testament is vast in de doden, dewijl het nog geen kracht heeft, 266 Heb 10:19 | 19 Dewijl wij dan, broeders, vrijmoedigheid 267 Heb 10:21 | 21 En dewijl wij hebben een groten Priester 268 1Pet 2:21| hiertoe zijt gij geroepen, dewijl ook Christus voor ons geleden 269 1Pet 4:1 | 1 Dewijl dan Christus voor ons in 270 2Pet 2:12| gevangen en gedood te worden, dewijl zij lasteren, hetgeen zij 271 2Pet 3:11| 11 Dewijl dan deze dingen alle vergaan, 272 1Joh 3:14| uit den dood in het leven, dewijl wij de broeders liefhebben; 273 1Joh 3:22| ontvangen wij van Hem, dewijl wij Zijn geboden bewaren, 274 1Joh 5:10| tot een leugenaar gemaakt, dewijl hij niet geloofd heeft de 275 Open 14:15| te maaien is nu gekomen, dewijl de oogst der aarde rijp 276 Open 16:6 | 6 Dewijl zij het bloed der heiligen, 277 Open 18:3 | 3 Dewijl uit den wijn des toorns 278 Open 19:2 | waarachtig en rechtvaardig; dewijl Hij de grote hoer geoordeeld


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License