Book Chapter: Verse
1 Gen 3:14 | HEERE God tot die slang: Dewijl gij dit gedaan hebt, zo
2 Gen 3:17 | 17 En tot Adam zeide Hij: Dewijl gij geluisterd hebt naar
3 Gen 3:19 | tot de aarde wederkeert, dewijl gij daaruit genomen zijt;
4 Gen 6:3 | eeuwigheid twisten met den mens, dewijl hij ook vlees is; doch zijn
5 Gen 12:10 | vreemdeling te verkeren, dewijl de honger zwaar was in dat
6 Gen 17:18 | 18 Dewijl Abraham gewisselijk tot
7 Gen 17:20 | 20 Voorts zeide de HEERE: Dewijl het geroep van Sodom en
8 Gen 17:20 | en Gomorra groot is, en dewijl haar zonde zeer zwaar is, ~
9 Gen 23:56 | hen: Houdt mij niet op, dewijl de HEERE mijn weg voorspoedig
10 Gen 27:33 | baarde een zoon, en zeide: Dewijl de HEERE gehoord heeft,
11 Gen 27:34 | mijn man bij mij voegen, dewijl ik hem drie zonen gebaard
12 Gen 30:11 | u tegemoet gebracht is, dewijl het God mij genadiglijk
13 Gen 30:11 | genadiglijk verleend heeft, en dewijl ik alles heb; en hij hield
14 Gen 39:32 | brood eten met de Hebreen, dewijl zulks den Egyptenaren een
15 Gen 43:4 | die uw knechten hebben, dewijl de honger zwaar is in het
16 Gen 43:20 | verkochten een ieder zijn akker, dewijl de honger sterk over hen
17 Exo 1:21 | 21 En het geschiedde, dewijl de vroedvrouwen God vreesden,
18 Exo 5:19 | het kwalijk met hen stond, dewijl men zeide: Gij zult niet
19 Exo 5:21 | zie op u, en richte het, dewijl dat gij onzen reuk hebt
20 Exo 12:17 | dan de ongezuurde broden, dewijl Ik even aan denzelfden dag
21 Exo 16:7 | HEEREN heerlijkheid zien, dewijl Hij uw murmureringen tegen
22 Exo 17:16 | 16 En hij zeide: Dewijl de hand op den troon des
23 Exo 21:8 | verkopen zal hij niet vermogen, dewijl hij trouweloos met haar
24 Exo 23:9 | gemoed des vreemdelings, dewijl gij vreemdelingen geweest
25 Exo 31:14 | Onderhoudt dan den sabbat, dewijl hij ulieden heilig is! Wie
26 Exo 31:17 | teken in eeuwigheid zijn; dewijl de HEERE, in zes dagen,
27 Exo 34:17 | gesproken hebt, zal Ik doen, dewijl gij genade gevonden hebt
28 Exo 40:35 | de tent der samenkomst, dewijl de wolk daarop bleef, en
29 Lev 4:27 | afdwaling zal gezondigd hebben, dewijl hij iets doet tegen een
30 Lev 6:4 | Het zal dan geschieden, dewijl hij gezondigd heeft, en
31 Lev 10:13 | eten in de heilige plaats, dewijl het uw bescheiden deel en
32 Lev 11:44 | heiligen, en heilig zijn, dewijl Ik heilig ben; en gij zult
33 Lev 11:45 | en opdat gij heilig zijt, dewijl Ik heilig ben. ~
34 Lev 14:48 | dat huis rein verklaren, dewijl die plaag genezen is. ~
35 Lev 20:10 | overspel zal gedaan hebben, dewijl hij met zijns naasten vrouw
36 Lev 20:19 | uws vaders niet ontdekken; dewijl hij zijn nabestaande ontbloot
37 Lev 24:23 | want het land is het Mijne, dewijl gij vreemdelingen en bijwoners
38 Num 5:14 | ijvert over zijn huisvrouw, dewijl zij onrein geworden is;
39 Num 5:15 | noch wierook daarop leggen, dewijl het een spijsoffer der ijveringen
40 Num 10:31 | Verlaat ons toch niet; want dewijl gij weet, dat wij ons legeren
41 Num 22:20 | nachts, en zeide tot hem: Dewijl die mannen gekomen zijn,
42 Num 22:32 | uitgegaan u tot een tegenpartij, dewijl deze weg van Mij afwijkt. ~
43 Num 23:20 | heb ontvangen te zegenen; dewijl Hij zegent, zo zal ik het
44 Num 25:11 | kinderen Israels afgewend, dewijl hij Mijn ijver geijverd
45 Deu 2:9 | erfenis van hun land geven, dewijl Ik aan Lots kinderen Ar
46 Deu 2:19 | Ammons geen erfenis geven, dewijl Ik het aan Lots kinderen
47 Deu 9:25 | welke ik mij nederwierp, dewijl de HEERE gezegd had, dat
48 Deu 12:20 | zult: Ik zal vlees eten; dewijl uw ziel lust heeft vlees
49 Deu 14:29 | Zo zal komen de Leviet, dewijl hij geen deel noch erve
50 Deu 15:2 | zijn broeder niet manen, dewijl men den HEERE een vrijlating
51 Deu 15:16 | u en uw huis liefheeft, dewijl het hem wel bij u is; ~
52 Deu 31:21 | zaads niet vergeten worden; dewijl Ik weet zijn gedichtsel
53 Joz 2:12 | mij toch bij den HEERE, dewijl ik weldadigheid aan ulieden
54 Joz 9:24 | antwoordden Jozua, en zeiden: Dewijl het aan uw knechten zekerlijk
55 Joz 14:9 | zal zijn in eeuwigheid, dewijl gij volhard hebt den HEERE,
56 Joz 15:19 | zeide: Geef mij een zegen; dewijl gij mij een dor land gegeven
57 Joz 17:15 | nu zeide tot henlieden: Dewijl gij een groot volk zijt,
58 Joz 17:15 | Ferezieten en der Refaieten, dewijl u het gebergte van Efraim
59 Joz 17:18 | gebergte zal het uwe zijn; en dewijl het een woud is, zo houw
60 Joz 20:5 | zijn hand niet overgeven, dewijl hij zijn naaste niet met
61 Joz 23:18 | 18 Dewijl gij u heden van achter den
62 Joz 23:31 | in het midden van ons is, dewijl gij deze overtreding tegen
63 Ric 1:15 | hem: Geef mij een zegen; dewijl gij mij een dor land gegeven
64 Ric 5:27 | had. Doch het geschiedde, dewijl hij zijns vaders huis en
65 Ric 7:20 | niet uit, want hij vreesde, dewijl hij nog een jongeling was. ~
66 Ric 7:22 | zoon en uws zoons zoon, dewijl gij ons van der Midianieten
67 Ric 7:24 | voorhoofdsierselen gehad, dewijl zij Ismaelieten waren. ~
68 Rut 2:13 | vinden in uw ogen, mijn heer, dewijl gij mij getroost hebt, en
69 Rut 2:13 | gij mij getroost hebt, en dewijl gij naar het hart uwer dienstmaagd
70 Rut 3:10 | beter gemaakt dan de eerste, dewijl gij geen jonge gezellen
71 1Sa 9:12 | heden in de stad gekomen, dewijl het volk heden een offerande
72 1Sa 9:16 | heb Mijn volk aangezien, dewijl deszelfs geroep tot Mij
73 1Sa 12:10 | zeiden: Wij hebben gezondigd, dewijl wij den HEERE verlaten,
74 1Sa 12:22 | Zijns groten Naams wil, dewijl het den HEERE beliefd heeft,
75 1Sa 15:11 | tot koning gemaakt heb, dewijl hij zich van achter Mij
76 1Sa 18:3 | David maakten een verbond, dewijl hij hem liefhad als zijn
77 1Sa 21:5 | enigerwijze gemeen brood, te meer dewijl heden ander in de vaten
78 1Sa 21:6 | priester hem dat heilige, dewijl er geen brood was dan de
79 1Sa 21:8 | wapenen in mijn hand genomen, dewijl de zaak des konings haastig
80 1Sa 25:28 | een bestendig huis maken, dewijl mijn heer de oorlogen des
81 1Sa 26:19 | het aangezicht des HEEREN, dewijl zij mij heden verstoten,
82 1Sa 28:16 | Waarom vraagt gij mij toch, dewijl de HEERE van u geweken en
83 2Sa 2:6 | zal aan u dit goede doen, dewijl gij deze zaak gedaan hebt. ~
84 2Sa 2:7 | sterk zijn, en zijt dapper, dewijl uw heer Saul gestorven is;
85 2Sa 4:10 | 10 Dewijl ik hem, die mij boodschapte,
86 2Sa 12:14 | 14 Nochtans, dewijl gij door deze zaak de vijanden
87 2Sa 14:13 | is hij als een schuldige, dewijl de koning zijn verstotene
88 2Sa 20:12 | wierp een kleed op hem, dewijl hij zag, dat al wie bij
89 1Kon 2:9 | houd hem niet onschuldig, dewijl gij een wijs man zijt; en
90 1Kon 5:1 | in zijns vaders plaats), dewijl Hiram David altijd bemind
91 1Kon 8:18| zeide tot David, mijn vader: Dewijl dat in uw hart geweest is
92 1Kon 11:11| zeide de HEERE tot Salomo: Dewijl dit bij u geschied is, dat
93 1Kon 21:2 | mij zij tot een kruidhof, dewijl hij nabij mijn huis is;
94 1Kon 21:25| is in de ogen des HEEREN, dewijl Izebel, zijn huisvrouw,
95 1Kon 21:29| Mijn aangezicht? Daarom dewijl hij zich vernedert voor
96 2Kon 10:2 | tot u zal gekomen zijn, dewijl de zonen van uw heer bij
97 2Kon 19:26| en ziet, zij doden hen, dewijl zij niet weten de wijze
98 2Kon 23:11| 11 Dewijl dat Manasse, de koning van
99 1Kro 5:1 | was de eerstgeborene; maar dewijl hij zijns vaders bed ontheiligd
100 1Kro 5:20| Zich van hen verbidden, dewijl zij op Hem vertrouwden. ~
101 1Kro 5:22| er vielen vele verwonden, dewijl de strijd van God was; en
102 1Kro 23:8 | Mijn Naam geen huis bouwen, dewijl gij veel bloeds op de aarde
103 2Kro 2:6 | Hem een huis te bouwen, dewijl de hemelen, ja, de hemel
104 2Kro 7:8 | zeide tot mijn vader David: Dewijl dat in uw hart geweest is,
105 2Kro 8:7 | het huis des HEEREN was, dewijl hij daar de brandofferen
106 2Kro 13:14| hij deed dat kwaad was, dewijl hij zijn hart niet richtte,
107 2Kro 14:18| van Juda werden machtig, dewijl zij op den HEERE, hunner
108 2Kro 15:6 | in die jaren tegen hem, dewijl de HEERE hem rust gaf. ~
109 2Kro 21:9 | voor Uw aangezicht staan, dewijl Uw Naam in dit huis is;
110 2Kro 24:20| gij niet voorspoedig zijn; dewijl gij den HEERE verlaten hebt,
111 2Kro 24:24| heirkracht van grote menigte, dewijl zij den HEERE, den God hunner
112 2Kro 25:16| besloten heeft u te verderven, dewijl gij dit gedaan, en naar
113 2Kro 32:25| weldaad aan hem geschied, dewijl zijn hart verheven werd;
114 Ezra 7:14| 14 Dewijl gij van voor den koning
115 Job 8:9 | gisteren en weten niet; dewijl onze dagen op de aarde een
116 Job 14:5 | 5 Dewijl zijn dagen bestemd zijn,
117 Job 21:34 | gij mij dan met ijdelheid, dewijl in uw antwoorden overtreding
118 Job 22:20 | 20 Dewijl onze stand niet verdelgd
119 Job 24:1 | tijden niet verborgen zijn, dewijl zij, die Hem kennen, Zijn
120 Job 32:1 | op van Job te antwoorden, dewijl hij in zijn ogen rechtvaardig
121 Job 34:33 | Hij iets vergelden zal, dewijl gij Hem versmaadt? Zoudt
122 Job 35:15 | 15 Maar nu, dewijl het niets is, dat Zijn toorn
123 Psa 22:9 | uithelpe, dat Hij hem redde, dewijl Hij lust aan hem heeft! ~
124 Psa 31:14 | velen; vreze is van rondom, dewijl zij te zamen tegen mij raadslaan;
125 Psa 44:10 | verstoten en te schande gemaakt, dewijl Gij met onze krijgsheiren
126 Psa 45:12 | hebben aan uw schoonheid; dewijl Hij uw Heere is, zo buig
127 Psa 50:17 | 17 Dewijl gij de kastijding haat,
128 Psa 55:20 | die van ouds zit, Sela; dewijl bij hen gans geen verandering
129 Psa 73:14 | 14 Dewijl ik den gansen dag geplaagd
130 Psa 91:14 | 14 Dewijl hij Mij zeer bemint, spreekt
131 Psa 109:17 | 17 Dewijl hij den vloek heeft liefgehad,
132 Psa 109:21 | met mij om Uws Naams wil; dewijl Uw goedertierenheid goed
133 Psa 147:1 | te psalmzingen is goed, dewijl Hij liefelijk is; de lof
134 Spre 1:24| 24 Dewijl Ik geroepen heb, en gijlieden
135 Spre 3:28| en morgen zal ik geven, dewijl het bij u is. ~
136 Spre 4:2 | 2 Dewijl ik ulieden goede leer geve,
137 Spre 6:3 | dit, mijn zoon! en red u, dewijl gij in de hand uws naasten
138 Spre 6:30| om zijn ziel te vullen, dewijl hij honger heeft;
139 Spre 17:16| zijn, om wijsheid te kopen, dewijl hij geen verstand heeft? ~
140 Pred 5:19| aan de dagen zijns levens, dewijl hem God hem verhoort in
141 Pred 8:6 | voornemen heeft tijd en wijze, dewijl het kwaad des mensen veel
142 Pred 8:15| prees ik de blijdschap, dewijl de mens niets beters heeft
143 Pred 10:15| iegelijk van hen moede; dewijl zij niet weten naar de stad
144 Pred 12:9 | 9 En voorts, dewijl de prediker wijs geweest
145 Jes 3:8 | aangestoten, en Juda is gevallen, dewijl hun tong en handelingen
146 Jes 6:5 | Wee mij, want ik verga! dewijl ik een man van onreine lippen
147 Jes 8:6 | 6 Dewijl dit volk veracht de wateren
148 Jes 52:5 | doen? spreekt de HEERE, dewijl Mijn volk om niet weggenomen
149 Jes 60:16 | 16 Dewijl Hij zag, dat er niemand
150 Jes 61:9 | tot den Heilige Israels, dewijl Hij u heerlijk gemaakt heeft. ~
151 Jer 6:29 | zo vlijtiglijk gesmolten, dewijl de bozen niet afgetrokken
152 Jer 10:2 | voor de tekenen des hemels, dewijl zich de heidenen voor dezelve
153 Jer 11:15 | beminde in Mijn huis te doen, dewijl zij die schandelijke daad
154 Jer 12:4 | beesten en het gevogelte; dewijl zij zeggen: Hij ziet
155 Jer 14:4 | het aardrijk gescheurd is, dewijl er geen regen op de aarde
156 Jer 18:22 | bende over hen zult brengen; dewijl zij een kuil gegraven hebben
157 Jer 23:36 | eigen woord een last zijn, dewijl gij verkeert de woorden
158 Jer 23:38 | 38 Maar dewijl gij zegt: Des HEEREN last;
159 Jer 35:16 | 16 Dewijl dan de kinderen van Jonadab,
160 Jer 38:9 | zijn vanwege den honger, dewijl geen brood meer in de stad
161 Jer 40:5 | 5 En dewijl hij nog niet zal wederkeren,
162 Klaa 1:7 | oude dagen af gehad heeft; dewijl haar volk door de hand
163 Klaa 1:8 | eerden, achten haar onwaard, dewijl zij haar naaktheid gezien
164 Eze 5:7 | zegt de Heere HEERE alzo: Dewijl gijlieden dies meer gemaakt
165 Eze 14:5 | Israels in hun hart grijpe, dewijl zij allen door hun drekgoden
166 Eze 16:34 | tegendeel van de vrouwen, dewijl men u niet naloopt, om te
167 Eze 17:6 | met zijn takken naar hem, dewijl zijn wortelen onder hem
168 Eze 17:18 | zijn hand gegeven had; dewijl hij al deze dingen gedaan
169 Eze 18:18 | 18 Zijn vader, dewijl hij met onderdrukking onderdrukt
170 Eze 18:28 | 28 Dewijl hij toeziet, en zich bekeert
171 Eze 20:39 | zijn drekgoden, ook hierna, dewijl gijlieden naar Mij niet
172 Eze 23:30 | Deze dingen zal men u doen, dewijl gij de heidenen nagehoereerd
173 Eze 33:10 | spreekt aldus, zeggende: Dewijl onze overtredingen en onze
174 Eze 34:5 | velds tot spijze geworden, dewijl zij verstrooid waren. ~
175 Eze 39:28 | HEERE, hunlieder God ben, dewijl Ik ze gevankelijk heb doen
176 Eze 44:7 | 7 Dewijl gijlieden vreemden hebt
177 Dan 2:8 | gijlieden den tijd uitkoopt, dewijl gij ziet, dat de zaak mij
178 Dan 2:47 | verborgenheden openbaart, dewijl gij deze verborgenheid
179 Dan 3:22 | 22 Daarom dan, dewijl het woord des konings aandreef,
180 Dan 4:9 | gij overste der tovenaars! dewijl ik weet, dat de geest der
181 Dan 4:18 | de uitlegging van dien, dewijl als de wijzen mijns koninkrijks
182 Dan 4:18 | maken; maar gij kunt wel, dewijl de geest der heilige goden
183 Dan 6:5 | gelegenheid noch misdaad vinden, dewijl hij getrouw was, en
184 Dan 6:24 | schade aan hem gevonden, dewijl hij in zijn God geloofd
185 Dan 9:11 | Mozes, den knecht Gods, dewijl wij tegen Hem gezondigd
186 Dan 9:14 | werken, die Hij gedaan heeft, dewijl wij Zijner stem niet
187 Hos 4:6 | omdat het zonder kennis is; dewijl gij de kennis verworpen
188 Hos 4:6 | priesterambt niet zult bedienen; dewijl gij de wet uws Gods
189 Hos 6:4 | wat zal Ik u doen, o Juda! dewijl uw weldadigheid is als een
190 Hos 7:10 | zijn aangezicht getuigen; dewijl zij zich niet bekeren tot
191 Hos 8:10 | 10 Dewijl zij dan onder de heidenen
192 Hos 10:11 | 11 Dewijl Efraim een vaars is, gewend
193 Hos 10:12 | braakt u een braakland; dewijl het tijd is den HEERE te
194 Joe 1:5 | wijnzuipers! om den nieuwen wijn, dewijl hij van uw mond is afgesneden. ~
195 Mic 2:1 | morgenstond doen zij het, dewijl het in de macht van hunlieder
196 Mic 6:12 | 12 Dewijl haar rijke lieden vol zijn
197 Nah 1:10 | 10 Dewijl zij in elkander gevlochten
198 Zac 9:5 | hebben, mitsgaders Ekron, dewijl hetgeen, waar zij op zagen,
199 Zac 11:2 | Huilt, gij dennen! dewijl de cederen gevallen zijn,
200 Zac 11:2 | de cederen gevallen zijn, dewijl die heerlijke bomen verwoest
201 Zac 11:2 | huilt, gij eiken van Basan! dewijl het sterke woud nedergevallen
202 Zac 11:3 | des gehuils der herderen, dewijl hun heerlijkheid verwoest
203 Zac 11:3 | gebruls der jonge leeuwen, dewijl de hoogmoed van de Jordaan
204 Zac 11:7 | deze slachtschapen geweid, dewijl zij ellendige schapen zijn;
205 Zac 13:3 | zeggen: Gij zult niet leven, dewijl gij valsheid gesproken
206 Mal 2:9 | gemaakt voor het ganse volk, dewijl gij Mijn wegen niet houdt,
207 Matt 18:32| heb ik u kwijtgescholden, dewijl gij mij gebeden hebt; ~
208 Matt 21:46| vreesden zij de scharen, dewijl deze Hem hielden voor een
209 Matt 22:25| getrouwd hebbende, stierf; en dewijl hij geen zaad had, zo liet
210 Matt 27:6 | de offerkist te leggen, dewijl het een prijs des bloeds
211 Mark 15:42| het nu avond was geworden, dewijl het de voorbereiding was,
212 Luk 1:34 | engel: Hoe zal dat wezen, dewijl ik geen man bekenne? ~
213 Luk 11:18 | hoe zal zijn rijk bestaan? Dewijl gij zegt, dat Ik door Beelzebul
214 Luk 16:3 | zichzelven: Wat zal ik doen, dewijl mijn heer dit rentmeesterschap
215 Luk 19:17 | gij goede dienstknecht, dewijl gij in het minste getrouw
216 Luk 20:36 | zij zijn kinderen Gods, dewijl zij kinderen der opstanding
217 Joha 3:18| is alrede veroordeeld, dewijl hij niet heeft geloofd in
218 Joha 3:23| doopte ook in Enon bij Salim, dewijl aldaar vele wateren waren;
219 Joha 9:17| Gij, wat zegt gij van Hem; dewijl Hij uw ogen geopend heeft?
220 Joha 12:39| konden zij niet geloven, dewijl Jesaja wederom gezegd heeft: ~
221 Joha 13:29| 29 Want sommigen meenden, dewijl Judas de beurs had, dat
222 Joha 16:21| baart, heeft droefheid, dewijl haar ure gekomen is; maar
223 Joha 16:27| Vader Zelf heeft u lief, dewijl gij Mij liefgehad hebt,
224 Joha 18:2 | verried, wist ook die plaats, dewijl Jezus aldaar dikwijls vergaderd
225 Joha 19:31| zouden blijven op den sabbat, dewijl het de voorbereiding was (
226 Hand 11:31| daarvan doende aan allen, dewijl Hij Hem uit de doden opgewekt
227 Hand 13:36| 36 Dewijl dan deze dingen onwedersprekelijk
228 Hand 18:10| zou spreken, antwoordde: Dewijl ik weet, dat gij nu vele
229 Hand 19:8 | 8 Dewijl hij, antwoordende, zeide:
230 Hand 19:25| doods waardig gedaan had, en dewijl hij ook zelf zich op den
231 Hand 20:3 | 3 Allermeest, dewijl ik weet, dat gij kennis
232 Rom 8:3 | der wet onmogelijk was, dewijl zij door het vlees krachteloos
233 Rom 8:27 | mening des Geestes zij, dewijl Hij naar God voor de heiligen
234 Rom 13:11 | 11 En dit zeg ik te meer, dewijl wij de gelegenheid des tijds
235 1Kor 3:3 | zijt nog vleselijk; want dewijl onder u nijd is, en twist,
236 1Kor 3:13| de dag zal het verklaren, dewijl het door vuur ontdekt wordt;
237 1Kor 10:17| zijn wij velen een lichaam, dewijl wij allen eens broods deelachtig
238 1Kor 12:15| 15 Indien de voet zeide: Dewijl ik de hand niet ben, zo
239 1Kor 12:16| En indien het oor zeide: Dewijl ik het oog niet ben, zo
240 1Kor 14:12| 12 Alzo ook gij, dewijl gij ijverig zijt naar geestelijke
241 1Kor 14:16| zeggen op uw dankzegging, dewijl hij niet weet, wat gij zegt? ~
242 1Kor 15:21| 21 Want dewijl de dood door een mens is,
243 2Kor 3:12| 12 Dewijl wij dan zodanige hoop hebben,
244 2Kor 4:1 | 1 Daarom dewijl wij deze bediening hebben,
245 2Kor 4:13| 13 Dewijl wij nu denzelfden Geest
246 2Kor 4:18| 18 Dewijl wij niet aanmerken de dingen,
247 2Kor 7:1 | 1 Dewijl wij dan deze beloften hebben,
248 2Kor 9:13| 13 Dewijl zij door de beproeving dezer
249 2Kor 10:5 | 5 Dewijl wij de overleggingen ter
250 2Kor 11:18| 18 Dewijl velen roemen naar het vlees,
251 2Kor 11:19| verdraagt gaarne de onwijzen, dewijl gij wijs zijt. ~
252 2Kor 13:3 | 3 Dewijl gij zoekt een proeve van
253 Efez 5:16| 16 Den tijd uitkopende, dewijl de dagen boos zijn. ~
254 Fili 1:17| 17 Doch dezen uit liefde, dewijl zij weten, dat ik tot verantwoording
255 Fili 2:26| 26 Dewijl hij zeer begerig was naar
256 Kol 3:9 | Liegt niet tegen elkander, dewijl gij uitgedaan hebt den ouden
257 1The 2:14| zijn, in Christus Jezus; dewijl ook gij hetzelfde geleden
258 1Tim 1:13| barmhartigheid geschied, dewijl ik het ontwetende gedaan
259 Heb 4:2 | prediking deed hun geen nut, dewijl het met het geloof niet
260 Heb 4:6 | 6 Dewijl dan blijft, dat sommigen
261 Heb 4:14 | 14 Dewijl wij dan een groten Hogepriester
262 Heb 5:11 | te verklaren, te zeggen, dewijl gij traag om te horen geworden
263 Heb 6:13 | Abraham de belofte deed, dewijl Hij bij niemand, die meerder
264 Heb 8:4 | zelfs geen Priester zijn, dewijl er priesters zijn, die naar
265 Heb 9:17 | testament is vast in de doden, dewijl het nog geen kracht heeft,
266 Heb 10:19 | 19 Dewijl wij dan, broeders, vrijmoedigheid
267 Heb 10:21 | 21 En dewijl wij hebben een groten Priester
268 1Pet 2:21| hiertoe zijt gij geroepen, dewijl ook Christus voor ons geleden
269 1Pet 4:1 | 1 Dewijl dan Christus voor ons in
270 2Pet 2:12| gevangen en gedood te worden, dewijl zij lasteren, hetgeen zij
271 2Pet 3:11| 11 Dewijl dan deze dingen alle vergaan,
272 1Joh 3:14| uit den dood in het leven, dewijl wij de broeders liefhebben;
273 1Joh 3:22| ontvangen wij van Hem, dewijl wij Zijn geboden bewaren,
274 1Joh 5:10| tot een leugenaar gemaakt, dewijl hij niet geloofd heeft de
275 Open 14:15| te maaien is nu gekomen, dewijl de oogst der aarde rijp
276 Open 16:6 | 6 Dewijl zij het bloed der heiligen,
277 Open 18:3 | 3 Dewijl uit den wijn des toorns
278 Open 19:2 | waarachtig en rechtvaardig; dewijl Hij de grote hoer geoordeeld
|