Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
leviathan 4
leviathans 1
leviet 26
levieten 267
levietisch 1
levietische 13
levietischen 1
Frequency    [«  »]
274 heirscharen
271 geschieden
269 vier
267 levieten
265 namen
265 vanwege
262 toorn

Bijbel

IntraText - Concordances

levieten

    Book Chapter: Verse
1 Exo 6:24 | hoofden van de vaderen der Levieten, naar hun huisgezinnen. ~ 2 Exo 38:21 | van Mozes, ten dienste der Levieten, door de hand van Ithamar, 3 Lev 24:32 | Aangaande de steden der Levieten, en de huizen der steden 4 Lev 24:32 | steden hunner bezitting; de Levieten zullen een eeuwige lossing 5 Lev 24:33 | 33 En als men onder de Levieten lossing zal gedaan hebben, 6 Lev 24:33 | huizen van de steden der Levieten zijn hun bezitting in het 7 Num 1:47 | 47 Maar de Levieten, naar den stam hunner vaderen, 8 Num 1:50 | 50 Maar gij, stel de Levieten over den tabernakel der 9 Num 1:51 | tabernakel zal optrekken, de Levieten zullen denzelven afnemen; 10 Num 1:51 | zich legeren zal, zullen de Levieten denzelven oprichten; en 11 Num 1:53 | 53 Maar de Levieten zullen zich legeren rondom 12 Num 1:53 | Israels zij; daarom zullen de Levieten de wacht van den tabernakel 13 Num 2:17 | optrekken, met het leger der Levieten, in het midden van de legers; 14 Num 2:33 | 33 Maar de Levieten werden niet geteld onder 15 Num 3:9 | Aaron en aan zijn zonen, de Levieten geven; zij zijn gegeven, 16 Num 3:12 | 12 En Ik, zie, Ik heb de Levieten uit het midden van de kinderen 17 Num 3:12 | kinderen Israels; en de Levieten zullen Mijne zijn. ~ 18 Num 3:20 | dit zijn de geslachten der Levieten, naar het huis hunner vaderen. ~ 19 Num 3:39 | 39 Alle getelden der Levieten, welke Mozes en Aaron, op 20 Num 3:41 | En gij zult voor Mij de Levieten nemen (Ik ben de HEERE!), 21 Num 3:41 | Israels, en de beesten der Levieten, in plaats van alle eerstgeborenen 22 Num 3:45 | 45 Neem de Levieten, in plaats van alle eerstgeboorte 23 Num 3:45 | Israels, en de beesten der Levieten, in plaats van hun beesten; 24 Num 3:45 | van hun beesten; want de Levieten zullen Mijn zijn; Ik ben 25 Num 3:46 | die overschieten, boven de Levieten, van de eerstgeborenen van 26 Num 3:49 | boven de gelosten door de Levieten. ~ 27 Num 4:18 | worden, uit het midden der Levieten; ~ 28 Num 4:46 | Israel geteld hebben van de Levieten, naar hun geslachten, en 29 Num 7:5 | en gij zult dezelve den Levieten geven, een ieder naar zijn 30 Num 7:6 | runderen, en gaf dezelve den Levieten. ~ 31 Num 8:6 | 6 Neem de Levieten uit het midden van de kinderen 32 Num 8:9 | 9 En gij zult de Levieten voor de tent der samenkomst 33 Num 8:10 | 10 Ja, gij zult de Levieten voor het aangezicht des 34 Num 8:10 | zullen hun handen op de Levieten leggen. ~ 35 Num 8:11 | 11 En Aaron zal de Levieten bewegen ten beweegoffer 36 Num 8:12 | 12 En de Levieten zullen hun handen op het 37 Num 8:12 | brandoffer den HEERE, om over de Levieten verzoening te doen. ~ 38 Num 8:13 | 13 En gij zult de Levieten stellen voor het aangezicht 39 Num 8:14 | 14 En gij zult de Levieten uit het midden van de kinderen 40 Num 8:14 | Israels uitscheiden, opdat de Levieten Mijn zijn. ~ 41 Num 8:15 | 15 En daarna zullen de Levieten inkomen, om de tent der 42 Num 8:18 | 18 En Ik heb de Levieten genomen voor alle eerstgeborenen 43 Num 8:19 | 19 En Ik heb de Levieten aan Aaron en aan zijn zonen 44 Num 8:20 | kinderen Israels, aan de Levieten, naar alles, wat de HEERE 45 Num 8:20 | Mozes geboden had van de Levieten, zo deden de kinderen Israels 46 Num 8:21 | 21 En de Levieten ontzondigden zich, en wiesen 47 Num 8:22 | 22 En daarna kwamen de Levieten, om hun dienst te bedienen 48 Num 8:22 | als de HEERE Mozes van de Levieten geboden had, alzo deden 49 Num 8:24 | 24 Dit is het, wat de Levieten aangaat: van vijf en twintig 50 Num 8:26 | bedienen. Alzo zult gij aan de Levieten doen in hun wachten. ~  ~ 51 Num 18:19 | Ik heb uw broederen, de Levieten, uit het midden der kinderen 52 Num 18:36 | 23 Maar de Levieten, die zullen bedienen den 53 Num 18:37 | zullen offeren, heb Ik aan de Levieten tot een erfenis gegeven; 54 Num 18:39 | 26 Gij zult ook tot de Levieten spreken, en tot hen zeggen: 55 Num 18:43 | daarvan offert, zo zal het den Levieten toegerekend worden als een 56 Num 19:6 | Ik heb uw broederen, de Levieten, uit het midden der kinderen 57 Num 19:23 | 23 Maar de Levieten, die zullen bedienen den 58 Num 19:24 | zullen offeren, heb Ik aan de Levieten tot een erfenis gegeven; 59 Num 19:26 | 26 Gij zult ook tot de Levieten spreken, en tot hen zeggen: 60 Num 19:30 | daarvan offert, zo zal het den Levieten toegerekend worden als een 61 Num 31:30 | beesten; en gij zult ze aan de Levieten geven, die de wacht van 62 Num 31:47 | beesten; en hij gaf ze aan de Levieten, die de wacht van den tabernakel 63 Num 34:2 | hunner bezitting aan de Levieten steden zullen geven om te 64 Num 34:2 | daartoe zult gijlieden aan de Levieten voorsteden geven, aan de 65 Num 34:4 | der steden, die gij aan de Levieten zult geven, zullen van den 66 Num 34:6 | steden nu, die gij aan de Levieten zult geven, zullen zijn 67 Num 34:7 | de steden, die gij aan de Levieten geven zult, zullen zijn 68 Num 34:8 | van zijn steden aan de Levieten geven. ~ 69 Deu 18:7 | als al zijn broederen, de Levieten, die aldaar voor het aangezicht 70 Deu 27:14 | 14 En de Levieten zullen betuigen en zeggen 71 Deu 31:25 | 25 Zo gebood Mozes den Levieten, die de ark des verbonds 72 Joz 14:3 | de Jordaan; maar aan de Levieten had hij geen erfdeel onder 73 Joz 14:4 | Manasse en Efraim; en aan de Levieten gaven zij geen deel in het 74 Joz 18:7 | 7 Want de Levieten hebben geen deel in het 75 Joz 21:1 | hoofden der vaderen van de Levieten tot Eleazar, den priester, 76 Joz 21:3 | kinderen Israels aan de Levieten van hun erfdeel, naar den 77 Joz 21:4 | Aaron, den priester, uit de Levieten, waren van den stam van 78 Joz 21:8 | kinderen Israels aan de Levieten deze steden en haar voorsteden, 79 Joz 21:20 | kinderen van Kahath, de Levieten, die overgebleven waren 80 Joz 21:27 | van de huisgezinnen der Levieten, van den halven stam van 81 Joz 22:7 | van Merari, van de overige Levieten, werd gegeven van den stam 82 Joz 22:13 | van de huisgezinnen der Levieten; en hun lot was twaalf steden. ~ 83 Joz 22:14 | 41 Al de steden der Levieten, in het midden van de erfenis 84 1Sa 6:15 | 15 En de Levieten namen de ark des HEEREN 85 2Sa 15:24 | Zadok was ook daar, en al de Levieten met hem, dragende de ark 86 1Kon 8:4 | waren; en de priesters en de Levieten brachten dezelve opwaarts. ~ 87 1Kro 6:19| zijn de huisgezinnen der Levieten, naar hun vaderen. ~ 88 1Kro 6:48| 48 Hun broeders nu, de Levieten, waren gegeven tot allerlei 89 1Kro 6:64| kinderen Israels aan de Levieten deze steden en haar voorsteden. ~ 90 1Kro 9:2 | Israelieten, de priesters, de Levieten, en de Nethinim. ~ 91 1Kro 9:14| 14 Van de Levieten nu waren Semaja, de zoon 92 1Kro 9:26| vier overste poortiers, die Levieten waren; en zij waren over 93 1Kro 9:31| 31 En Mattithja uit de Levieten, dewelke was de eerstgeborene 94 1Kro 9:33| hoofden der vaderen onder de Levieten in de kameren, dienstvrij; 95 1Kro 9:34| hoofden der vaderen onder de Levieten, hoofden in hun geslachten; 96 1Kro 13:2 | Israel, en de priesters en Levieten, die met hen zijn in de 97 1Kro 15:2 | ark Gods dragen, dan de Levieten; want die heeft de HEERE 98 1Kro 15:4 | kinderen van Aaron en de Levieten. ~ 99 1Kro 15:11| Zadok en Abjathar, en de Levieten Uriel, Asaja en Joel, Semaja, 100 1Kro 15:12| hoofden der vaderen onder de Levieten; heiligt u, gij en uw broeders, 101 1Kro 15:14| zich dan de priesters en Levieten, om de ark des HEEREN, des 102 1Kro 15:15| 15 En de kinderen der Levieten droegen de ark Gods op hun 103 1Kro 15:16| zeide tot de oversten der Levieten, dat zij hun broeders, de 104 1Kro 15:17| 17 Zo stelden dan de Levieten Heman, den zoon van Joel, 105 1Kro 15:22| Chenanja, de overste der Levieten, was over het opheffen; 106 1Kro 15:26| het, doordien dat God de Levieten hielp, die de ark des verbonds 107 1Kro 15:27| van fijn linnen; ook al de Levieten, die de ark droegen, en 108 1Kro 16:4 | des HEEREN sommigen uit de Levieten tot dienaars, en dat, om 109 1Kro 24:2 | ook de priesters en de Levieten. ~ 110 1Kro 24:3 | 3 En de Levieten werden geteld, van dertig 111 1Kro 24:26| 26 En ook aangaande de Levieten, dat zij den tabernakel, 112 1Kro 25:6 | Nethaneel, de schrijver, uit de Levieten, schreef hen op, voor het 113 1Kro 25:6 | de priesters en onder de Levieten; een vaderlijk huis werd 114 1Kro 25:30| Dezen zijn de kinderen der Levieten, naar hun vaderlijke huizen. ~ 115 1Kro 25:31| de priesteren en onder de Levieten; het hoofd der vaderen tegen 116 1Kro 27:17| Tegen het oosten waren zes Levieten; tegen het noorden des daags 117 1Kro 27:20| 20 Ook was, van de Levieten, Ahia over de schatten van 118 1Kro 28:17| 17 Over de Levieten was Hasabja, de zoon van 119 1Kro 29:13| verdelingen der priesteren en der Levieten, en van alle werk van den 120 1Kro 29:21| verdelingen der priesteren en der Levieten, tot allen dienst van het 121 2Kro 5:4 | van Israel kwamen, en de Levieten namen de ark op. ~ 122 2Kro 5:5 | brachten de priesters en Levieten opwaarts. ~ 123 2Kro 5:12| 12 En de Levieten, die zangers waren van hen 124 2Kro 6:4 | van Israel kwamen, en de Levieten namen de ark op. ~ 125 2Kro 6:5 | brachten de priesters en Levieten opwaarts. ~ 126 2Kro 6:12| 12 En de Levieten, die zangers waren van hen 127 2Kro 8:6 | priesters in hun wachten, en de Levieten met de muzikale instrumenten 128 2Kro 9:14| over hun dienst, en der Levieten over hun wachten, om God 129 2Kro 9:15| aan de priesteren en de Levieten, aangaande alle zaken, en 130 2Kro 12:13| Daartoe de priesteren en de Levieten, die in het ganse Israel 131 2Kro 12:14| 14 Want de Levieten verlieten hun voorsteden 132 2Kro 14:9 | de zonen van Aaron, en de Levieten uitgedreven, en hebt u priesteren 133 2Kro 14:10| de zonen van Aaron, en de Levieten zijn in het werk. ~ 134 2Kro 18:8 | 8 En met hen de Levieten, Semaja en Nethanja, en 135 2Kro 18:8 | Tobia, en Tob-Adonia de Levieten, en met hen de priesters 136 2Kro 20:8 | te Jeruzalem enige van de Levieten, en van de priesteren, en 137 2Kro 20:11| ook zijn de ambtlieden, de Levieten, voor uw aangezicht; weest 138 2Kro 21:19| 19 En de Levieten uit de kinderen der Kahathieten, 139 2Kro 23:15| Juda, en vergaderden de Levieten uit alle steden van Juda, 140 2Kro 23:17| de priesteren en van de Levieten, zullen tot poortiers der 141 2Kro 23:19| dan de priesteren en de Levieten, die dienen; die zullen 142 2Kro 23:20| 7 De Levieten nu zullen de koning rondom 143 2Kro 23:21| 8 En de Levieten en gans Juda deden naar 144 2Kro 24:5 | hij de priesteren en de Levieten, en zeide tot hen: Trekt 145 2Kro 24:5 | haast tot deze zaak; maar de Levieten haastten niet. ~ 146 2Kro 24:6 | onderzoek gedaan bij de Levieten, dat zij uit Juda en uit 147 2Kro 24:11| bevel, door de hand der Levieten, inbracht, en als zij zagen, 148 2Kro 29:4 | bracht de priesteren en de Levieten in, en hij verzamelde ze 149 2Kro 29:5 | zeide tot hen: Hoort mij, o Levieten; heiligt nu uzelven, en 150 2Kro 29:12| 12 Toen maakten zich de Levieten op, Mahath, de zoon van 151 2Kro 29:16| des HEEREN vonden; en de Levieten namen ze op, om naar buiten 152 2Kro 29:25| 25 En hij stelde de Levieten in het huis des HEEREN, 153 2Kro 29:26| 26 De Levieten nu stonden met de instrumenten 154 2Kro 29:30| en de oversten, tot de Levieten, dat zij den HEERE loven 155 2Kro 29:34| hielpen hen hun broederen, de Levieten, totdat het werk geeindigd 156 2Kro 29:34| geheiligd hadden; want de Levieten waren rechter van hart, 157 2Kro 30:15| maand; en de priesters en de Levieten waren beschaamd geworden, 158 2Kro 30:16| nemende uit de hand der Levieten. ~ 159 2Kro 30:17| hadden; daarom waren de Levieten over de slachting der paaslammeren, 160 2Kro 30:21| met grote blijdschap. De Levieten nu en de priesteren prezen 161 2Kro 30:22| sprak naar het hart van alle Levieten, die verstand hadden in 162 2Kro 30:25| mitsgaders de priesteren en de Levieten, en de gehele gemeente dergenen, 163 2Kro 31:2 | verdelingen der priesteren en der Levieten, naar hun verdelingen, een 164 2Kro 31:2 | dienst, de priesteren en de Levieten tot het brandoffer en tot 165 2Kro 31:4 | het deel der priesteren en Levieten geven zouden, opdat zij 166 2Kro 31:9 | ondervraagde de priesteren en de Levieten aangaande die hopen. ~ 167 2Kro 31:17| huis hunner vaderen, ook de Levieten van twintig jaren oud en 168 2Kro 31:19| geslachtsregister onder de Levieten gesteld waren, delen te 169 2Kro 34:9 | gebracht was, hetwelk de Levieten, die den dorpel bewaarden, 170 2Kro 34:12| waren Jahath en Obadja, Levieten van de kinderen van Merari, 171 2Kro 34:12| voort te drijven; en die Levieten waren allen verstandig op 172 2Kro 34:13| werk arbeidden; want uit de Levieten waren schrijvers, en ambtlieden, 173 2Kro 34:30| mitsgaders de priesters en de Levieten, en al het volk, van den 174 2Kro 35:3 | 3 En hij zeide tot de Levieten, die gans Israel onderwezen, 175 2Kro 35:5 | de vaderlijke huizen der Levieten; ~ 176 2Kro 35:8 | de priesteren, en voor de Levieten; Hilkia, en Zacharia, en 177 2Kro 35:9 | Jozabad, de oversten der Levieten, gaven den Levieten tot 178 2Kro 35:9 | der Levieten, gaven den Levieten tot paasofferen, vijf duizend 179 2Kro 35:10| in hun standplaats, en de Levieten in hun verdelingen, naar 180 2Kro 35:11| bloed uit hun handen, en de Levieten trokken de huiden af. ~ 181 2Kro 35:14| vets; daarom bereidden de Levieten voor zichzelven, en voor 182 2Kro 35:15| overmits hun broeders, de Levieten, voor hen bereidden. ~ 183 2Kro 35:18| hield met de priesters en de Levieten, en gans Juda en Israel, 184 2Kro 36:3 | 3 En hij zeide tot de Levieten, die gans Israel onderwezen, 185 2Kro 36:5 | de vaderlijke huizen der Levieten; ~ 186 2Kro 36:8 | de priesteren, en voor de Levieten; Hilkia, en Zacharia, en 187 2Kro 36:9 | Jozabad, de oversten der Levieten, gaven den Levieten tot 188 2Kro 36:9 | der Levieten, gaven den Levieten tot paasofferen, vijf duizend 189 2Kro 36:10| in hun standplaats, en de Levieten in hun verdelingen, naar 190 2Kro 36:11| bloed uit hun handen, en de Levieten trokken de huiden af. ~ 191 2Kro 36:14| vets; daarom bereidden de Levieten voor zichzelven, en voor 192 2Kro 36:15| overmits hun broeders, de Levieten, voor hen bereidden. ~ 193 2Kro 36:18| hield met de priesters en de Levieten, en gans Juda en Israel, 194 Ezra 1:5 | en de priesteren en de Levieten, benevens een iegelijk, 195 Ezra 2:40| 40 De Levieten. De kinderen van Jesua en 196 Ezra 2:70| 70 En de priesters en de Levieten, en sommigen uit het volk, 197 Ezra 3:8 | broederen, de priesters en de Levieten, en allen, die uit de gevangenis 198 Ezra 3:8 | waren; en zij stelden de Levieten, van twintig jaren oud en 199 Ezra 3:9 | zonen en hun broederen, de Levieten. ~ 200 Ezra 3:10| zijnde, met trompetten, en de Levieten, Asafs zonen, met cimbalen, 201 Ezra 3:12| van de priesteren, en de Levieten, en hoofden der vaderen, 202 Ezra 6:16| Israels, de priesteren en Levieten, en de overige kinderen 203 Ezra 6:18| onderscheidingen, en de Levieten in hun verdelingen, tot 204 Ezra 6:20| Want de priesters en de Levieten hadden zich gereinigd als 205 Ezra 7:7 | van de priesteren en de Levieten, en de zangers, en de poortiers, 206 Ezra 7:13| van deszelfs priesteren en Levieten, om te gaan naar Jeruzalem, 207 Ezra 7:24| aangaande alle priesteren en Levieten, zangers, poortiers, Nethinim 208 Ezra 8:20| vorsten ten dienste der Levieten gegeven hadden, tweehonderd 209 Ezra 8:29| oversten der priesteren en Levieten, en der vorsten der vaderen 210 Ezra 8:30| ontvingen de priesters en de Levieten het gewicht des zilvers 211 Ezra 8:33| de zoon van Binnui, de Levieten. ~ 212 Ezra 9:1 | en de priesters, en de Levieten, zijn niet afgezonderd van 213 Ezra 10:5 | oversten der priesteren, de Levieten en gans Israel zweren, te 214 Ezra 10:23| 23 En van de Levieten: Jozabad, en Simei, en Kelaja ( 215 Neh 3:17 | 17 Na hem verbeterden de Levieten, Rehum, de zoon van Bani; 216 Neh 7:1 | poortiers, en de zangers, en de Levieten werden besteld. ~ 217 Neh 7:43 | 43 De Levieten: de kinderen van Jesua, 218 Neh 7:73 | 73 En de priesters, en de Levieten, en de poortiers, en de 219 Neh 8:8 | Jozabad, Hanan, Pelaja, en de Levieten onderwezen het volk in de 220 Neh 8:10 | de schriftgeleerde, en de Levieten, die het volk onderwezen, 221 Neh 8:12 | 12 En de Levieten stilden al het volk, zeggende: 222 Neh 8:14 | volk, de priesters en de Levieten, tot Ezra, den schriftgeleerde, 223 Neh 9:4 | op het hoge gestoelte der Levieten, en riepen met luider stem 224 Neh 9:5 | 5 En de Levieten, Jesua, en Kadmiel, Bani, 225 Neh 9:38 | het; en onze vorsten, onze Levieten en onze priesteren zullen 226 Neh 10:9 | 9 En de Levieten, namelijk: Jesua, zoon van 227 Neh 10:28 | volks, de priesteren, de Levieten, de poortiers, de zangers, 228 Neh 10:34 | onder de priesters, de Levieten en het volk, over het offer 229 Neh 10:37 | tienden onzes lands tot de Levieten; en dat dezelfde Levieten 230 Neh 10:37 | Levieten; en dat dezelfde Levieten de tienden zouden hebben 231 Neh 10:38 | een zoon van Aaron, bij de Levieten zou zijn, als de Levieten 232 Neh 10:38 | Levieten zou zijn, als de Levieten de tienden ontvangen; en 233 Neh 10:38 | tienden ontvangen; en dat de Levieten de tienden zouden opbrengen 234 Neh 11:3 | Israel, de priesters, en de Levieten, en de Nethinim, en de kinderen 235 Neh 11:15 | 15 En van de Levieten: Semaja, de zoon van Hassub, 236 Neh 11:16 | Jozabad, van de hoofden der Levieten, waren over het buitenwerk 237 Neh 11:18 | 18 Al de Levieten in de heilige stad waren 238 Neh 11:20 | van de priesters en de Levieten, was in alle steden van 239 Neh 11:22 | 22 En der Levieten opziener te Jeruzalem was 240 Neh 11:36 | 36 Van de Levieten nu, woonden sommigen in 241 Neh 12:1 | zijn de priesters en de Levieten, die met Zerubbabel, den 242 Neh 12:8 | 8 En de Levieten waren: Jesua, Binnui, Kadmiel, 243 Neh 12:22 | 22 Van de Levieten werden in de dagen van Eljasib, 244 Neh 12:24 | 24 De hoofden dan der Levieten waren Hasabja, Serebja, 245 Neh 12:27 | Jeruzalems muur, zochten zij de Levieten uit al hun plaatsen, dat 246 Neh 12:30 | 30 En de priesters en de Levieten reinigden zichzelven; daarna 247 Neh 12:44 | de priesteren en voor de Levieten; want Juda was vrolijk over 248 Neh 12:44 | de priesteren en over de Levieten, die daar stonden. ~ 249 Neh 12:47 | en zij heiligden voor de Levieten, en de Levieten heiligden 250 Neh 12:47 | voor de Levieten, en de Levieten heiligden voor de kinderen 251 Neh 13:5 | die bevolen waren voor de Levieten, en de zangers, en de poortiers, 252 Neh 13:10 | 10 Ook vernam ik, dat der Levieten deel hun niet gegeven was; 253 Neh 13:10 | niet gegeven was; zodat de Levieten en de zangers, die het werk 254 Neh 13:13 | schrijver, en Pedaja, uit de Levieten; en aan hun hand Hanan, 255 Neh 13:22 | 22 Voorts zeide ik tot de Levieten, dat zij zich zouden reinigen, 256 Neh 13:29 | des priesterdoms en der Levieten. ~ 257 Neh 13:30 | wachten der priesteren en der Levieten, elk op zijn werk; ~ 258 Jes 67:21 | enigen tot priesters en tot Levieten nemen, zegt de HEERE. ~ 259 Jer 33:21 | troon regere, en met de Levieten, de priesteren, Mijn dienaren. ~ 260 Jer 33:22 | Mijn knecht David, en de Levieten, die Mij dienen. ~ 261 Eze 44:10 | 10      Maar de Levieten, die verre van Mij geweken 262 Eze 45:5 | 5      Voorts zullen de Levieten, die dienaars des huizes, 263 Eze 48:11 | gelijk als de andere Levieten gedwaald hebben. ~ 264 Eze 48:12 | zijn, aan de landpale der Levieten. ~ 265 Eze 48:13 | 13      Voorts zullen de Levieten tegenover de landpale der 266 Eze 48:22 | Van de bezitting nu der Levieten, en van de bezitting der 267 Joha 1:19| Joden enige priesters en Levieten afzonden van Jeruzalem,


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License