Book Chapter: Verse
1 Gen 2:20 | 20 Zo had Adam genoemd de namen van al het vee, en van het
2 Gen 6:2 | zij schoon waren, en zij namen zich vrouwen uit allen,
3 Gen 7:18 | 18 En de wateren namen de overhand, en vermeerderden
4 Gen 7:19 | 19 En de wateren namen gans zeer de overhand op
5 Gen 7:20 | 20 Vijftien ellen omhoog namen de wateren de overhand,
6 Gen 8:3 | vloeiende, en de wateren namen af ten einde van honderd
7 Gen 9:23 | 23 Toen namen Sem en Jafeth een kleed,
8 Gen 11:29 | 29 En Abram en Nahor namen zich vrouwen; de naam van
9 Gen 14:11 | 11 En zij namen al de have van Sodom en
10 Gen 14:12 | 12 Ook namen zij Lot, den zoon van Abrams
11 Gen 23:80 | 13 En dit zijn de namen der zonen van Ismael, met
12 Gen 23:80 | zonen van Ismael, met hun namen naar hun geboorten. De eerstgeborene
13 Gen 23:83 | Ismael, en dit zijn hun namen, in hun dorpen en paleizen,
14 Gen 24:18 | en hij noemde derzelver namen naar de namen, waarmede
15 Gen 24:18 | derzelver namen naar de namen, waarmede zijn vader die
16 Gen 28:46 | Vergadert stenen! En zij namen stenen, en maakten een hoop;
17 Gen 31:25 | zij in de smart waren, zo namen de twee zonen van Jakob,
18 Gen 31:26 | scherpte des zwaards; en zij namen Dina uit Sichems huis, en
19 Gen 31:28 | hetgeen dat in het veld was, namen zij. ~
20 Gen 33:10 | 10 Dit zijn de namen der zonen van Ezau: Elifaz,
21 Gen 33:40 | 40 En dit zijn de namen der vorsten van Ezau, naar
22 Gen 33:40 | naar hun plaatsen, met hun namen: de vorst Timna, de vorst
23 Gen 34:24 | 24 En zij namen hem, en wierpen hem in den
24 Gen 34:31 | 31 Toen namen zij Jozefs rok, en zij slachtten
25 Gen 39:15 | 15 En die mannen namen dat geschenk, en namen dubbel
26 Gen 39:15 | mannen namen dat geschenk, en namen dubbel geld in hun hand,
27 Gen 42:6 | 6 En zij namen hun vee, en hun have, die
28 Gen 42:8 | 8 En dit zijn de namen der zonen van Israel, die
29 Exo 1:1 | 1 Dit nu zijn de namen der zonen van Israel, die
30 Exo 6:15 | 15 Dit nu zijn de namen der zonen van Levi, naar
31 Exo 9:10 | 10 En zij namen as uit den oven, en stonden
32 Exo 17:12 | Mozes werden zwaar; daarom namen zij een steen, en legden
33 Exo 28:9 | sardonixstenen nemen, en de namen der zonen van Israel daarop
34 Exo 28:10 | 10 Zes van hun namen op een steen, en de zes
35 Exo 28:10 | steen, en de zes overige namen op den anderen steen, naar
36 Exo 28:11 | stenen graveren, met de namen der zonen van Israel; gij
37 Exo 28:12 | Israels; en Aaron zal hun namen op zijn beide schouders
38 Exo 28:21 | zullen zijn met de twaalf namen der zonen van Israel, met
39 Exo 28:21 | zonen van Israel, met hun namen; zij zullen als zegelen
40 Exo 28:29 | 29 Alzo zal Aaron de namen der zonen van Israel dragen
41 Exo 36:3 | 3 Zij dan namen van voor het aangezicht
42 Exo 39:6 | zegelgravering gegraveerd, met de namen der zonen van Israel. ~
43 Exo 39:14 | 14 Deze stenen nu, met de namen der zonen van Israel, waren
44 Exo 39:14 | Israel, waren twaalf, met hun namen, met zegelgravering; ieder
45 Lev 9:5 | 5 Toen namen zij hetgeen Mozes geboden
46 Lev 10:1 | van Aaron, Nadab en Abihu, namen een ieder zijn wierookvat,
47 Num 1:2 | vaderen, in het getal der namen, van al wat mannelijk is,
48 Num 1:5 | 5 Deze zijn nu de namen der mannen, die bij u staan
49 Num 1:17 | 17 Toen namen Mozes en Aaron die mannen,
50 Num 1:17 | Aaron die mannen, welken met namen uitgedrukt zijn. ~
51 Num 1:18 | vaderen, in het getal der namen, van die twintig jaren oud
52 Num 1:20 | vaderen, in het getal der namen, hoofd voor hoofd, al wat
53 Num 1:22 | getelden, in het getal der namen, hoofd voor hoofd, al wat
54 Num 1:24 | vaderen, in het getal der namen, van twintig jaren oud en
55 Num 1:26 | vaderen, in het getal der namen, van twintig jaren oud en
56 Num 1:28 | vaderen, in het getal der namen van twintig jaren oud en
57 Num 1:30 | vaderen, in het getal der namen, van twintig jaren oud en
58 Num 1:32 | vaderen, in het getal der namen, van twintig jaren oud en
59 Num 1:34 | vaderen, in het getal der namen, van twintig jaren oud en
60 Num 1:36 | vaderen, in het getal der namen, van twintig jaren oud en
61 Num 1:38 | vaderen, in het getal der namen, van twintig jaren oud en
62 Num 1:40 | vaderen, in het getal der namen, van twintig jaren oud en
63 Num 1:42 | vaderen, in het getal der namen, van twintig jaren oud en
64 Num 3:2 | 2 En dit zijn de namen der zonen van Aaron: de
65 Num 3:3 | 3 Dit zijn de namen der zonen van Aaron, der
66 Num 3:17 | de zonen van Levi met hun namen: Gerson, en Kahath, en Merari. ~
67 Num 3:18 | 18 En dit zijn de namen der zonen van Gerson, naar
68 Num 3:40 | en neem het getal hunner namen op. ~
69 Num 3:43 | waren, in het getal der namen, van een maand oud en daarboven,
70 Num 4:32 | van hun last zult gij bij namen tellen. ~
71 Num 9:19 | tabernakel verbleef, zo namen de kinderen Israels de wacht
72 Num 9:23 | HEEREN verreisden zij; zij namen de wacht des HEEREN waar,
73 Num 13:4 | 4 En dit zijn hun namen: van den stam van Ruben,
74 Num 13:16 | 16 Dit zijn de namen der mannen, die Mozes zond,
75 Num 16:18 | 18 Zo namen zij een ieder zijn wierookvat,
76 Num 17:9 | Israels; en zij zagen het, en namen elk zijn staf. ~
77 Num 18:9 | Israels; en zij zagen het, en namen elk zijn staf. ~
78 Num 21:32 | Jaezer te verspieden; en zij namen haar onderhorige plaatsen
79 Num 21:35 | niemand overbleef; en zij namen zijn land in erfelijke bezitting. ~
80 Num 26:33 | zonen, maar dochters; en de namen der dochteren van Zelafead
81 Num 26:53 | erfenis, naar het getal der namen. ~
82 Num 26:55 | gedeeld worden; naar de namen der stammen hunner vaderen
83 Num 27:1 | van Jozef (en dit zijn de namen zijner dochteren: Machla,
84 Num 31:9 | Maar de kinderen Israels namen de vrouwen der Midianieten,
85 Num 31:11 | 11 En zij namen al den roof, en al den buit,
86 Num 31:91 | Sibma; en zij noemden de namen der steden, die zij bouwden,
87 Num 31:91 | zij bouwden, met andere namen. ~
88 Num 31:92 | gingen naar Gilead, en namen dat in, en zij verdreven
89 Num 33:17 | 17 Dit zijn de namen der mannen, die ulieden
90 Num 33:19 | 19 En dit zijn de namen dezer mannen: van de stam
91 Deu 1:25 | 25 En zij namen van de vrucht des lands
92 Deu 2:34 | 34 En wij namen te dier tijd al zijn steden
93 Deu 3:4 | 4 En wij namen te dier tijd al zijn steden;
94 Deu 3:4 | stad, die wij van hen niet namen: zestig steden, de ganse
95 Deu 3:8 | 8 Zo namen wij te dier tijd het land
96 Deu 3:12 | 12 Ditzelfde land nu namen wij te dier tijd in bezit;
97 Joz 3:6 | aangezicht van dit volk. Zij dan namen de ark des verbonds op,
98 Joz 4:8 | Jozua geboden had; en zij namen twaalf stenen op midden
99 Joz 6:20 | ieder tegenover zich, en zij namen de stad in. ~
100 Joz 7:23 | 23 Zij dan namen die dingen uit het midden
101 Joz 8:19 | kwamen aan de stad, en zij namen ze in, en zij haastten zich,
102 Joz 9:4 | gezanten te zijn, en zij namen oude zakken op hun ezels,
103 Joz 9:14 | 14 Toen namen de mannen van hun reiskost;
104 Joz 10:35 | 35 En zij namen haar in ten zelven dage,
105 Joz 10:37 | 37 En zij namen haar in, en sloegen haar
106 Joz 11:19 | inwoners van Gibeon; zij namen ze allen in door krijg. ~
107 Joz 17:3 | dochters; en dit zijn de namen zijner dochteren: Machla
108 Joz 19:47 | krijgden tegen Lesem, en namen haar in, en sloegen haar
109 Ric 3:6 | 6 Zo namen zij zich derzelver dochters
110 Ric 3:13 | en sloeg Israel, en zij namen de Palmstad in bezit. ~
111 Ric 3:25 | der opperzaal niet. Toen namen zij den sleutel en deden
112 Ric 3:28 | zij togen af, hem na, en namen de veren van de Jordaan
113 Ric 10:22 | 22 En zij namen erfelijk in de ganse landpale
114 Ric 11:5 | 5 Want de Gileadieten namen de Efraimieten de veren
115 Ric 13:11 | geschiedde, als zij hem zagen, zo namen zij dertig metgezellen,
116 Ric 15:31 | ganse huis zijns vaders, en namen hem op, en brachten hem
117 Ric 17:17 | kwamen daarhenen in, en namen weg het gesneden beeld,
118 Ric 17:27 | 27 Zij dan namen wat Micha gemaakt had, en
119 Rut 1:4 | 4 Die namen zich Moabietische vrouwen;
120 1Sa 5:1 | 1 De Filistijnen nu namen de ark Gods, en zij brachten
121 1Sa 5:2 | 2 En de Filistijnen namen de ark Gods, en zij brachten
122 1Sa 5:3 | de ark des HEEREN. En zij namen Dagon en zetten hem weder
123 1Sa 6:10 | die lieden deden alzo, en namen twee zogende koeien, en
124 1Sa 6:15 | 15 En de Levieten namen de ark des HEEREN af en
125 1Sa 8:3 | zich tot de gierigheid, en namen geschenken, en bogen het
126 1Sa 10:23 | 23 Zij nu liepen, en namen hem van daar, en hij stelde
127 1Sa 14:32 | volk aan den buit, en zij namen schapen, en runderen, en
128 1Sa 14:49 | Isvi, en Malchi-sua; en de namen zijner twee dochteren waren
129 1Sa 17:13 | Saul na in den krijg. De namen nu zijner drie zonen, die
130 1Sa 31:12 | den gehelen nacht, en zij namen het lichaam van Saul, en
131 1Sa 31:13 | 13 En zij namen hun beenderen, en begroeven
132 2Sa 2:32 | 32 En zij namen Asahel op, en begroeven
133 2Sa 4:7 | hieuwen zijn hoofd af; en zij namen zijn hoofd, en gingen henen,
134 2Sa 4:12 | maar het hoofd van Isboseth namen zij, en begroeven het in
135 2Sa 5:14 | 14 En dit zijn de namen dergenen, die hem te Jeruzalem
136 2Sa 5:21 | en David en zijn mannen namen ze op. ~
137 2Sa 18:17 | 17 En zij namen Absalom, en wierpen hem
138 2Sa 23:8 | 8 Dit zijn de namen der helden, die David gehad
139 1Kon 4:8 | 8 En dit zijn hun namen: de zoon van Hur was in
140 1Kon 8:3 | kwamen; en de priesters namen de ark op. ~
141 1Kon 10:28| de kooplieden des konings namen het linnen garen voor den
142 1Kon 18:26| 26 En zij namen de var, dien hij hun gegeven
143 1Kon 20:33| 33 De mannen nu namen naarstiglijk waar, en vatten
144 2Kon 7:8 | en aten en dronken, en namen van daar zilver, en goud,
145 2Kon 7:8 | kwamen in een andere tent, namen van daar ook, en gingen
146 2Kon 7:14| 14 Zij namen dan twee wagenpaarden. En
147 2Kon 10:7 | zij de zonen des konings namen, en zeventig mannen sloegen;
148 2Kon 11:9 | priester Jojada geboden had, en namen ieder zijn mannen, die op
149 2Kon 19:24| kinderen Israels; en zij namen Samaria erfelijk in, en
150 2Kon 20:10| 10 En zij namen haar in ten einde van drie
151 2Kon 22:7 | een klomp vijgen; en zij namen ze, en legden ze op de zweer,
152 2Kon 27:14| 14 Zij namen ook de potten, en de schoffelen,
153 1Kro 4:38| 38 Dezen kwamen tot namen, zijnde vorsten in hun huisgezinnen,
154 1Kro 4:41| 41 Dezen nu, die met namen beschreven zijn, kwamen
155 1Kro 6:17| 17 En dit zijn de namen der zonen van Gerson: Libni
156 1Kro 6:65| steden, dewelke zij bij namen noemden. ~
157 1Kro 8:38| zes zonen, en dit zijn hun namen; Azrikam, Bochru, en Ismael,
158 1Kro 9:44| zes zonen, en dit zijn hun namen: Azrikam, Bochru, en Ismael,
159 1Kro 10:9 | zij plunderden hem, en zij namen zijn hoofd en zijn wapenen,
160 1Kro 10:12| strijdbare mannen op, en zij namen het lichaam van Saul, en
161 1Kro 12:31| achttien duizend, die met namen uitgedrukt zijn, dat zij
162 1Kro 14:4 | 4 Dit nu zijn de namen der kinderen, die hij te
163 1Kro 16:41| overige uitgelezenen, die met namen uitgedrukt zijn om den HEERE
164 1Kro 24:22| van Kis, haar broeders, namen ze. ~
165 1Kro 24:24| gerekenden in het getal der namen naar hun hoofden, doende
166 2Kro 1:16| de kooplieden des konings namen het linnengaren voor den
167 2Kro 5:4 | Israel kwamen, en de Levieten namen de ark op. ~
168 2Kro 6:4 | Israel kwamen, en de Levieten namen de ark op. ~
169 2Kro 21:25| kostelijk gereedschap, en namen voor zich weg, totdat zij
170 2Kro 23:21| Jojada geboden had; en zij namen een ieder zijn mannen, die
171 2Kro 28:15| 15 De mannen nu, die met namen uitgedrukt zijn, maakten
172 2Kro 29:16| HEEREN vonden; en de Levieten namen ze op, om naar buiten uit
173 2Kro 30:14| zij maakten zich op, en namen de altaren weg, die te Jeruzalem
174 2Kro 30:14| Jeruzalem waren; daartoe namen zij alle rooktuig weg, hetwelk
175 2Kro 31:19| elke stad, mannen, die met namen uitgedrukt waren, om aan
176 2Kro 33:11| dewelke Manasse gevangen namen onder de doornen; en zij
177 2Kro 35:12| 12 En zij namen het brandoffer daar af,
178 2Kro 35:24| 24 En zijn knechten namen hem weg van den wagen, en
179 2Kro 36:12| 12 En zij namen het brandoffer daar af,
180 2Kro 36:24| 24 En zijn knechten namen hem weg van den wagen, en
181 Ezra 5:4 | aldus tot hen, en welke de namen waren der mannen, die dit
182 Ezra 5:10| Wijders hebben wij hun ook hun namen afgevraagd, dat wij ze u
183 Ezra 5:10| mochten overschrijven de namen der mannen, die hoofden
184 Ezra 8:13| kinderen van Adonikam, welker namen deze waren: Elifelet, Jehiel,
185 Ezra 8:20| Nethinim, die allen bij namen genoemd werden. ~
186 Ezra 10:16| vaderen, en zij allen, bij namen genoemd, scheidden zich
187 Est 52:10 | 23 En de Joden namen aan te doen, wat zij begonnen
188 Est 52:14 | Bevestigden de Joden, en namen op zich en op hun zaad,
189 Job 1:15 | Sabeers deden een inval, en namen ze, en sloegen de jongeren
190 Job 1:17 | vielen op de kemelen aan, en namen ze, en sloegen de jongeren
191 Psa 16:4 | bloed niet offeren, en hun namen op mijn lippen niet nemen. ~
192 Psa 49:12 | noemen de landen naar hun namen. ~
193 Psa 147:4 | Hij noemt ze allen bij namen. ~
194 Hoo 5:7 | de wachters op de muren namen mijn sluier van mij. ~
195 Jer 38:6 | 6 Toen namen zij Jeremia en wierpen hem
196 Jer 39:14 | Zij zonden dan henen en namen Jeremia uit het voorhof
197 Jer 41:12 | 12 Zo namen zij al de mannen, en togen
198 Jer 43:5 | al de oversten der heiren namen het ganse overblijfsel van
199 Jer 52:18 | 18 Ook namen zij de potten en de schoffelen,
200 Eze 20:21 | inzettingen, en Mijn rechten namen zij niet waar, om die te
201 Eze 23:4 | 4 Haar namen nu waren: Ohola, de grootste,
202 Eze 23:4 | dochteren; dit waren haar namen: Samaria is Ohola, en
203 Eze 23:10 | zonen en haar dochteren namen zij weg, maar haar doodden
204 Eze 48:1 | 1 Dit nu zijn de namen der stammen. Van het einde
205 Eze 48:31 | stad zullen zijn naar de namen der stammen Israels; drie
206 Dan 1:7 | kamerlingen gaf hun andere namen, en Daniel noemde hij Beltsazar,
207 Hos 2:16 | 16 En Ik zal de namen der Baals van haar mond
208 Hos 2:16 | zullen niet meer bij hun namen gedacht worden. ~
209 Jona 1:15| 15 En zij namen Jona op, en wierpen hem
210 Zac 13:2 | uitroeien zal uit het land de namen der afgoden, dat zij niet
211 Matt 10:2 | 2 De namen nu der twaalf apostelen
212 Matt 14:12| zijn discipelen kwamen, en namen het lichaam weg, en begroeven
213 Matt 14:20| werden verzadigd, en zij namen op, het overschot der brokken,
214 Matt 15:37| werden verzadigd, en zij namen op, het overschot der brokken,
215 Matt 20:24| andere tien dat hoorden, namen zij het zeer kwalijk van
216 Matt 21:15| Hosanna den Zone Davids! namen zij dat zeer kwalijk; ~
217 Matt 25:1 | maagden, welke haar lampen namen, en gingen uit, den bruidegom
218 Matt 25:3 | waren, haar lampen nemende, namen geen olie met zich. ~
219 Matt 25:4 | 4 Maar de wijzen namen olie in haar vaten, met
220 Matt 26:8 | discipelen, dat ziende, namen het zeer kwalijk, zeggende:
221 Matt 27:27| 27 Toen namen de krijgsknechten des stadhouders
222 Matt 27:30| op Hem gespogen hebbende, namen zij de rietstok en sloegen
223 Mark 3:2 | 2 En zij namen Hem waar, of Hij op den
224 Mark 3:17| Jakobus; en gaf hun toe namen, Boanerges, hetwelk is,
225 Mark 4:36| schare gelaten hebbende, namen Hem mede, gelijk Hij in
226 Mark 6:29| dit hoorden, gingen zij en namen zijn dood lichaam weg, en
227 Mark 6:43| 43 En zij namen op twaalf volle korven brokken,
228 Mark 8:8 | verzadigd geworden, en zij namen het overschot der brokken
229 Mark 12:3 | 3 Maar zij namen en sloegen hem, en zonden
230 Mark 12:8 | 8 En zij namen en doodden hem, en wierpen
231 Mark 12:22| 22 En al de zeven namen dezelve, en lieten geen
232 Mark 14:4 | sommigen, die dat zeer kwalijk namen bij zichzelven, en zeiden:
233 Luk 1:66 | allen, die het hoorden, namen het ter harte, zeggende:
234 Luk 6:7 | Schriftgeleerden en de Farizeen namen Hem waar, of Hij op den
235 Luk 10:20 | verblijdt u veel meer, dat uw namen geschreven zijn in de hemelen. ~
236 Luk 17:27 | Zij aten, zij dronken, zij namen ten huwelijk, zij werden
237 Luk 20:20 | 20 En zij namen Hem waar, en zonden verspieders
238 Luk 23:26 | als zij Hem wegleidden, namen zij een Simon van Cyrene,
239 Joha 8:59| 59 Zij namen dan stenen op, dat zij ze
240 Joha 10:31| 31 De Joden dan namen wederom stenen op, om Hem
241 Joha 11:41| 41 Zij namen dan den steen weg, waar
242 Joha 12:13| 13 Namen de takken van palmbomen,
243 Joha 18:12| en de dienaars der Joden namen Jezus gezamenlijk, en bonden
244 Joha 19:16| gekruist zou worden. En zij namen Jezus, en leidden Hem weg. ~
245 Joha 19:23| zij Jezus gekruist hadden, namen Zijn klederen, (en maakten
246 Joha 19:40| 40 Zij namen dan het lichaam van Jezus,
247 Hand 7:29| van Hem geschreven was, namen zij Hem af van het hout,
248 Hand 11:5 | ongehoorzaam waren, dit benijdende, namen tot zich enige boze mannen
249 Hand 11:19| 19 En zij namen hem, en brachten hem op
250 Hand 12:15| geschil is over een woord, en namen, en over de wet, die onder
251 Hand 12:17| 17 Maar al de Grieken namen Sosthenes, den overste der
252 Hand 12:26| Priscilla gehoord hadden, namen zij hem tot zich, en legden
253 Hand 14:14| Assus bij ons gevoegd had, namen wij hem in, en kwamen te
254 Hand 17:31| gelijk hun bevolen was, namen Paulus, en brachten hem
255 Hand 21:36| goedsmoeds geworden zijnde, namen ook zelven spijze. ~
256 Hand 22:2 | vuur ontstoken hebbende, namen zij ons allen in, om den
257 Fili 4:3 | mijn medearbeiders, welker namen zijn in het boek des levens. ~
258 Open 3:4 | Doch gij hebt enige weinige namen ook te Sardis, die hun klederen
259 Open 11:13| aardbeving gedood zeven duizend namen van mensen, en de overigen
260 Open 13:8 | hetzelve aanbidden, welker namen niet zijn geschreven in
261 Open 17:3 | rood beest, dat vol was van namen der gods lastering, en had
262 Open 17:8 | verwonderd zijn (welker namen niet zijn geschreven in
263 Open 21:12| poorten twaalf engelen, en namen daarop geschreven, welken
264 Open 21:12| geschreven, welken zijn de namen der twaalf geslachten der
265 Open 21:14| fondamenten, en in dezelve de namen der twaalf apostelen des
|