Book Chapter: Verse
1 Gen 25:45 | 45 Totdat de toorn uws broeders van u afkere,
2 Gen 27:37 | 2 Toen ontstak Jakobs toorn tegen Rachel, en hij zeide:
3 Gen 28:35 | zeide tot haar vader: Dat de toorn niet ontsteke in mijns heren
4 Gen 36:19 | gedaan, zo ontstak zijn toorn. ~
5 Gen 40:18 | mijns heren oren, en laat uw toorn tegen uw knecht niet ontsteken;
6 Gen 41:5 | weest niet bekommerd, en de toorn ontsteke niet in uw ogen,
7 Gen 45:6 | vergadering! want in hun toorn hebben zij de mannen doodgeslagen,
8 Gen 45:7 | 7 Vervloekt zij hun toorn, want hij is heftig; en
9 Exo 4:14 | 14 Toen ontstak de toorn des HEEREN over Mozes, en
10 Exo 15:7 | Gij hebt Uw brandenden toorn uitgezonden, die hen verteerd
11 Exo 22:24 | 24 En Mijn toorn zal ontsteken, en Ik zal
12 Exo 32:10 | laat Mij toe, dat Mijn toorn tegen hen ontsteke, en hen
13 Exo 32:11 | O HEERE! waarom zou Uw toorn ontsteken tegen Uw volk,
14 Exo 32:19 | en de reien zag, dat de toorn van Mozes ontstak, en dat
15 Exo 32:22 | 22 Toen zeide Aaron: De toorn mijns heren ontsteke niet!
16 Exo 33:10 | laat Mij toe, dat Mijn toorn tegen hen ontsteke, en hen
17 Exo 33:11 | O HEERE! waarom zou Uw toorn ontsteken tegen Uw volk,
18 Exo 33:19 | en de reien zag, dat de toorn van Mozes ontstak, en dat
19 Exo 33:22 | 22 Toen zeide Aaron: De toorn mijns heren ontsteke niet!
20 Lev 10:6 | gij niet sterft, en grote toorn over de ganse vergadering
21 Lev 19:18 | Gij zult niet wreken, noch toorn behouden tegen de kinderen
22 Num 11:1 | HEERE hoorde het, zodat Zijn toorn ontstak, en het vuur des
23 Num 11:10 | de deur zijner hut; en de toorn des HEEREN ontstak zeer;
24 Num 11:33 | gekauwd was, zo ontstak de toorn des HEEREN tegen het volk,
25 Num 12:9 | 9 Zo ontstak des HEEREN toorn tegen hen, en Hij ging weg. ~
26 Num 16:46 | verzoening; want een grote toorn is van voor het aangezicht
27 Num 22:22 | 22 Doch de toorn des HEEREN werd ontstoken,
28 Num 22:27 | neder onder Bileam; en de toorn van Bileam ontstak, en hij
29 Num 24:10 | 10 Toen ontstak de toorn van Balak tegen Bileam,
30 Num 25:3 | aan Baal-Peor, ontstak de toorn des HEEREN tegen Israel. ~
31 Num 25:4 | hittigheid van des HEEREN toorn gekeerd worden van Israel. ~
32 Num 31:63 | 10 Toen ontstak de toorn des HEEREN te dien dage,
33 Num 31:66 | Alzo ontstak des HEEREN toorn tegen Israel, en Hij deed
34 Num 31:67 | hittigheid van des HEEREN toorn tegen Israel te vermeerderen. ~
35 Deu 4:25 | HEEREN, uws Gods, om Hem tot toorn te verwekken; ~
36 Deu 6:15 | het midden van u; dat de toorn des HEEREN, uws Gods, tegen
37 Deu 7:4 | goden zouden dienen; en de toorn des HEEREN zou tegen ulieden
38 Deu 9:18 | HEEREN ogen, om Hem tot toorn te verwekken. ~
39 Deu 9:19 | Want ik vreesde vanwege den toorn en de grimmigheid waarmede
40 Deu 11:17 | 17 Dat de toorn des HEEREN tegen ulieden
41 Deu 29:20 | maar alsdan zal des HEEREN toorn en ijver roken over denzelven
42 Deu 29:23 | heeft omgekeerd in Zijn toorn en in Zijn grimmigheid; ~
43 Deu 29:24 | ontsteking van dezen groten toorn? ~
44 Deu 29:27 | 27 Daarom is de toorn des HEEREN ontstoken tegen
45 Deu 29:28 | hun land uitgetrokken, in toorn, en in grimmigheid, en in
46 Deu 31:17 | 17 Zo zal Mijn toorn te dien dage tegen hetzelve
47 Deu 31:29 | het werk uwer handen tot toorn te verwekken. ~
48 Deu 32:16 | gruwelen hebben zij Hem tot toorn verwekt. ~
49 Deu 32:21 | God is; zij hebben Mij tot toorn verwekt door hun ijdelheden;
50 Deu 32:21 | dwaas volk zal Ik hen tot toorn verwekken. ~
51 Deu 32:22 | vuur is aangestoken in Mijn toorn, en zal bernen tot in de
52 Joz 7:1 | verbannene. Toen ontstak de toorn des HEEREN tegen de kinderen
53 Joz 9:20 | behouden, opdat geen grote toorn over ons zij, om des eeds
54 Joz 24:16 | dezelve nederbuigt, zo zal de toorn des HEEREN over u ontsteken,
55 Ric 2:12 | verwekten den HEERE tot toorn. ~
56 Ric 2:14 | 14 Zo ontstak des HEEREN toorn tegen Israel, en Hij gaf
57 Ric 2:20 | 20 Daarom ontstak de toorn des HEEREN tegen Israel,
58 Ric 3:8 | 8 Toen ontstak de toorn des HEEREN tegen Israel;
59 Ric 5:39 | Gideon zeide tot God: Uw toorn ontsteke niet tegen mij,
60 Ric 7:3 | gijlieden? Toen liet hun toorn van hem af, als hij dit
61 Ric 8:30 | hoorde, zo ontstak zijn toorn. ~
62 Ric 9:7 | 7 Zo ontstak de toorn des HEEREN tegen Israel;
63 Ric 13:19 | verklaard hadden. Doch zijn toorn ontstak, en hij ging op
64 1Sa 11:6 | woorden hoorde; en zijn toorn ontstak zeer. ~
65 1Sa 17:28 | hoorde spreken, zo ontstak de toorn van Eliab tegen David, en
66 1Sa 20:30 | 30 Toen ontstak de toorn van Saul tegen Jonathan,
67 2Sa 6:7 | 7 Toen ontstak de toorn des HEEREN tegen Uza, en
68 2Sa 12:5 | 5 Toen ontstak Davids toorn zeer tegen dien man; en
69 2Sa 24:1 | 1 En de toorn des HEEREN voer voort te
70 1Kon 14:9 | beelden gemaakt, om Mij tot toorn te verwekken, en hebt Mij
71 1Kon 14:15 | gemaakt hebben, den HEERE tot toorn verwekkende. ~
72 1Kon 16:2 | hebt doen zondigen, Mij tot toorn verwekkende door hun zonden; ~
73 1Kon 16:7 | ogen des HEEREN, Hem tot toorn verwekkende door het werk
74 1Kon 16:13 | hadden doen zondigen, tot toorn verwekkende den HEERE, den
75 1Kon 16:26 | HEERE, den God Israels, tot toorn, door hun ijdelheden. ~
76 1Kon 16:33 | HEERE, den God Israels, tot toorn te verwekken, dan alle koningen
77 2Kon 3:27 | Daaruit werd een zeer grote toorn in Israel; daarom trokken
78 2Kon 14:3 | Daarom ontstak des HEEREN toorn tegen Israel; en Hij gaf
79 2Kon 19:11 | gedaan, om den HEERE tot toorn te verwekken. ~
80 2Kon 19:17 | ogen des HEEREN, om Hem tot toorn te verwekken. ~
81 2Kon 23:6 | ogen des HEEREN, om Hem tot toorn te verwekken. ~
82 2Kon 23:15 | in Mijn ogen, en Mij tot toorn verwekt hebben, van dien
83 2Kon 24:17 | hebben, opdat zij Mij tot toorn verwekten met al het werk
84 2Kon 25:19 | hadden, om den HEERE tot toorn te verwekken; en hij deed
85 2Kon 25:26 | toorns niet af, waarmede Zijn toorn brandde tegen Juda, om al
86 2Kon 26:20 | Want het geschiedde, om den toorn des HEEREN tegen Jeruzalem
87 1Kro 13:10 | 10 Toen ontstak de toorn des HEEREN over Uza, en
88 1Kro 28:24 | omdat er deshalve een grote toorn over Israel gekomen was;
89 2Kro 13:12 | verootmoedigde, keerde de toorn des HEEREN van hem af, opdat
90 2Kro 25:10 | gingen; daarom ontstak hun toorn zeer tegen Juda, en zij
91 2Kro 25:15 | 15 Toen ontstak de toorn des HEEREN tegen Amazia;
92 2Kro 28:11 | de hitte van des HEEREN toorn is over u. ~
93 2Kro 28:25 | zijner vaderen God, tot toorn. ~
94 2Kro 29:8 | 8 Daarom is een grote toorn des HEEREN over Juda en
95 2Kro 33:6 | ogen des HEEREN, om Hem tot toorn te verwekken. ~
96 2Kro 34:25 | hebben, opdat zij Mij tot toorn verwekten met alle werken
97 Ezra 7:23 | want waartoe zou er grote toorn zijn over het koninkrijk
98 Ezra 8:22 | maar Zijn sterkte en Zijn toorn over allen, die Hem verlaten. ~
99 Job 9:5 | Die ze omkeert in Zijn toorn; ~
100 Job 9:13 | 13 God zal Zijn toorn niet afkeren; onder Hem
101 Job 10:17 | mij, en vermenigvuldigt Uw toorn tegen mij; verwisselingen,
102 Job 14:13 | mij verborgt, totdat Uw toorn zich afkeerde; dat Gij mij
103 Job 16:9 | 9 Zijn toorn verscheurt, en Hij haat
104 Job 18:4 | ziel verscheurt door zijn toorn! Zal om uwentwil de aarde
105 Job 19:11 | 11 Daartoe heeft Hij Zijn toorn tegen mij ontstoken, en
106 Job 21:17 | smarten uitdeelt in Zijn toorn! ~
107 Job 32:2 | 2 Zo ontstak de toorn van Elihu, den zoon van
108 Job 32:2 | Ram; tegen Job werd zijn toorn ontstoken, omdat hij zijn
109 Job 32:3 | 3 Zijn toorn ontstak ook tegen zijn drie
110 Job 32:5 | drie mannen, ontstak zijn toorn. ~
111 Job 35:15 | dewijl het niets is, dat Zijn toorn Job bezocht heeft, en Hij
112 Job 36:13 | huichelachtig zijn, leggen toorn op; zij roepen niet, als
113 Job 41:7 | den Themaniet, zeide: Mijn toorn is ontstoken tegen u, en
114 Psa 2:5 | tot hen spreken in Zijn toorn, en in Zijn grimmigheid
115 Psa 2:12 | weg vergaat, wanneer Zijn toorn maar een weinig zou ontbranden.
116 Psa 6:2 | HEERE, straf mij niet in Uw toorn, en kastijd mij niet in
117 Psa 7:7 | 7 Sta op, HEERE, in Uw toorn, verhef U om de verbolgenheden
118 Psa 21:10 | de HEERE zal hen in Zijn toorn verslinden, en het vuur
119 Psa 27:9 | keer Uw knecht niet af in toorn; Gij zijt mijn Hulp geweest,
120 Psa 30:6 | een ogenblik is er in Zijn toorn, maar een leven in Zijn
121 Psa 38:8 | 8 He. Laat af van toorn, en verlaat de grimmigheid;
122 Psa 39:2 | straf mij niet in Uw groten toorn, en kastijd mij niet in
123 Psa 55:4 | ongerechtigheid op mij, en in toorn haten zij mij. ~
124 Psa 56:8 | Stort de volken neder in toorn, o God! ~
125 Psa 58:10 | als levend, als in heten toorn wegstormen. ~
126 Psa 74:1 | eeuwigheid? Waarom zou Uw toorn roken tegen de schapen Uwer
127 Psa 77:10 | Zijn barmhartigheden door toorn toegesloten? Sela. ~
128 Psa 78:21 | ontstoken tegen Jakob, en toorn ging ook op tegen Israel; ~
129 Psa 78:31 | 31 Als Gods toorn tegen hen opging, dat Hij
130 Psa 78:38 | maar wendde dikwijls Zijn toorn af, en wekte Zijn ganse
131 Psa 78:50 | Hij woog een pad voor Zijn toorn; Hij onttrok hun ziel niet
132 Psa 78:58 | En zij verwekten Hem tot toorn door hun hoogten, en verwekten
133 Psa 85:6 | ons toornen? Zult Gij Uw toorn uitstrekken van geslacht
134 Psa 90:7 | Want wij vergaan door Uw toorn; en door Uw grimmigheid
135 Psa 95:11 | 11 Daarom heb Ik in Mijn toorn gezworen: Zo zij in Mijn
136 Psa 102:11 | verstoordheid en Uw groten toorn; want Gij hebt mij verheven,
137 Psa 103:9 | twisten, noch eeuwiglijk den toorn behouden. ~
138 Psa 106:29 | zij hebben den HEERE tot toorn verwekt met hun daden, zodat
139 Psa 106:40 | 40 Dies is de toorn des HEEREN ontstoken tegen
140 Psa 124:3 | verslonden hebben, als hun toorn tegen ons ontstak. ~
141 Psa 138:7 | strekt Gij uit tegen den toorn mijner vijanden, en Uw rechterhand
142 Spre 12:16 | 16 De toorn des dwazen wordt ten zelven
143 Spre 14:17 | Die haastig is tot toorn, zal dwaasheid doen; en
144 Spre 15:1 | smartend woord doet den toorn oprijzen. ~
145 Spre 19:11 | des mensen vertrekt zijn toorn; en zijn sieraad is de overtreding
146 Spre 21:14 | het verborgene houdt den toorn onder, en een geschenk in
147 Spre 24:18 | in Zijn ogen en Hij Zijn toorn van hem afkere. ~
148 Spre 27:4 | Grimmigheid en overloping van toorn is wreedheid; maar wie zal
149 Spre 29:8 | maar de wijzen keren den toorn af. ~
150 Pred 5:16 | krankheid, en onstuimigen toorn? ~
151 Pred 7:9 | geest om te toornen; want de toorn rust in den boezem der dwazen. ~
152 Jes 5:25 | 25 Daarom is de toorn des HEEREN ontstoken tegen
153 Jes 5:25 | dit alles keert zich Zijn toorn niet af, maar Zijn hand
154 Jes 9:11 | Om dit alles keert Zijn toorn zich niet af, maar Zijn
155 Jes 9:16 | Om dit alles keert Zijn toorn zich niet af, maar Zijn
156 Jes 9:20 | Om dit alles keert Zijn toorn zich niet af, maar Zijn
157 Jes 10:4 | Om dit alles keert Zijn toorn zich niet af, maar Zijn
158 Jes 10:25 | worden de gramschap, en Mijn toorn tot hun vernieling. ~
159 Jes 12:1 | mij geweest zijt, maar Uw toorn is afgekeerd, en Gij troost
160 Jes 13:3 | gegeven; ook heb Ik tot Mijn toorn geroepen Mijn helden, de
161 Jes 13:9 | verbolgenheid en hittigen toorn, om het land te stellen
162 Jes 14:6 | zonder ophouden, die in toorn over de heidenen heerste,
163 Jes 30:27 | HEEREN komt van verre, Zijn toorn brandt, en de last is zwaar;
164 Jes 30:30 | zien, met grimmigheid van toorn, en een vlam van verterend
165 Jes 48:9 | Mijns Naams wil zal Ik Mijn toorn langer uitstellen, en om
166 Jes 54:8 | 8 In een kleinen toorn heb Ik Mijn aangezicht van
167 Jes 64:3 | heb hen getreden in Mijn toorn, en heb hen vertrapt in
168 Jes 64:6 | volken vertreden in Mijn toorn, en Ik heb hen dronken gemaakt
169 Jes 67:15 | om met grimmigheid Zijn toorn hiertoe te wenden, en Zijn
170 Jer 2:35 | ik ben onschuldig; Zijn toorn is immers van mij afgekeerd.
171 Jer 3:5 | Zal Hij in eeuwigheid den toorn behouden? Zal Hij dien gestadig
172 Jer 3:12 | de HEERE, zo zal Ik Mijn toorn op ulieden niet doen vallen;
173 Jer 3:12 | spreekt de HEERE. Ik zal den toorn niet in eeuwigheid behouden. ~
174 Jer 4:8 | hittigheid van des HEEREN toorn is niet van ons afgekeerd. ~
175 Jer 7:20 | Heere HEERE alzo: Ziet, Mijn toorn en Mijn grimmigheid zal
176 Jer 10:24 | doch met mate; niet in Uw toorn, opdat Gij mij niet te niet
177 Jer 12:13 | hittigheid van den toorn des HEEREN. ~
178 Jer 15:14 | vuur is aangestoken in Mijn toorn, het zal over u branden. ~
179 Jer 17:4 | aangestoken in Mijn toorn, tot in eeuwigheid zal het
180 Jer 21:5 | een sterken arm, ja, met toorn, en met grimmigheid, en
181 Jer 23:20 | 20 Des HEEREN toorn zal zich niet afwenden,
182 Jer 30:24 | hittigheid van des HEEREN toorn zal zich niet afwenden,
183 Jer 32:31 | 31 Want tot Mijn toorn en tot Mijn grimmigheid
184 Jer 32:37 | verdreven hebben in Mijn toorn, en in Mijn grimmigheid,
185 Jer 33:5 | Ik verslagen heb in Mijn toorn en in Mijn grimmigheid;
186 Jer 36:7 | bozen weg; want groot is de toorn en de grimmigheid,
187 Jer 42:18 | Israels: Gelijk als Mijn toorn, en Mijn grimmigheid is
188 Jer 44:6 | Mijn grimmigheid en Mijn toorn uitgestort, en heeft gebrand
189 Jer 51:45 | vanwege de hittigheid van den toorn des HEEREN. ~
190 Jer 52:3 | Want het geschiedde, om den toorn des HEEREN tegen Jeruzalem
191 Klaa 1:23 | de dochter Sions in Zijn toorn bewolkt? Hij heeft de heerlijkheid
192 Klaa 1:87 | Samech. Gij hebt ons met toorn bedekt, en Gij hebt ons
193 Klaa 1:110| Thau. Vervolg ze met toorn, en verdelg ze van onder
194 Eze 5:13 | 13 Alzo zal Mijn toorn volbracht worden, en Ik
195 Eze 5:15 | wanneer Ik over u gerichten in toorn, en in grimmigheid, en in
196 Eze 7:3 | over u; want Ik zal Mijn toorn tegen u zenden, en Ik zal
197 Eze 7:8 | over u uitgieten, en Mijn toorn tegen u volbrengen, en u
198 Eze 7:12 | rouw; want een brandende toorn is over de gehele menigte
199 Eze 7:14 | strijde; want Mijn brandende toorn is over de gehele menigte
200 Eze 13:13 | overstelpende plasregen zijn in Mijn toorn, en grote hagelstenen
201 Eze 16:26 | vermenigvuldigd, om Mij tot toorn te verwekken. ~
202 Eze 20:8 | hen uitgieten zou, om Mijn toorn tegen hen te volbrengen
203 Eze 20:21 | over hen, volbrengende Mijn toorn tegen hen in de woestijn. ~
204 Eze 22:20 | vergaderen in Mijn toorn, en in Mijn grimmigheid
205 Eze 25:14 | zullen tegen Edom naar Mijn toorn en naar Mijn grimmigheid
206 Eze 35:11 | zal ook handelen naar uw toorn en naar uw nijdigheid, die
207 Eze 43:8 | ze verteerd heb in Mijn toorn. ~
208 Dan 3:13 | Toen zeide Nebukadnezar in toorn en grimmigheid, dat men
209 Dan 9:16 | gerechtigheden, laat toch Uw toorn en Uw grimmigheid afgekeerd
210 Hos 8:5 | heeft u verstoten; Mijn toorn is tegen hen ontstoken;
211 Hos 13:11 | gaf u een koning in Mijn toorn en nam hem weg in Mijn verbolgenheid. ~
212 Hos 14:5 | vrijwilliglijk liefhebben; want Mijn toorn is van hem gekeerd. ~
213 Amos 1:11 | verdorven; en dat zijn toorn eeuwiglijk verscheurt, en
214 Jona 4:1 | groot verdriet, en zijn toorn ontstak. ~
215 Jona 4:4 | En de HEERE zeide: Is uw toorn billijk ontstoken? ~
216 Jona 4:9 | zeide God tot Jona: Is uw toorn billijk ontstoken over den
217 Jona 4:9 | hij zeide: Billijk is mijn toorn ontstoken ter dood toe. ~
218 Mic 5:14 | 14 En Ik zal in toorn en in grimmigheid wrake
219 Mic 7:18 | voorbijgaat? Hij houdt Zijn toorn niet in eeuwigheid; want
220 Nah 1:2 | wederpartijders, en Hij behoudt den toorn Zijn vijanden. ~
221 Zep 2:2 | hittigheid van des HEEREN toorn over ulieden nog niet komt;
222 Zep 2:2 | terwijl de dag van den toorn des HEEREN over ulieden
223 Zep 2:3 | in den dag van den toorn des HEEREN. ~
224 Zac 1:15 | ben met een zeer groten toorn vertoornd tegen die geruste
225 Zac 7:12 | waaruit ontstaan is een grote toorn van den HEERE der heirscharen. ~
226 Zac 10:3 | Tegen de herders was Mijn toorn ontstoken, en over de bokken
227 Matt 2:30 | vlieden van den toekomenden toorn? ~
228 Mark 3:5 | 5 En als Hij hen met toorn rondom aangezien had, meteen
229 Luk 3:7 | vlieden van den toekomenden toorn? ~
230 Luk 4:28 | allen in de synagoge met toorn vervuld, als zij dit hoorden. ~
231 Luk 21:23 | nood zijn in het land, en toorn over dit volk. ~
232 Joha 3:36 | leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem. ~ ~
233 Rom 1:18 | 18 Want de toorn Gods wordt geopenbaard van
234 Rom 2:5 | hart, vergadert gij uzelven toorn als een schat, in den dag
235 Rom 2:8 | zijn, zal verbolgenheid en toorn vergolden worden; ~
236 Rom 3:5 | onrechtvaardig, als Hij toorn over ons brengt? (Ik spreek
237 Rom 4:15 | 15 Want de wet werkt toorn; want waar geen wet is,
238 Rom 5:9 | behouden worden van den toorn. ~
239 Rom 9:22 | En of God, willende Zijn toorn bewijzen, en Zijn macht
240 Rom 10:19 | onverstandig volk zal ik u tot toorn verwekken. ~
241 Rom 12:19 | beminden, maar geeft den toorn plaats; want er is geschreven:
242 2Kor 12:20 | zijn twisten, nijdigheden, toorn, gekijf, achterklap, oorblazingen,
243 Gal 5:20 | twisten, afgunstigheden, toorn, gekijf, tweedracht, ketterijen, ~
244 Efez 5:6 | want om deze dingen komt de toorn Gods over de kinderen der
245 Efez 6:4 | verwekt uw kinderen niet tot toorn, maar voedt hen op in de
246 Kol 3:6 | 6 Om welke de toorn Gods komt over de kinderen
247 1The 1:10 | verlost van den toekomenden toorn. ~ ~
248 1The 2:16 | vervullen zouden. En de toorn is over hen gekomen tot
249 1The 5:9 | heeft ons niet gesteld tot toorn, maar tot verkrijging der
250 1Tim 2:8 | opheffende heilige handen, zonder toorn en twisting. ~
251 Heb 3:11 | Ik dan gezworen in Mijn toorn; Indien zij in Mijn rust
252 Heb 4:3 | Ik dan gezworen in Mijn toorn: Indien zij zullen ingaan
253 Heb 11:27 | verlaten, niet vrezende den toorn des konings; want hij hield
254 Jako 1:19 | om te spreken, traag tot toorn; ~
255 Jako 1:20 | 20 Want de toorn des mans werkt Gods gerechtigheid
256 Open 6:16 | den troon zit, en van den toorn des Lams. ~
257 Open 11:18 | toornig geworden, en Uw toorn is gekomen, en de tijd der
258 Open 12:12 | afgekomen, en heeft groten toorn, wetende, dat hij een kleinen
259 Open 14:10 | drinken uit den wijn des toorn Gods, die ongemengd ingeschonken
260 Open 15:1 | plagen; want in deze is de toorn Gods geeindigd. ~
261 Open 15:7 | gouden fiolen, vol van den toorn Gods, Die in alle eeuwigheid
262 Open 16:1 | de zeven fiolen van den toorn Gods uit op de aarde. ~
|