Book Chapter: Verse
1 Gen 17:8 | hij zette het hun voor, en stond bij hen onder dien boom,
2 Gen 18:1 | Sodom; en als Lot hen zag, stond hij op hun tegemoet, en
3 Gen 18:35 | te drinken, en de jongste stond op, en lag bij hem. En hij
4 Gen 19:8 | 8 Toen stond Abimelech des morgens vroeg
5 Gen 20:14 | 14 Toen stond Abraham des morgens vroeg
6 Gen 20:32 | verbond te Ber-seba. Daarna stond Abimelech op, en Pichol,
7 Gen 21:3 | 3 Toen stond Abraham des morgens vroeg
8 Gen 22:3 | 3 Daarna stond Abraham op van het aangezicht
9 Gen 22:7 | 7 Toen stond Abraham op, en boog zich
10 Gen 22:17 | geboomte, dat op den akker stond, dat rondom in zijn ganse
11 Gen 23:30 | tot dien man, en ziet, hij stond bij de kemelen, bij de fontein. ~
12 Gen 23:101| hij at en dronk, en hij stond op en ging heen; alzo verachtte
13 Gen 26:13 | 13 En ziet, de HEERE stond op dezelve en zeide: Ik
14 Gen 26:18 | 18 Toen stond Jakob des morgens vroeg
15 Gen 28:55 | 55 En Laban stond des morgens vroeg op, en
16 Gen 29:22 | 22 En hij stond op in dienzelfden nacht,
17 Gen 34:7 | velds; en ziet, mijn schoof stond op, en bleef ook staande;
18 Gen 37:1 | Farao droomde, en ziet, hij stond aan de rivier. ~
19 Gen 37:17 | Jozef: Zie, in mijn droom stond ik aan den oever der rivier; ~
20 Gen 37:46 | dertig jaren oud, als hij stond voor het aangezicht van
21 Gen 41:1 | man van mij uitgaan! En er stond niemand bij hem, als Jozef
22 Exo 1:8 | 8 Daarna stond een nieuwe koning op over
23 Exo 2:17 | haar van daar; doch Mozes stond op, en verloste ze, en drenkte
24 Exo 5:19 | dat het kwalijk met hen stond, dewijl men zeide: Gij zult
25 Exo 10:23 | de een de ander niet; er stond ook niemand op van zijn
26 Exo 12:30 | 30 En Farao stond op bij nacht, hij en al
27 Exo 14:19 | ook van hun aangezicht, en stond achter hen. ~
28 Exo 18:13 | te richten, en het volk stond voor Mozes, van den morgen
29 Exo 20:21 | 21 En het volk stond van verre; maar Mozes naderde
30 Exo 34:8 | Mozes uitging naar de tent, stond al het volk op, en een ieder
31 Exo 34:9 | wolkkolom nederwaarts, en stond in de deur der tent, en
32 Exo 34:10 | in de deur der tent, zo stond al het volk op, en zij bogen
33 Exo 34:27 | gelijk de eerste; en Mozes stond des morgens vroeg op, en
34 Lev 9:5 | vergadering naderde, en stond voor het aangezicht des
35 Num 12:5 | HEERE af in de wolkkolom, en stond aan de deur der tent; daarna
36 Num 16:25 | 25 Toen stond Mozes op, en ging tot Dathan
37 Num 16:48 | 48 En hij stond tussen de doden en tussen
38 Num 22:13 | 13 Toen stond Bileam des morgens op, en
39 Num 22:21 | 21 Toen stond Bileam des morgens op, en
40 Num 22:24 | Maar de Engel des HEEREN stond in een pad der wijngaarden,
41 Num 22:26 | HEEREN noch verder, en Hij stond in een enge plaats, waar
42 Num 23:6 | hem wederkeerde, ziet, zo stond hij bij zijn brandoffer,
43 Num 23:17 | hij tot hem kwam, ziet, zo stond hij bij zijn brandoffer,
44 Num 24:25 | 25 Toen stond Bileam op, en ging heen,
45 Num 25:7 | den priester, dat zag, zo stond hij op uit het midden der
46 Deu 5:5 | 5 (Ik stond te dier tijd tussen den
47 Deu 10:10 | 10 En ik stond op den berg, als de vorige
48 Deu 31:15 | wolkkolom; en de wolkkolom stond boven de deur der tent. ~
49 Deu 34:10 | 10 En er stond geen profeet meer op in
50 Joz 5:13 | en zag toe, en ziet, er stond een Man tegenover hem, Die
51 Joz 6:12 | 12 Daarna stond Jozua des morgens vroeg
52 Joz 10:13 | 13 En de zon stond stil, en de maan bleef staan,
53 Joz 10:13 | des oprechten? De zon nu stond stil in het midden des hemels,
54 Ric 2:10 | vaderen vergaderd was; zo stond er een ander geslacht na
55 Ric 3:20 | een woord Gods aan u. Toen stond hij op van den stoel. ~
56 Ric 5:38 | geschiedde alzo; want hij stond des anderen daags vroeg
57 Ric 6:1 | 1 Toen stond Jerubbaal (dewelke is Gideon)
58 Ric 7:21 | is, zo is zijn macht. Zo stond Gideon op, en doodde Zebah
59 Ric 8:7 | aanzeiden, zo ging hij heen, en stond op de hoogte des bergs Gerizim,
60 Ric 8:35 | zoon van Ebed, ging uit, en stond aan de deur van de stadspoort;
61 Ric 9:1 | 1 Na Abimelech nu stond op, om Israel te behouden,
62 Ric 9:3 | 3 En na hem stond op Jair, de Gileadiet; en
63 Ric 12:11 | 11 Toen stond Manoach op, en ging zijn
64 Ric 15:3 | tot middernacht toe; toen stond hij op ter middernacht,
65 Ric 18:7 | 7 Maar de man stond op, om weg te trekken. Toen
66 Ric 18:10 | wilde niet vernachten, maar stond op, en trok weg, en kwam
67 Ric 19:28 | Eleazar, den zoon van Aaron, stond voor Zijn aangezicht, in
68 Rut 3:14 | tot den morgen toe; en zij stond op, eer dat de een den ander
69 1Sa 1:9 | 9 Toen stond Hanna op, nadat hij gegeten,
70 1Sa 1:26 | die vrouw, die hier bij u stond, om den HEERE te bidden. ~
71 1Sa 3:6 | Samuel wederom; en Samuel stond op; en ging tot Eli, en
72 1Sa 3:8 | ten derde maal; en hij stond op, en ging tot Eli, en
73 1Sa 16:13 | dag af en voortaan. Daarna stond Samuel op, en hij ging naar
74 1Sa 16:21 | kwam David tot Saul, en hij stond voor zijn aangezicht; en
75 1Sa 17:8 | 8 Deze nu stond, en riep tot de slagorden
76 1Sa 17:51 | 51 Daarom liep David, en stond op den Filistijn, en nam
77 1Sa 20:25 | de stede bij den wand, zo stond Jonathan op, en Abner zat
78 1Sa 20:34 | 34 Daarom stond Jonathan van de tafel op
79 1Sa 20:41 | Als de jongen heenging, zo stond David op van de zuidzijde,
80 1Sa 20:43 | 43 Daarna stond hij op, en ging heen; en
81 1Sa 22:9 | bij de knechten van Saul stond, en zeide: Ik zag den zoon
82 1Sa 24:5 | zijn in uw ogen. En David stond op, en sneed stilletjes
83 1Sa 25:41 | 41 Toen stond zij op, en neigde zich met
84 1Sa 26:13 | gene zijde gekomen was, zo stond hij op de hoogte des bergs
85 1Sa 28:23 | hij naar hun stem, en hij stond op van de aarde, en zette
86 2Sa 1:10 | 10 Zo stond ik bij hem, en doodde hem;
87 2Sa 2:28 | de bazuin; en al het volk stond stil, en zij jaagden Israel
88 2Sa 12:20 | 20 Toen stond David op van de aarde, en
89 2Sa 13:31 | 31 Toen stond de koning op, en scheurde
90 2Sa 15:2 | des morgens vroeg op, en stond aan de zijde van den weg
91 2Sa 18:4 | in uw ogen. De koning nu stond aan de zijde van de poort,
92 2Sa 18:11 | geslagen, alzo het aan mij stond om u tien zilverlingen en
93 2Sa 19:8 | 8 Toen stond de koning op, en zette zich
94 2Sa 20:15 | dat hij aan den buitenmuur stond; en al het volk, dat met
95 2Sa 23:10 | 10 Deze stond op, en sloeg onder de Filistijnen,
96 1Kon 1:28| aangezicht des konings, en stond voor het aangezicht des
97 1Kon 1:50| vreesde voor Salomo, en hij stond op, en ging heen, en vatte
98 1Kon 2:19| te spreken. En de koning stond op, haar tegemoet, en boog
99 1Kon 3:15| hij kwam te Jeruzalem, en stond voor de ark des verbonds
100 1Kon 3:20| 20 En zij stond ter middernacht op, en nam
101 1Kon 3:21| 21 En ik stond in de morgen op, om mijn
102 1Kon 7:25| 25 Zij stond op twaalf runderen; drie
103 1Kon 8:14| ganse gemeente van Israel stond. ~
104 1Kon 8:22| 22 En Salomo stond voor het altaar des HEEREN,
105 1Kon 8:55| 55 Zo stond hij, en zegende de ganse
106 1Kon 13:1 | tot Beth-El; en Jerobeam stond bij het altaar, om te roken. ~
107 1Kon 13:24| geworpen op den weg, en de ezel stond daarbij; ook stond de leeuw
108 1Kon 13:24| ezel stond daarbij; ook stond de leeuw bij het dode lichaam. ~
109 1Kon 19:8 | 8 Zo stond hij op, en at, en dronk;
110 1Kon 19:13| zijn mantel, en uitging, en stond in den ingang der spelonk.
111 1Kon 19:21| gaf; en zij aten. Daarna stond hij op, en volgde Elia na,
112 1Kon 20:38| ging de profeet heen, en stond voor den koning op den weg;
113 1Kon 22:21| Toen ging een geest uit, en stond voor het aangezicht des
114 2Kon 1:15| zijn aangezicht. En hij stond op, en ging met hem af tot
115 2Kon 2:13| was, en keerde weder, en stond aan den oever van de Jordaan. ~
116 2Kon 4:6 | geen vat meer. En de olie stond stil. ~
117 2Kon 4:12| als hij ze geroepen had, stond zij voor zijn aangezicht. ~
118 2Kon 4:15| als hij ze geroepen had, stond zij in de deur.) ~
119 2Kon 4:30| zal u niet verlaten! Hij stond dan op, en volgde haar na. ~
120 2Kon 5:9 | paarden en met zijn wagen, en stond voor de deur van het huis
121 2Kon 5:15| ganse heir, en kwam, en stond voor zijn aangezicht en
122 2Kon 5:25| 25 Daarna kwam hij in, en stond voor zijn heer. En Elisa
123 2Kon 6:15| dienaar van den man Gods stond zeer vroeg op, en ging uit;
124 2Kon 7:12| 12 En de koning stond op in den nacht, en zeide
125 2Kon 8:9 | kemelen; en hij kwam, en stond voor zijn aangezicht, en
126 2Kon 9:6 | 6 Toen stond hij op, en ging in huis;
127 2Kon 9:17| 17 De wachter nu stond op den toren te Jizreel,
128 2Kon 10:9 | hij uitging, dat hij stil stond, en tot al het volk zeide:
129 2Kon 11:14| toe, en ziet, de koning stond bij den pilaar, naar de
130 2Kon 14:18| hij sloeg driemaal; daarna stond hij stil. ~
131 2Kon 20:28| 28 Alzo stond Rabsake, en riep met luider
132 2Kon 25:3 | 3 De koning nu stond aan den pilaar, en maakte
133 2Kon 25:3 | zijn. En het ganse volk stond in dit verbond. ~
134 2Kon 25:25| bekeerd had; en na hem stond zijns gelijke niet op. ~
135 1Kro 6:39| 39 En zijn broeder Asaf stond aan zijn rechter zijde;
136 1Kro 22:1 | 1 Toen stond de satan op tegen Israel,
137 1Kro 22:15| De engel des HEEREN nu stond bij den dorsvloer van Ornan,
138 1Kro 29:2 | 2 En de koning David stond op zijn voeten, en hij zeide:
139 2Kro 4:4 | 4 Zij stond op twaalf runderen, drie
140 2Kro 7:3 | ganse gemeente van Israel stond. ~
141 2Kro 7:12| 12 En hij stond voor het altaar des HEEREN,
142 2Kro 7:13| ellen in zijn hoogte; en hij stond daarop, en knielde op zijn
143 2Kro 8:6 | hen over, en gans Israel stond. ~
144 2Kro 19:20| kwam een geest voort, en stond voor het aangezicht des
145 2Kro 21:5 | 5 En Josafat stond in de gemeente van Juda
146 2Kro 21:13| 13 En gans Juda stond voor het aangezicht des
147 2Kro 21:20| Thekoa; en als zij uittogen, stond Josafat en zeide: Hoort
148 2Kro 23:26| toe; en ziet, de koning stond bij zijn pilaar, aan de
149 2Kro 24:20| priester, die boven het volk stond, en hij zeide tot hen: Zo
150 2Kro 34:31| 31 En de koning stond in zijn standplaats, en
151 Ezra 2:63| totdat er een priester stond met urim en met thummim. ~
152 Ezra 3:9 | 9 Toen stond Jesua, zijn zonen en zijn
153 Ezra 9:5 | En omtrent het avondoffer stond ik op uit mijn bedruktheid,
154 Ezra 10:5 | 5 Toen stond Ezra op, en deed de oversten
155 Ezra 10:6 | 6 En Ezra stond op van voor Gods huis, en
156 Ezra 10:10| 10 Toen stond Ezra, de priester, op en
157 Neh 7:65 | totdat er een priester stond met urim en thummim. ~
158 Neh 8:5 | Ezra, de schriftgeleerde, stond op een hogen houten stoel,
159 Neh 8:5 | gemaakt hadden, en nevens hem stond Mattithja, en Sema, en Anaja,
160 Neh 8:6 | en als hij het opende, stond al het volk. ~
161 Neh 8:8 | volk in de wet. En het volk stond op zijn standplaats. ~
162 Est 19 | aantrok, en stond in het binnenste voorhof
163 Est 38:1 | 7 En de koning stond op in zijn grimmigheid van
164 Est 47 | en zij stond voor het aangezicht des
165 Job 1:20 | 20 Toen stond Job op, en scheurde zijn
166 Job 4:16 | 16 Hij stond, doch ik kende zijn gedaante
167 Psa 106:30 | 30 Toen stond Pinehas op, en hij oefende
168 Hoo 5:5 | 5 Ik stond op, om mijn Liefste open
169 Jes 36:2 | met een zwaar heir; en hij stond aan den watergang des oppersten
170 Jes 36:13 | 13 Alzo stond Rabsake, en riep met luider
171 Jer 15:1 | HEERE zeide tot mij: Al stond Mozes en Samuel voor Mijn
172 Jer 19:14 | gezonden had, om te profeteren, stond hij in het voorhof van des
173 Jer 52:12 | aangezicht des konings van Babel stond, te Jeruzalem gekomen was; ~
174 Eze 3:23 | heerlijkheid des HEEREN stond aldaar, gelijk de heerlijkheid,
175 Eze 10:6 | cherubs, dat hij inging en stond bij een rad. ~
176 Eze 10:18 | dorpel des huizes weg, en stond boven de cherubs. ~
177 Eze 10:19 | tegenover hen; en elkeen stond aan de deur der Oostpoort
178 Eze 11:23 | het midden der stad, en stond op den berg, die tegen het
179 Eze 40:3 | en een meetriet; en hij stond in de poort. ~
180 Dan 3:24 | koning Nebukadnezar, en hij stond op in der haast, antwoordde
181 Dan 6:20 | 20 Toen stond de koning in den vroegen
182 Dan 8:3 | ik zag, en ziet, een ram stond voor dien vloed, die had
183 Dan 8:15 | verstand deszelven, en ziet, er stond voor mij als de gedaante
184 Dan 8:17 | hij kwam nevens waar ik stond; en als hij kwam, verschrikte
185 Dan 8:27 | enige dagen krank; daarna stond ik op, en deed des konings
186 Dan 10:11 | woord tot mij sprak, stond ik bevende. ~
187 Dan 10:13 | des koninkrijks van Perzie stond tegenover Mij een en twintig
188 Dan 10:16 | Dien, Die tegenover mij stond: Mijn Heere! om des
189 Dan 11:1 | 1 Ik nu, ik stond in het eerste jaar van Darius
190 Amos 7:7 | zien; en ziet, de Heere stond op een muur, die naar het
191 Jona 1:15| wierpen hem in de zee. Toen stond de zee stil van haar verbolgenheid. ~
192 Jona 3:6 | koning van Nineve, en hij stond op van zijn troon, en deed
193 Zac 1:8 | op een rood paard, en Hij stond tussen de mirten, die in
194 Zac 1:10 | Man, Die tussen de mirten stond, en zeide: Deze zijn het,
195 Zac 1:11 | HEEREN, Die tussen de mirten stond, en zeiden: Wij hebben het
196 Zac 3:1 | des HEEREN; en de satan stond aan zijn rechterhand, om
197 Zac 3:3 | het aangezicht des Engels stond. ~
198 Zac 3:5 | en de Engel des HEEREN stond daarbij. ~
199 Matt 2:9 | voor, totdat zij kwam en stond boven de plaats, waar het
200 Matt 8:15| koorts verliet haar; en zij stond op, en diende henlieden. ~
201 Matt 8:26| gij kleingelovigen? Toen stond Hij op, en bestrafte de
202 Matt 9:25| hand; en het dochtertje stond op. ~
203 Matt 13:2 | nederzat, en al de schare stond op den oever. ~
204 Matt 27:11| 11 En Jezus stond voor den stadhouder; en
205 Mark 2:12| 12 En terstond stond hij op, en het beddeken
206 Mark 5:42| 42 En terstond stond het dochtertje op, en wandelde;
207 Mark 9:27| richtte hem op; en hij stond op. ~
208 Mark 10:50| mantel afgeworpen hebbende, stond op, en kwam tot Jezus. ~
209 Mark 15:39| die daarbij tegenover Hem stond, ziende, dat Hij alzo roepende
210 Luk 2:9 | ziet, een engel des Heeren stond bij hen, en de heerlijkheid
211 Luk 4:16 | sabbats in de synagoge; en stond op om te lezen. ~
212 Luk 5:1 | Woord Gods te horen, dat Hij stond bij het meer Gennesareth. ~
213 Luk 5:28 | En hij, alles verlatende, stond op en volgde Hem. ~
214 Luk 6:8 | En hij opgestaan zijnde, stond overeind. ~
215 Luk 6:17 | met hen afgekomen zijnde, stond Hij op een vlakke plaats,
216 Luk 10:25 | ziet, een zeker wetgeleerde stond op, Hem verzoekende, en
217 Luk 19:8 | 8 En Zacheus stond, en zeide tot den Heere:
218 Luk 23:1 | de gehele menigte van hen stond op, en leidde Hem tot Pilatus. ~
219 Luk 23:35 | 35 En het volk stond en zag het aan. En ook de
220 Luk 24:36 | van deze dingen spraken, stond Jezus Zelf in het midden
221 Joha 1:35| Des anderen daags wederom stond Johannes, en twee uit zijn
222 Joha 6:22| de andere zijde der zee stond, ziende, dat aldaar geen
223 Joha 7:37| grote dag van het feest, stond Jezus en riep, zeggende:
224 Joha 11:29| Deze, als zij dat hoorde, stond haastelijk op, en ging tot
225 Joha 12:29| De schare dan, die daar stond, en dit hoorde, zeide, dat
226 Joha 13:4 | 4 Stond op van het avondmaal, en
227 Joha 18:5 | Judas, die Hem verried, stond ook bij hen. ~
228 Joha 18:16| 16 En Petrus stond buiten aan de deur. De andere
229 Joha 18:18| en warmden zich. Petrus stond bij hen, en warmde zich. ~
230 Joha 18:22| de dienaren, die daarbij stond, Jezus een kinnebakslag,
231 Joha 18:25| 25 En Simon Petrus stond en warmde zich. Zij zeiden
232 Joha 19:29| 29 Daar stond dan een vat vol ediks, en
233 Joha 20:11| 11 En Maria stond buiten bij het graf, wenende.
234 Joha 20:19| der Joden, kwam Jezus en stond in het midden, en zeide
235 Joha 20:26| deuren gesloten waren, en stond in het midden, en zeide:
236 Joha 21:4 | morgenstond geworden was, stond Jezus op den oever; doch
237 Hand 1:15| 15 En in dezelve dagen stond Petrus op in het midden
238 Hand 3:8 | 8 En hij, opspringende, stond en wandelde, en ging met
239 Hand 5:31| 31 En ziet, een man stond voor mij, in een blinkend
240 Hand 6:13| gezien had, die in zijn huis stond, en tot hem zeide: Zend
241 Hand 6:28| uit hen, met name Agabus, stond op, en gaf te kennen door
242 Hand 6:37| ziet, een engel des Heeren stond daar, en een licht scheen
243 Hand 6:44| Petrus voor aan de voorpoort stond. ~
244 Hand 7:16| 16 En Paulus stond op, en wenkte met de hand,
245 Hand 8:20| discipelen omringd hadden, stond hij op, en kwam in de stad;
246 Hand 9:7 | grote twisting geschiedde, stond Petrus op en zeide tot hen:
247 Hand 10:22| 22 En de schare stond gezamenlijk tegen hen op;
248 Hand 11:23| op hetwelk een opschrift stond: DEN ONBEKENDEN GOD. Dezen
249 Hand 16:20| werd, dat ik daar ook bij stond, en mede een welbehagen
250 Hand 16:25| hoofdman over honderd, die daar stond: Is het ulieden geoorloofd
251 Hand 17:11| 11 En den volgenden nacht stond de Heere bij hem, en zeide:
252 Hand 18:20| hebben, als ik voor den raad stond; ~
253 Hand 20:30| als hij dit gezegd had, stond de koning op, en de stadhouder,
254 Hand 21:21| zonder eten geweest was, toen stond Paulus op in het midden
255 Heb 10:11 | En een iegelijk priester stond wel alle dagen dienende,
256 Open 8:3 | kwam een andere engel, en stond aan het altaar, hebbende
257 Open 11:1 | meetroede gelijk; en de engel stond en zeide: Sta op, en meet
258 Open 12:4 | op de aarde. En de draak stond voor de vrouw, die baren
259 Open 12:18| 18 En ik stond op het zand der zee. ~ ~ ~
260 Open 14:1 | ik zag, en ziet, het Lam stond op den berg Sion, en met
|