Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
stomme 10
stommen 5
stomp 4
stond 260
stonde 10
stonden 140
stondt 4
Frequency    [«  »]
262 wereld
261 hetzelve
260 filistijnen
260 stond
260 zijde
258 alleen
258 gingen

Bijbel

IntraText - Concordances

stond

    Book Chapter: Verse
1 Gen 17:8 | hij zette het hun voor, en stond bij hen onder dien boom, 2 Gen 18:1 | Sodom; en als Lot hen zag, stond hij op hun tegemoet, en 3 Gen 18:35 | te drinken, en de jongste stond op, en lag bij hem. En hij 4 Gen 19:8 | 8 Toen stond Abimelech des morgens vroeg 5 Gen 20:14 | 14 Toen stond Abraham des morgens vroeg 6 Gen 20:32 | verbond te Ber-seba. Daarna stond Abimelech op, en Pichol, 7 Gen 21:3 | 3 Toen stond Abraham des morgens vroeg 8 Gen 22:3 | 3 Daarna stond Abraham op van het aangezicht 9 Gen 22:7 | 7 Toen stond Abraham op, en boog zich 10 Gen 22:17 | geboomte, dat op den akker stond, dat rondom in zijn ganse 11 Gen 23:30 | tot dien man, en ziet, hij stond bij de kemelen, bij de fontein. ~ 12 Gen 23:101| hij at en dronk, en hij stond op en ging heen; alzo verachtte 13 Gen 26:13 | 13 En ziet, de HEERE stond op dezelve en zeide: Ik 14 Gen 26:18 | 18 Toen stond Jakob des morgens vroeg 15 Gen 28:55 | 55 En Laban stond des morgens vroeg op, en 16 Gen 29:22 | 22 En hij stond op in dienzelfden nacht, 17 Gen 34:7 | velds; en ziet, mijn schoof stond op, en bleef ook staande; 18 Gen 37:1 | Farao droomde, en ziet, hij stond aan de rivier. ~ 19 Gen 37:17 | Jozef: Zie, in mijn droom stond ik aan den oever der rivier; ~ 20 Gen 37:46 | dertig jaren oud, als hij stond voor het aangezicht van 21 Gen 41:1 | man van mij uitgaan! En er stond niemand bij hem, als Jozef 22 Exo 1:8 | 8 Daarna stond een nieuwe koning op over 23 Exo 2:17 | haar van daar; doch Mozes stond op, en verloste ze, en drenkte 24 Exo 5:19 | dat het kwalijk met hen stond, dewijl men zeide: Gij zult 25 Exo 10:23 | de een de ander niet; er stond ook niemand op van zijn 26 Exo 12:30 | 30 En Farao stond op bij nacht, hij en al 27 Exo 14:19 | ook van hun aangezicht, en stond achter hen. ~ 28 Exo 18:13 | te richten, en het volk stond voor Mozes, van den morgen 29 Exo 20:21 | 21 En het volk stond van verre; maar Mozes naderde 30 Exo 34:8 | Mozes uitging naar de tent, stond al het volk op, en een ieder 31 Exo 34:9 | wolkkolom nederwaarts, en stond in de deur der tent, en 32 Exo 34:10 | in de deur der tent, zo stond al het volk op, en zij bogen 33 Exo 34:27 | gelijk de eerste; en Mozes stond des morgens vroeg op, en 34 Lev 9:5 | vergadering naderde, en stond voor het aangezicht des 35 Num 12:5 | HEERE af in de wolkkolom, en stond aan de deur der tent; daarna 36 Num 16:25 | 25 Toen stond Mozes op, en ging tot Dathan 37 Num 16:48 | 48 En hij stond tussen de doden en tussen 38 Num 22:13 | 13 Toen stond Bileam des morgens op, en 39 Num 22:21 | 21 Toen stond Bileam des morgens op, en 40 Num 22:24 | Maar de Engel des HEEREN stond in een pad der wijngaarden, 41 Num 22:26 | HEEREN noch verder, en Hij stond in een enge plaats, waar 42 Num 23:6 | hem wederkeerde, ziet, zo stond hij bij zijn brandoffer, 43 Num 23:17 | hij tot hem kwam, ziet, zo stond hij bij zijn brandoffer, 44 Num 24:25 | 25 Toen stond Bileam op, en ging heen, 45 Num 25:7 | den priester, dat zag, zo stond hij op uit het midden der 46 Deu 5:5 | 5 (Ik stond te dier tijd tussen den 47 Deu 10:10 | 10 En ik stond op den berg, als de vorige 48 Deu 31:15 | wolkkolom; en de wolkkolom stond boven de deur der tent. ~ 49 Deu 34:10 | 10 En er stond geen profeet meer op in 50 Joz 5:13 | en zag toe, en ziet, er stond een Man tegenover hem, Die 51 Joz 6:12 | 12 Daarna stond Jozua des morgens vroeg 52 Joz 10:13 | 13 En de zon stond stil, en de maan bleef staan, 53 Joz 10:13 | des oprechten? De zon nu stond stil in het midden des hemels, 54 Ric 2:10 | vaderen vergaderd was; zo stond er een ander geslacht na 55 Ric 3:20 | een woord Gods aan u. Toen stond hij op van den stoel. ~ 56 Ric 5:38 | geschiedde alzo; want hij stond des anderen daags vroeg 57 Ric 6:1 | 1 Toen stond Jerubbaal (dewelke is Gideon) 58 Ric 7:21 | is, zo is zijn macht. Zo stond Gideon op, en doodde Zebah 59 Ric 8:7 | aanzeiden, zo ging hij heen, en stond op de hoogte des bergs Gerizim, 60 Ric 8:35 | zoon van Ebed, ging uit, en stond aan de deur van de stadspoort; 61 Ric 9:1 | 1 Na Abimelech nu stond op, om Israel te behouden, 62 Ric 9:3 | 3 En na hem stond op Jair, de Gileadiet; en 63 Ric 12:11 | 11 Toen stond Manoach op, en ging zijn 64 Ric 15:3 | tot middernacht toe; toen stond hij op ter middernacht, 65 Ric 18:7 | 7 Maar de man stond op, om weg te trekken. Toen 66 Ric 18:10 | wilde niet vernachten, maar stond op, en trok weg, en kwam 67 Ric 19:28 | Eleazar, den zoon van Aaron, stond voor Zijn aangezicht, in 68 Rut 3:14 | tot den morgen toe; en zij stond op, eer dat de een den ander 69 1Sa 1:9 | 9 Toen stond Hanna op, nadat hij gegeten, 70 1Sa 1:26 | die vrouw, die hier bij u stond, om den HEERE te bidden. ~ 71 1Sa 3:6 | Samuel wederom; en Samuel stond op; en ging tot Eli, en 72 1Sa 3:8 | ten derde maal; en hij stond op, en ging tot Eli, en 73 1Sa 16:13 | dag af en voortaan. Daarna stond Samuel op, en hij ging naar 74 1Sa 16:21 | kwam David tot Saul, en hij stond voor zijn aangezicht; en 75 1Sa 17:8 | 8 Deze nu stond, en riep tot de slagorden 76 1Sa 17:51 | 51 Daarom liep David, en stond op den Filistijn, en nam 77 1Sa 20:25 | de stede bij den wand, zo stond Jonathan op, en Abner zat 78 1Sa 20:34 | 34 Daarom stond Jonathan van de tafel op 79 1Sa 20:41 | Als de jongen heenging, zo stond David op van de zuidzijde, 80 1Sa 20:43 | 43 Daarna stond hij op, en ging heen; en 81 1Sa 22:9 | bij de knechten van Saul stond, en zeide: Ik zag den zoon 82 1Sa 24:5 | zijn in uw ogen. En David stond op, en sneed stilletjes 83 1Sa 25:41 | 41 Toen stond zij op, en neigde zich met 84 1Sa 26:13 | gene zijde gekomen was, zo stond hij op de hoogte des bergs 85 1Sa 28:23 | hij naar hun stem, en hij stond op van de aarde, en zette 86 2Sa 1:10 | 10 Zo stond ik bij hem, en doodde hem; 87 2Sa 2:28 | de bazuin; en al het volk stond stil, en zij jaagden Israel 88 2Sa 12:20 | 20 Toen stond David op van de aarde, en 89 2Sa 13:31 | 31 Toen stond de koning op, en scheurde 90 2Sa 15:2 | des morgens vroeg op, en stond aan de zijde van den weg 91 2Sa 18:4 | in uw ogen. De koning nu stond aan de zijde van de poort, 92 2Sa 18:11 | geslagen, alzo het aan mij stond om u tien zilverlingen en 93 2Sa 19:8 | 8 Toen stond de koning op, en zette zich 94 2Sa 20:15 | dat hij aan den buitenmuur stond; en al het volk, dat met 95 2Sa 23:10 | 10 Deze stond op, en sloeg onder de Filistijnen, 96 1Kon 1:28| aangezicht des konings, en stond voor het aangezicht des 97 1Kon 1:50| vreesde voor Salomo, en hij stond op, en ging heen, en vatte 98 1Kon 2:19| te spreken. En de koning stond op, haar tegemoet, en boog 99 1Kon 3:15| hij kwam te Jeruzalem, en stond voor de ark des verbonds 100 1Kon 3:20| 20 En zij stond ter middernacht op, en nam 101 1Kon 3:21| 21 En ik stond in de morgen op, om mijn 102 1Kon 7:25| 25 Zij stond op twaalf runderen; drie 103 1Kon 8:14| ganse gemeente van Israel stond. ~ 104 1Kon 8:22| 22 En Salomo stond voor het altaar des HEEREN, 105 1Kon 8:55| 55 Zo stond hij, en zegende de ganse 106 1Kon 13:1 | tot Beth-El; en Jerobeam stond bij het altaar, om te roken. ~ 107 1Kon 13:24| geworpen op den weg, en de ezel stond daarbij; ook stond de leeuw 108 1Kon 13:24| ezel stond daarbij; ook stond de leeuw bij het dode lichaam. ~ 109 1Kon 19:8 | 8 Zo stond hij op, en at, en dronk; 110 1Kon 19:13| zijn mantel, en uitging, en stond in den ingang der spelonk. 111 1Kon 19:21| gaf; en zij aten. Daarna stond hij op, en volgde Elia na, 112 1Kon 20:38| ging de profeet heen, en stond voor den koning op den weg; 113 1Kon 22:21| Toen ging een geest uit, en stond voor het aangezicht des 114 2Kon 1:15| zijn aangezicht. En hij stond op, en ging met hem af tot 115 2Kon 2:13| was, en keerde weder, en stond aan den oever van de Jordaan. ~ 116 2Kon 4:6 | geen vat meer. En de olie stond stil. ~ 117 2Kon 4:12| als hij ze geroepen had, stond zij voor zijn aangezicht. ~ 118 2Kon 4:15| als hij ze geroepen had, stond zij in de deur.) ~ 119 2Kon 4:30| zal u niet verlaten! Hij stond dan op, en volgde haar na. ~ 120 2Kon 5:9 | paarden en met zijn wagen, en stond voor de deur van het huis 121 2Kon 5:15| ganse heir, en kwam, en stond voor zijn aangezicht en 122 2Kon 5:25| 25 Daarna kwam hij in, en stond voor zijn heer. En Elisa 123 2Kon 6:15| dienaar van den man Gods stond zeer vroeg op, en ging uit; 124 2Kon 7:12| 12 En de koning stond op in den nacht, en zeide 125 2Kon 8:9 | kemelen; en hij kwam, en stond voor zijn aangezicht, en 126 2Kon 9:6 | 6 Toen stond hij op, en ging in huis; 127 2Kon 9:17| 17 De wachter nu stond op den toren te Jizreel, 128 2Kon 10:9 | hij uitging, dat hij stil stond, en tot al het volk zeide: 129 2Kon 11:14| toe, en ziet, de koning stond bij den pilaar, naar de 130 2Kon 14:18| hij sloeg driemaal; daarna stond hij stil. ~ 131 2Kon 20:28| 28 Alzo stond Rabsake, en riep met luider 132 2Kon 25:3 | 3 De koning nu stond aan den pilaar, en maakte 133 2Kon 25:3 | zijn. En het ganse volk stond in dit verbond. ~ 134 2Kon 25:25| bekeerd had; en na hem stond zijns gelijke niet op. ~ 135 1Kro 6:39| 39 En zijn broeder Asaf stond aan zijn rechter zijde; 136 1Kro 22:1 | 1 Toen stond de satan op tegen Israel, 137 1Kro 22:15| De engel des HEEREN nu stond bij den dorsvloer van Ornan, 138 1Kro 29:2 | 2 En de koning David stond op zijn voeten, en hij zeide: 139 2Kro 4:4 | 4 Zij stond op twaalf runderen, drie 140 2Kro 7:3 | ganse gemeente van Israel stond. ~ 141 2Kro 7:12| 12 En hij stond voor het altaar des HEEREN, 142 2Kro 7:13| ellen in zijn hoogte; en hij stond daarop, en knielde op zijn 143 2Kro 8:6 | hen over, en gans Israel stond. ~ 144 2Kro 19:20| kwam een geest voort, en stond voor het aangezicht des 145 2Kro 21:5 | 5 En Josafat stond in de gemeente van Juda 146 2Kro 21:13| 13 En gans Juda stond voor het aangezicht des 147 2Kro 21:20| Thekoa; en als zij uittogen, stond Josafat en zeide: Hoort 148 2Kro 23:26| toe; en ziet, de koning stond bij zijn pilaar, aan de 149 2Kro 24:20| priester, die boven het volk stond, en hij zeide tot hen: Zo 150 2Kro 34:31| 31 En de koning stond in zijn standplaats, en 151 Ezra 2:63| totdat er een priester stond met urim en met thummim. ~ 152 Ezra 3:9 | 9 Toen stond Jesua, zijn zonen en zijn 153 Ezra 9:5 | En omtrent het avondoffer stond ik op uit mijn bedruktheid, 154 Ezra 10:5 | 5 Toen stond Ezra op, en deed de oversten 155 Ezra 10:6 | 6 En Ezra stond op van voor Gods huis, en 156 Ezra 10:10| 10 Toen stond Ezra, de priester, op en 157 Neh 7:65 | totdat er een priester stond met urim en thummim. ~ 158 Neh 8:5 | Ezra, de schriftgeleerde, stond op een hogen houten stoel, 159 Neh 8:5 | gemaakt hadden, en nevens hem stond Mattithja, en Sema, en Anaja, 160 Neh 8:6 | en als hij het opende, stond al het volk. ~ 161 Neh 8:8 | volk in de wet. En het volk stond op zijn standplaats. ~ 162 Est 19 | aantrok, en stond in het binnenste voorhof 163 Est 38:1 | 7 En de koning stond op in zijn grimmigheid van 164 Est 47 | en zij stond voor het aangezicht des 165 Job 1:20 | 20 Toen stond Job op, en scheurde zijn 166 Job 4:16 | 16 Hij stond, doch ik kende zijn gedaante 167 Psa 106:30 | 30 Toen stond Pinehas op, en hij oefende 168 Hoo 5:5 | 5      Ik stond op, om mijn Liefste open 169 Jes 36:2 | met een zwaar heir; en hij stond aan den watergang des oppersten 170 Jes 36:13 | 13      Alzo stond Rabsake, en riep met luider 171 Jer 15:1 | HEERE zeide tot mij: Al stond Mozes en Samuel voor Mijn 172 Jer 19:14 | gezonden had, om te profeteren, stond hij in het voorhof van des 173 Jer 52:12 | aangezicht des konings van Babel stond, te Jeruzalem gekomen was; ~ 174 Eze 3:23 | heerlijkheid des HEEREN stond aldaar, gelijk de heerlijkheid, 175 Eze 10:6 | cherubs, dat hij inging en stond bij een rad. ~ 176 Eze 10:18 | dorpel des huizes weg, en stond boven de cherubs. ~ 177 Eze 10:19 | tegenover hen; en elkeen stond aan de      deur der Oostpoort 178 Eze 11:23 | het midden der stad, en stond op den berg, die tegen het 179 Eze 40:3 | en een meetriet; en hij stond      in de poort. ~ 180 Dan 3:24 | koning Nebukadnezar, en hij stond op in der haast, antwoordde 181 Dan 6:20 | 20      Toen stond de koning in den vroegen 182 Dan 8:3 | ik zag, en ziet, een ram stond voor dien vloed, die had 183 Dan 8:15 | verstand deszelven, en ziet, er stond voor mij als de gedaante 184 Dan 8:17 | hij kwam nevens waar ik stond; en als hij kwam, verschrikte 185 Dan 8:27 | enige dagen krank; daarna stond ik op, en deed des konings 186 Dan 10:11 | woord      tot mij sprak, stond ik bevende. ~ 187 Dan 10:13 | des koninkrijks van Perzie stond tegenover Mij een en twintig 188 Dan 10:16 | Dien, Die tegenover mij stond: Mijn Heere! om des      189 Dan 11:1 | 1      Ik nu, ik stond in het eerste jaar van Darius 190 Amos 7:7 | zien; en ziet, de Heere stond op een muur, die naar het 191 Jona 1:15| wierpen hem in de zee. Toen stond de zee stil van haar verbolgenheid. ~ 192 Jona 3:6 | koning van Nineve, en hij stond op van zijn troon, en deed 193 Zac 1:8 | op een rood paard, en Hij stond tussen de mirten, die in 194 Zac 1:10 | Man, Die tussen de mirten stond, en zeide: Deze zijn het, 195 Zac 1:11 | HEEREN, Die tussen de mirten stond, en zeiden: Wij hebben het 196 Zac 3:1 | des HEEREN; en de satan stond aan zijn rechterhand, om 197 Zac 3:3 | het aangezicht des Engels stond. ~ 198 Zac 3:5 | en de Engel des HEEREN stond daarbij. ~ 199 Matt 2:9 | voor, totdat zij kwam en stond boven de plaats, waar het 200 Matt 8:15| koorts verliet haar; en zij stond op, en diende henlieden. ~ 201 Matt 8:26| gij kleingelovigen? Toen stond Hij op, en bestrafte de 202 Matt 9:25| hand; en het dochtertje stond op. ~ 203 Matt 13:2 | nederzat, en al de schare stond op den oever. ~ 204 Matt 27:11| 11 En Jezus stond voor den stadhouder; en 205 Mark 2:12| 12 En terstond stond hij op, en het beddeken 206 Mark 5:42| 42 En terstond stond het dochtertje op, en wandelde; 207 Mark 9:27| richtte hem op; en hij stond op. ~ 208 Mark 10:50| mantel afgeworpen hebbende, stond op, en kwam tot Jezus. ~ 209 Mark 15:39| die daarbij tegenover Hem stond, ziende, dat Hij alzo roepende 210 Luk 2:9 | ziet, een engel des Heeren stond bij hen, en de heerlijkheid 211 Luk 4:16 | sabbats in de synagoge; en stond op om te lezen. ~ 212 Luk 5:1 | Woord Gods te horen, dat Hij stond bij het meer Gennesareth. ~ 213 Luk 5:28 | En hij, alles verlatende, stond op en volgde Hem. ~ 214 Luk 6:8 | En hij opgestaan zijnde, stond overeind. ~ 215 Luk 6:17 | met hen afgekomen zijnde, stond Hij op een vlakke plaats, 216 Luk 10:25 | ziet, een zeker wetgeleerde stond op, Hem verzoekende, en 217 Luk 19:8 | 8 En Zacheus stond, en zeide tot den Heere: 218 Luk 23:1 | de gehele menigte van hen stond op, en leidde Hem tot Pilatus. ~ 219 Luk 23:35 | 35 En het volk stond en zag het aan. En ook de 220 Luk 24:36 | van deze dingen spraken, stond Jezus Zelf in het midden 221 Joha 1:35| Des anderen daags wederom stond Johannes, en twee uit zijn 222 Joha 6:22| de andere zijde der zee stond, ziende, dat aldaar geen 223 Joha 7:37| grote dag van het feest, stond Jezus en riep, zeggende: 224 Joha 11:29| Deze, als zij dat hoorde, stond haastelijk op, en ging tot 225 Joha 12:29| De schare dan, die daar stond, en dit hoorde, zeide, dat 226 Joha 13:4 | 4 Stond op van het avondmaal, en 227 Joha 18:5 | Judas, die Hem verried, stond ook bij hen. ~ 228 Joha 18:16| 16 En Petrus stond buiten aan de deur. De andere 229 Joha 18:18| en warmden zich. Petrus stond bij hen, en warmde zich. ~ 230 Joha 18:22| de dienaren, die daarbij stond, Jezus een kinnebakslag, 231 Joha 18:25| 25 En Simon Petrus stond en warmde zich. Zij zeiden 232 Joha 19:29| 29 Daar stond dan een vat vol ediks, en 233 Joha 20:11| 11 En Maria stond buiten bij het graf, wenende. 234 Joha 20:19| der Joden, kwam Jezus en stond in het midden, en zeide 235 Joha 20:26| deuren gesloten waren, en stond in het midden, en zeide: 236 Joha 21:4 | morgenstond geworden was, stond Jezus op den oever; doch 237 Hand 1:15| 15 En in dezelve dagen stond Petrus op in het midden 238 Hand 3:8 | 8 En hij, opspringende, stond en wandelde, en ging met 239 Hand 5:31| 31 En ziet, een man stond voor mij, in een blinkend 240 Hand 6:13| gezien had, die in zijn huis stond, en tot hem zeide: Zend 241 Hand 6:28| uit hen, met name Agabus, stond op, en gaf te kennen door 242 Hand 6:37| ziet, een engel des Heeren stond daar, en een licht scheen 243 Hand 6:44| Petrus voor aan de voorpoort stond. ~ 244 Hand 7:16| 16 En Paulus stond op, en wenkte met de hand, 245 Hand 8:20| discipelen omringd hadden, stond hij op, en kwam in de stad; 246 Hand 9:7 | grote twisting geschiedde, stond Petrus op en zeide tot hen: 247 Hand 10:22| 22 En de schare stond gezamenlijk tegen hen op; 248 Hand 11:23| op hetwelk een opschrift stond: DEN ONBEKENDEN GOD. Dezen 249 Hand 16:20| werd, dat ik daar ook bij stond, en mede een welbehagen 250 Hand 16:25| hoofdman over honderd, die daar stond: Is het ulieden geoorloofd 251 Hand 17:11| 11 En den volgenden nacht stond de Heere bij hem, en zeide: 252 Hand 18:20| hebben, als ik voor den raad stond; ~ 253 Hand 20:30| als hij dit gezegd had, stond de koning op, en de stadhouder, 254 Hand 21:21| zonder eten geweest was, toen stond Paulus op in het midden 255 Heb 10:11 | En een iegelijk priester stond wel alle dagen dienende, 256 Open 8:3 | kwam een andere engel, en stond aan het altaar, hebbende 257 Open 11:1 | meetroede gelijk; en de engel stond en zeide: Sta op, en meet 258 Open 12:4 | op de aarde. En de draak stond voor de vrouw, die baren 259 Open 12:18| 18 En ik stond op het zand der zee. ~  ~  ~  260 Open 14:1 | ik zag, en ziet, het Lam stond op den berg Sion, en met


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License